Nr. 205 - zondag 8 november 2015
Nep-Nederlandse landschappen en potboilers: The Glasgow Boys

LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

204. ONZE SPREEKWOORDEN (2): 'EEN KOP ALS EEN TUURHAMER' , OFWEL: OMA-ISMEN (01/11/2015)
203. FEL-REALISTISCH, SURREALISTISCH, HYPER-REALISTISCH: MUSEUM MORE IN GORSSEL (25/10/2015)
202. ONZE SPREEKWOORDEN (1); OUD BOEKJE VOL EXEMPELEN (18/10/2015)

201. HET BESTE, HET ALLER-, ALLER-, ALLERBESTE uit 99 FHM'S (26/04/2015)
200. AVOND- EN BREISCHOOL; HET LEVEN VAN MIJN GROOTOUDERS GE-ILLUSTREERD (19/04/2015)
199. COEVORDEN: MULTIS PERICULIS SUPERSUM (12/04/2015)



 

FHM fotografeert ‘The tennis Party’ van John Lavery (1885)

Nee, ik was er beslist niet helemaal voor naar Glasgow gereisd, voor de tentoonstelling ‘Glasgow Boys, Schots impressionisme 1880-1900’. Maar Assen, dat was nog te doen, als zaterdagse treintrip.

Weerzien na bijna 2 jaar met het mooie Drents Museum in de hoofdstad van die provincie. Het is – ik vergat het toen te vermelden -  gevestigd in het voormalige provinciehuis en kreeg kort geleden een moderne nieuwe vleugel, die zich grotendeels ondergronds bevindt. Daar stonden vorige keer in het schemerduister die mummies opgesteld die, als ik eerlijk mag zijn, wel spannender waren dan de Schotse schilderwerken die er thans geëxposeerd worden.

De stroming The Glasgow Boys ontstond rond 1880. Het was een hechte vriendenclub van kunstenaars. Deze schilders waren navolgers van de Nederlandse realisten van de Haagse School, die ik van de zomer zag in Dordrecht, die zich op hun beurt  weer hadden laten inspireren door Franse voorbeelden.

In de imitatie van onze landgenoten gingen die jongens uit Glasgow nogal ver. Zij kickten helemaal op Hollandse polderlandschappen. Maar nu was het vervelende, dat er in Schotland heel, héél erg weinig polders te vinden zijn, en ook niet veel echt vlakke weiden. De weinige platte stukken Schotland werden dan ook uitentreuren op het canvas vereeuwigd, met weglating van de heuvels in de verte. Rare jongens, die Glaswegians…

Maar de Glasgow Boys bleven ook weer niet eeuwig hangen in de landschapjes. Sommigen gingen ‘potboilers’ schilderen, omdat de schoorsteen ook moest roken: verkoopbare doeken, liefst portretten van Schotten en andere Europeanen die hun konterfeitsel konden betalen. Anderen trokken al schilderend naar Japan, een land dat op mij altijd een sterk afstotende werking uitoefent. De schilderijen die de Glasgow Boys daar gemaakt hebben, waren voor mij dan ook ‘doorlopers’ op de tentoonstelling.

Toch: de expositie had voor mij voldoende krenten in de pap voor de traditionele tentoonstellings-top-5 die de trouwe lezer van deze rubriek al voelde aankomen. Hieronder staat dat vijftal, in willekeurige volgorde, in de vorm van postzegeltjes. Klik op de linkjes om het doek groter op je scherm te krijgen, soms na wat scrollen.

Niet toevallig staan er 2 schilderijen van James Guthrie (1858-1930) en 2 van Edward Arthur Walton (1860-1922) in de lijst; zij waren wel de ringleaders van de Glasgow Boys.

 


James Guthrie, To Pastures New’ (1883)

Gewoon een aardig tafereeltje, niet meer en niet minder dan dat.




Edward Arthur Walton, ‘Brig’o’Turk’ (1879)

Dit is nou zo’n quasi-Nederlands na-aapsel. Niet geschilderd ergens op de Veluwe of in Twente, maar in het dorpje Brig’o’Turk, hartje Schotland.




Edward Arthur Walton ‘Seaside Cottages with Dovecot’ (1883)

Goed, dat hij dat duivenkot links er ook op heeft genomen, dan heb je tenminste een beetje voorgrond. Dat dacht ik, toen ik voor dit schilderij stond (alsof ik naar een foto stond te kijken).

Dat is nou het aardige van realistische schilderkunst. Je hebt het gevoel, dat je het zelf ook zo zou maken, als je zou kunnen schilderen. Het begint allemaal met kijken, net als fotograferen en schrijven.

Maar schreef ik twee afleveringen geleden niet, naar aanleiding van mijn bezoek aan museum MORE in Gorssel: 'Wat ik vaak waardeer in realisme, is niet zozeer een natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid, als wel wat de schilder aan de realiteit heeft weten toe te voegen. Plaatjes uit een Verkade-album of uit een ‘flora’ waarmee je planten kunt determineren, vind ik niet erg spannend. Je hoopt op een nieuwe kijk op alledaagse dingen, op een blik uit een bijzonder perspectief. Je hoopt te begrijpen waarom de kunstenaar nou juist uit de veelvormige realiteit DIE dingen heeft weergegeven die op zijn schilderij staan. Je zoekt naar een persoonlijk stempel, een verhaal dat verteld wordt, als de lezer begrijpt wat ik bedoel.’

Dat aspect mis ik hier in dit schilderij, en mis ik vrijwel overal op deze tentoonstelling, en dat is vast de oorzaak van mijn lauwe recensie.

Dit werk van Walton is gefotografeerd, sorry geschilderd in Cockburnspath, alweer een minuscuul Schots dorpje.




James Guthrie, ‘Fine Weather for my 50 x 30’ (1883 of 1884)

Net als hun Franse en Nederlandse voorbeelden schilderden de Glasgow Boys graag en plein air, in de open lucht. Maar het Schotse klimaat is daar niet erg geschikt voor. Met veel zelfspot tekent Guthrie dit zelfportret, met een goed ingepakt doek van 30 bij 50 inch (ca. 75 bij 125 cm) op z’n bult.



 

Arnold Gorter (1866-1933), ‘Landweg in Drenthe’ (z.j.)

Deze hoort er niet bij en is buiten mededinging. Hij hoort tot de vaste collectie van het Drents Museum. Ik wilde dit stukje beslist beëindigen met een Drents tafereel, maar de Glasgow Boys zijn hier nooit geweest.


‘Glasgow Boys, Schots impressionisme 1880-1900’ is nog te zien tot 7 februari 2016.

 
FHM pinxit
8 november 2015
Er geweest: zaterdag 17 oktober 2015



VOLGENDE AFLEVERING:  ELINE VERE (1): HAAGSCHE KRINGEN (15/11/2015)

 

© Frans Mensonides, Leiden, 2015.