LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
209. 'DE
STEEN'; HERDENKINGSBIJEENKOMSTEN (06/12/2015)
208. OERANGST; 'De SCHREEUW' VAN
MUNCH (29/11/2015)
207. IN
DE HERHALING (HERTALING): MIJN EIGEN ZEESTRAAT VAN HUYGENS
(22/11/2015)
206. ELINE
VERE (1): HAAGSCHE KRINGEN (15/11/2015)
205. NEP-NEDERLANDSE
LANDSCHAPPEN EN POTBOILERS:
THE GLASGOW BOYS (08/11/2015)
204. ONZE SPREEKWOORDEN (2): 'EEN
KOP ALS EEN TUURHAMER' , OFWEL: OMA-ISMEN (01/11/2015)
Omslag van de meest recente uitgave van 'Eline Vere’ (L.J.
Veen Klassiek, 19e druk, februari 2015)
Vorige maand deed ik in deze rubriek verslag van een herleeservaring.
Ik worstelde me, veel ouder en wijzer dan bij de eerste lezing, door ‘Eline
Vere’ heen, de debuutroman van Louis Couperus uit 1888. Vandaag, dezelfde
zondag dat dit FHM-metje verschijnt, ga ik de gelijknamige toneelvoorstelling zien.
Die wordt dit weekend vier keer opgevoerd in de stad waar Eline ter wereld kwam
en 27 jaar later de laatste adem uitblies.
Ik heb van tevoren geen recensies gelezen over het stuk. Dat
doe ik nooit bij bewerkingen van klassiekers uit de literatuurgeschiedenis. Ik wil de voorstelling helemaal blanco
ondergaan.
Interessanter vond ik het om zelf in gedachten plaats te
nemen op de stoel van de toneelbewerker. Dat moet wel op zijn zachtst gezegd de
spreekwoordelijke ‘uitdaging’ zijn, om een boek van ruim een half duizend
pagina’s in te dikken tot een toneelvoorstelling van twee maal een uur.
Aan de andere kant: Eline, de kleurrijke, doch uiterst labiele
titelheldin, maakt regelmatig een scène, en scènes, dat is waaruit een
toneelstuk bestaat. Gehinderd door even weinig kennis van psychiatrie als van toneelschrijven,
diagnosticeerde ik Eline vorige keer als een borderline-geval. Daar sta ik nog
steeds voor 100% achter. Maar ook op de kenmerken van de theatrale
persoonlijkheid zou zij beslist hoog scoren op een online-test naar
persoonlijkheidsstoornissen.
Hoe dan ook, de rode draad, zo besloot ik als
gelegenheidstoneelbewerker, moet bestaan uit een zevental cruciale scènes. Die
vormen ook de hoogtepunten van de roman, waarbij ik mijn aandacht verder nog wel
eens voelde verslappen.
Een kostuumstuk wordt het zeker; de hoofdpersonen bezoeken
niet de goedkoopste kleermakers. Of zou de bewerker de roman gemoderniseerd
hebben – want zo’n meestal funeste bevlieging hebben bewerkers wel eens - en
loopt Eline straks in een legging met haar smartphone te appen? Nee, nee, laten
we nou niet meteen uitgaan van het ergste!
De scènes dan, maar eerst even een stuk voorgeschiedenis. Aan
het begin van de roman heeft Eline twee mislukte verlovingen achter de rug. Een
winter lang dweept ze wat bakvisachtig met de operazanger Théo Fabrice (met wie
zij nooit een woord wisselt en die in het toneelstuk dus wel geskipt zal worden). Daarna
begint ze een relatie met een meer bereikbare man uit haar eigen kringen: Otto
van Erlevoort. Scène 1: na lange aarzeling geeft zij hem het jawoord; de
verloving is een feit.
Otto heeft Eline tijdenlang stil aanbeden en haar met
Sinterklaas een exorbitant dure waaier cadeau gedaan. Hij is in elk opzicht
haar tegenpool: een kalme, nogal verstandelijke jongeman. Opluchting bij Elines
omgeving: ze is ten derden male verloofd, trouwt straks binnen haar stand, en nu komt het vast en zeker toch
nog goed met haar.
Ze brengt een zomer door bij haar ingewikkelde, wijdvertakte
aanstaande schoonfamilie, op hun buiten in Gelderland. Een ware idylle, die
periode; alle zwarigheid die in Den Haag altijd op haar drukt, valt op het
platteland van haar af. Geen wolkje lijkt aan de lucht – op een zware
onweersbui na; de enige spannende passage in die voortkabbelende hoofdstukken.
Terug in Den Haag begint echter het geduvel, en dan is scène
2 niet ver meer weg; meteen de meest belangrijke in ‘Eline Vere’. Zij woont in
bij haar zuster Betsy en zwager Henk. Die hebben bij Elines terugkomst uit
Gelderland ook al enkele maanden een andere logé over de vloer in de gedaante
van Vincent Vere, Betsy’s en Elines volle neef. Vincent is een kosmopoliet en gesjeesde
zakenman, die continu aan de grond zit en laboreert aan een mysterieuze kwaal.
Vincent zaait het zaad der twijfel in Eline’s hart. Hij verwoordt
Couperus’ naturalistische levensvisie, waarin iedereen het voorspelbare product
is van karakter, afkomst en omstandigheden. Verliefdheid is dat ook. De mens
heeft feitelijk geen vrije wil.
Als Eline dat hoort, is zij compleet geshockeerd, en staat haar
relatie met Otto meteen op het spel. Vincent krijgt vervolgens ineens een
ernstige aanval van zijn ziekte, en moet daarna maandenlang door Eline
verpleegd worden. Die verbeeldt zich dat Vincent verliefd op haar is.
In het huis aan het Nassauplein zijn de meningen over
Vincent verdeeld. Eline ziet haar neef als doodzieke patiënt, Betsy ziet hem
als schaamteloze klaploper en tafelschuimer. Daar komt natuurlijk bonje van
tussen de beide zussen, een ruzie die gepaard gaat met hevig gekrijs. Een scène
(nr. 3) waarop twee actrices zich heerlijk over-acterend kunnen uitleven; ik
kijk er nu al naar uit.
Otto kiest de partij van Betsy. Eline verbreekt daarop per
brief haar verloving met hem. Als zij de huisknecht de brief heeft laten
posten, biecht ze Betsy en haar zwager Henk op wat zij, in hevige zielenstrijd,
gedaan heeft. Verbijstering alom (scène 4).
Tot neef Vincent begint langzamerhand door te sijpelen dat zijn
aanwezigheid niet meer door iedereen gewenst is. Hij vertrekt voor zijn
zoveelste zakenreis. Druk van de ketel
in huize Vere, zou je denken. Maar de ruzies tussen de twee zusters gaan
onverminderd voort. Die lopen zo hoog op
dat Eline besluit, uit huis te vetrekken. Impulsief als altijd, voegt ze meteen de daad bij het woord, midden
in een nacht dat er noodweer heerst (scène 5) .
Het volgende bedrijf speelt in Brussel, waarheen Eline na
vele, vele omzwervingen de wijk heeft genomen. Zij logeert daar bij haar oom,
Daniël, een zakenman van twijfelachtig allooi, en diens veel jongere vrouw,
Elize. ‘Brussel was toen nog een bruisende stad’, maar Eline gaat die stad
niet verkennen. Ze zit de hele dag thuis, tussen Daniëls en Elizes vreemde
samenraapsel van vrienden en kennissen, over het algemeen lawaaierige en hoogst
irritante snobs.
Neef Vincent komt ook daar aanwaaien, in het gezelschap van
zijn Amerikaanse vriend Lawrence StClaire. Er bloeit al snel iets moois op
tussen Lawrence en Eline. Toch krijgen ze een hevige ruzie (de 6e scène) als hij
haar zegt dat zij feitelijk niet past in het milieu van haar oom.
Of Lawrence en Eline dan wél bij elkaar passen, is ook nog
maar de vraag. Hun relatie verloopt met ups en downs. Eline kan ook deze keer
moeilijk komen tot een jawoord. Ze besluiten tot een afkoelperiode. Lawrence
gaat met Vincent een reis door Europa maken. Na vijf maanden zal hij Eline weer
ontmoeten, en dan zal er een beslissing vallen over een verloving.
Eline neemt haar intrek in een pension in Den
Haag. Daar
speelt de 7e en laatste scène zich af, een scène in een scène. Eline,
die meer en meer in de war raakt, zingt op een avond in haar
eentje met luider
stemme een aria uit een opera, waarbij ze het beddenlaken om haar
lichaam
drapeert als kostuum.
Daarna kan zij natuurlijk helemaal niet meer slapen van de
opwinding die dit met zich heeft meegebracht. De zes druppels morfine, de
maximumdosis die een Brusselse arts haar heeft voorgeschreven, helpen ook niet
meer. Zal zij een paar extra druppeltjes nemen uit het flesje? Nog eens zes,
dat zal wel fataal zijn. Nee, zij wil er drie extra nemen, maar er vallen er
vijf vanuit het flesje in het glas water. Dat drinkt zij dan maar leeg, en het
wordt haar einde.
Prachtig beschreven door Couperus, die sterfscène. Maar hoe
breng je het op het toneel, waar een zelfmoord met een pistool of zwaard veel
gemakkelijker is uit te beelden? Ik ga het zien. En ik meld het in de volgende
aflevering.
FHM
13 december 2015
VOLGENDE AFLEVERING: STAAT HIERONDER
Hanne Arendzen als Eline Vere.
Overgenomen van Hummelink Stuurman Theaterbureau. Klik op het duimnageltje voor de volledige foto.
‘Het angstzweet brak haar uit, en ze voelde zich zeer dof worden, maar zoo vreemd dof, zoo anders dan gewoonlijk.
- O mijn God! dacht ze. Mijn God! Mijn God! Zoû het… te veel zijn geweest?
Neen,
neen, dat zoû te verschrikkelijk zijn! De dood was zoo zwart, zoo leêg,
zoo onzegbaar! Maar toch, áls het zoo was? En eensklaps versmolt hare
vrees in een onmetelijke rust. Nu, als het zoo was, dan was het goed…’
Louis Couperus, ‘Eline Vere’
In deel 1 van dit kleine Eline Vere-drieluik schreef ik
dat haar dood Den Haag diep roerde, in 1888, toen zij de heldin was uit
Couperus’ krantenfeuilleton. Nu, 127 jaar later, trekt het toneelstuk ‘Eline
Vere’ overvolle zalen in de residentie, waar nog altijd velen begaan zijn met
haar lot. Ik reserveerde mijn plek voor het zondagmiddagmatinee van 13 december
al drie weken van te voren, maar kon nog maar kiezen uit zes, zeven stoelen in
die grote Koninklijke Schouwburg aan het Voorhout.
Het toneelstuk is een productie van Hummelinck Stuurman
Theaterbureau, werd bewerkt en geregisseerd door Ger Thijs en ging eind
september in dezelfde Haagse schouwburg in première. Thijs tekende in het
verleden ook voor andere bewerkingen van Couperus’ romans, waaronder ‘De boeken
der kleine zielen’. Daarin zal hij de schaar nog drastischer gehanteerd hebben
dan bij ‘Eline Vere’; die romancyclus is bijna twee keer zo dik.
Het begin van het toneelstuk ‘Eline Vere’ geeft me net zo’n
dof gevoel van noodlot en berusting als indertijd het begin van de film ‘Titanic’.
Het is dan allemaal nog vrij vrolijk en luchtig rond Eline. Wie het verhaal
niet kent, zou zelfs even kunnen denken dat hij bij een klucht terecht is
gekomen. Die losbollige neef Vincent Vere (Vincent Croiset) vormt bijvoorbeeld
een running gag met zijn
herhaaldelijke geldleningen. En ook tante Elize, vlot en met verve neergezet
door Nettie Blanken, komt – niet ten onrechte – over als een weinig serieus
type.
Maar ik breng niet meer op dan een benepen lachje. Want
zoals je bij het zien van ‘Titanic’ van te voren al weet dat die boot naar de
dieperik zal gaan, zo weet je ook dat Eline (Hanne Arendzen) aan het eind van
het stuk die fatale elf druppels morfine uit dat flesje zal nemen.
De toneelbewerking kwam aardig overeen met wat ik hierboven
zelf bekokstoofd heb. Alle zeven cruciale scènes die ik de revue liet passeren,
kwamen er prominent in terug; soms in een iets andere, handigere volgorde.
Thijs heeft de bij Couperus’ tijd passende langdradigheid kundig weg weten te werken. Het toneelstuk
kent een snelle, bijna zappende opeenvolging van scènes, en ook heel vlotte en
talrijke decorwisselingen bij open doek. Die worden mogelijk gemaakt door te
werken met verrijdbare panelen, een soort kamerschermen, en zeer sober meubilair. Met een paar
handgrepen verandert een huiskamer in een concertzaal, een concertzaal in een
Schevenings strand en eindigt het stuk in een pensionkamer met witte muren, als
in een kliniek.
Even snel als de decors wisselen de stemmingen van Eline.
Het past bij haar syndroom, al heette dat dat in Couperus’ tijd nog geen
‘borderline’. Haar bevlieging voor de operazanger Fabrice is als bij toverslag
over, als hij op een avond een keer wat minder sterk over het voetlicht komt op
het concertpodium.
Die Fabrice moet even een probleempje geweest zijn voor de
toneelbewerker, want Eline is enige tijd smoorverliefd op hem, maar kent hem
niet persoonlijk, en wisselt geen woord met hem. De bariton is dan ook niet
sprekend ingevoerd in het stuk. We krijgen hem ook niet te zien op het toneel,
maar horen hem wel zingen. Hij is niet ‘geskipt’, zoals ik hierboven kort door
de bocht voorstelde. En dat zou ook niet juist geweest zijn, want de
affaire-Fabrice zet de reeks noodlottige gebeurtenissen in gang die zullen
leiden tot Elines dood.
Het toneelstuk krijgt mij al ruim voor de pauze definitief
in zijn greep. Het spel is prima en de kostuums zijn, voor zover ik daarover
kan oordelen, passend bij het tijdperk waarin het stuk speelt.
Voor de taal geldt hetzelfde. Waar Couperus’ roman niet
letterlijk geciteerd is, is er toch altijd passende tekst gebruikt, dat wil zeggen
ouderwets en plechtstatig. Een zegen is dat alle Franse woorden waarmee men in
Haagse kringen zo graag strooide, zijn weggelaten; als je de roman leest, kun
je er wel een Frans woordenboek naast leggen.
De ruzies tussen Eline en zuster Betsy (Oda Spelbos), daar vliegen
de stukken af, maar ze zijn niet té. Ook de vluchtscène van Eline uit het huis
aan het Nassauplein wordt knap op het toneel gebracht. Je ziet Eline ’s nachts in regen en storm door de Haagse
straten dwalen, onder luide donderslagen, totdat ze onderdak vindt bij een
vriendin.
En dan aan het einde: Eline’s vlagen van waanzin in het
pension, gevolgd door de onafwendbare sterfscène met de druppels morfine. Die
gaat op toneel niet gepaard met een aria. Tekst uit de roman (zie het citaat
boven dit stukje) is in de ik-vorm in de mond van de Eline gelegd. Ze krimpt
vervolgens ineen en gaat ijlend ten onder, waarbij ze de namen noemt van haar
gelieven, met wie zij niet gelukkig wist te worden. Een magistraal gespeelde
scène, die volop recht doet aan die uit de roman, en terecht beloond wordt met
een staande ovatie.
Toeschouwers die het boek gelezen hebben, die moeten
wel het publiek vormen dat het lastigst
tevreden is te stellen. Zij hebben immers al een voorstelling in hun hoofd van
de protagonisten, die mogelijk ernstig botst met wat ze op het toneel zien.
Maar voor mij verdient deze voorstelling van bewerker en regisseur Thijs veel
complimenten en zijn er geen belangrijke punten van kritiek.
Daarin sta ik niet alleen: zowel op de sociale media als in
de recensies was iedereen vol lof voor de voorstelling.
Volkskrantrecensent Hein Janssen vond wel dat de mannen (op
Vincent na) op het toneel niet goed uit de verf kwamen. Nee, maar dat doen ze
in de roman in wezen ook niet: die slappe, lauwe Otto van Erlevoort, die Jan
Hen van een zwager Henk, die oppervlakkige Amerikaan Lawrence, waarvan je ook
niet goed weet wat je aan hem hebt…
Daniël, de Brusselse oom van Eline, bleek zelfs helemaal uit
het stuk geschreven en doodverklaard te zijn. Maar je mist hem totaal niet; die
wat vage man zou in het niet gezonken zijn naast dat maffe mens van tante
Elize, met haar verslingerdheid aan morfine, sigaren, drank en smakeloze
feesten.
Zoals in 1888 de dood van Eline het gesprek van de dag was
in de Haagse paardentram, zo is de toneelbewerking van Ger Thijs dat deze
zondagmiddag in de Randstadrail. Een leugen tot besluit van dit drieluik. Maar
het was aardig geweest als het zo geweest was.
FHM
17 december 2015
‘Eline Vere’ is nog tot / met 30 januari 2016 te zien in
Breda, Delfzijl en vele plaatsen ertussenin; zie het speelschema op de site
van Hummelink
© Frans Mensonides, Leiden, 2015.