De digitale reiziger (96) 
Stations waar je niet uitstapt: Mantgum, Deinum en Opheusden

Mantgum


Je hebt van die stations, waar je alleen maar langsheen rijdt met de trein, en waar je nooit op het idee komt om er uit te stappen. Plaatsen die je niet echt toeristisch aantrekken. Je moet er al wonen, of er echt moeten wezen, wil je er je voeten op de aarde plaatsen.

Het leek me aardig, om een reeksje te maken over zulke stations, er in de loop van dit jaar zo nu en dan gewoon eens een of twee te prikken, van te voren niets over zo’n plaats op te Wikipediën, en gewoon maar te kijken wat er op mijn weg komt. In het Bevrijdingsweekend deed ik op die manier Mantgum en Deinum in Friesland, en Opheusden in de Betuwe. Hieronder verslag, in een extra lange Hemelvaartsaflevering.

Het is niet eenvoudig, een bruggetje te slaan tussen twee zo ver van elkaar gelegen en uiteenlopende landstreken. Maar het is in ieder geval zo, dat beide regionale lijntjes gereden worden door rode GTW-diesels van Arriva, onder het logo: SPURT; dat is toch een overeenkomst.

 


 

Sporen in FrieslandMantgumDeinumTwee minuten stilteBetuwe-boemel  - De kladOpheusden - Beek, Berg en vooral Dal

 


Sporen in Friesland

Friesland doe ik op maandag, dodenherdenking. Als ambtenaar heb ik morgen vrij omdat het dan Bevrijdingsdag is, en vandaag omdat het morgen Bevrijdingsdag is. Ik reis met de eerste trein na 9 uur van Leiden naar Leeuwarden. Daar zal ik om kwart over twee een geëmigreerde Hollander ontmoeten die me per auto gaat rondtoeren door de kop van Friesland, de streek aan de boorden van de Waddenzee. Autotochtjes blijven op deze OV-site natuurlijk buiten bespreking. Maar voordat ik instap in de vierwieler, heb ik nog net tijd om de twee genoemde dorpen te besporen.

Mantgum ligt aan de lijn Leeuwarden – Sneek –Stavoren. Ik was in 2007 al eens in Sneek, toen in het noorden de Spurt pas was ingevoerd. IJlst deed ik in de hete zomer van 2003 tijdens een zevenstedentocht (Drylts, ook zo’n plaats waar je niet uitstapt; de náám alleen al). Toen reden er nog Wadlopers van Noordnet; de mijne met een oververhitte motor en een op volle kracht loeiende verwarming. In Hindeloopen was ik in 1999; in Workum en heel eventjes in Stavoren in de zomer van 1997, de eerste zomer in het toen nog prille bestaan van deze site. Rest alleen nog de vraag, waarom ik de trein nooit verlaten heb op het voorlaatste station, Koudum – Molkwerum. Maar het is misschien nog niet te laat.

Friesland is de enige provincie waar de treinen ongeveer, min of meer in een 20-minutendienst rijden. NS brengt je vanuit Leeuwarden drie keer per uur zuidwaarts, met achtereenvolgens de IC Den Haag die tot Zwolle overal stopt, de stoptrein naar Meppel en de IC naar Rotterdam. De laatste jakkert lekker door al die deurpen heen en houdt tot Zwolle alleen halt in Heerenveen en Steenwijk.

De Arriva-lijn naar Stavoren heeft tot Sneek een strakke 20-minutendienst. Na Snits ga je echt de rimboe in. Slechts één trein per uur rijdt zo ver door. De spoorlijn naar Groningen via Buitenpost heeft een 10-20-30-minutendienst, dank zij twee stoptreinen en één sneltrein per uur. Maar de lijn naar Harlingen, waaraan Deinum ligt, is een uitbijter, met afwisselend een interval van 25 en 35 minuten.

Al met al heb je in Leeuwarden, als je het een beetje uitmikt, altijd wel ergens aansluiting op iets anders, als je met de trein reist. Ik heb een perfecte van mijn langzame IC, die aankomt om 11:56, op die ene trein per uur helemaal naar Stavoren, die vertrekt om 12:03.

 


Mantgum


Het is stil in de Spurt; veel mensen vieren deze week vakantie. De trein rijdt langs velden met gele bloemen. Boterbloemen? Whatever. Het is weer eens iets anders dan bollen. Vanuit de Hanzetrein zag ik vanmorgen tussen Lelystad en Zwolle ook een hoop bollenvelden. Daar schijnen ze ook te willen gedijen; beter nog dan in de traditionele Bollenstreek rond Lisse, waar je tegenwoordig meer huizen ziet dan tulpen.

In Mantgum kruisen om 10, 30 en 50 minuten na het hele uur steeds twee tegenliggers elkaar. Het lint van de sporen loopt weg in grazige, volmaakt vlakke weiden. Plukjes bomen in de verte markeren andere dorpjes. Banen licht en donker trekken met windsnelheid - vandaag een aanzienlijke vaart - over de velden.

Mantgum is een terpdorp met ruim 1000 inwoners, waarvan er per dag circa 275 in de trein stappen, volgens cijfers van 2006. Reizigerscijfers zijn tegenwoordig bedrijfsgeheim en tevens bedrijfskapitaal: een belangrijke troef bij aanbestedingen. Recente cijfers zijn dan ook bijna niet te verkrijgen (hier die t/m 2009 op de site van Treinreiziger.nl).

Al voor de eeuwwisseling verbood directeur Sul van railconcurrent Lovers het tellen van reizigers in zijn treinen (wat je natuurlijk heel gemakkelijk stiekem kunt doen, zolang je niet hardop telt). En bij die recente aanbesteding in Limburg speelden reizigerscijfers ook een rol. NS had ze, en zou ze volgens beschuldigingen alleen ter beschikking willen stellen aan NS-dochter Qbuzz / Abellia, die dong naar de concessie. En hem ook won.

Niet alleen dank zij die cijfers. Het ging so wie so niet helemaal eerlijk, bleek deze week uit krantenberichten. Nou is dat niet erg verwonderlijk, want in Limburg gaat nooit iets eerlijk, en waar NS bij betrokken is, gaat nooit iets zoals het zou moeten. Ze hebben zelfs maffiapraktijken als bedrijfsspionage niet geschuwd om de concessie in Nederlands wormvormig aanhangsel binnen te slepen. Ik moet nodig eens die kant uit, om poolshoogte te nemen. Nu rijden daar bussen en treinen van Veolia, de grote verliezer van de concessiestrijd. Arriva was de runner up. Het is momenteel nog volkomen onduidelijk wat er met die concessie gaat gebeuren.

De reacties op een en ander waren nogal lauw. Komende week zal blijken dat een ‘treinplasser’ (die over een eersteklasfauteuil piste waarop straks weer een conducteur moet zitten met zijn goeie goed) meer publieke verontwaardiging wekt dan fraudeurs met een miljardenconcessie.

Maar ik dwaal weer lichtelijk af, ook geografisch gezien. De trein is plezierig dichtbij in Mantgum; nergens in de bebouwde kom van het dorp woon je verder dan tien minuten lopen van het spoor.

Iets dunner is het busvervoer gezaaid. De enige reguliere streeklijn die het dorp aandoet, Arriva-lijn 93, Leeuwarden – Sneek, vertoont zich slechts 8 keer per dag per richting.

Daarnaast heb je nog de ‘Opstapper’, een buurt- belbussysteem met variabele routes en –vertrektijden. Vrijwel alle Friese dorpen en gehuchten zijn er op aangesloten. Het heeft zelfs de mogelijkheid, je van huis op te laten halen en je thuis terug te laten bezorgen. Dat kost dan wel wat extra, maar nog lang niet zoveel als een taxi. Het begin- of eindpunt van je rit is altijd een plek waar je kunt overstappen op het reguliere OV.

Zo is station Mantgum per Opstapper bereikbaar vanuit Baard, Bears (beren op de weg?), Boazum, Britswerd, Dearsum, Easterwierum (waar het 365 dagen per jaar Pasen is), Jellum, Jorwert (waarover een boek geschreven is dat al jaren op mijn bucket-list staat), Leons, Raerd, Weldum en Wiuwert. ‘Frysk Ferfier’, staat hier fier op alle bussen.

Zo, Wiuwert (Wieuwerd), 5 kilometer hier vandaan, is dus ook met enige moeite nog bereikbaar per OV. Dat dorp staat ook op mijn emmerlijst. Een van de interessantste Friese attracties is er te zien: mummies in de kerk. Vandaag geen tijd voor.

Gemummificeerd in Wieuwerd, met alleen een Opstapper tot je beschikking; wie zou het willen? De plaatsnaam klinkt al obscuur en onheilspellend; ik moet er beslist een keer heen. Maar Mantgum moet voor de niet-autobezitter wél een aantrekkelijk oord zijn, 7 minuten sporen van de stad. Als vanouds hebben dan ook veel renteniers het dorp uitverkoren om er hun laatste decennium door te brengen.

Zij woonden en wonen in een beschermd dorpsgezicht, op de Seerp van Galemawei of Om‘e Terp, dat bestaat uit grote herenhuizen die er bijna allemaal hetzelfde uitzien. Zie de foto; dat scheelt weer een ingewikkelde uitleg. Ze lijken sprekend op de huizen voor binnengelopen herenboeren die ik een jaar geleden zag in Noord-Groningen.



Mantgum is, zoals vele dorpjes in het noorden van het land, gebouwd op een terp, een bescheiden kunstmatige heuvel die zorgde voor droge voeten, in tijden dat het polderen nog niet was uitgevonden. Het dorp is minstens 700 jaar oud, maar heeft vast al eeuwen en eeuwen bestaan zonder vermeld te zijn in annalen die thans nog nageslagen kunnen worden in archieven. De kerk heeft het al een half millennium uitgezongen.

‘Snein’ is het hier ‘keatse’. Zondag is het hier kaatsen. ‘Snein’ is zondag en ‘sneon’ zaterdag; het is soms knap verwarrend, dat Fries. Je boodschappen doe je in veel Friese dorpen bij Poiesz, wat meer Tsjechisch in de oren leest dan Fries (spreek uit: ‘poeiers’ of ‘pooiers’? My guess is as good as yours).

Verder heeft Mantgum een klein nieuwbouwwijkje. Ik kan de ronde door het plaatsje snelwandelend afleggen in 20 minuten, of in bedaagd tempo in 40, en kies voor het laatste. ‘Twiet, twiet, tsjilp, tsjilp, roekoe, roekoekoe, kras, kras’ is alom hoorbaar.

Na mijn ronde beklim ik het perron voor de trein naar Leeuwarden. Aanvankelijk sta ik er alleen, maar gaandeweg ontstaat een wachtende menigte van wel vijf man, inclusief mezelf. Ik tel ze, en openbaar de cijfers, of het mag of niet. Vier autochtonen, dat is 12 per uur, gegeven de 20-minutendienst, dat is zo’n 200 per dag, plus nog een aantal naar Sneek, dan kom je inderdaad wel aan 275 instappers.

Het station overtreft daarmee Deinum verre, mijn volgende pleisterplaats, die er maar 77 per dag zag in 2009. Dat terwijl het dorp toch bijna evenveel inwoners telt als Mantgum, en ook een Opstapperhalte heeft waar ook nog wel wat reislustig volk zal worden aangevoerd op het station. Het zit hem misschien in die rare 25-35-dienst, die een stuk minder gunstig is dan de 20 op de lijn naar Stavoren.

 


Deinum


Ik heb in ieder geval geen aansluiting, en kan een compleet lunchpakket wegwerken gedurende de tijd dat ik sta te wachten op station Leeuwarden. De trein naar Harlingen, die Deinum op zijn route heeft, lijkt wat moeite te hebben met de punctualiteit. Aan het eind van de lijn kun je overstappen op de veerboot naar Terschelling. De trein is druk in een vakantieweek als deze; hutkoffers en enorme surfplanken worden uitgeladen; daarna worden andere door anderen weer ingeladen. De ‘slag’ naar Harlingen moet in een uur tijd worden afgelegd, de keertijden zijn krap en het is een enkelsporige lijn met alleen in Dronrijp, Franeker en Harlingen passeermogelijkheden.

Franeker, inclusief het befaamde planetarium, deden wij al eens in 2001. In Harlingen ben ik ook een keer geweest, maar van die Friese stad weet ik me alleen nog te herinneren dat mijn familienaam er levensgroot op het raam van een showroom stond. Verre achter-achterneven en -nichten van mij drijven hier een winkel in wasmachines, televisies en ander spul dat op ’t elektrisch gaat. Mensonides is verder in die streek een náám in de installatiewereld.

Dat zijn natuurlijk de ware naneven van onze oud-oud-oud-, etc.-oom en –tante uit Bolsward, die zo goed geboerd hadden dat de paupers uit dat stadje er nu nog van profiteren; ik schreef erover in 2011.

Zelf heb ik mijn commerciële vaardigheden vooral georven van moederszijde. Mijn grootvader had opvallend veel wanbetalers onder zijn opdrachtgevers. Oma moest hem steeds pushen om erachteraan te gaan: ‘Je hebt toch recht op dat geld!’ De vader van opa, mijn overgrootvader dus, werd - volgens verhalen die ik gehoord heb - besodemieterd door een compagnon, en had op zijn ouwe dag financiële ondersteuning van zijn kinderen nodig. Ik ben zelf maar nooit in de commercie gegaan en sleet – en slijt voorlopig nog steeds - mijn dagen op kantoor; in sommige werkkringen met iets nuttigs dat niet persé aangenaam hoeft te zijn, in andere met niet veel meer dan betaalde bezigheidstherapie.

Als ik in Deinum uitstap, heb ik nog 40 minuten over van de 45 die het spoorboekje me er officieel gunt. Maar dat moet ruim voldoende zijn; het dorp is, zoals gezegd, nog van een iets kleiner formaat dan Mantgum.

In Deinum overheerst, ornithologisch gesproken, het ‘kra, krwah, krah’ van vogels die om de boomtoppen scheren. Het zijn kraaien, kauwen of roeken; in ieder geval zwarte vogels. Ik neem een schelpenpad, dat om het hele dorp heenloopt.

Dit is een forenzenplaats, maar er staan ook weer een paar van die rentenierswoningen, met zo’n omlijste deurpartij met bonkige uitbouw erboven, zonder bovenverdieping en met twee maal twee grote rechthoekige ramen aan weerszijden van deur. Het zijn vast ideale huizen voor klussers. Regelmatig moet de bewoner de ladder op. Waarbij hij niet ziet dat De digitale reiziger hem vereeuwigt voor op zijn site.




Deinum lag, net als Mantgum, ooit nabij de oevers van de Middelzee. Deze brede zeearm begon ten zuiden van Bolsward en liep met een grote slinger noordelijk van Sneek en westelijk van Leeuwarden naar de Waddenzee. Vanaf zo rond 1100 verzandde en verlandde hij langzamerhand. Wat ervan overbleef, werd een paar eeuwen later ingepolderd.

Deinum ligt natuurlijk op een terp, opgeworpen ter bescherming tegen die Middelzee, en is sinds het begin van de jaartelling bewoond. Sommige stenen van de Sint-Johannes De Doperkerk op de terp hebben negen verschillende eeuwen gezien. Veel nieuwer is de ‘sipel’, de opvallende uivormige toren. Hij dateert van 1989 en kwam in de plaats van een oudere, die door de grote, bonte knaagkever was opgevroten. Ze zijn hier erg trots op hun ui: ‘Yn Deinum stiet in sipel op 'e toer’ is een bekend statement. Er is zelfs een lied over, al wil YouTube het niet prijsgeven.

Het licht is vandaag wat problematisch. Nee, dat roept de weerman nooit om, maar elke dag heeft zijn eigen licht, wat je alleen opvalt als je een camera bij je hebt. Vandaag is het wat omfloerst, en een beetje viezerig, poeperig; anders kan ik het niet uitdrukken. Ja, op de foto’s die je ziet, is de grauwsluier vakkundig weggePhotoShopt. Maar net als ik bij de terp sta, komt er ineens weer zo’n baan helder zonlicht over de velden aangezweefd, die de kerk prachtig in het volle licht zet.

Zo, die foto heb ik. Nu kan ik met een gerust hart terug naar het station. Waar ik met vijf medepassagiers langdurig sta te reikhalzen naar de trein, die we nog niet zien naderen over de kaarsrechte baan door de velden. Schiet op, schiet op; er wordt op me gewacht in Leeuwarden!

Ook deze trein, als hij dan eindelijk arriveert, is weer afgelaaien met bagage. Het is wisseldag op Terschelling, de weekendgasten vertrekken en de midweeks-arrangementen gaan in, denk ik. We rollen tegelijk met de trein uit Sneek station Leeuwarden binnen, waar het autogedeelte van mijn middag begint. 



De polders bij de Waddenzee



Kwelders, de Waddenzee en in de verte Ameland

 


Twee minuten stilte

’s Avonds word ik tegen achten ook weer op dit punt afgezet. Nog juist op tijd schiet me te binnen dat het vandaag Dodenherdenking is. Ik klim in de ´langzame IC´ van 20:02 die me weer rechtstreeks naar Leiden zal brengen. De obligate twee minuten stilte breng ik door in de stilstaande trein. Omdat denken aan iets anders dan oorlog zeer, zeer ongepast is op dit moment, herkauw ik maar 120 seconden wat we daarnet zagen in het centrum van Leeuwarden. Dat waren stoepen waarop met krijt vakken getekend waren, met daarin levensgroot de tekst ‘BEZET’.

‘BEVRIJD’, hadden we daar liever zien staan. Dat is toch wat we morgen vieren??


 



Betuwe-boemel



Tiel

De zaterdag daarvóór reis ik naar de Betuwe. Opheusden heb ik geprikt, aan het Betuwelijntje Tiel – Arnhem. Waarom uitgerekend Opheusden, en niet Kesteren, Hemmen-Dodewaard of Zetten-Andelst? Omdat ik al eens een stuk schreef, een klassieker op deze site, getiteld: ‘Wanneer komt nou Opheusden’, over onder andere een vervangende busrit langs dit lijntje, waarbij we volkomen verdwaalden. Opheusden heb ik toen alleen in de schemering gezien.

Die lijn Tiel - Arnhem maakte deel uit van wat eens een behoorlijk snelle oost-westverbinding was dwars door Nederland. Op initiatief van enkele Dordtse zakenlieden werd in de jaren 80 van de 19e eeuw een spoorweg Dordrecht – Elst (– Arnhem / Nijmegen) aangelegd. Dank zij dat lijntje kwam de Betuwe tot bloei, en niet alleen eind april / begin mei.

Tegenwoordig doe je bijna nog langer over je rit door de Betuwe dan in het stoomtijdperk. Het traject Dordrecht – Geldermalsen heet nu de MerwedeLingelijn en wordt ook alweer geëxploiteerd door Arriva. Ik ben er kind aan huis omdat er regelmatig nieuwe stations geopend worden. In Geldermalsen moet je overstappen op het staartje van de NS-stoptreinverbinding Utrecht – Tiel. Daar wacht dan eens per uur een Arriva-diesel naar Arnhem.

Wil je naar Nijmegen, dan moet je eruit in Elst, en dan zie je met een beetje geluk – zoals ik vanmiddag zal merken – de trein naar Nijmegen net aan de overkant wegrijden. In de andere richting heb je wel een fatsoenlijke aansluiting. Dat komt doordat het Betuwelijntje een ‘scheve’ dienstregeling heeft, met passeertijden om 26 en 56, in plaats van het hele en halve uur. Dat zal vast een reden hebben, al overzie ik die niet. Met enkelsporigheid heeft het deze keer niets te maken. Het Betuwelijntje is van Kesteren tot bijna in Elst dubbelsporig uitgevoerd. Zoals gezegd was het ooit een belangrijke verbinding, en  kon je bovendien rechtstreeks reizen van Kesteren naar Amersfoort, via Veenendaal en Woudenberg-Scherpenzeel.  

 


De klad

In deze reisdag, daar zit meteen de klad in, en hij komt er niet meer uit, ook. Als ik op station Leiden Lammenschans wil instappen, blijkt mijn bij Blokker gekochte dagkaartje, een papieren kaart met ingebouwde chip, het niet te doen. De chippalen reageren er niet op, evenmin als de kaartenautomaat. De chip is blijkbaar defect, hoewel ik de kaart na aankoop tot vandaag keurig in het kartonnetje heb laten zitten, en hij niet geknakt of beschadigd is. Nog nooit meegemaakt, en als ik het meld aan Blokker – die me wel naar NS zal doorverwijzen – krijg ik vast te horen dat dat helemaal niet kán.

In arren moede reis ik dan maar op saldo, op mijn persoonlijke chipkaart. Zonder problemen kom ik tot Alphen aan den Rijn. Een paar kilometer voorbij dat station remt de trein plotseling, na een brug gepasseerd te zijn. Eerst roept de  meester om dat het een ATB-probleem is (alle reizigers weten vast wel wat dat is), maar later ineens dat de stroom niet meer aansloeg, of zo, na een stroomloze brug. Hij gaat het uitzoeken, belooft hij via de luidspreker. Hij gaat er dus zelf aan prutsen. Oh jee! Waarom heb ik daar nou op voorhand meteen al geen fiducie in?

Ten onrechte ook nog; na een heel stijf kwartier komen we toch weer in beweging. Het lag aan de luchttoevoer, wordt nu gemeld; Ik dacht aan de stroomtoevoer…

Mijn volgens dienstregeling zeer ruime aansluiting op de trein naar Tiel is misschien nog haalbaar. Totdat we horen dat de trein wegens opgelopen vertraging niet verder zal rijden dan Woerden.

Dat betekent nu voor mij dus een uur vertraging, gezien de uurdienst op het Betuwelijntje. En nu moet ik, behalve dat geld van mijn Blokker-kaartje, ook nog dat van deze rit naar Tiel terugvorderen. Als het nog even zo doorgaat, kom ik vanavond rijker thuis dan ik vanmorgen vertrokken ben. Of helemaal niet meer thuis.

Op Woerden worden we nu verwezen naar de IC Utrecht die een half uur na mijn trein uit Leiden is vertrokken. Maar vanzelfsprekend heeft die ook een enorme vertraging opgelopen; hij heeft in Alphen moeten wachten op de trein die in Bodegraven moest wachten op onze defecte trein. Na 50 jaar discussie zouden ze de lijn Leiden – Utrecht eindelijk eens geheel dubbelsporig moeten uitvoeren. Het zit eraan te komen, geloof ik, nog voor 2025, of in ieder geval voor the year 2525.

Dit hele gedoe heeft ook de gram gewekt van een conducteur. Op een bankje zit hij een treindienstleider of misschien zelfs zijn leidinggevende helemaal verrot te schelden door de telefoon. Zijn probleem: zijn hele dagrooster loopt door die vertraging lelijk in de soep. Degene aan de andere kant van de lijn heeft hem naar Utrecht gestuurd, terwijl die persoon dondersgoed wist dat de volgende trein ook vertraagd zou zijn. ’Ik accepteer dit niet langer!’, sist de conducteur, helemaal wit van kippendrift, met zijn mobiel in een vibrerende hand. ‘Dit is echt de allerlaatste keer dat ik dit van je pik!’

´Man, maak je niet zo dik, gifkikker´, zou ik wel willen roepen. Of je nou op een bankje in de zon zit, of in een treincabine. HIJ wordt betaald voor deze ellende, en heeft dus niets te klagen. Maar de betalende passagiers ondergaan het met lijdzaamheid. Reizigers verdienen een pluim, dat er elke dag nog 999.998 hun geduld weten te bewaren met NS. Per dag vliegen slechts twee van de miljoen treinreizigers een NS-er naar de strot.

 


Opheusden







Opheusden

Om een al veel te lang verhaal kort te maken: Drie uur na vertrek uit Leiden bereik ik Opheusden. Nog ruim 100 kilometer afgelegd in die tijd; beslist geen slecht moyenne!

Onderweg heb ik weinig bloeiende fruitbomen gezien. Ze zijn nog in de knop, of al uitgebloeid, of elders in de Betuwe. In Opheusden zal ik ze ook niet zien – behalve in openbaar groen of tuinen van particulieren, maar daar zie je ze bij mij in de buurt ook, en daarvoor had ik dus wel thuis kunnen blijven.

En doordat ik niks over Opheusden heb opgezocht, Wiki ik achteraf pas, dat dit dorp in de Betuwe uitgerekend het hart is van de kweek van laanbomen. Bomen langs lanen zijn dat, weet de Wikipedia. Fruitbomen zul je hier dus met een vergrootglas moeten zoeken of als een speld in een hooiberg.

Goed dat ik ook vandaag Januvia weer heb thuisgelaten (en nog beter dat zij slechts bestaat als gefingeerde figuur in deze kolommen). Deze zeperd zou me wekenlang zijn nagedragen. ‘Drie uur onderweg voor…. [snib, snib, snibber de snib].‘

Deze sof prangt des te meer daar er in Opheusden verder ook weinig te zien valt. Opheusden kent, evenmin als Mantgum en Deinum, een stationsgebouw van betekenis. De seinpaal staat een paarhonderd meter verder in een tuin.

De monumentenlijst is in Opheusden net zo kort als de rubriek Horeca in de Gouden gids. Van de twee kerken is de een gehuld in groene sluiers en is de andere weer zo’n modern geval met punttorentje, dat je de laatste jaren overal ziet in de bijbelgordel. Hij betwist die van Barneveld Veller, waar ik laatst langsliep, de eer, qua aantal zitplaatsen de grootste van Nederland te zijn. Het hangt geloof ik op het aantal klapstoeltjes dat ze nog kunnen bijschuiven als de nood echt aan de man komt.




Het beziens- en bewandelenswaardigste deel van het dorp is de Maneswaard, de voor voetgangers toegankelijke uiterwaarden langs de Rijn. Wonderlijk genoeg lees ik ook weer later dat die tot de gemeente Wageningen behoren, van welke stad ik aan de overkant de flats zie, en waarboven de Grebbeberg opdoemt, waar we de oorlog eerst verloren, en later gewonnen hebben.

Ook in Wageningen was ik laatst, op mijn winterse Veluwe-toer. Die Veluwe ligt me toch nader aan het hart dan de Betuwe. Mijn Betuwereisjes, ooit jaarlijkse traditie, kwamen toch vooral neer op lang wachten op buitenissige voertuigen die voor een bus moesten doorgaan, met ondoordachte dienstregelingen (zie dit verhaal uit 2012, toen ik het toch nog een keer probeerde met de Betuwe). Opmerkelijk, dat het mooiste stuk van het Betuwedorp Opheusden eigenlijk op de Veluwe ligt. En ‘Veluwe’ mag etymologisch zo ongeveer ‘het arme land’ betekenen; voor mij is het rijker dan dat aan de zuidzijde van de Rijn.

Verder wil ik niets van Opheusden zeggen, hoor. De mensen deugen er, zonder meer. Mannen, vrouwen, kinderen en zelfs pubers groeten me allemaal vriendelijk als ze me passeren; honden beginnen zelfs te kwispelen, in plaats van hun tanden te laten blikkeren. Alleen de bejaarde vrouw op het bankje op de hoek, met een ouderwetse wandelstok op de schoot, blijft als een wassen beeld voor zich uitkijken.

Zo’n stenen beeld van paard, boer en wagen, dat is toch wel een overtreffende trap in lulligheid. Op de Smachtkamp smacht ik naar de volgende trein. De Sportvereniging DFS doet me even glimlachen. Die afkorting staat namelijk voor: Door Fusie Sterk. De rest van mijn wandeling peins ik vergeefs over de vraag, wat daar nou zo grappig aan is. Maar dat zou je je van dit hele artikel kunnen afvragen.

Ik reis verder. Op elk station stapt hooguit een handvol reizigers in en uit; de moeite van het tellen nauwelijks waard. Dat het nog bestaat, dit lijntje! Hemmen-Dodewaard is helemaal een vreemd geval. Wie zal hier uitstappen? Dodewaard ligt dichter bij station Opheusden, en Hemmen zit vast aan Zetten, dat een eigen stopplaats heeft, gedeeld met Andelst.

Ik was van plan, hier ook nog een uurtje te gaan kijken, maar heb er ineens helemaal geen zin meer in en blijf zitten.

 




Beek, Berg en vooral Dal

Na de mislukte overstap op Elst neem ik de volgende stoptrein naar Nijmegen. Daar spring ik bij impuls in de gereedstaande bus naar Berg en Dal, en loop vandaar via een vallei naar Beek, waar ik tot de ontdekking kom dat alle busdiensten er zijn opgeheven omdat het hele dorp op de schop ligt, zodat me niets anders rest dan maar weer terug te lopen naar Berg en Dal (heuvelop, de naam zegt het al).

In Beek heb ik nog een stuk gelopen langs de Filosofenbeek, een natuurgebied dat zeker uitdaagt tot filosoferen over de zin van het leven in het algemeen en dat van het uitgeven van een digitaal OV-reismagazine in het bijzonder. Ik kom er niet uit, tijdens één wandeling; daarvoor heb je bijna een heel mensenleven nodig.

Een ding is wel zeker: deze Betuwedag, die geen dag wilde worden, vormt één groot pleidooi om je avonturen gedegen voor te bereiden, en ze niet aan het toeval over te laten.

Frans Mensonides
Hemelvaartsdag, 14 mei 2015
Er geweest: Opheusden zaterdag 2 mei 2015, Mantgum en Deinum maandag 4 mei 2015

PS: Blokker verwees mij inderdaad door naar NS voor geldteruggave van het defecte kaartje. Van NS mocht ik het met postzegel opsturen naar de Klantenservice, en dan hoor ik nog wat ze gaan doen in zo´n onmogelijk geacht geval.

FM

PPS: Het is nu een maand later. Nooit meer iets gehoord van NS-Klantenservice, vanzelfsprekend.

FM
7-6-'15

PPPS: Een paar weken na de vorige aanvulling kreeg ik zowaar van NS nog een vervangende dagkaart, 'uit coulance'. Bij NS heet het coulance, dat ze defecte spullen vergoeden.

FM
12-7-'15

Vergezicht bij Berg en Dal en Beek. Ach, voor zo’n idyllisch plaatje, daar heb je toch die reis voor gemaakt?





© Frans Mensonides, Leiden, 2015