Nr. 211 - zondag 3 januari 2016
'Playerwater'; 'Van Bosch tot Bruegel' in Boijmans

LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

210. 'ELINE VERE' (2): SCÈNES MAKEN (13/12/2015), (3) IJLEND NAAR HET EINDE (17/12/2015)
209. 'DE STEEN'; HERDENKINGSBIJEENKOMSTEN (06/12/2015)
208. OERANGST; 'De SCHREEUW' VAN MUNCH (29/11/2015)
207. IN DE HERHALING (HERTALING): MIJN EIGEN ZEESTRAAT VAN HUYGENS (22/11/2015)
206. ELINE VERE (1): HAAGSCHE KRINGEN (15/11/2015)
205. NEP-NEDERLANDSE LANDSCHAPPEN EN POTBOILERS: THE GLASGOW BOYS (08/11/2015)




‘Playerwater’, een woord dat nieuwsgierigheid wekt en alleen daarom al een goede titel is voor een FHM-etje. Wat ‘Playerwater’ is, zal onthuld worden voordat je de onderkant van deze pagina hebt bereikt. Je spreekt het in ieder geval uit op z’n Nederlands; het is geen Engels woord.

Ik zag laatst de tentoonstelling ´Van Bosch tot Bruegel – de ontdekking van het dagelijks leven´ in een van mijn favoriete musea in Nederland, het Rotterdamse Boijmans van Beuningen. Daar maakte ik voor deze rubriek al eens een tijdreis door zeven eeuwen.

Van Bosch tot Bruegel’ is gewijd aan een overgangsperiode in de schilderkunst, na 1500, het jaar dat de donkere middeleeuwen per definitie voorbij waren. Bijbelse voorstellingen en statische portretten maakten langzamerhand plaats voor levendige taferelen uit de alledaagse werkelijkheid. De focus verschoof van heiligen naar mensen van vlees en bloed, waaraan al het heilige vaak vreemd was: mensen die elkaar bedonderden, die gokten en hoereerden. Met diabolisch plezier werden menselijke zwakten afgebeeld, al kwam de moraal ook al snel om de hoek kijken.

Twee uur lang dompelde ik mezelf onder in de 16e eeuw, in het besef dat het samenstellen van mijn traditionele tentoonstellings-top-5 een hele heksentoer zou worden. De bijna 100 schilderwerken op deze expositie vroegen eerder om een top-25 of -40.

Maar wandelend van schilderij naar schilderij drong zich als vanzelf een thema aan me op. Veel van de motieven op de schilderijen vind je ook terug in de literatuur van weleer. Dat werd de leidraad voor de top-5 die er toch is gekomen.

Een van de beide naamgevers van deze tentoonstelling, Jheronimus Bosch, heb ik er niet in opgenomen. Hij wordt, ter gelegenheid van zijn 500ste sterfdag, zeer binnenkort geëerd met een aparte tentoonstelling in zijn eigen Den Bosch.

Hier volgt de top-5. De afbeeldingen zijn links en rechts van het web geplukt. Klik erop om het plaatje groter op het scherm te krijgen, op de pagina waar ik het vandaan heb gehaald.


 

Lucas van Leyden, ‘De Kaartspelers’ (ca. 1513-1515). Museo Thyssen-Bornemisza, Madrid.

Laat ik beginnen met deze stadgenoot. Lucas van Leyden (1494-1533) was een befaamd schilder, tekenaar en graveur.

Geen gezellig potje kaarten is hier in beeld gebracht. Nee, het kaartspel op dit schilderij staat symbool voor overspel. De jonge vrouw lonkt naar een knappe jonge kerel, en helt zelfs al helemaal naar hem over. Haar oudere echtgenoot heeft het nakijken en beseft dat terdege. Kostelijk is de zure postzegel die hij trekt. Zijn geld is al van tafel verdwenen, hij is ‘all-in’ gegaan, met een moderne pokerterm, maar staat geheel en al buitenspel.

Overspel, dat is ook het onderwerp van de meerderheid van de kluchten uit die tijd. Weinig sympathie was er voor de hoorndrager, de bedrogen echtgenoot. Je moest je vrouw flink onder de duim houden, volgens de toen geldende moraal, en trouwen met iemand van je eigen leeftijd, want een mooie, jonge vrouw had je nooit lang voor jezelf alleen.

 

Jan Sanders van Hemessen, ’De Keisnijder’ (1540). Prado, Madrid. 

De weinige kluchten die niet over overspel gingen, gingen dan meestal wél over kwakzalvers. Op dit schilderij van Jan Sanders van Hemessen (ca. 1500-ca.1566) uit Antwerpen, zien we er één aan het werk, een keisnijder. Deze fictieve figuur hielp argeloze lieden af van hun geld, en van een kei in hun hoofd die waanzin zou veroorzaken. Gelukkig zijn dergelijke levensbedreigende of levensbeëindigende operaties voor zover bekend nooit in werkelijkheid uitgevoerd. Ze waren wel een dankbaar onderwerp voor schilders.

 

Philippe Galle, ‘De alchemist’ (gravure naar een tekening van Peter Bruegel de oudere) (1558/1559). Kupferstichkabinett, Berlijn.

Liederlijke chaos in het lab van een alchemist. Terwijl hij en zijn assistent voor de zoveelste keer vergeefs proberen, goud te maken uit lood, lijden zijn vrouw en kinderen honger en gebrek.

Leuk dat ik nu eens oog in oog sta met deze bonte gravure! Het is een oude bekende van me. Ik gebruikte hem als illustratie op mijn site over Constantijn Huygens’ ‘Zedeprinten’. Hoe Huygens dacht over het gilde der alchemisten, lees je op deze pagina’s.


Pieter Huys,'Boze vrouw'(ca. 1560-1570). Agnew’s Gallery, Londen.

Pieter Huys (ca. 1519-ca. 1586) uit Antwerpen, schildert een enigszins over-assertieve vrouw die zojuist de broek heeft veroverd op haar echtgenoot. Bro(e)kstukken ervan zijn nog zichtbaar aan de rechterkant van het schilderij.

Dit tafereel kan me aan niets anders doen denken dan aan een van de bizarste genres uit de literatuurgeschiedenis: de broekklucht. Ik schreef er tien jaarwisselingen geleden over, toen als masterstudent Nederlandse literatuur, in een bloedserieus werkstuk over minder serieus toneel (PDF):

[In de ‘broekklucht’ strijden twee echtelieden] om het kledingstuk in kwestie en daarmee, in overdrachtelijke zin, om de heerschappij in huis. Niet zelden eindigt de broekklucht met een scène waarin de vrouw het voorwerp van twist aantrekt, of dit als een muts op het hoofd zet om er in triomf mee rond te gaan over het toneel.

Raar, nietwaar? Maar het hoe en waarom wordt allemaal haarfijn uit de doeken gedaan in dat werkstuk (samengevat uit de werken van grotere geesten dan de mijne).

 

Pieter Balten, Boerenkermis met klucht ‘Playerwater’ (ca. 1540), Rijksmuseum Amsterdam (detail)

Dit vind ik een heel aardige tot besluit: een boerenkermis waar de klucht ‘Playerwater’ wordt opgevoerd.

Van Pieter Balten (ca. 1527-1584, ook al afkomstig uit Antwerpen) had ik eerlijk gezegd nog nooit gehoord voordat ik Boijmans betrad. Van ‘Playerwater’ wel; dat is een 16e-eeuwse klucht over een vrouw die een ernstige ziekte voorwendt en haar man wijsmaakt dat alleen ‘playerwater’ haar kan genezen. Dat betekent zoveel als: nepwater (van plaeyeren of pladeren, dat schertsen betekende, en verwant is aan het Engelse to play).

De man, de goeiige sukkel, gaat op pad om op haar aanwijzingen playerwater te halen, dat héél erg ver weg te vinden is. De vrouw heeft nu alle tijd voor haar overspelige relatie met een geile kapelaan. Maar de bedrogen echtgenoot raakt in gesprek met een marskramer die hem uit de droom helpt: playerwater bestaat helemaal niet.

De koopman verbergt hem vervolgens in zijn mars, die enorme mand waarmee deze lieden stad en land afliepen, en vraagt logies bij de vrouw. Na de nodige verwikkelingen springt de bedrogen echtgenoot uit de mand om de ontspoorde kapelaan eens flink op zijn falie te geven. Het moment dat hij tevoorschijn komt, is weergegeven op dit schilderij.

***

Van Bosch tot Bruegel is nog t/m zondag 24 januari 2016 te zien in Boijmans van Beuningen; zeer de moeite waard!

FHM
3 januari 2016
Er geweest: dinsdag 22 december 2015




DE VOLGENDE AFLEVERING: 'ALS JE BITCH WIL CHILLEN';  HET HITJAAR 2015 (10/01/2016)

 

© Frans Mensonides, Leiden, 2016.