Dat zijn twee vragen die bij me opkomen als ik me documenteer over de totstandkoming van het OV-te-water rond Dordrecht: de Fast Ferry Dordrecht - Rotterdam en de Waterbus Drechtsteden. Twee retorische vragen; een antwoord zul je ook in dit stukje niet vinden.
Wat betreft vraag 1: teruggebracht tot zijn essentie bestaat het snelbootnet rond Dordrecht uit in totaal zes catamarans die heen en weer varen over een aantal rivieren in de Hollandse moerasdelta. Het wekt verbazing, dat er twee organisaties nodig zijn om dit zestal te laten varen. Twee knap ingewikkelde organisaties.
Een artikel in het oktobernummer van OV-magazine schept wat helderheid over deze bedrijfjes. Er is er één met de goed-Hollandse naam "High Speed Ferry". Dit is eigenaar van twee Fast Ferries, supersnelle catamarans, en verzorgt daarmee de verbinding Dordrecht - Rotterdam. High Speed Ferry is een samenwerkingsverband van de gemeente Dordrecht (het knooppunt van alle bootlijnen), streekvervoerder Connexxion, en twee rederijen: Doeksen Transport Group uit Rotterdam en Heymen Shipping Company uit Arnhem. Het BV-tje staat onder leiding van Meinhart Sprenger; geen echte boot-naam, vind ik.
Dan is er een bedrijfje met de niet minder Hollandse naam "Waterbus BV" (vermoedelijk uitgesproken op zijn Engels: wotterbaas bievie). Dit exploiteert de overige vier boten en onderhoudt daarmee twee busverbindingen te water, nl. Dordrecht - Alblasserdam en Dordrecht - Sliedrecht. Er wordt wat samengewerkt in dit kleine landje! en daarom wekt het geen verbazing dat ook het waterbussenbedrijf een samenwerkingsverband is. Gemeente Dordrecht en Connexxion zijn hier de partners. Het BV-tje staat onder leiding van Meinhart Sprenger; geen echte boot-naam, vind ik. Smit-Tak, dat is een bootnaam. Of Verolme. Of Jan de Hartog.
Inderdaad: Meinhart Sprenger, dezelfde. Hij verdeelt zijn tijd tussen High Speed Ferry en Waterbus BV. Dat moet wel psychische problemen geven, temeer daar beide bedrijven kampen met flinke aanloopproblemen. Over Sprengers geestesgesteldheid heb ik mijn bezorgdheid al uitgesproken in het Sjef-artikel van oktober 1999.
Ook met die boten is het heel ingewikkeld gegaan. De twee Fast Ferries komen uit Australië (sinds wanneer weten die meer van scheepvaart dan wij??). De schepping van de vier waterbussen vond echter plaats in de Hollandse polders, deels in Nieuw-Lekkerland en deels in Gorinchem. Dat neemt niet weg, dat de bouw wel geschiedde onder Australische licentie.
Dan de tarieven. Waar de waterbus vaart tegen sterren- en strippentarief, moet voor de Fast Ferry naar Rotterdam een speciale prijs betaald worden, die overeenkomt met wat je kwijt bent in de trein en de Interliner. Er schijnt wel een doorgaand kaartje te bestaan voor reizigers die bijvoorbeeld van Sliedrecht naar Rotterdam willen.
Nu nog iets over de tweede retorische vraag: "waarom niet meteen goed?".
Aan voorbereidingstijd heeft het de snelbootlijnen niet ontbroken. Ze hadden al van start moeten gaan in het voorjaar van 1998. Je mag na anderhalf jaar uitstel toch wel verwachten, dat zulke verbindingen perfect uit de startblokken komen. Niets is minder waar. Zowel de Fast Ferries als de waterbussen varen nu met een gehalveerde dienstregeling; een voor de passagier volstrekt onaantrekkelijke uurdienst.
Bij de waterbussen wordt de uitdunning veroorzaakt door het feit dat twee exemplaren zich nog in de Nieuw-Lekkerlands - Gorkums - Australische scheepswerven bevinden; pas in de loop van december worden ze opgeleverd.
De Fast Ferries waren wel op tijd klaar, maar kampten met problemen van geheel andere aard. Er kwamen protesten van onder andere binnenschippers tegen de hoge hekgolven van de snelle catamarans. Daarom wordt nu gevaren met een matige kruissnelheid van 40 kilometer per uur, in plaats van 55. Een tochtje duurt daardoor natuurlijk langer dan voorzien, en de frequentie moest naar beneden.
Zelfs zoiets simpels als een begindatum kon niet eenduidig vastgesteld worden. Werd het 1 november 1999, of toch maar de achtste? Om teleurstellingen te voorkomen, besloot ik, pas op maandag de 15e een kijkje te gaan nemen in Dordrecht.
Als ik het station uitkom, zie ik nog volop groene Expresse's, maar de witte Citybusjes en de Servicebussen (wat voor kleur hadden die ook alweer?) zijn drastisch uitgedund. "Expressebus" is een Dordts hyperbool voor "gewone stadsbus"; ze rijden niet sneller dan elders. Vrijwel alle Expressebussen zijn nu uitgevoerd in groen, al zie ik nog steeds een paar van die ouwe oranje koekblikken rondrijden.
Geen Servicebus te bekennen (er schijnen wel een paar lijnen de bezuinigingsgolf overleefd te
hebben). Ook het Citybusje bestaat nog. De oorspronkelijke metrofrequentie is inmiddels
teruggebracht tot een zuinige kwartierdienst. Ik zie er net één wegrijden, en ik besluit te voet
naar de Merwekade te gaan.
Als ik op de Merwekade aankom, staat de Ferry van 14.04 naar Rotterdam op het punt van vertrek. Op de steiger staat de crew gereed; een massa mensen vergelijkbaar met een compleet voetbalteam, inclusief reserves, verzorgers en ballenjongens. Ik tel drie verschillende uniformen; de scheepvaart is altijd erg tuk op rangen en standen. Later blijkt sprake te zijn van aflossing van de wacht; slechts de helft van de mensen, nog een aanzienlijk aantal, stapt aan boord van de Piet Hein.
De waterbus naar Zwijndrecht meert aan en vertrekt even later weer; drie passagiers aan boord. Ook de oude schuit naar Papendrecht kiest het ruime sop. Die moet ik alletwee niet hebben. Op de steiger, speciaal aangelegd voor de nieuwe Ferries en waterbussen, staat een kaartjesautomaat. Ik heb geen kleingeld bij me, en meende bovendien, dat de waterbus toegankelijk was met strippenkaart. Gelukkig is er, in de vorm van een Portocabin, ook nog een plaatskaartenkantoor. Ik ga het navragen. Inderdaad: de waterbus gaat volgens "strippekoart", "aaf loate stempele op de boot".
De Piet Hein naar Rotterdam vertrekt, redelijk op tijd, met iets meer passagiers aan boord dan bemanningsleden.
De waterbus naar Alblasserdam legt aan. Op het grote display staat met rode letters "Papendrecht" vermeld, maar ik heb inmiddels al door dat de eerstvolgende halte vermeld wordt, en niet de eindbestemming.
Zo'n stuk of twaalf passagiers stappen aan boord, voornamelijk fietsers. De fietsen worden gestald in rekken op het achterdek. Je mag hier tijdens de vaart blijven staan om je fiets te bewaken. Dit in tegenstelling tot de Fast Ferries naar Rotterdam; daar zijn geen staanplaatsen.
Eén van Sprengers ondergeschikten loopt driftig heen en weer. Hij heeft tot taak, de strippenkaarten te stempelen (ik had zo'n geel stempelautomaatje verwacht) en de trossen vast te maken en los te gooien. Aangezien de waterbus twee trossen heeft, voor en achter, is hij een bijzonder druk baasje. Iemand stelt hem een vraag, maar korzelig en óp van de zenuwen stottert hij "joa, joa, ik ben nou effe bezig!" Op weg naar de trossen vóór, loopt hij me bijna omver.
Zijn nervositeit kan ik me wel voorstellen, als ik een blik werp in de dienstregelingfolder die ik heb meegenomen uit de Portocabin. De Waterbus vaart van Dordrecht Hooikade naar Alblasserdam en meert onderweg drie keer aan; in Zwijndrecht, op de Merwekade en in Papendrecht. Dit alles moet gebeuren binnen de tijdsduur van 28 minuten. De omlooptijd bedraagt een uur, dus de speling is gering. Op het moment dat ik aan boord stap, ligt de "Devel" (want zo heet de waterbus) al vijf minuten achter op schema; de mogelijkheden om dit in de loop van de dag in te halen, zijn minimaal.
Het is guur weer. Ik ga binnen zitten, op één van de 80 niet overdreven comfortabele bankjes. We zetten koers naar Papendrecht, aan de overkant van de Beneden Merwede. Ook hier staat zo'n nieuwe steiger. De meeste fietsers gaan hier van boord.
Papendrecht ligt een beetje uit de slinger. Nadat de trossen zijn losgegooid, moet de "Devel" keren om de Noord op te kunnen varen. De omweg via Papendrecht zal in de loop van december geschrapt worden, als de waterbussenvloot compleet is. Toch blijft de waterbus ook daarna varen volgens een krap schema: er wordt een nieuw station geopend in Hendrik-Ido-Ambacht, halverwege Papendrecht en Alblasserdam.
We varen dus de Noord op, een korte, brede rivier die bij Dordrecht uit de Merwede ontspringt om 10 kilometer verderop bij Kinderdijk uit te monden in de Lek. De snelheid wordt opgevoerd tot ca. 30 kilometer per uur. Door de grote ramen van de waterbus zie ik de flatgebouwen van Papendrecht langsglijden en de scheepswerven langs de Noord-oever, maar ook de rijen ondenkbaar ijle populieren, die ons beloofd werden in dat beroemde gedicht van Marsman.
Twee scholieren zien me in de weer met mijn digitale camera en vragen of ze ook op de foto mogen. Dat mag, want dan krijg ik meteen het interieur erop, en de vierde passagier, die op de laatste rij zit.
We passeren de brug over de Noord, die ooit de eerste plaats bezette in het rijksklassement
van files. Daarin is verandering gekomen toen de tunnel onder de Noord werd geopend.
Maar uiteindelijk slaagt de geagiteerde Waterbus-medewerker erin, de trossen vast te maken. Zijn nervositeit wordt al maar groter: de "Devel" ligt nu al zeven minuten achter op het schema.
Ik stap van boord, tegelijk met de twee scholieren die ik zie wegrijden op hun fietsen. Slechts drie passagiers stappen in; de rest behoort tot het publiek. Bij alle aanmeerplaatsen zie ik vanmiddag zo'n tros mensen, voornamelijk oude mannetjes, die de hele dag niets anders doen dan de boten te zien komen en vertrekken. Dit behoort tot de tradities in Zuid-West Nederland. Op Tholen, waar de veerboot allang uit het straatbeeld is verdwenen, worden zelfs speciale gesponsorde veerhuisjes neergezet voor zulke oude mannen. Omdat er toch geen ponten meer varen, zetten ze die huisjes voor het gemak maar midden in het dorp, en niet aan het water.
De waterbus mag dan mede door Connexxion in het leven zijn geroepen; hij is voor fietsers meer van nutte dan voor buspassagiers. De dichtstbijzijnde bushalte staat in het centrum van Alblasserdam, bijna tien minuten lopen van hier.
In het dorp, dat dit jaar zijn 700 jarig bestaan viert, is weinig te beleven. Je zou niet zeggen, dat Alblasserdam Nederlands meest wereldberoemde toeristische attractie binnen de gemeentegrenzen heeft, de molens van Kinderdijk, die ik vorig jaar al bezocht heb.
Ik loop een boekhandel binnen, hoewel er in de etalage louter bijbels staan uitgestald. Ook de rest van de voorraad bestaat in hoofdzaak uit de Heilige Schrift. Verder veel secundaire literatuur: boeken óver de bijbel. De kinderboeken zijn allen uitgegeven door een gereformeerde uitgever en gedrukt door een gereformeerde drukker. Ik blader er een paar door. Ze zijn bestemd voor groep zes tot en met acht, maar zijn geschreven in een kinderachtige Jip en Janneke-stijl. Het meest onvertogen woord dat erin staat, zal "potverpollepap" zijn.
Verder is er een rekje met CD's. Hier heeft men alleen gospelmuziek in voorraad. Ik hoor de winkeljuffrouwen praten over de meest recente politieke ontwikkelingen in de Alblasserdamse kerkenraad.
Dat uurtje in Alblasserdam moet ik toch stukslaan, dus ik begin te lezen in een saaigedrukte brochure, waarin impliciet wordt aangezet tot onverdraagzaamheid jegens de Islam. Voor mij, als ongelovige, is dat heel onwezenlijk: in naam van de ene God de andere verketteren. Ruzies tussen religieuze doctrines komen bij me over als "de pot verwijt de ketel".
Op de laatste pagina lees ik: "het heeft geen enkele zin, Moslims ervan proberen te overtuigen, dat de Koran gebaseerd is op onjuiste veronderstellingen". Dat valt me wel tegen; een wat defaitistisch zinnetje in een overigens zo opwekkend en verhelderd geschrift. Met Gods hulp moet het toch doenlijk zijn, ook Islamieten te overtuigen van het feit dat er maar één God is: de God van Nederland?
Gesterkt en gesticht verlaat ik de boekhandel. God is niet dood. Hij leeft, en heeft domicilie gekozen in Alblasserdam.
Een paar panden verderop bekijk ik de uitstalling van een makelaar. In deze streken kun je
voor een paar ton nog iets kopen dat groter is dan een hondenhok. Maar ik geloof dat ik niet
in Alblasserdam wil wonen, naast God.
Die ouwe kerels zitten nog steeds in de abri. Zij zien, net als ik, de waterbus uit Dordrecht onder de brug doorvaren. "Kaaike of tie nou de koai raamt", zegt één van hun verlekkerd. Nou word-ie helemaal mooi; ze zitten godbeter't te vigileren op een ongeluk! Er wordt altijd een hoop toestand gemaakt over hangjongeren, maar over hangouderen hoor je nooit een woord, terwijl die minstens even hinderlijk zijn. Het probleem wordt doodgezwegen door de media, maar het zal toch ooit bespreekbaar gemaakt moeten worden. Wie doorbreekt dit taboe? Ik, bij dezen.
Er gebeurt niets. Het aanleggen verloopt nu vlotjes. Nog steeds loopt de "Devel" vijf minuten achter op zijn schema. Dat is een gelukje voor de moeder met drie kinderen. Ze komen net aanfietsen en halen de boot nog.
Als de catamaran vertrokken is, hangen de kinderen vervaarlijk over de reling. Zelfs 30 kilometer per uur lijkt op het water nog een hele snelheid. En ik heb weinig zin, ze straks uit de Noord te vissen; bezit trouwens geen diploma zwemmend redden. Tot de HEERE bid ik, dat ze niet overboord slaan. Omstanders maken zich soms drukker over het lot van kinderen, dan hun eigen ouders. Maar dan geeft de moeder het sein tot naar binnen gaan; het is wel erg fris op de achterplecht. Ik fotografeer de brug over de Noord, die nu die startpagina siert van "OV te water", en ga ook naar binnen.
De nerveuze man is in gesprek met een kennis. Dit is ook al zo'n optimist, want hij zegt: "het daak kroakt. Als't d'r moar nie aafwoait!". Verder vraagt hij, waarom er geen stempelautomaat is. "Daan mo'k de koartjes tóch controlere", zegt de nerveuze man, met een vermoeide uitdrukking op zijn gezicht, alsof hij al bij voorbaat opziet tegen het controlewerk.
Na ons bezoek aan Papendrecht varen we weer op de Merwekade aan. De Ferry uit Rotterdam kruist voor ons langs. We zien een flink aantal passagiers van boord stappen.
Daarna gaat de "Devel" verder naar Zwijndrecht, waar we de oude veerpont tegenkomen. Deze vaart om de twintig minuten; de waterbus doet dat twee keer per uur, met intervallen van 15 en 45 minuten. Op een buitenstaander moet deze dienstregeling geen al te logische indruk maken.
Na Zwijndrecht bevindt zich een man in ons midden zonder kaartje. Hij dacht, dat hij dit aan boord moest kopen. De nerveuze conducteur neemt met tegenzin f 1,50 in ontvangst. "Aaigelijk mojje je koartje oan de waal kope, in de aautomoat!", krijgt de passagier te horen.
"Waar gaat deze boot eigenlijk heen?", vraagt de man me even later. Een blindganger; hij is zo
maar aan boord gestapt omdat hij het zo'n mooie boot vond. "Naar Dordrecht", antwoord ik
naar waarheid. We zijn er al. De steiger ligt aan de Hooikade, nabij de Grote Kerk.
Geen tijd meer voor verdere bootreizen. Ik wandel naar het station en neem daar de Interliner naar Utrecht. Aanvankelijk zit ik er alleen in; ook deze Inter-lijn wil maar geen succes worden. Bij het Merwedeziekenhuis stapt een tweede passagier in; bij Sliedrecht zowaar een derde. We komen terecht in een file (vermoedelijk dezelfde file, die vroeger bij de brug over de Noord stond), maar deze lost gauw op.
Om kwart voor zes bereik ik de Domstad, met nog slechts één medepassagier; de andere is bij Hotel Vianen uitgestapt. Gelukkig ben ik ruim op tijd om weer zo'n exquise maaltijd te kunnen genieten in de stationsrestauratie "De Restauratie".
Zo ongeveer 35 passagiers klimmen aan land, vrijwel allen senioren, die een dagje Rotterdam gaan doen. Ik zie op de steiger geen kaartjesautomaat en ik zie ook geen plaatskaartenkantoor. Daarom ga ik maar aan de conducteur vragen, waar ik een kaartje moet kopen. Hij wijst in de verte. "Dit is maar een tijdelijk ponton. Ziet u, daar bij dat stenen huisje, bij de tram, daarachter staat een grijs noodgebouwtje. Daar kunt u een kaartje kopen". Ik loop terug naar het trameindpunt. De kaartjesknipper heeft me verzekerd, dat ik nog tijd genoeg heb. De boot vertrekt om 11.34.
Dat is ook zoiets: 's-morgens vertrekken de boten om .34, zowel uit Rotterdam als uit Dordrecht. 's-Middags geschiedt het vertrek uit beide plaatsen om .04. Hier is nu eens over nagedacht: de maatregel is genomen om forensen uit de Drechtsteden zowel heen als terug een goede aansluiting te geven van de waterbus op de Ferry en vice versa. Dit betekent wel, dat er ergens een gat van 90 minuten moet vallen in de dienstregeling. Inderdaad: tussen 12.34 en 14.04 zijn de Maas en de Noord vrij van het golvenverwekkend snelbootverkeer.
Ik trek een enkeltje uit de automaat. Het kost f 6,50, evenveel als een treinrit Rotterdam - Dordrecht. Als ik Sprenger was, zou ik onder de prijs zijn gaan zitten. Hoe moet je anders met je ene bootje per uur opconcurreren tegen een vloot van 8 treinen? Korting wordt door High Speed Ferry alleen gegeven aan kinderen en bejaarden; niet aan houders van een voordeelurenkaart.
De Piet Hein lijkt van binnen op de waterbus, al zitten de stoeltjes wat beter. Er is een WC, maar die is afgesloten. Met een shawl, om precies te zijn. Geen catering aan boord. Weer een door Sprenger gemiste kans. Op de ferry Vlissingen - Breskens (die maar 20 minuten doet over zijn overtocht) worden op jaarbasis alleen al ruim 200 duizend Nutsen en zo'n half miljoen spritskoeken omgezet. Het zou een aardige financiële aanvulling zijn voor een onderneming, die voorlopig geen kassucces zal worden.
Het tijdstip van afvaart volgens dienstregeling nadert; op de kade zie ik nog twee mannen in marathontempo naar de kassa rennen. We vertrekken niet. Zo'n vier a vijf bemanningsleden staan op de voorplecht zorgelijk gebogen over enig onderdeel van het schip; ik kan het vanaf mijn stoeltje niet zien, maar vang flarden van het gesprek op.
--"Gisterr dedie het ook al niet! Kejjedur waterr ingooie, maar dan krraaig je weerr hetzelfde!"
--"Zou je niet effe belle, dan?"
Er wordt gebeld. Naar Sprenger, of naar die werf in Australië? Blijkbaar is fiat verkregen voor het water ingooien, want al spoedig worden dwars door het passagiersverblijf lange tuinslangen uitgerold. "Ik mot meerr waterr hebbe", hoor ik schreeuwen, "doet die krraan aupeh!"
Om een lang verhaal kort te maken: met vijf minuten vertraging vertrekken wij, terwijl de halve crew van de "Witte de With" nog steeds zorgelijk gebogen staat over het weerbarstige apparaat. Eén van hun collega's stelt de toiletten open; blijkbaar geldt hier dezelfde regel als in de trein: niet gebruiken tijdens oponthoud.
Van de veertien passagiers ben ik de enige die aan de schaduwkant zit. Ook hier is over nagedacht: ik heb nu een prachtig uitzicht op de zonbeschenen gebouwen aan de noordkant van de Nieuwe Maas. De boot vaart langzaam, zeer langzaam, en ik heb alle tijd om een paar foto's te maken.
Ter hoogte van Tropicana wordt de snelheid eindelijk opgevoerd. We kruisen de Van Brienenoordbrug. Daarna is het afgelopen met de gebouwen; hoge rietkragen worden zichtbaar. Opeens zie ik het licht: deze verbinding gaat toch een succes worden! Water, lucht en wolken: dit is toch een veel prettiger ambiance voor een forens dan zo'n afgeladen trein? En onder de Van Brienenoordburg even een tweevingergebaar naar de file.
Voorbij Bolnes en Krimpen a/d IJssel naderen we de driesprong Nieuwe Maas / Lek / Noord. We minderen vaart en gaan weer in fietstempo varen; de boot koerst af op de enige halte tussen Rotterdam en Dordt. De steiger ligt aan deze driesprong, bij het dorp Slikkerveer dat tot de gemeente Ridderkerk behoort. Helaas is het ponton bezet door de tegenligger, die om 11.34 van de Merwekade is vertrokken. Er kan slecht één boot tegelijk aanmeren. In de dienstregelingfolder zie ik, dat de vertrektijden van beide boten slechts drie minuten verschillen; dit is natuurlijk vragen om oponthoud. De tegenligger is niet de andere Australiër, maar de Flying Dutchman, de reserveboot.
Na het oponthoud varen we de Noord op en passeren even later de steiger (ponton, in de officiële Sprenger-terminologie) van Alblasserdam. Bij Hendrik-Ido-Ambacht zie ik wel een vervallen veerhuis, maar nog geen Waterbus-ponton.
Op de Noord remt de Fast Ferry regelmatig af om een poosje stapvoets te gaan varen. Hier wonen zeker hekgolfklagers.
De Piet Hein ligt zeer stabiel op het water, net als een trein op de rails. Je kunt erbij lezen, en ik lees de wijzigingsfolder met de nooddienstregeling.
"Aanleiding tot deze wijziging zijn reacties van andere vaarweggebruikers. Op een aantal plaatsen in het traject wordt de waterbeweging, veroorzaakt door onze snelle schepen, als ongebruikelijk ervaren. De Fast Ferries kunnen daardoor op dit moment niet zonder meer hun maximale snelheid varen".
Prachtig! Wat door sommigen is opgeblazen tot een huizenhoge, zwalpende watermassa, wordt door de scribent van High Speed Ferry teruggebracht tot een "ongebruikelijke waterbeweging". Hier is een eufemist aan het woord!
Sprenger is een optimist (of: is twee optimisten). De nooddienstregeling geldt tot 1 december 1999. Daarna, zo denkt Sprenger vermoedelijk, zal iedereen gewend zijn aan de "ongebruikelijke waterbeweging", zodat de protesten verstommen. Ik help het hem hopen.
Na aankomst op de Merwekade maak ik een lange wandeling door Dordrecht, waarin de
drugswijk Krispijn is opgenomen. Over mijn bevindingen zal ik een andere keer wel iets
schrijven; dit stukje wordt al lang genoeg.
We steken over naar Zwijndrecht en moeten wachten voor twee passerende binnenschepen. Het is duidelijk: die W-vormige route via Zwijndrecht en Papendrecht is de pest voor een goede uitvoering van de dienstregeling. In Zwijndrecht staat het zwart van de mensen aan de kade; allemaal weer van die vervelende ouwe hangmannetjes. Hebben ze na 23 dagen nu nog niet genoeg gezien van die waterbussen?
Gedurende de rest van de vaart luister ik naar een discussie tussen enkele van de ca. twaalf opvarenden en de conducteur / trossenman (die gelukkig bijna ABN spreekt, zodat ik me niet hoef uit te putten in rare afwijkende spellingen). De passagiers beklagen zich over de grote vertraging, maar "ja, dan moet u maar bij Kenneksum gaan klagen. Wij hebben het zelf al aangekaart bij Kenneksum. Je haalt die dienstregeling nooit. Iedereen en alles heeft voorrang, behalve dat ouwe veerpontje".
De klanten vragen zich af, waarom de dienstregeling dan niet verruimd wordt. "Ja, maar dat komt door de provincie Zuid-Holland. De provincie eist dat. Die eisen van die snelle vaartijden, anders trekken ze de subsidie in".
Het ligt dus weer eens aan de provincie; het zal eens een keertje anders zijn in Zuid-Holland! Aan de andere kant: een ruimere dienstregeling is ook geen goede oplossing (heeft de conducteur even over het hoofd gezien); daar Sprenger zijn materieel even krap heeft ingekocht als de exploitanten van NoordNEP, betekent verlengen van de vaartijd automatisch uitdunnen van de frequentie. Vaart er dan eens per 75 minuten een waterbus? Of wordt het: "Waterbus BV zet landbussen in?" Dit probleem is onoplosbaar, althans voor mensen wier intelligentie die van de gemiddelde OV-beleidsmaker niet te boven gaat. Ik wil tegen betaling wel eens een advies uitbrengen aan Kenneksum. Een ouwe envelop kan ik nog wel ergens vinden.
Na Papendrecht varen we richting Sliedrecht. De Beneden Merwede is op het oog geschat wat minder breed dan de Noord, en bovendien veel drukker. Achtereenvolgens passeren we de Merwehavens en de spoorburg voor het Betuwe-boemeltje naar Gorinchem / Geldermalsen. Op de zuidoever van de Merwede staat geloof ik de ruïne van een kasteel. Ik kan het niet goed zien; het begint al schemerig en nevelig te worden.
De waterbus haalt op dit traject bij lange na zijn maximumsnelheid niet. Dat blijkt ook uit de
vaartijd tussen Papendrecht en Sliedrecht. Die klok ik op exact een kwartier, tegen 12 minuten
volgens de fraaigedrukte dienstregelingsfolder. Weer is de achterstand met 3 minuten
vermeerderd. Straks, aan het begin van de avond vaart de boot weer precies op tijd, al heeft hij
dan één vaart minder afgelegd dan in de folder staat.
Laat dat meteen de eindconclusie maar zijn. Ik kom hier in januari 2000 nog wel eens terug, in de hoop dat dan de kinderziekten opgelost zijn.
Frans Mensonides
24 november 1999