Nr. 210a - zondag 13 december 2015
Eline Vere (2): Scènes maken

LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

209. 'DE STEEN'; HERDENKINGSBIJEENKOMSTEN (06/12/2015)
208. OERANGST; 'De SCHREEUW' VAN MUNCH (29/11/2015)
207. IN DE HERHALING (HERTALING): MIJN EIGEN ZEESTRAAT VAN HUYGENS (22/11/2015)
206. ELINE VERE (1): HAAGSCHE KRINGEN (15/11/2015)
205. NEP-NEDERLANDSE LANDSCHAPPEN EN POTBOILERS: THE GLASGOW BOYS (08/11/2015)
204. ONZE SPREEKWOORDEN (2): 'EEN KOP ALS EEN TUURHAMER' , OFWEL: OMA-ISMEN (01/11/2015)




Omslag van de meest recente uitgave van 'Eline Vere’ (L.J. Veen Klassiek, 19e druk, februari 2015)

Vorige maand deed ik in deze rubriek verslag van een herleeservaring. Ik worstelde me, veel ouder en wijzer dan bij de eerste lezing, door ‘Eline Vere’ heen, de debuutroman van Louis Couperus uit 1888. Vandaag, dezelfde zondag dat dit FHM-metje verschijnt, ga ik de gelijknamige toneelvoorstelling zien. Die wordt dit weekend vier keer opgevoerd in de stad waar Eline ter wereld kwam en 27 jaar later de laatste adem uitblies.

Ik heb van tevoren geen recensies gelezen over het stuk. Dat doe ik nooit bij bewerkingen van klassiekers uit de literatuurgeschiedenis. Ik wil de voorstelling helemaal blanco ondergaan.

Interessanter vond ik het om zelf in gedachten plaats te nemen op de stoel van de toneelbewerker. Dat moet wel op zijn zachtst gezegd de spreekwoordelijke ‘uitdaging’ zijn, om een boek van ruim een half duizend pagina’s in te dikken tot een toneelvoorstelling van twee maal een uur.

Aan de andere kant: Eline, de kleurrijke, doch uiterst labiele titelheldin, maakt regelmatig een scène, en scènes, dat is waaruit een toneelstuk bestaat. Gehinderd door even weinig kennis van psychiatrie als van toneelschrijven, diagnosticeerde ik Eline vorige keer als een borderline-geval. Daar sta ik nog steeds voor 100% achter. Maar ook op de kenmerken van de theatrale persoonlijkheid zou zij beslist hoog scoren op een online-test naar persoonlijkheidsstoornissen.

Hoe dan ook, de rode draad, zo besloot ik als gelegenheidstoneelbewerker, moet bestaan uit een zevental cruciale scènes. Die vormen ook de hoogtepunten van de roman, waarbij ik mijn aandacht verder nog wel eens voelde verslappen.

Een kostuumstuk wordt het zeker; de hoofdpersonen bezoeken niet de goedkoopste kleermakers. Of zou de bewerker de roman gemoderniseerd hebben – want zo’n meestal funeste bevlieging hebben bewerkers wel eens - en loopt Eline straks in een legging met haar smartphone te appen? Nee, nee, laten we nou niet meteen uitgaan van het ergste!

De scènes dan, maar eerst even een stuk voorgeschiedenis. Aan het begin van de roman heeft Eline twee mislukte verlovingen achter de rug. Een winter lang dweept ze wat bakvisachtig met de operazanger Théo Fabrice (met wie zij nooit een woord wisselt en die in het toneelstuk dus wel geskipt zal worden). Daarna begint ze een relatie met een meer bereikbare man uit haar eigen kringen: Otto van Erlevoort. Scène 1: na lange aarzeling geeft zij hem het jawoord; de verloving is een feit.

Otto heeft Eline tijdenlang stil aanbeden en haar met Sinterklaas een exorbitant dure waaier cadeau gedaan. Hij is in elk opzicht haar tegenpool: een kalme, nogal verstandelijke jongeman. Opluchting bij Elines omgeving: ze is ten derden male verloofd, trouwt straks binnen haar stand, en nu komt het vast en zeker toch nog goed met haar.

Ze brengt een zomer door bij haar ingewikkelde, wijdvertakte aanstaande schoonfamilie, op hun buiten in Gelderland. Een ware idylle, die periode; alle zwarigheid die in Den Haag altijd op haar drukt, valt op het platteland van haar af. Geen wolkje lijkt aan de lucht – op een zware onweersbui na; de enige spannende passage in die voortkabbelende hoofdstukken.

Terug in Den Haag begint echter het geduvel, en dan is scène 2 niet ver meer weg; meteen de meest belangrijke in ‘Eline Vere’. Zij woont in bij haar zuster Betsy en zwager Henk. Die hebben bij Elines terugkomst uit Gelderland ook al enkele maanden een andere logé over de vloer in de gedaante van Vincent Vere, Betsy’s en Elines volle neef. Vincent is een kosmopoliet en gesjeesde zakenman, die continu aan de grond zit en laboreert aan een mysterieuze kwaal.

Vincent zaait het zaad der twijfel in Eline’s hart. Hij verwoordt Couperus’ naturalistische levensvisie, waarin iedereen het voorspelbare product is van karakter, afkomst en omstandigheden. Verliefdheid is dat ook. De mens heeft feitelijk geen vrije wil.

Als Eline dat hoort, is zij compleet geshockeerd, en staat haar relatie met Otto meteen op het spel. Vincent krijgt vervolgens ineens een ernstige aanval van zijn ziekte, en moet daarna maandenlang door Eline verpleegd worden. Die verbeeldt zich dat Vincent verliefd op haar is.

In het huis aan het Nassauplein zijn de meningen over Vincent verdeeld. Eline ziet haar neef als doodzieke patiënt, Betsy ziet hem als schaamteloze klaploper en tafelschuimer. Daar komt natuurlijk bonje van tussen de beide zussen, een ruzie die gepaard gaat met hevig gekrijs. Een scène (nr. 3) waarop twee actrices zich heerlijk over-acterend kunnen uitleven; ik kijk er nu al naar uit.

Otto kiest de partij van Betsy. Eline verbreekt daarop per brief haar verloving met hem. Als zij de huisknecht de brief heeft laten posten, biecht ze Betsy en haar zwager Henk op wat zij, in hevige zielenstrijd, gedaan heeft. Verbijstering alom (scène 4).

Tot neef Vincent begint langzamerhand door te sijpelen dat zijn aanwezigheid niet meer door iedereen gewenst is. Hij vertrekt voor zijn zoveelste zakenreis. Druk van de ketel in huize Vere, zou je denken. Maar de ruzies tussen de twee zusters gaan onverminderd voort. Die lopen zo hoog op dat Eline besluit, uit huis te vetrekken. Impulsief als altijd, voegt ze meteen de daad bij het woord, midden in een nacht dat er noodweer heerst (scène 5) .

Het volgende bedrijf speelt in Brussel, waarheen Eline na vele, vele omzwervingen de wijk heeft genomen. Zij logeert daar bij haar oom, Daniël, een zakenman van twijfelachtig allooi, en diens veel jongere vrouw, Elize. ‘Brussel was toen nog een bruisende stad’, maar Eline gaat die stad niet verkennen. Ze zit de hele dag thuis, tussen Daniëls en Elizes vreemde samenraapsel van vrienden en kennissen, over het algemeen lawaaierige en hoogst irritante snobs.

Neef Vincent komt ook daar aanwaaien, in het gezelschap van zijn Amerikaanse vriend Lawrence StClaire. Er bloeit al snel iets moois op tussen Lawrence en Eline. Toch krijgen ze een hevige ruzie (de 6e scène) als hij haar zegt dat zij feitelijk niet past in het milieu van haar oom.

Of Lawrence en Eline dan wél bij elkaar passen, is ook nog maar de vraag. Hun relatie verloopt met ups en downs. Eline kan ook deze keer moeilijk komen tot een jawoord. Ze besluiten tot een afkoelperiode. Lawrence gaat met Vincent een reis door Europa maken. Na vijf maanden zal hij Eline weer ontmoeten, en dan zal er een beslissing vallen over een verloving.

Eline neemt haar intrek in een pension in Den Haag. Daar speelt de 7e en laatste scène zich af, een scène in een scène. Eline, die meer en meer in de war raakt, zingt op een avond in haar eentje met luider stemme een aria uit een opera, waarbij ze het beddenlaken om haar lichaam drapeert als kostuum.

Daarna kan zij natuurlijk helemaal niet meer slapen van de opwinding die dit met zich heeft meegebracht. De zes druppels morfine, de maximumdosis die een Brusselse arts haar heeft voorgeschreven, helpen ook niet meer. Zal zij een paar extra druppeltjes nemen uit het flesje? Nog eens zes, dat zal wel fataal zijn. Nee, zij wil er drie extra nemen, maar er vallen er vijf vanuit het flesje in het glas water. Dat drinkt zij dan maar leeg, en het wordt haar einde.

Prachtig beschreven door Couperus, die sterfscène. Maar hoe breng je het op het toneel, waar een zelfmoord met een pistool of zwaard veel gemakkelijker is uit te beelden? Ik ga het zien. En ik meld het in de volgende aflevering.

FHM
13 december 2015

VOLGENDE AFLEVERING: STAAT HIERONDER


Nr. 210b - donderdag 17 december 2015
Eline Vere (3): IJlend naar het einde

 

Hanne Arendzen als Eline Vere.
Overgenomen van 
Hummelink Stuurman Theaterbureau. Klik op het duimnageltje voor de volledige foto.

‘Het angstzweet brak haar uit, en ze voelde zich zeer dof worden, maar zoo vreemd dof, zoo anders dan gewoonlijk.
- O mijn God! dacht ze. Mijn God! Mijn God! Zoû het… te veel zijn geweest?
Neen, neen, dat zoû te verschrikkelijk zijn! De dood was zoo zwart, zoo leêg, zoo onzegbaar! Maar toch, áls het zoo was? En eensklaps versmolt hare vrees in een onmetelijke rust. Nu, als het zoo was, dan was het goed…’

Louis Couperus, ‘Eline Vere’

In deel 1 van dit kleine Eline Vere-drieluik schreef ik dat haar dood Den Haag diep roerde, in 1888, toen zij de heldin was uit Couperus’ krantenfeuilleton. Nu, 127 jaar later, trekt het toneelstuk ‘Eline Vere’ overvolle zalen in de residentie, waar nog altijd velen begaan zijn met haar lot. Ik reserveerde mijn plek voor het zondagmiddagmatinee van 13 december al drie weken van te voren, maar kon nog maar kiezen uit zes, zeven stoelen in die grote Koninklijke Schouwburg aan het Voorhout.

Het toneelstuk is een productie van Hummelinck Stuurman Theaterbureau, werd bewerkt en geregisseerd door Ger Thijs en ging eind september in dezelfde Haagse schouwburg in première. Thijs tekende in het verleden ook voor andere bewerkingen van Couperus’ romans, waaronder ‘De boeken der kleine zielen’. Daarin zal hij de schaar nog drastischer gehanteerd hebben dan bij ‘Eline Vere’; die romancyclus is bijna twee keer zo dik.

Het begin van het toneelstuk ‘Eline Vere’ geeft me net zo’n dof gevoel van noodlot en berusting als indertijd het begin van de film ‘Titanic’. Het is dan allemaal nog vrij vrolijk en luchtig rond Eline. Wie het verhaal niet kent, zou zelfs even kunnen denken dat hij bij een klucht terecht is gekomen. Die losbollige neef Vincent Vere (Vincent Croiset) vormt bijvoorbeeld een running gag met zijn herhaaldelijke geldleningen. En ook tante Elize, vlot en met verve neergezet door Nettie Blanken, komt – niet ten onrechte – over als een weinig serieus type. 

Maar ik breng niet meer op dan een benepen lachje. Want zoals je bij het zien van ‘Titanic’ van te voren al weet dat die boot naar de dieperik zal gaan, zo weet je ook dat Eline (Hanne Arendzen) aan het eind van het stuk die fatale elf druppels morfine uit dat flesje zal nemen.

De toneelbewerking kwam aardig overeen met wat ik hierboven zelf bekokstoofd heb. Alle zeven cruciale scènes die ik de revue liet passeren, kwamen er prominent in terug; soms in een iets andere, handigere volgorde.

Thijs heeft de bij Couperus’ tijd passende langdradigheid kundig weg weten te werken. Het toneelstuk kent een snelle, bijna zappende opeenvolging van scènes, en ook heel vlotte en talrijke decorwisselingen bij open doek. Die worden mogelijk gemaakt door te werken met verrijdbare panelen, een soort kamerschermen, en zeer sober meubilair. Met een paar handgrepen verandert een huiskamer in een concertzaal, een concertzaal in een Schevenings strand en eindigt het stuk in een pensionkamer met witte muren, als in een kliniek.

Even snel als de decors wisselen de stemmingen van Eline. Het past bij haar syndroom, al heette dat dat in Couperus’ tijd nog geen ‘borderline’. Haar bevlieging voor de operazanger Fabrice is als bij toverslag over, als hij op een avond een keer wat minder sterk over het voetlicht komt op het concertpodium.

Die Fabrice moet even een probleempje geweest zijn voor de toneelbewerker, want Eline is enige tijd smoorverliefd op hem, maar kent hem niet persoonlijk, en wisselt geen woord met hem. De bariton is dan ook niet sprekend ingevoerd in het stuk. We krijgen hem ook niet te zien op het toneel, maar horen hem wel zingen. Hij is niet ‘geskipt’, zoals ik hierboven kort door de bocht voorstelde. En dat zou ook niet juist geweest zijn, want de affaire-Fabrice zet de reeks noodlottige gebeurtenissen in gang die zullen leiden tot Elines dood.

Het toneelstuk krijgt mij al ruim voor de pauze definitief in zijn greep. Het spel is prima en de kostuums zijn, voor zover ik daarover kan oordelen, passend bij het tijdperk waarin het stuk speelt.

Voor de taal geldt hetzelfde. Waar Couperus’ roman niet letterlijk geciteerd is, is er toch altijd passende tekst gebruikt, dat wil zeggen ouderwets en plechtstatig. Een zegen is dat alle Franse woorden waarmee men in Haagse kringen zo graag strooide, zijn weggelaten; als je de roman leest, kun je er wel een Frans woordenboek naast leggen.

De ruzies tussen Eline en zuster Betsy (Oda Spelbos), daar vliegen de stukken af, maar ze zijn niet té. Ook de vluchtscène van Eline uit het huis aan het Nassauplein wordt knap op het toneel gebracht. Je ziet Eline ’s nachts in regen en storm door de Haagse straten dwalen, onder luide donderslagen, totdat ze onderdak vindt bij een vriendin.

En dan aan het einde: Eline’s vlagen van waanzin in het pension, gevolgd door de onafwendbare sterfscène met de druppels morfine. Die gaat op toneel niet gepaard met een aria. Tekst uit de roman (zie het citaat boven dit stukje) is in de ik-vorm in de mond van de Eline gelegd. Ze krimpt vervolgens ineen en gaat ijlend ten onder, waarbij ze de namen noemt van haar gelieven, met wie zij niet gelukkig wist te worden. Een magistraal gespeelde scène, die volop recht doet aan die uit de roman, en terecht beloond wordt met een staande ovatie.

Toeschouwers die het boek gelezen hebben, die moeten wel het publiek vormen dat het lastigst tevreden is te stellen. Zij hebben immers al een voorstelling in hun hoofd van de protagonisten, die mogelijk ernstig botst met wat ze op het toneel zien. Maar voor mij verdient deze voorstelling van bewerker en regisseur Thijs veel complimenten en zijn er geen belangrijke punten van kritiek.

Daarin sta ik niet alleen: zowel op de sociale media als in de recensies was iedereen vol lof voor de voorstelling.

Volkskrantrecensent Hein Janssen vond wel dat de mannen (op Vincent na) op het toneel niet goed uit de verf kwamen. Nee, maar dat doen ze in de roman in wezen ook niet: die slappe, lauwe Otto van Erlevoort, die Jan Hen van een zwager Henk, die oppervlakkige Amerikaan Lawrence, waarvan je ook niet goed weet wat je aan hem hebt…

Daniël, de Brusselse oom van Eline, bleek zelfs helemaal uit het stuk geschreven en doodverklaard te zijn. Maar je mist hem totaal niet; die wat vage man zou in het niet gezonken zijn naast dat maffe mens van tante Elize, met haar verslingerdheid aan morfine, sigaren, drank en smakeloze feesten.

Zoals in 1888 de dood van Eline het gesprek van de dag was in de Haagse paardentram, zo is de toneelbewerking van Ger Thijs dat deze zondagmiddag in de Randstadrail. Een leugen tot besluit van dit drieluik. Maar het was aardig geweest als het zo geweest was.

FHM
17 december 2015

‘Eline Vere’ is nog tot / met 30 januari 2016 te zien in Breda, Delfzijl en vele plaatsen ertussenin; zie het speelschema op de site van Hummelink




VOLGENDE AFLEVERING: 'PLAYERWATER'; 'VAN BOSCH TOT BRUEGEL' IN BOIJMANS  (03/01/2016)

 

© Frans Mensonides, Leiden, 2015.