LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
217. 'WE ZITTEN ER MOOI TUSSCHEN', OORLOGSBRIEVEN UIT APELDOORN (14/02/2016)
216. NUMMERTJES TREKKEN BIJ HET ARTSENLAB
(07/02/2016)
215. STROOMLOOS,
EN METEEN STROMENLOOS (31/01/2016)
214. 'APELDOORNSE
BRIEVEN', OF: HET TANTE BETJE
(24/01/2016)
213. DAGBOEK
VAN EEN WEEK: KEES VERKERK, DAVID
BOWIE EN KEIZER CONSTANTIJN (17/01/2016)
212. 'ALS JE BITCH WIL CHILLEN',
HET HITJAAR 2015 (10/01/2016)
Verlaten speelplaatsen in Emmen, IJmuiden, Puurs (België) en
Leiden. Archieffoto’s De digitale reiziger.
Zo’n app had mijn moeder moeten hebben in 1963, dacht ik,
toen ik dit artikel las in Trouw. Dan was mijn broertje Sjoerd van 2,5 jaar
oud niet een halve dag zoek geweest, had mijn moeder daardoor niet urenlang in
alle staten van ongerustheid verkeerd, en hadden twee meisjes uit de buurt hem
niet hoeven weg te halen bij de slootkant. Hij was zo’n jongetje dat niet in
zeven sloten tegelijk liep, maar wel in één sloot, als hij de kans kreeg, en
dat was erg genoeg. Ik verhaalde erover in dit stukje in deze rubriek.
Bezorgde moeders hebben tegenwoordig een app op hun
telefoon, een location tracking app,
om precies te zijn. Die houdt hun kinderen continu in de gaten als ze buiten
spelen. Moeder (of vader, maar zouden vaders ook zo overbeschermend zijn?) kan
dan op een plattegrond op haar smartphone zien waar haar kroost uithangt. Verder
gaan er meteen alarmschellen rinkelen als de kinderen zich begeven buiten
vooraf ingestelde grenzen. Ook hun ‘verplaatsingsgeschiedenis’ wordt
bijgehouden.
Om dit alles mogelijk te maken, zijn de kids zelf natuurlijk
ook uitgerust met een smartphone. Daarop zit een ‘paniekknop’. Als ze daar op
drukken – wanneer ze bijvoorbeeld met geweld bedreigd worden door andere
kinderen - komen hun ouders ogenblikkelijk aangesneld. Gemak dient ook het
kind. Wij moesten vroeger in zo’n geval nog hard wegrennen onder het roepen
van: ‘Ik ga het toch wel tegen me moeder zeggen, hoor!’
Als ik dat artikel lees, begin ik te begrijpen, waarom je
nog maar zo zelden kinderen buiten ziet spelen. Dat is niet omdat ze de hele
dag binnen zitten te appen, zoals ik wel eens verondersteld heb. Nee, dat ligt
eerder aan die apps van hun ouders. Er is gewoon geen lol meer aan, als je ook
buiten zo op je huid wordt gezeten. Bij nader inzien is het maar goed, dat er
in 1963 geen location tracking apps
bestonden.
En die speelplekken, ook niks meer an. Verantwoorde
wipkippen, pannadoeltjes in plaats van een stapel jassen als goal, valveilige
verende tegels onder klimrekken… Wij speelden op een schoolplein dat tegenwoordig
met dikke hekken is afgesloten, en een vergeten zandveldje dat nooit als
speelplaats bedoeld was.
Het artikel vervolgt met een betoog dat mij uit het hart
gegrepen is: kinderen hebben recht op zwerven! De wereld is heden ten dage niet
gevaarlijker dan een halve eeuw geleden. We denken van wel, maar nuchtere
statistieken wijzen het tegendeel uit.
De actieradius van kinderen, het gebied dat zij zonder
begeleiding van hun ouders vrijelijk mogen verkennen, is de laatste decennia
voortdurend afgenomen. Mijn moeder bond Sjoerd na zijn weglooppartij (nee, niet
vast, maar) op het hart, binnen kijkbereik te blijven van haar. Hij mocht de
straat niet uit, en mijn moeder gaf precies aan, tot welk flatportiek hij mocht
gaan. Overtreding werd gestraft met: meteen naar binnen! Zijn actieradius bedroeg
100 meter. Maar tegenwoordig zou een ouder voor gek versleten worden, een kind van
die leeftijd überhaupt in zijn eentje buiten te laten spelen.
Ik, toen 6,5 jaar oud, mocht met mijn step de hele in
aanbouw zijnde componistenwijk van Leiden verkennen. Een paradijs voor een
jongetje van die leeftijd, zoals ik schreef in datzelfde stukje.
Ja, er gebeurde wel eens wat. Ik kreeg eens een klap van een
oudere jongen die territoriale rechten meende te kunnen laten gelden op het
stuk polder waarin ik me had begeven. Dat was nog maar een waarschuwing. Hij
beloofde me, me helemaal lens te zullen slaan als ik me er nog eens zou
vertonen.
Daar kwam ik dan voortaan maar niet meer. Evenmin als bij de
bouwplaats waar een bouwvakker me een keer een keiharde schop onder m’n kont had
gegeven, omdat hij blijkbaar niet graag op de vingers werd gekeken bij zijn bouwwerkzaamheden.
Maar wat dan nog? Je kunt niet vroeg genoeg leren wat een
jungle het leven is. En voor de échte gevaren werden we tot vervelens toe
gewaarschuwd: altijd eerst goed uitkijken voordat je de straat oversteekt, en
nooit snoepjes aannemen van vreemde mannen.
Voor mijn moeder was het alleen maar handig dat ik me wist
te redden in de wijk. Ze kon me nog eens om een boodschap sturen bij het
winkelcentrum op tien minuten steppen. En kon me met een gerust hart in mijn
eentje naar school laten gaan, op een ruime kilometer afstand. Anno 2016 worden
ze vrijwel allemaal gehaald en gebracht met de auto. Bij de school bij mij in
de straat staat vier keer per dag een file.
Duisternis was ook geen reden om binnen te blijven. Ook na
het avondeten schuimden we langs de straten, tot bedtijd. En ik werd vaak om
een uur of halfzeven wakker, en ging dan voor het ontbijt eerst een rondje
lopen door de wijk. Dan was het nog zo lekker stil op straat. Dan was de buurt
van mij alleen; dat vond ik een plezierige gedachte. Zo matineus ben ik al lang
niet meer…
Vanaf mijn achtste of negende mocht ik zelfstandig reizen
met de bus. Zelfs na donker. Ik ging wel eens spelen en mee-eten bij een
vriendje in Rijswijk. Zijn moeder bracht
me dan aan het begin van de avond met de auto naar Voorburg en zette me op de
grijze NZH-bus naar Leiden. Ik wist natuurlijk precies waar ik moest
uitstappen, en liep dan bij nacht en ontij naar huis. Als je nu ’s avonds een
kind van die leeftijd alleen in de bus ziet, ben je geneigd, meteen na te gaan
of er een Amber Alert is verzonden.
Wat zou ik doen als ik zelf kinderen had? Ze de straat en de
wijk en de stad teruggeven? Of ook zo’n app nemen? Ik vrees het laatste,
eigenlijk, hoe verkeerd dat ook is.
FHM
21 februari 2016
© Frans Mensonides, Leiden, 2016.