De "toer" van Joure
Deze keer is onder andere een lange wandeling gepland in de omgeving van Veenhuizen en Norg. Deze zal plaatsvinden op zaterdag 4 augustus; in deel 2 van dit triptiek. Op de dag daarvóór reis ik met de Interliner van Lelystad naar Groningen, om onderweg halt te houden in Joure (De Jouwer, op zijn Fries), waar mijn vader geboren is.
De 111 kilometer lange Inter-lijn Lelystad - Groningen heb ik in februari 1999 al bij de lezer
geïntroduceerd, toen ik niet verder kwam dan De Lemmer, en wegens invallende
winterduisternis genoodzaakt was, mijn tocht te onderbreken.
Als ik in Lelystad uit de trein stap, breekt de zon door, en wordt het meteen benauwd-warm. Mijn Interliner vertrekt pas over een half uur, en ik flaneer wat over het busstation. Ik stel vast, dat er geen "gewone" bus meer rijdt naar Emmeloord, en de reizigers voor het traject Lelystad-Emmeloord dus op de Interliner zijn aangewezen. Het gebod, dat de Interliner een "onderliggend net" moet hebben, met bussen tegen strippenkaart-tarief, wordt tegenwoordig vrijwel overal met voeten getreden. De Interliner biedt op dit traject slechts een uurdienst. Emmeloorders zullen nog wel eens terugdenken aan de tijd vóór de Flevospoorlijn, toen ze met de streekbus rechtstreeks naar Amsterdam konden reizen.
In een hoekje van het Lelystadse stationsplein zie ik vier politieagenten, bijna het complete corps van deze polderstad, die een verdachte fietser ondervragen. De jonge man kijkt ongeïnteresseerd en heeft zich een houding aangemeten van: jullie doen maar. "Wat zit er in die fietstas?", vraagt de agent die de leiding lijkt te hebben van deze operatie. Inmiddels wordt zijn collega gestoord door een groepje toeristen, eveneens op rijwielen, die de weg vragen. De aangesprokene verstrekt uitgebreide geografische informatie.
"Alleen maar een krant", antwoordt de verdachte. Hij vist hem uit de fietstas. Het is een Telegraaf. De politie staat zwak: het bezit van slechte smaak, blijkend uit het lezen of vervoeren van een Telegraaf, is geen strafbaar feit in dit land. De leidinggevende agent bekijkt het bewijsstuk zeer nauwgezet. Hij schudt de krant uit boven de stoeptegels (mogelijk in de hoop dat er nog meer corpora delictorum uitvallen), en begint vervolgens de krantenkoppen op de voorpagina met aandacht te lezen. Maar dan doet een andere agent een greep in de tas, en brengt er een nijptang uit omhoog. De verdachte krijgt een knik in de knieën. De zaak neemt nu een voor hem ongunstige wending, want een nijptang kun je, in tegenstelling tot een opgerolde krant, inzetten bij een heel scala aan illegale activiteiten. "Die is van mijn broer", zegt hij, met weinig overtuigingskracht.
Dan komt de Interliner voorrijden en ik scheur me los van het tafereel. Nooit zal ik weten, wat
de verdachte fietser gedaan heeft, en wat er nog meer aan inbrekers- of moordwerktuigen zal
worden opgedolven uit zijn fietstas.
De eerste halte heet Lelystad-Noorderwagenplein, een busstation in het hart van deze nieuwvorming in de polder. Hoewel de Interlinerhalte gewoon langs de weg staat, rijdt de chauffeur het busstation binnen, en er vijftig meter verderop, voorbij de groene halte, meteen weer uit. Nu klinkt er protest vanaf de achterbank. "Héé, héé, er moet nog iemand mee!" Inderdaad zien we vanuit de door de chauffeur overgeslagen abri een vrouw aan komen rennen, voor zover dat gaat met drie zware stuks bagage. De bus stopt; het komt uiteindelijk allemaal goed, maar het doen en laten van streekvervoerchauffeurs geeft toch zelden blijk van een opvallend grote intelligentie.
Zodra we de stad uit zijn, ontrolt zich een typisch polderlandschap, waaruit de windmolens niet meer zijn weg te denken. Ik bedoel nu de moderne, van NUON. Kilometer na kilometer zie ik ze staan, links en rechts van de weg, fier wiekend met hun twee of drie armen. Altijd ben je verzekerd van wind in dit landschap, al merk je daar in de Interliner weinig van. Het is smoorbenauwd in de bus; er zij lucht! Je kunt in zo'n Interliner draaien wat je wilt aan wat de "individuele beluchting" heet; er komt geen zuchtje wind uit.
In Emmeloord hebben we de achterstand al weer bijna ingehaald. We rijden het busstation op, aan de voet van die monsterlijk lelijke "vuur"toren. Een nieuwe chauffeur stapt in. Tien seconden later bruist er ineens frisse lucht uit de luchtgaten; deze chauffeur heeft blijkbaar de juiste knop gevonden.
Bonkend en hotsend over vluchtheuvels, stoepranden en verkeersdrempels verlaten we Emmeloord. Dat is het probleem met Interliners; je betaalt weliswaar NS-tarief, maar de kwaliteit is en blijft op streekvervoerniveau.
In De Lemmer is er de laatste 2,5 jaar iets bijgekomen; een echt busstationnetje aan de rand van het dorp, terwijl ik op mijn vorige tocht voor zover ik me kan herinneren, ergens werd gedropt op een steil dijkje.
Voorbij De Lemmer begint het voor mij nieuwe, en dus interessantste gedeelte van de tocht.
De bus rijdt over een weg langs (om niet te zeggen door) het Tjeukemeer, dat in het Friese
grasland een krater heeft geslagen met een doorsnede van zo'n vijf kilometer. In de verte zie ik
zeilboten hun voor mij onbegrijpelijke kunststukjes uithalen. Ik denk aan de boeken van de
Kameleonreeks, die ik als pakweg negenjarige bij tientallen heb verslonden. De avonturen van
Sietse, Hielke en Gerben met hun opgevoerde motorboot; die moeten zich hier in de buurt
afgespeeld hebben. Tegenwoordig zou zo'n mooie boot subiet door de waterpolitie in beslag
genomen worden, en zouden de eigenaars gevankelijk worden afgevoerd naar het
dichtstbijzijnde HALT-bureau. De Kameleonboeken zijn in de verlichte jaren zeventig zonder
twijfel verbrand door kordate jeugdbibliothecaressen en progressieverige D66-stemmers onder
de onderwijzers, als zijnde onpedagogisch. Ik moet er ergens nog een paar op zolder hebben;
als ik echt oud word, ga ik ze herlezen.
De Douwe Egberts Geschenkenwinkel
Vlak voor Joure raakt de Interliner verstrikt in een verkeersopstopping door wegwerkzaamheden. Een file in deze groene vlakte; het lijkt tegennatuurlijk. Borden sporen automobilisten aan tot "ritsen" in plaats van voordringen. Met een vertraging van tien minuten bereiken we de rotonde, die dienst doet als busknooppunt.
Via de Geert Knolweg / Geart Knolwei loop ik naar het centrum. Het Fries leeft hier vooral nog in geschrifte, al hoor ik in de loop van de middag ook enkele mensen deze taal nog spreken.
Ik bezoek een tientallen hectaren groot kerkhof, rondom een oude toren zonder kerk. Er is slechts één andere bezoeker, die me niet zonder wantrouwen nakijkt. Ongewild biedt de dodenakker een diachroon overzicht van grafmonumenten; alle stijlen tussen 1880 en nu zijn vertegenwoordigd. Als ik de begraafplaats wil verlaten, blijkt het hek dicht. Schrik overvalt me; de ander, die nu verdwenen is, was natuurlijk een soort beheerder, die me nu heeft ingesloten. Maar dan zie ik vijftig meter verderop een ander hek; dat waardoor ik ben binnengekomen. Dit is open.
Behalve de geboorteplaats van mijn vader, is Joure ook de thuisbasis van het Douwe Egberts-concern. De stichter daarvan, die in tegenstelling met wat je zou verwachten, Egbert Douwes heette, opende in 1753 in dit dorp een winkel in koloniale waren. Zijn zoon, die wél Douwe Egberts heette, zette de grutterszaak voort en bouwde hem uit tot de kiem waaruit de huidige multinational zou voortkomen. Tegen het eind van de 19e eeuw nam Douwe Egberts een koffiebranderij in gebruik in Joure, die nu is uitgegroeid tot een omvangrijk fabriekscomplex aan de rand van het plaatsje.
Douwe Egberts is Egbert Douwes, is Douwe Egberts, is typisch Hollands (hoewel Fries), is spaarzaamheid, is gezelligheid, is koffiecultuur, is punten sparen voor oerdegelijke huishoudartikelen. Vele generaties Nederlanders hebben zich een half mensenleven lang ongans gedronken aan het bruine gif uit Brazilië, louter om nog vóór hun eerste cafeïnevergiftiging hun opgespaarde waardepunten om te zetten in prullaria als een kleurige beschuitbus, of een kwartet place-matjes. Uit mijn jeugd kan ik me nog de verbitterde strijd herinneren om die punten. Deze werd veroorzaakt door het feit dat sommige altruïstische huisvrouwen niet spaarden voor zichzelf, maar voor anderen. Hechte vrouwenvriendschappen werden van de ene dag op de andere verbroken als buurvrouw de beloofde punten weggegeven bleek te hebben aan een ander.
Ik acht het niet denkbaar dat zo'n puntensysteem nog steeds wérkt in een tijdperk, waarin we
allen bulken van de poen en blasé zijn van de welvaart. Aan een pleintje in Joure staat nog
altijd de Douwe Egbertswinkel, waar je al je opgespaarde punten te gelde kunt maken. Ik loop
hem binnen, en verwacht de enige te zijn. Maar nee, de winkel staat zwart van de mensen,
zelfs jonggehuwden, allen met een grote tiet vol DE-punten. Het lijkt op een bedevaart; eens
in je leven naar Joure, het mokka, sorry: het Mekka van Hol- en Frieslanderisme.
De inrichting van de DE-winkel is modern, en doet denken aan die van de Kijkshop, met dien
verstande dat de prijzen staan aangegeven in punten. En in guldens en Euro's, want je moet
God-zal-me-lazeren nog bijbetalen, ook. Wat is het geheim achter dit oude koffieconcern, dat
ze het volk al 2,5 eeuw in beweging krijgen voor een zuurbetaald "geschenk", terwijl elke
zichzelf respecterende grootgrutter tegenwoordig een heuse aandelenregeling in petto heeft
voor zijn clientèle?
Ik blijf te lang hangen in het museum, en moet dan de hele Geart Knolwei nog aflopen naar het busstation, om de Interliner van 15.29 te halen. Die weg lijkt veel langer dan op de heenweg, maar toch haast ik me niet, want ook deze bus zal natuurlijk 10 minuten vertraging hebben, door al dat "ritsen". Om 15.33 arriveer ik bij de halte, om van mijn enige medepassagiere (had ik gehoopt) te vernemen dat de bus naar Groningen exact op tijd is vertrokken. En zij daar juist is uitgestapt. En nu wacht om per auto afgehaald te worden.
Ooit waren alle Interlinerhaltes uitgerust met een telefooncel. Maar die tijd is voorbij. Ik loop terug naar waar ik een openbare PTT-telefoon gezien heb (hoe lang zullen die het nog uitzingen?), en biecht beschaamd op aan Wim, dat ik minstens een uur later kom. Wim zou me namelijk afhalen van het station; het is ondenkbaar dat ik in Zuidhorn (waar ik pas vier keer eerder geweest ben) zelf de kortste weg zou kunnen vinden. Vervolgens loop ik terug naar het pleintje bij de DE-winkel.
Ik neem plaats op een ongemakkelijk bankje. Het plein is blijven steken in een renovatie; voor me zie ik een hypermoderne viskraam, en als ik me omdraai een bouwvallig, dichtgetimmerd herenhuis. In literaire verhalen die er te dik bovenop liggen, zou dát nou juist het huis van mijn vader geweest zijn. En de lezer weet dat wél, en de hoofdpersoon niet.
Mijn vader is 40 jaar geleden overleden. Hij zou vorige maand 73 geworden zijn, wat ik een absurde gedachte vind. Hij blijft altijd rond de dertig; op foto's in het familiealbum, en in mijn vage herinneringen. Hij is dus bijna 15 jaar jonger dan ik, wat ik een nog veel absurdere gedachte vind.
Mijn vader had hoge verwachtingen van mij, die ik ooit nog hoop in te lossen. Waarom zou
het te laat zijn??
Vanzelfsprekend is de volgende Interliner te laat, veel te laat. Straks mis ik de trein van 17.51 naar Zuidhorn. Ik zit me op te vreten. In mijn eentje; medepassagiers, met wie je soms zo fijn kunt kankeren op het OV, ontbreken. Er nadert iets groens, maar het is die naar Drachten, die aansluiting had moeten geven op de mijne. De minuten verstrijken en rijgen zich aaneen tot een kwartier. Wat nu te doen? Teruglopen naar die cel, en Wim bellen dat - excuses voor het ongemak - de Interliner van 16.29 is uitgevallen? En vervolgens dat voertuig vanuit die cel net in de verte te zien passeren? Feitelijk moest ik toch eens zo'n biele foon kopen. Ik blijf staan. Mijn wachten wordt uiteindelijk toch nog beloond.
De Interliner naar Groningen bevat 9 passagiers, die er allemaal erg toeristerig uitzien, en uitpuilende koffers bij zich hebben. In Heerenveen stopt de Interliner drie keer, bij Oost, bij het station en... opnieuw bij Oost. We volgen dezelfde weg terug door het dorp van Abe Lenstra (en Foppe de Haan, natuurlijk), hetgeen éen van de oorzaken is van het feit, dat deze lijn geen indrukwekkend gemiddelde scoort. Ruim negen kwartier reizen over een afstand van 111 kilometer; het valt wat tegen.
Bij het station van It Hearrenfean is de chauffeur maar weer eens afgelost (na gestrande overstappers voor Drachten ervan verzekerd te hebben, dat ze zonder bijbetaling gebruik mogen maken van een gewone streekbus).
We volgen de lange, rechte, saaie A-zoveel / E-zoveel, die volgens mij doorloopt tot ergens in de buurt van Tromsö. Deze bus stopt niet in Drachten, dat al Interlijnen genoeg heeft. In deel 3 zal ik zorgen voor een totaaloverzicht van het Interlinernet in de drie noordelijke provincies. Ter hoogte van Drachten staat op een industrieterrein een namaak-Transrapid; een cadeautje van Siemens om de mensen hier lekker te maken voor hun zweverige uitvinding.
Wat ik 2,5 jaar geleden dacht over de Zuiderzeespoorlijn, geldt nog onverkort. Die spoorverbinding is verrekt belangrijk voor de OV-mobiliteit van Noord-Nederland, dat bij realisatie van de lijn pakweg drie kwartier dichter bij de Randstad zal komen te liggen. Maar de besluitvorming wordt opgehouden door het gespeculeer over een nog veel snellere magneetzweefbaan, die Siemens ons volk door de strot probeert te rammen, omdat dat in Duitsland zelf niet lukt. Behalve enkele verstokte magistraten in het Noorden is bijna heel Nederland er nu wel van overtuigd, dat het ding er nooit komt; er nooit moet komen, omdat hij veel te duur is, en omdat hij ongewenste bij-effecten heeft (Amsterdammers die in Drachten gaan wonen om dan elke dag gezellig heen en weer te reizen naar de hoofdstad, die ze toch niet blijken te kunnen missen).
Hopelijk kunnen we de zweeftrein spoedig bijschrijven in het grote sprookjesboek, en ons
concentreren op de Zuiderzeelijn in de vorm van een conventionele spoorbaan. Enige haast is
geboden. Zelfs als vandaag de beslissing zou vallen, dan duurt het nog tot ca. 2012, voordat
de eerste stoptrein stopt op station Tolbert-Leek, om er maar eens een te noemen.
Die avond, na een copieuze maaltijd bij de plaatselijke Chinees, ronden we het dorp te voet, in bijna anderhalf uur tijd. Binnen Zuidhorn blijkt een ander dorp, een buurtschap veeleer, geïncorporeerd te zijn, dat luistert naar de intrigerende naam Briltil (een "til" is overigens een brug, in deze regionen). We kruisen de spoorbaan niet minder dan vier maal. Aan de thans nog onbebouwde noordzijde van het spoor zal de komende jaren een woonwijk verrijzen, alsmede een asielzoekerscentrum en nóg een wandelpark.
Als we langs het van Starkenborghkanaal lopen, zien en horen we de trein van 21.00 uit de richting Leeuwarden komen. Er is deze keer geen tegentrein; 's avonds is er op deze lijn slechts één verbinding per uur.
Op de website van Wim kun je zien hoe we ongeveer gelopen zijn. Deze wandeling is slechts een bescheiden opmaat voor die van morgen.
Egbert (door)Douwe
7 augustus 2001