De digitale reiziger (98a)
Groesbeek: oud spoortje, oude tramlijn en oud (vermeend) aquaduct



'Fietslorrie' in Groesbeek


Een stuk in twee delen rond een twijfelachtig jubileum en een even twijfelachtig archeologisch monument; allebei in Groesbeek en omgeving. Dat jubileum is van de spoorlijn Nijmegen – Groesbeek – Kleef (Kleve, op z’n Duits; in de volgende aflevering gaan we daarheen). Deze 27 km lange, grensoverschrijdende lijn is in 1865 geopend en zette daarmee Nijmegen op de spoorwegatlassen. Hij kent nu geen treinverkeer meer, wat dit anderhalve eeuwfeest – dat bij mijn weten alleen op deze site gevierd wordt - wel wat sneu maakt.

Maar de sporen liggen er grotendeels nog en ze worden nog gebruikt ook, zij het niet voor treinen, doch voor ‘fietslorries’. En de opheffing van het dieselboemeltje is volgend jaar ook alweer 25 jaar geleden - wat in zekere zin toch ook een jubileum is.

In de gemeente Groesbeek, preciezer: in het dorp Berg en Dal, begon ooit een tramlijn naar Nijmegen, die ook jubileert: hij is dit jaar 60 jaar geleden opgeheven.

Ook in Berg en Dal begon nog vele eeuwen langer geleden een Romeins aquaduct. Dat transporteerde water vanaf een bron op een stuwwal naar de legerplaats aan de Waal, ten oosten van Nijmegen. Dat aquaduct heeft gemeen met die tramlijn dat hij er niet meer is, maar verschilt ervan in dit opzicht, dat hij misschien zelfs nooit bestaan heeft.

 De foto is op ware grootte te zien op de site GemeentetramWaalstede

 (Vermeend) aquaduct


‘waar u slechts kunt gissen
wat uw blik moet missen’

We beginnen dit serietje dan maar bij dat (vermeende) aquaduct, dat ik bewandel op de laatste zaterdag van juni. Er is een 7,5 km lange wandelroute uitgezet, die het waterwerk, of aardwerk, op de voet volgt. Je kunt die wandeling lopen aan de hand van een app op je smartphone. Ik moet toch eens uitzoeken hoe zoiets werkt. Voorshands heb ik de route, met de bijbehorende plattegrond, maar ouderwets uitgeprint op papier. 

Nou denk je bij een aquaductenroute verlekkerd aan panorama’s zoals je wel eens op foto’s uit Zuid-Europa ziet; zo’n langzaam glooiend stenen gevaarte in de heuvelen, met wijde bogen, zoals op de foto hiernaast. Maar zoiets zal je in de omgeving van Groesbeek niet zien. Dit was een aquaduct op zijn Nederlands, of op zijn Germania-inferiors, want zo noemden de Romeinen ons land. 

Die waterleiding was een geul die ze hebben uitgegraven uit de blubber. Daartoe hebben ze maar liefst 200.000 kuub grond verplaatst, drie kunstmatige dalen aangelegd en drie dammen opgeworpen. In die geul hebben ze een houten goot gelegd.

De watermanagers van toen wisten de legionairs wel aan het werk te zetten. Honderden manjaren graafwerk zaten er in dat aquaduct. De soldaten moesten toch beziggehouden worden, en waarom dan niet met scheppende arbeid? ‘”Teken toch bij”, zeiden ze, “teken toch bij!”’ (Asterix).

Die houten goot is in de loop van bijna 20 eeuwen natuurlijk vergaan. Maar wel wonderlijk, dat er zelfs geen splintertje is teruggevonden van dat 5000 meter lange gevaarte. Sceptici twijfelen daardoor wel aan het bestaan ervan. Misschien was het waterwerk wel van middeleeuwse oorsprong; misschien was het helemaal geen waterwerk, en gaat het om natuurlijke stromen, die hier ooit gestroomd hebben, en inmiddels zijn opgedroogd.

Aquaduct overgenomen uit Wikipedia: Pont du Gard

De gemeente Nijmegen heeft er een rapport over uitgebracht. Daarin staat dat de gemeente zich rijk rekent met deze attractie, die er mogelijk geen is. Men vreest zelfs voor imagoschade, als het verhaal niet zou blijken te kloppen.

Merkwaardig genoeg is dat rapport niet geschreven door een historicus, maar door de Rekenkamer. Dat ken ik trouwens wel van gemeenten. Die scheppen er behagen in, elke 2,5 jaar hun organisatie te laten kantelen; dat zijn ze min of meer aan hun stand verplicht. Daarbij laten ze functies wel eens rouleren, als ze echt niks beters meer weten te verzinnen. Dat heeft tot gevolg dat iedereen die net lekker is ingewerkt, iets moet gaan doen waarvan hij / zij geen verstand heeft. In dat licht bezien is het best wel logisch, dat een rekenkamer zich uitspreekt over archeologische zaken. In Nijmegen zal de gemeentebegroting vermoedelijk ook wel opgesteld worden door de stadsarcheoloog.

 

Busbestuurster


Rond het middaguur arriveer ik in Nijmegen. Breng-stadsbus 8 (Hatert - Berg en Dal) stuift langs het Kronenburg(er) Park waar van de winter de aflevering over station Goffert eindigde. Daarna neemt hij de Waalkade. Deze bus rijdt, zoals meerdere lijnen, op dinsdag tot met vrijdag door het hartje van de stad, via Plein 1944 en de Burchtstraat, en op de overige dagen om het winkelhart heen, langs de Waal. Dat heeft te maken met de markt op maandag, evenementen op zondag en grote drukte op zaterdag.

De elektrische tram naar Berg en Dal, die reed van 1913 tot 1955, deed het hart van de stad helemaal niet aan. Zijn beginpunt lag in de buurt van het Valkhof. Vanaf het station moest je een andere tram nemen om daar te komen.

Het moet een spectaculair ritje geweest zijn, Nijmegen – Berg en Dal. Anders dan bus 8, reed de tram via Beek en Ubbergen, en begon hij daarna aan een zeer steile klim naar Berg en Dal. In het parcours zaten een paar haarspeldbochten, en de tram kruiste zelfs zijn eigen route ongelijkvloers, via een hoog viaduct dat helaas evenmin bewaard is gebleven als dat houten aquaduct. Van deze tramlijn resteren alleen wat foto’s; zie deze site. De lijn doet buitenlands aan.

Net als de tramlijn Utrecht – Zeist genoot deze tram een grote faam bij zondagswandelaars. Berg en Dal ligt te midden van een aantrekkelijk wandelgebied, zoals ik vanmiddag zal zien. Ik was er al even een paar maanden geleden, op een dag waarop alles mis ging, en ik hier natuurlijk ook finaal verdwaalde.

De chauffeuse praat met een brede man die voorin staat te hangen en mij grotendeels het uitzicht staat te benemen. Zij heeft commentaar op alles wat er gebeurt in de stad, en de man geeft haar, met een doordringende stem als een misthoorn, in alles gelijk. Alle zaken langs de Waalkade gaan over de kop. Volgens de busbestuurster zitten daar de multinationals achter. Die kunnen de prijzen bedingen die ze willen, en de kleine ondernemer is de klos.

Verkeerstechnisch zit er ook het nodige scheef in Nijmegen.
‘Al die lossende vrachtwages de hele middag. Ze kunnen die leveringen toch ook ’s ogges regelen?’ En dan dat verkeersproject, daar en daar. ‘Er is al miljoenen aan eûtgegeven en er is nog geen schjop in de grond gegaan. Wat dat betrâft is het één grote sof!’’

Ja, daar droom ik ook wel eens van, een stad waar buschauffeurs niet alleen de bus besturen, maar álles; dat moet ideaal zijn. Ik worstel wat met de fonetische weergave van het Nijmeegs. Het klinkt me erg vreemd in de Hollandse oren, met een soort van halfslachtige zachte g; eerder Limburgs dan Gelders. Dat zou nog best eens kunnen, want Limburg begint een paar kilometer ten zuiden van hier, en accenten trekken zich weinig aan van door mensen getrokken grenzen.

Deze rit voert door statige Nijmeegse buurten. De bus klimt wat geleidelijker dan indertijd de tram. Onderweg komen we een oud badhuis tegen dat nu een theater is. We zijn nu gestegen tot de hoogte van Berg en Dal, maar we hebben nog kilometers Kleefse Baan tegoed voordat we het eindpunt bereiken.

‘Die Vierdaagse wordt ook steeds elektronischer’, weet de buschauffeuse. ‘Nu met die polsbandjes, maar ze zullen in de toekomst vast nog wâl veel meer nieuwe dingen eûtvinde’. Dit gesprek gaat alle kanten op. Ik stap uit bij de Bisschop Hamerlaan, zoals mijn wandelroute me bevolen heeft. ‘Er was een spookrijder’, hoor ik de man met de mishoornstem nog vertellen. ‘Hij kon hem niks nie ontwijken. Het was een van mijn bâste vrienden!’ Van dit drama zal ik het fijne nooit te weten komen.


Aquaductwandeling


De wandelroute begint op de Oude Kleefsebaan, bij een uitzichtpunt over het Kerstendal. Dat dal zou in vier jaar tijd afgegraven zijn door 80 soldaten. Hier, waar ik nu sta, lag de waterbron. Het water werd van 80 meter boven NAP geleid naar 50 meter bij het Romeinse kamp, over 5 kilometer, met een constant verhang van ca. 0,6 %. Knap! – als het al gebeurd is.

Het eerste deel van de wandeling leidt door een woonwijkje waar niets bijzonders te zien is. Dat zal gelden voor meer stukken van deze fotowandeling van 2,5 uur. Veel trajectdelen van het aquaduct behoren nu tot ontoegankelijke landgoederen die met dikke hekken zijn afgesloten. Andere zijn inmiddels overwoekerd door nieuwe huizen.

Ook in Berg en Dal hebben dit voorjaar achttienjarigen hun schooltassen aan de vlaggenmast kunnen hangen, zo niet: aan de wilgen. Ze denken allemaal, dat hun leven daarna pas echt lollig gaat worden. Ik ben nu alweer grondig verdwaald. De wandeling is wel gemarkeerd met pijlen op paaltjes, maar toch. Ik heb grote behoefte aan een ‘ep’ op mijn phone die me stap voor stap voorkauwt hoe ik mijn voeten moet plaatsen, en die me een stevige stroomstoot toedient als ik een verkeerd pad wil inslaan.

Bij een twijfelpunt (rechtsaf het bos in of rechtdoor in een zonovergoten straat) zegt een Berg-en-dalse, die boodschappen uit haar auto staat te laden, dat ik gerust het woud in kan lopen. ‘Maar u moet wel goed eûtkijke, hoor! Voor de hondedrôlle. Het is hier losloopgebied. Iedereen laat hier zijn hond maar schjijte!’

Ik beloof uit te kijken, stap desondanks een hectometer verder in een gigantische bolus, die mijn schoen slechts node, en met een zuigend geluid prijsgeeft. Na het nodige geschraap bereik ik een gammel ogend uitzichtpunt boven weer zo’n door Romeinenhand gegraven vallei.




Daarna voert de route weer de wijk in, waar een monument staat uit een veel recentere periode van gewapende vrede dan de Pax Romana. Het is een atoombunker uit de tijd van Chroesjtsjov en Kennedy, in een onopvallend gebouw dat op een opslagschuurtje lijkt. Volgens mij zijn ze hem weer in gebruik aan het nemen, voor het geval dat Poetin het op zijn heupen krijgt of de Grexit – die vandaag weer een stap dichterbij zal komen - leidt tot algehele Europese ontwrichting. Er staat een liftmontagewagen voor het pand, dat vast toegang geeft tot tientallen kilometers gangen die op honderden meters diepte liggen. En die antenne op het dak, die ziet er erg 21ste-eeuws uit, en dateert zeker niet uit het tijdperk van de Koude Oorlog.

De tocht wordt vervolgd over de Meerwijkselaan, een drukke weg langs fraaie vergezichten op weilanden. De informatie onderweg is overvloedig, met om de halve kilometer wel een bord met uitleg. Maar die draagt niet altijd bij tot de geloofwaardigheid van het verhaal over het aquaduct.

Zo heet het bij de vijver op het landgoed Watermeerwijk dat die plas niet goed onderzocht kan worden omdat hij in WO II is gebruikt als munitiestort (dat komt dan misschien wel goed uit). En zo staat bij het Louisedal, even verder in een bos, vermeld dat dit feitelijk afloopt naar de verkeerde kant. Nou geef ik de Romeinen alle krediet die ze verdienen. Maar ik ga er niet vanuit, dat zij het water omhoog konden laten stromen. Hier hebben ze dus iets uit te leggen!



Een argument pro het aquaduct is dan wel weer dat plaatje van A, B en C. Een door mensenhand gegraven aardwerk kun je gemakkelijk onderscheiden van een natuurlijke waterloop. Als er langs de oever even veel bagger ligt als er ontbreekt in die greppel, is dat een duidelijke aanwijzing dat er mensen aan het scheppen zijn geweest.

Misschien is de schepsis van de Rekenkamer misplaatst. Wat nou, rijkrekenen? Dit gebied kent ook zonder aquaduct toeristische attracties genoeg: het Afrika Museum, Park Tivoli. Die wandeling, zeker het middenstuk ervan door de bossen, is ook aangenaam als dat aquaduct nooit bestaan zou hebben, en verder trekt hij geen drommen toeristen die hun geld terug zouden eisen als dat niet geval zou blijken. Ik zie hier niemand lopen, behalve mezelf.

Ik doorkruis een diepe kloof, bereikbaar via een glibberige houten trap met een klamme, bemoste houten leuning erlangs. Daarna rust ik even uit op dat ene bankje en loop verder langs een muur, waarop het volgende gedicht is geklad:

Sta hier als schutting
op de grens van
twee werelden
ik zie beide kanten
waar u slechts kunt gissen
wat uw blik moet missen
maar ook de andere kant
kampt met hetzelfde.
ik scheid en toch
verbind IK
nieuwsgierigheid is MIJN
deel, oh kon ik MAAR
bewegen om u dit
inzicht te GEVEN



Aan de muur, om een klooster heen, is een doorsnede aangebracht van het aquaduct. Dat geeft wat inzicht in hoe het er heeft uitgezien, maar niet in de vraag, of het echt bestaan heeft. Nieuwsgierigheid is inderdaad mijn deel. Zal eens de waarheid aan het licht komen, en hoe ontluisterend zal die zijn?

Misschien loopt dit verhaal wel net zo af als dat van de Vliet. Eeuwenlang is gedacht dat dit kanaaltje van Leiden via Voorburg naar Delft samenvalt met de ‘fossa Corbulonis’ (gracht van Corbulo) die in de eerste eeuw is gegraven op last van de veldheer van die naam. Maar uit recent onderzoek bleek dat dat smalle, ondiepe kanaaltje dat de Romeinen gegraven hadden, snel verland is nadat ze hun hielen gelicht hadden; dichtgeslibd. In de middeleeuwen hebben de streekbewoners een nieuw kanaal gegraven. Dat maar voor een heel klein gedeelte samenvalt met dat van Corbulo. De Vliet is, kortom, helemaal datzelfde Romeinse kanaal niet meer.

Ondertussen is Corbulo een regionale held. Er zijn straten naar hem genoemd, scholen, clubs, en er is in mijn geboortedorp Voorburg zelfs een standbeeld voor hem opgericht. Een beetje overtrokken; een beetje teveel eer. Hij was tenslotte een bezetter; de Seyss-Inquart van zijn dagen. Het liep niet best met hem af, tussen twee haakjes. Hij viel in ongenade bij keizer Nero, en werd door hem dringend verzocht, zelfmoord te plegen. Dat deed hij, met het famous last word: ‘Axios’ (terecht). Als dat dan tenminste wél waar is.

Wetenschappelijk onderzoek is het begin van alle wijsheid en het eind van veel mooie verhalen. 2000 jaar geleden werd onweer veroorzaakt door de toorn van Donar, tegenwoordig door een elektrische ontlading. Ontnuchterend. En je moet nog steeds niet buiten lopen tijdens onweer; dat blijft gevaarlijk.




Ik filosofeer maar wat voor me uit, tijdens die wandeling, die nu naar een Nijmeegse buitenwijk leidt, over de Broerdijk. Die in de jaren dertig bebouwde laan, kwam in de plaats van een dam waarover dat aquaduct gelopen zou hebben. Langs de straat zit een Nijmeegse schone alvast te wachten op de intocht van de Vierdaagse. De Broerdijk loopt regelmatig glooiend, aquaductisch af. Maar na de rotonde met de tekst in witte letters: ‘AQUA CASTRORUM NOVIOMAGUS, loopt hij even hard weer omhoog. Die dijk moet er in Romeinse tijden dan toch een stuk anders hebben uitgezien. Ook hier hebben de archeologen nog iets uit te leggen.

Op die rotonde kruis ik de route van lijn 8. Hij is me net niet opgevallen, toen ik in de bus zat. ‘Het water van de legerplaats Nijmegen’ betekent het potjeslatijn op de rotonde. Natuurlijk: castra, castrorum, een plurale tantum, geen a-stam, maar onzijdig meervoud, zo’n instinker waaraan die taal zo rijk is.

De wandelroute eindigt op het kruispunt van de Broerweg, Ubbergseveldweg en Beekmansdalseweg. Bij een moderne flat die Porta Romana heet, zijn de contouren van het Romeinse Legerkamp aangebracht. Er staat een digitale informatie-automaat die helaas vernield is, en nog wat schriftelijke uitleg.

Die gewaagt van de 500.000 liter water die de 5000 soldaten in het kamp elke dag nodig hadden. Ze hadden er Wc’s met echt stromend water. Die Romeinen waren hun tijd technologisch gezien eeuwen vooruit, en kunnen dus best ook dat aquaduct aangelegd hebben; ik zie het ze wel doen.

500 kuub water, 100 liter de man per dag, dat is me nogal wat! Ik denk dat de soldaten via hun CAO recht hadden op twee keer per week een kuipbad met warm water; het was wel een beetje decadent zooitje in dat Romeinse Rijk. Zag ik hier in Nijmegen in 2008 niet een tentoonstelling over warm stromend water in het oude Rome? (in DIT artikel, helemaal onderaan, waar je ziet staan: ‘Rare jongens, die Romeinen’. De rest van dat stukje ging over de voorgenomen tramverbinding Arnhem-Nijmegen, die ten prooi zou vallen aan de crisis).


 



Ik reis vandaag op zo’n HEMA- gemaks- of gebakskaartje, net als laatst in Groningen. Na deze wandeling haak ik naar gratis koffie met appelgebak. Ik had gehoopt en verwacht dat de route min of meer bij de HEMA (Hema, Hemorum) uit zou komen. Maar dat is niet het geval; dat is nog een stijf halfuurtje lopen, maar wel langs adembenemende doorkijkjes op de Waal. Waarom haalden de Romeinen hun water dáár niet uit? Omdat de Waal veel lager lag dan hun kamp, en ze het water niet op konden pompen. Er zit toch een soort logica in dit aquaduct-verhaal. Ik gelóóf erin, wat de stadsboekhouders er ook van mogen vinden; ik heb dat stuk toch niet voor niks gelopen?

 

Nijmegen - Kleef

Later op de middag begin ik mijn verkenning van de spoorlijn Nijmegen-Kleef. Ik schreef dat Kleef het eindpunt was, maar feitelijk komt Nijmegen meer voor die titel in aanmerking. Op die lijn reden Duitse treinen naar een stuk Nederland waar het spoorwegwezen nog niet was doorgedrongen. Nijmegen was eerder verbonden met Duitsland dan met Holland. Toen dat laatste ook eenmaal voor elkaar was gekomen, reden er over het spoortje naar Kleef doorgaande treinen Amsterdam – Keulen; een belangrijke verbinding, indertijd!

De lijn liep de eerste 7 kilometer parallel aan de Maaslijn, Nijmegen – Roermond, die gelukkig nog wel wordt bereden met treinen. Daarna ging het met een slinger naar Groesbeek, waarbij de trein de Gelders-Limburgse grens scheerde. Stations waren er in Groesbeek en Kranenburg, aan weerzijden van de grens. Op Duits grondgebied heeft de trein in sommige perioden ook nog gestopt in de onder Kleve ressorterende dorpjes Frasselt, Nütterden en Donsbrüggen.

Het lijntje kende maar een korte bloeiperiode. Station Groesbeek ging al dicht in de jaren 30. In de jaren 60 t/m 80 reed er nog maar een paar keer per dag een trein Nijmegen-Kleef, op het laatst slechts één wagen, getrokken door een Duitse loc. In 1991 werd het baanvak gesloten.

Sindsdien ijvert een vereniging met de opgewekte naam VIEV (Vereniging Innovatief Eurogionaal (Rail)vervoer) voor de gehele of gedeeltelijke her-ingebruikname van de spoorlijn. Lokale en regionale overheden aan weerszijden van de grens staan niet onwelwillend tegenover deze VIEVe plannen, maar in Groesbeek moeten ze er niets van hebben.

Meer dan een halve eeuw hebben de Groesbekers de trein alleen maar door hun dorp zien rijden, zonder dat ze in of uit konden stappen. In al die tijd hebben ze zo’n pesthekel gekregen aan het ijzeren paard dat ze de trein nu onder geen beding meer terug willen zien. Hij maakt lawaai, hij walmt dieseldampen uit, hij is gevaarlijk…

Onzinnige NIMBY-argumenten. Maar met een ander bezwaar hebben de critici wel een punt: terugkeer van de trein zou wel eens kunnen leiden tot inkrimping of opheffing van de huidige busdienst, Breng-lijn 5 (Beuningen – Groesbeek). Hoe zonde dat zou zijn, merk ik als ik op deze zaterdagmiddag bij Nijmegen NS bus 5 neem. Hij rijdt in kwartierdienst naar Groesbeek, en overbrugt de afstand van 11 km daarheen ook in niet veel meer dan een kwartier. Een prima verbinding. Een trein zou het niet veel sneller doen, en is bovendien alleen aantrekkelijk voor reizigers die in de buurt van het station wonen.

Plannen voor reactivering van het spoorlijntje werden volop bediscussieerd in de jaren 00, maar zijn de laatste jaren in de ijskast beland, en op de lange spoorbaan. Het meest recente idee van railvoorvechters VIEV behelst inzet van lightrail, lees: een tram, maar dan alleen op het traject Nijmegen – Groesbeek. Een halfuurdienst, één trammetje, dat heen en weer pendelt. Dit lijkt me echt geen haalbare kaart, en bovendien leidt dit niet tot herstel van de verbinding Nijmegen – Kleef – (Düsseldorf). Regionale en plaatselijke overheden hebben het plan voorlopig maar eens opgeschoven naar de jaren 20 van deze eeuw.

 Foto van station Groesbeek HIER op ware grootte te zien op Stationsweb

Groesbeek





Ook bus 5 verlaat Nijmegen via statige lanen. Hij passeert een kazerne die tegenwoordig appartementencomplex is. Na v/h de Heilig Land Stichting, thans: Museumpark Oriëntalis, rijden we het bos in, waaruit na luttele kilometers het ca. 18.000 inwoners tellende dorp Groesbeek tevoorschijn komt. Over het spoor en voorbij de molen splitst de buslijn zich in twee takken die elk een uithoek van deze grensplaats bedienen.

Het spoortje, met een betonnen wandel-fietspad ernaast, is in het hart van Groesbeek onderbroken door een bouwplaats. Betekent dit het definitieve einde van de reactiveringsplannen, of scheert de tram van VIEV straks langs de gevels?

Het gemeentehuis lijkt sterk op dat van Houten en Teylingen. Mét dat ik dat vaststel, schiet me eindelijk te binnen dat ik hier al eerder geweest ben, en toen ook al constateerde dat het gemeentehuis nageaapt was. In 1997 was dat, in een serie over stadsvervoer. Ik schrijf altijd over hetzelfde. Maar als er 18 jaar tussen zit, zal geen lezer het zich meer herinneren. Ik was het zelf al bijna vergeten.

Toen reden er nog geen draisines. Nu wel. Voorbij de bouwplaats kun je met een groep fietslustigen bij een geïmproviseerd stationnetje een draisine (op z’n Duits) of fietslorrie (Nederlands) huren. Daarmee vind je fietsend je weg over het spoor, naar Kranenburg of zelfs tot in Kleve. Details op de site van Grenzland Draisine.

Ook dat fietsen gaat volgens een spoorboekje. Het is een enkelsporige lijn, en tussen hier en Kleve heb je alleen in Kranenburg een wisselplaats. Het sein staat nu op groen; er is nog een heuse seinpaal. Om 17:00 uur kun je nog vertrekken naar Kranenburg. Daar moet je dan tot 19:00 uur wachten voor de terugrit; dat alles om botsingen halverwege te voorkomen.

Ik sla het pad naar Kranenburg in. Drie lorries passeren me, met grote tussenpozen. Ze ontwikkelen een flinke snelheid, met ouderwetse kedeng-kedeng-geluiden. De eerste wordt bezeten door vier dames met opvallend dikke achterwerken, die wel wat lichaamsbeweging kunnen gebruiken.

‘Kom ik nou soms op faceboek?’, grauwt een harpij van een mens, die me tegemoet loopt, en per ongeluk in beeld komt als ik zo’n draai-ziene fotografeer. ‘Dat mocht je willen!’, antwoord ik gevat. ‘Ouwe taart!’, mompel ik er onhoorbaar achteraan. Die heeft eens een klok horen luiden over Facebook. En wat dan nog, als je daarop komt? Denkt ze dat de duivel haar ziel dan komt halen? Of had ik moeten beloven, haar telefoonnummer erbij te zetten? Ik zit trouwens geeneens op Facebook. Ik zat al op Internet toen Facebook nog lang niet bestond, en doe het nu ook nog maar zonder.

Een draisine was oorspronkelijk een loopfiets, in 1817 uitgevonden door Karl von Drais. Sommige fietsen op het spoor zijn uitgerust met handbediening, grote, op en neer bewegende stangen, en dan spreekt men wel van een ‘pomplorrie’, een plomp woord. Maar hier zie ik alleen maar trapfietsen.

 Draisine-race overgenomen van Wikipedia (D): Draisine (Laufmaschine)

 




Aan de rand van Groesbeek kruist het spoor een verkeersweg. Daar moeten de fietsers een hek openen, afstappen, op een knop drukken, zodat het licht voor de auto’s op rood springt, en verder rijden. Daarna blijft het licht nog geruime tijd op rood staan, tot ergernis van de automobilisten, die deze onderbreking met verbeten koppen aanzien.

Dat dat mag, zo’n spoorkruising, met de heersende veiligheidsgekte in spoorwegland! Over spoorveiligheid was van de week een heftige discussie, aangezwengeld door een ProRail-bobo die, weinig fijngevoelig, zelfmoordenaars opriep om voortaan te wachten tot na de spits met hun sprong.

Dat is exact maar dan ook exact wat een spitsreiziger denkt als er iemand voor zijn trein springt. Toch kun je als bobo zoiets niet zeggen in de media. Zeker niet op de dag dat je organisatie onder zware druk staat wegens het zoveelste aanbestedingsschandaal dat uit de doofpot is gekomen. Wie geschoren wordt, moet stilzitten, en de railsector wordt aardig kort geschoren, de laatste maanden.

Weet je, het probleem met spoorwegmensen is: communicatie. Van werkvloer tot directiekamer weten ze niet, wanneer ze moeten praten en wanneer ze hun kop moeten houden. En in het eerste geval: wat ze dan precies moeten zeggen.

Ik keer terug naar de kern van Groesbeek, waar de klokken van het stadhuis oorverdovend luid halfzes klepelen. Er komen me geen draisines meer tegemoet; het sein zal inmiddels wel op rood staan.

De spelersbus van De Treffers rijdt door het dorp. Dat voetbal gaat hier twaalf maanden per jaar door; van een zomerstop willen ze niet weten. Helemaal voetbalgek is Groesbeek, met diverse vooraanstaande amateurclubs. Eén ervan, Achilles’29, waagde enkele jaren geleden zelfs de sprong naar het min of meer betaalde voetbal. Daar, in de Jupiler League, breken ze echter geen potten, dat nou ook weer niet. Ze bungelen voortdurend in de onderste regionen van het rechterrijtje.

Volgende week ga ik naar Kranenburg en Kleve. Nee, niet per draisine. Daar is geen gein aan, in je eentje. En als ik Januvia meevraag, weet ik al precies hoe het gaat. Bij de aanblik van dat fietsgeval zal ze ongetwijfeld zeggen: ‘Je denkt toch zeker niet dat ik dáár met mijn goeie goed op ga zitten?’ Nee, ik ga met de bus, die de trein verving. Verslag over anderhalve week op deze plek.

Frans Mensonides
5 juli 2015
Er geweest: zaterdag 27 juni 2015

Lees verder in deel 2 > > > > >  





© Frans Mensonides, Leiden, 2015