LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
212. 'ALS JE BITCH WIL
CHILLEN', HET HITJAAR 2015 (10/01/2016)
211. PLAYERWATER;
'VAN BOSCH TOT BRUEGEL' IN BOIJMANS (03/01/2016
210. 'ELINE
VERE' (2): SCÈNES MAKEN (13/12/2015), (3) IJLEND NAAR HET EINDE
(17/12/2015)
209. 'DE
STEEN'; HERDENKINGSBIJEENKOMSTEN (06/12/2015)
208. OERANGST; 'De SCHREEUW' VAN
MUNCH (29/11/2015)
207. IN
DE HERHALING (HERTALING): MIJN EIGEN ZEESTRAAT VAN HUYGENS
(22/11/2015)
Kees Verkerk, David Bowie en keizer Constantijn de Grote, bien étonnés de se trouver ensemble, zoals de Fransen zeggen, en alle drie overgenomen van de Wikipedia
Zaterdag 9 en zondag
10 januari 2016: de 10 km moet blijven!
Er zijn tijden geweest, dat ik er het hele weekend voor thuisbleef, het Europees kampioenschap schaatsen. Tegenwoordig doe ik dat niet meer, maar hóéft het ook niet meer. Zaterdag overdag ben ik op pad met de trein, zondag op bezoek bij mijn broertje. Ik zie de EK nu ‘s avonds wel, op Uitzending Gemist via de kabel, de hele toernooidag, mannen en vrouwen, binge-watching tot in de kleine uurtjes. Dat heeft als bijkomend voordeel dat je de oninteressante, voor het eindklassement niet van belang zijnde ritten kunt doorspoelen, evenals al te uitvoerige commentaren op wat je zelf ook wel gezien en gesnopen hebt.
De EK heeft toch wel aan betekenis ingeboet. In de tijd dat ik ernaar begon te kijken, toen Ard Schenk en Kees Verkerk triomfen vierden, had je maar twee toernooien die live op tv werden uitgezonden, de EK en de WK. Daarna moest je in niet-olympische jaren weer een maand of 11 wachten op het volgende schaatsweekend. Toen ik op de middelbare school zat, smeekten we leraren om alsjeblieft geen proefwerken op te geven voor de maandag na een schaatskampioenschap. Geen tijd om te leren. We zagen elke slag die geschaatst werd. Het kampioenschap was pas voorbij op zondagavond, als ook de hoogbejaarde Zwitser Franz Krienbühl op de 10 kilometer al zijn 25 rondjes gerond had.
Tegenwoordig word je
vanaf het prille begin van oktober tot
diep in maart doodgegooid met schaatsen: NK afstanden, sprint en
allround, wereldbekerwedstrijden,
WK sprint, WK afstanden. Het wordt wel wat veel van het goede.
De sport kent zijn
aartsvijanden. ‘Het is zo boeiend als
gras te zien groeien’, zeggen ze, vooral de 10 kilometer, om maar te
zwijgen
over de analyses van Erben en Rintje. Maar als het je niet aanstaat,
kun je de
tv gewoon uitlaten, zou ik zeggen.
Om tegemoet te komen aan
de bezwaren van de critici, wil men
nu de 10 kilometer afschaffen (helaas niet Erben en Rintje), evenals de
5 km
bij de vrouwen. Die afstanden zouden dan vervangen worden door een
1.000 meter.
Een onzalig plan.
Daardoor zou het allround-toernooi
verworden tot een veredeld sprintkampioenschap, waar de stayers niets
meer te
zoeken hebben. Dat is nou juist de charme van het allrounden: de
generalisten
die alle onderdelen van het metier moeten beheersen, van de 500 meter
tot de
10.000.
En heeft de 10 kilometer
in het verleden nou juist niet de
meeste heroïek opgeleverd? Kees Verkerk, in 1966 in Deventer, die
onderuit ging
op het rechte stuk, opkrabbelde en nog een alleszins acceptabele tijd
van 16:01,0
neerzette. Dezelfde Kees Verkerk in Inzell, 3 jaar later, die het
wereldrecord
van Per Willy Guttormsen uit de boeken reed en finishte in 15:03,6. Een
onwaarschijnlijk snelle tijd, die maandagmorgen met chocoladeletters in
de
krant stond en die vast en zeker nooit meer verbeterd zou worden.
Dat gebeurde natuurlijk
wel, vele malen. Wat nou:
langdradig? Een halve eeuw geleden duurde een 10 kilometer meestal een
minuut
of 16, maar tegenwoordig nog geen 13. Je moet nog aardig aanpoten om de
tussentijden te noteren, voordat de rijders alweer over de meet komen.
Die 10 kilometer,
kortom, die moet gewoon blijven!
In de vroege morgen kwam
het nieuws van de dood van de
Britse rockstar David Bowie. Een inkoppertje voor alle media: Ziggy
Stardust /
Major Tom had de aarde definitief verlaten. Aan de laatste, Major Tom, heb ik
in 2003 een column gewijd (rechtsonder in het tweeluik) waaraan ik
weinig toe
te voegen heb. ‘Hij komt nooit weerom’, schreef ik toen al. Weer een
poplegende
minder op deze wereld… Die tentoonstelling in Groningen ga ik zeker zien, als
de toeloop een beetje geluwd is.
Nee, hij viel me niet
mee, de tentoonstelling ´Rome. De
droom van keizer Constantijn’ in de Amsterdamse Nieuwe Kerk. Als
oud- (gesjeesd)
gymnasiast kunnen standbeelden van Romeinse keizers, goden, keizerinnen
en godinnen
me soms nog wel bekoren. Maar dat is veel minder het geval met de
christelijke,
Bijbelse voorstellingen uit de nadagen van het Romeinse rijk, die in
Amsterdam
bijeengebracht zijn. Veel Alfa’s en Omega’s, overstelpend veel
Chi-Rho’s (de
eerste twee letters van Christus’ naam, in het Grieks); één gezien,
allemaal
gezien.
De christenen werden
gedurende de eerste drie eeuwen van hun
jaartelling bij vlagen onderdrukt in Rome, en dienden in sommige
perioden zelfs
als maaltijd voor uitgehongerde leeuwen. In 312 kwam er een kentering. Keizer Constantijn bekeerde zich tot het
christendom.
Daarna versloeg hij, naar eigen zeggen met Gods hulp, zijn aartsrivaal
Maxentius in de veldslag bij de Milvische brug, onder de rook van Rome.
De inleiding van de
tentoonstelling op Internet laat geen
twijfel bestaan aan de goddelijke invloed bij die veldslag: ‘In 312 had
keizer
Constantijn een droom, waarin hem de overwinning op zijn rivaal
Maxentius werd
aangekondigd, als hij openlijk zijn steun betuigde aan de christelijke
god’.
Een serieus historicus zou hier toch geschreven hebben: ‘In 312 zou keizer
Constantijn een droom gehad hebben…’.
Die droom kwam in werkelijkheid – zo
leren we op de tentoonstelling zelf - uit de koker van een
geschiedschrijver,
die dat droomvisioen er achteraf had bijverzonnen.
De 3e eeuw was rampzalig
verlopen voor Rome. Het Romeinse
Rijk brokkelde af, er waren burgeroorlogen onder aanvoering van een
hele rits
keizers en de economie lag op zijn gat. Veel Romeinen omarmden in hun
ellende het
christendom, dat tenminste eeuwige zaligheid beloofde na de aardse
ellende. In
de Grieks-Romeinse mythologie ging je na je dood met Charon over de
Styx langs Cerberus
richting de Hades, goeie-, zowel als slechteriken.
Als je de aankondiging van de tentoonstelling mag geloven, braken na Rome’s massale bekering tot een monotheïstische godsdienst, opnieuw gouden tijden aan. ‘Een nieuw moreel kompas deed zijn intrede waarin armenzorg, heiligendagen, relikwieën en martelarencultussen een plaats kregen’. De geschiedenisboekjes leveren toch een iets minder gunstig beeld van het Rome uit die dagen. Als er al een periode van herstel was, duurde die in ieder geval niet erg lang. Twee, drie generaties na Constantijn ging Rome ten gronde aan invallende Vandalen, Gothen, Hunnen en meer van dat soort heidenen.
Waarom ga je nog naar
zo’n tentoonstelling, als de
aankondiging ervan al niet deugt? Hoe dan ook, ik ging. Meteen nadat ik
de
Nieuwe Kerk had betreden, werd ik uit een hinderlaag besprongen door
een vervelend
opdringerige werkstudent die me een dure tentoonstellingscatalogus
probeerde
aan te smeren. Als ik meteen ter plaatse lid zou worden van de
BankGiroLoterij
(de Bank-Chi-Rho-Loterij?), kreeg ik hem 13 euro voordeliger. Maar dan
moest ik
wel ogenblikkelijk beslissen, want hij stond er nog maar tot kwart voor
vier,
en het was nu al hálf vier. Ik ontdeed me van hem met een smoesje:
‘Sorry, ik
mag vanwege mijn geloof niet deelnemen aan kansspelen´.
Ik hoopte dat de
tentoonstelling zelf na dit alles nog zou
meevallen. Maar helaas.
FHM
17 januari 2016
© Frans Mensonides, Leiden, 2016.