LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
206. ELINE VERE (1): HAAGSCHE KRINGEN (15/11/2015)
205. NEP-NEDERLANDSE LANDSCHAPPEN EN POTBOILERS:
THE GLASGOW BOYS (08/11/2015)
204. ONZE SPREEKWOORDEN (2): 'EEN
KOP ALS EEN TUURHAMER' , OFWEL: OMA-ISMEN (01/11/2015)
203. FEL-REALISTISCH,
SURREALISTISCH,
HYPER-REALISTISCH: MUSEUM MORE IN GORSSEL (25/10/2015)
202. ONZE
SPREEKWOORDEN (1); OUD BOEKJE VOL
EXEMPELEN (18/10/2015)
201. HET
BESTE, HET ALLER-, ALLER-, ALLERBESTE uit 99 FHM'S
(26/04/2015)
Den Haag en Scheveningen vieren dit jaar een bijzonder jubileum.
De Zeestraat, de klinkerweg tussen de beide dorpen, werd voltooid in 1665. En
aangezien hij er nog steeds ligt, is hij nu dus 350 jaar oud.
Die 3,5 kilometer lange straatweg geldt als de eerste
interlokale verharde weg in ons land sinds de Romeinse tijd. Het eerste, Haagse
stuk ervan heet nu nog steeds Zeestraat; het middengedeelte, langs bos en duin,
tegenwoordig Scheveningseweg en het eind ervan, waar de zee in zicht komt,
Keizerstraat.
De weg is aangelegd op instigatie van de huisdichter van
deze site, Constantijn Huygens. Hij schreef
er in 1653 een pleidooi voor, onder de titel ‘Steen-Wegh van den Hage op Scheveningh’. In 1667, na de voltooiing van de
straatweg, publiceerde hij een lang gedicht: ‘De Zee-straat van ’s Graven-Hage
op Scheveningh’, kortweg: ‘Zee-straat’. Huygens steek daarin nadrukkelijk de
loftrompet over zichzelf, dat hij het toch maar voor elkaar heeft gekregen met
die weg! Verder hekelt hij de tegenwerking en de kritiek die hij heeft moeten verduren,
en nog een hele hoop andere nare trekjes van zijn medemensen.
De enkele lezer die mij al bijna 20 jaar leest, zal zich die
geschiedenis misschien nog wel herinneren. Ik schreef er in de winter van 2002
op 2003 uitgebreid over in mijn toenmalige, plaatjesloze rubriek
‘REFLEXXIONZZ!!’
Die kaarsrechte Zeestraat heeft de vreemde gewoonte, om de
zoveel jaar mijn kronkelige levenspad te kruisen. Ik schreef: ‘Mijn mogelijk eerste herinnering speelt zich er
af, en mijn eerste twee museumbezoeken; ik bezocht er de specialist die mijn
amandelen wilde knippen, werd er geschoold tot het vak dat ik nu uitoefen, heb er
aan het begin van deze eeuw nog enkele maanden gewerkt, en beleefde er twee
pijnlijke schrijfervaringen’ (die ik in dat stuk nog eens opgerakeld heb).
Ter gelegenheid van
het jubileum van de Zeestraat besloot ik dat oude artikel uit de mottenballen
te halen. Ik heb het HIER opnieuw gepubliceerd, met enkele aanvullingen, in
moderne internetletters en deze keer mét plaatjes, waaronder vers geschoten
foto’s van de Zeestraat anno nu.
Van de zomer zag ik een tentoonstelling over deze
jubilerende klinkerweg in het Scheveningse Muzee, toepasselijk gevestigd aan
de Neptunusstraat. Deze expositie wierp toch wel een nieuw licht op Huygens’
aandeel in de totstandkoming van de weg. De dichter heeft dat wat groter
voorgesteld dan het was. In werkelijkheid was hij niet de enige die voor zo’n
weg gepleit heeft en zeker ook niet de eerste.
Verder is uit recent onderzoek gebleken dat hij de weg ook
niet in detail ontworpen heeft, zoals we tot voor kort gedacht hebben. De eer
daarvoor komt toe aan de landmeter Johan van Swieten. Dat neemt niet weg dat
Huygens wel de belangrijkste pleitbezorger ervoor was, en die weg er zonder
zijn bemoeienis er misschien nooit of veel later pas gekomen zou zijn.
Ook is het een feit, dat er veel gesteggeld is voordat de
spade de grond in kon. Huygens beklaagt zich in ‘Zee-straat’ niet ten onrechte
over de slepende besluitvorming. Het ging net zoals het tegenwoordig gaat bij grote
infraprojecten. Eerst is iedereen
ertegen. Dan wordt er steen en been geklaagd over de hoge kosten. Vervolgens komt
er iemand met een nog onbetaalbaarder idee (in dit geval: een kanaal tussen
Scheveningen en Den Haag). Dan belandt het plan in een bureaulade en tenslotte
wordt het daar in het gunstigste geval weer uitgehaald.
De aanlegkosten van de Zeestraat bedroegen een
veelvoud van
de 23.000 gulden die Huygens zeer optimistisch begroot had. Ook in het
opzicht van kostenoverschrijding zou dit eerste
weginfrastructuurproject uit de
vaderlandse geschiedenis bepaald niet
uniek blijven.
Wel uniek was de volgende vreemde ervaring die ik in het
Muzee onderging bij het zien van een filmpje over de Zeestraat.
In dat artikel van 13 jaar geleden had ik me als
tweedejaarsstudent Nederlands verstout, enkele stukken uit Huygens’
‘Zee-straat’ te vertalen in modern proza. Hoofdbrekens kostte me het volgende
fragment over de weerstand die Huygens ondervond bij het aaneensmeden van Den Haag en Scheveningen:
De weerklanck van mijn Wegh en was
niet als, wegh, wegh;
En op, Aen een, sloegh Neen; en 't
waren siecke droomen:
Wat mocht ick mijmeren, daer kost
geen deegh afkomen.
Het sand vermeesteren met een'
gebacken baen,
Waer, om
begaen, niet vreemd, maer ydel, om bestaen
(r. 188-192, overgenomen van Constantijn
Huygens, ‘Zee-straet’,
ingeleid en toegelicht door Dr. L. Strengholt. Klassiek
Letterkundig
Pantheon 120. Zutphen, 1980).
In mijn vertaling: Op ‘weg’ scheen alleen maar ‘weg, weg!’ te
rijmen; op ‘aaneen’ echode ‘neen’. Mijn pleidooi werd beschouwd als het ijlen
van een zieke; uit die wartaal van mij kon niets goeds voortkomen. Het zand
bedwingen met een klinkerweg: ik stónd erop, maar iedereen leek over me heen te
willen lopen.
De laatste regel van dat fragment bevat een onvertaalbare
woordspeling. Huygens grossiert daarin, zoals ik later ook zou ondervinden bij
het vertalen van zijn ‘Zedeprinten’. ‘Begaen’ betekende in Vroegmodern
Nederlands: zich bezighouden met, maar ook: lopen over (die weg, bedoelde
Huygens natuurlijk). ‘Bestaen’ betekende zowel: durven/ wagen als: ergens op
staan; alweer die weg. Huygens bedoelt met die regel zoiets als: ‘Over de
aanleg van zo’n weg nadenken is niet zo bijzonder, maar de onderneming ook werkelijk
aanvatten, feitelijk gekkenwerk’.
Na uitvoerig puzzelen, besloot ik aan die woordspeling een iets
andere draai te geven, maar wel met behoud van dat staan op en lopen over die
weg. Geslaagd of niet geslaagd? Nou ja, een mens doet in ieder geval zijn best.
In het filmpje op de tentoonstelling werd dit fragment, dat
ze van mijn site geplukt moeten hebben, voorgelezen door niemand minder dan de
Bekende Scheveninger Paul van Vliet. Maar die zei er niet bij dat het een
vertaling was. Vele toeschouwers zullen wel gedacht hebben dat Huygens het zo opgeschreven
had. Ik vraag me af of de scenarioschrijvers van de film zelf wel in het snotje
hadden dat FHM aan het woord was en niet Huygens – hoewel er toch een aardig
verschil bestaat tussen 17e-eeuwse poëzie en 21e- eeuws proza.
Blijkbaar is mijn vertaling zeer overtuigend; voor de leek,
althans. Zeer vereerd, uiteraard. Ik was nog even van plan, het Muzee op het
bovenstaande te wijzen, en dat ze me er wel eens toestemming voor hadden mogen
vragen. Maar Huygens heeft al zoveel eer opgeëist voor zijn Zeestraat, dat ik
dat maar niet gedaan heb voor mijn eigen Zeestraat van Huygens.
FHM
22 november 2015
Huygens langs zijn eigen Zeestraat. Standbeeld van Arend
Odé.
© Frans Mensonides, Leiden, 2015.