Topkavels in een heerlijkheid: Oostergeest Limmen


‘Wandelen door de Heerlijkheid Limmen’, zo heet het handzame en informatieve wandelboekje waaruit ik de hieronder beschreven en befotografeerde wandeltocht liep. Ik koos de 10 kilometer lange Oostergeestroute, de langste, en liep die op dinsdag 16 juli 2013, twee maanden geleden alweer. Maar deze wandeling is zo goed als tijdloos. Limmen kreeg al vorm vóór het begin van onze jaartelling, en heeft thans in wezen dezelfde vorm nog, dus wat maken die paar maanden uit…

Tijdens een wandeling over de geest hoop ik, als schrijver van infotainment, toch in ieder geval een aantal geestigheden te kunnen debiteren. Maar - niet om op voorhand al excuses aan te voeren - het was op die wandeldag vies, drukkend warm weer. Tien kilometer geest is dan, alleen al fysiek gesproken, een aardige opgave voor een doorgaans zittende kantoorklerk.

En - niet om de lezer het lezen nog verder tegen te maken -: je leest nu De digitale wandelaar, en niet De digitale reiziger. In dit stukje komt geen openbaar vervoer voor, zelfs geen plaatje van een bus of trein die toevallig op de foto kwam. Ik weet dat zulke artikelen op mijn site niet populair zijn bij de meeste lezers, die voornamelijk voor het OV komen, dus ik waarschuw maar even; je kan nog terug, er zit een terugknop op je browser.

Dat wandelen in de omgeving van Castricum leuker is dan er werken, heb ik in deze kolommen al vaker geconstateerd. Lang voor de dag - deze maand precies een dozijn jaren geleden - dat een gluiperige koppelbaas me hier introduceerde als nieuwe loontrekker, wandelde ik al in het Noord-Hollands Duinreservaat. Dat was zelfs al in de jaren 60, op kinderschoenen en in de jongenskiel.

In de afgelopen jaren nam ik een aantal malen een middag vrij om de omgeving te verkennen. Een overzicht van alle eerdere wandelverslagen staat aan de voet van dit artikel.

Limmen ligt enkele kilometers ten noorden van Castricum. Het eerstgenoemde dorp kreeg al vorm in de oertijd, zoals gezegd. Het ligt namelijk op een strandvlakte of strandwal die al 4000 jaar bestaat. Die zandrug loopt evenwijdig aan de kust, van Alkmaar via Heiloo tot voorbij Limmen.

De strandwal leverde de bewoners van deze drassige streek vaste grond onder de voeten en ook nog schoon, zoet drinkwater in zandlagen. Die bewandel- en bewoonbare wal lag in een soort waddengebied, en nabij het Oer-IJ, een binnendelta vol kreken en stroompjes, waarin indertijd rivieren als het Spaarne hun water loosden.



In de vroege middeleeuwen werd geboerd langs de west- en oostrand van de strandwal. Er was gemengd bedrijf, waarbij het vee moest zorgen voor mest op de schrale, zanderige gemeenschappelijke akkers. Dat is dus veeteelt in dienst van de landbouw, dus precies andersom als ze het ons geleerd hebben op de lagere school. ‘Gemengd bedrijf is landbouw in dienst van de veeteelt’, het werd erin gerámd, bij stadskinderen die dachten dat vla rechtstreeks uit een koe kwam. Je schreef het maar braaf op bij een aardrijkskunderepetitie, je kon je er geen enkele voorstelling van maken.

Er liepen in het middeleeuwse Limmen lange wegen in de lengteas van de strandwal en kortere dwarswegen in de breedte. Daardoor ontstond een blokkenpatroon van hyperkleine dorpjes of buurtschappen. Een ervan, rond de huidige Zuidkerk, heette Limbon, en werd de naamgever van het hele dorp. Deze Oudnederlandse naam betekende zoveel als ‘aan de zoom’. Andere waren Smithan, waar de smid woonde, ten westen van Limbon, Dissel- of Dusseldorp in het oosten van het huidige Limmen en bijvoorbeeld Thosan, Limmerkoog en Limmervoort in de polders ten zuidoosten van het dorp. Dat patroon van rechthoekige gebiedjes is nog heel duidelijk te herkennen in het hedendaagse Limmen, zowel in het dorp als op het platteland eromheen.

In vroeger eeuwen was Limmen een heerlijkheid, wat niet betekende dat het leven er paradijselijk was, maar wel dat er een ambachtsheer aan het hoofd stond. Die had er veel in de melk te brokken, ontving pachtsommen, belastinggeld en boetes, en vormde in zijn eentje zo’n beetje de complete trias politica in zijn rijkje.

In den beginne was zo’n heer meestal een edelman, die de heerlijke rechten had verkregen van de graaf van Holland, aan wie hij dan wel bepaalde verplichtingen had. Vanaf de Gouden Eeuw kon je zo’n heerlijkheid gewoon kopen; hij ging naar de hoogste bieder. Zo hoefde in 1730 de rijke Amsterdamse koopman en legerofficier Jacob du Peyrou Janszoon slechts 13.400 gulden neer te tellen voor het complete Limmen, met alles d’rop en d’ran.

Met zulke heren moet het wel kwaad kersen eten geweest zijn. Maar die feodale tijden zijn gelukkig voorbij; tegenwoordig hebben de mensen uit deze streek een gezond soort assertiviteit tegenover de instanties die boven hen geplaatst zijn.

Toen ik eind jaren 80 een keer in Limmen rondliep in de bollentijd, zag ik een dorpje met kleine bollenveldjes tussen verspreide bebouwing. Bij mijn terugkeer aan het begin van de 21ste eeuw waren de bollenboeren verder naar het noorden weggetrokken, en hadden die veldjes plaatsgemaakt voor woonerven en villaparken. Limmen is nu een modern forenzendorp, waarin je echter de oerpatronen nog duidelijk terugziet in het landschap en op de dorpsplattegrond. Dat staat garant voor een boeiende en gevarieerde wandeling.

Laat ik dus snel van start gaan! Oh ja: die handige, langwerpige wandelboekjes zijn verkrijgbaar bij de VVV en de betere boekhandels, die ook in deze streek nog steeds niet helemaal zijn verdrongen door de webshops. Er is een handjevol van die boekjes verkrijgbaar. Je koopt ze voor een zodanig bedrag per stuk dat je nog geld terugkrijgt als je zo’n nieuw vijfje op de toonbank legt. Tenzij je, zoals ik, hier relaties hebt, dan kun je ze ook gratis krijgen.

Ik betaal ervoor met een verhaal. Met twee verhalen, want ik heb inmiddels ook Bakkum nog bewandeld.

 


De oostflank van het dorp heette dus oorspronkelijk Dusseldorp, en was vanaf het einde der 19e eeuw een centrum van het ‘Rijke Roomse Leven’, zoals het wandelboekje het met hoofdletters formuleert. Hoe ‘rijk’ dat Roomse leven op de geest was, weet ik wel uit de verhalen van mijn oma uit Haarlem, die ik in dit wandelverhaal al eens oververteld heb. Goed, op de foto in ieder geval de Corneliuskerk uit 1902.
 



Op de begraafplaats zie ik bekende Limmer familienamen op de grafstenen. Nu kun je natuurlijk spotten met geloof en hiernamaals, zoals ik graag doe, maar de entree van dit kerkhof, met die twee strenge doch rechtvaardige heiligen, is toch wel heel fraai en sfeervol.



De koper prijst altijd elke wijziging, als het er maar één naar beneden is. Ook in Limmen staan veel huizen te koop, en moeten huiseigenaars zakken met de prijzen. Maar zeg nou zelf, waar niet?



Deze stolpboerderij uit 1869 is tegenwoordig een cultureel centrum.


 


En van deze woning kon in 1675 gezegd worden dat hij nieuw was.


 


‘Ach, hoe prachtig toch, zo’n eeuwenoude stolp’, zwatel ik geroerd, tegen niemand in het bijzonder; ik doe deze wandeling alleen, dan zie je altijd voor drie. Maar wat ik zie als de boerderij binnen mijn kippigheidsgrens komt, bevalt me iets minder.


 


De specie van deze oeroude stolp is namelijk nog nauwelijks droog. Dit is weer zo’n nepper, zo’n namaak-oud stuk nieuwbouw.


 


De wandelroute voert nu over een ‘Heen en weertje’, wat een eufemisme is voor een doodlopend stuk. De dijk loopt met een bocht de weilanden in en loopt daar na een kleine kilometer dood. Je moet dus dezelfde weg terug.

Hier is het echt stil. De A9 in de verte zie je wel, maar hoor je niet. Alleen rustieke geluiden zijn verneembaar: hondengebas, bronstig stierengeloei. Waar geen runderen grazen, doen landbouwwerktuigen dat wel; vaag dreunend in de verte.


 


Terug in de bewoonde wereld. Overal vallen me vanmiddag deze oranje plastic bobbels op aan lantaarnpalen. Ze zitten er misschien al jaren, maar ze zijn me nooit eerder opgevallen. Heel attent, bevestigingshaken voor driehoeksborden, voor reclame voor circusvoorstellingen, of zo. Maar later vraag ik het na en het blijkt iets te maken te hebben met verzamelcontainers voor chemisch afval.


 


Met zulke zaken hoefde Du Peyrou zich nog niet bezig te houden; het afval was in zijn tijd nog niet chemisch. De 18e-eeuwse ambachtsheer woonde op buitenplaats Dampegheest, waar nu voetbalvelden en een zwembad zijn. Bij Odisport (Oh, die sport!; aardige vondst) kun je terecht voor een pittige workout of een teambuilding. Dat laatste heb ik ook nog eens ondergaan, weinige kilometers van hier. Het helpt niet, kan ik uit de school klappen.

Tot Du Peyrou’s bezittingen behoorde ook deze vaart, de Dusseldorpervaart. Hij moest hem bevaarbaar houden, maar mocht dan wel weer tolgeld vragen van iedereen die erover voer, en / of het stet aandeed.


 


Een stet was dan een minihaven waar goederen werden overgeslagen van karren op schuiten, en omgekeerd. Bij dit stet in Limmen ontstond een kleine nijverheidswijk, als het ware een voorloper van Bedrijventerrein Nieuwelaan, een eindje ten noorden van hier. Er was een zuivelfabriek, er werd meel gemalen; er werd af en aan gerold met biertonnen. Zoveel activiteit, je ziet het er niet aan af als je nu wandelt door deze nieuwbouwwijk met zijn stille, lommerrijke dreven. Varen kun je hier nog steeds, zij het alleen recreatief. Waar eens het stet was is nu een ligplaats voor kano’s en het beginpunt van een kanoroute. 


 


Voorbij deze rietsigaren loop ik een woonwijk binnen waar overal de caravans worden ingeladen. Ik loop hier twee maanden geleden en de volksverhuizing genaamd: zomervakantie is dan nog in volle gang.

Vanochtend las ik in de krant een advies van de politie om geen caravans voor je deur te gaan staan inladen. Dan weet het dievengilde dat je langdurig afwezig zult zijn, en vind je bij terugkeer een geplunderd huis. Maar wat dan? Ja, je kunt je caravan beter vijf huizen verderop zetten, zodat dáár dan ingebroken wordt. Of vijf stráten verderop, en dan maar met je huisraad op je bult erheen sjouwen?

De zin van zulke politieadviezen is beperkt. Ze zeggen zulke dingen vooral om je aangifte niet te hoeven opnemen als je bestolen bent: ‘Dan had u maar niet…’ Zo wordt het slachtoffer tot schuldige gemaakt. Ik besef terdege: aan de goeie ouwe tijd was niet veel goeds. Maar op een historische wandeling als deze zou je bijna gaan terugverlangen naar een strenge veldwachter of een schout en zijn rakkers. Die gooiden inbrekers gewoon in het cachot, geselden en brandmerkten ze, en hingen ze bij recidive op. Ja, zulke dingen gebeurden in de tijden dat plattelandsdorpen nog heerlijkheden waren.


 


Gebouwen die ik eerder op tekening zag, staan hier in werkelijkheid. Dit is verzorgingshuis De Cameren. Mijn moeder is onlangs in zo’n soort tehuis opgenomen. Neem me niet kwalijk dat ik het er vaak maar een sombere en uitzichtloze boel vind, hoeveel moeite er ook wordt gedaan om de bewoners zich er thuis te laten voelen. Mooie symboliek, hoor, dat beeld: de Ouderdom die de Jeugd de wereldbol toewerpt. Maar met die verhuiswagen op de achtergrond krijgt deze foto pas echt een diepere laag. De verhuizing erheen, en de allerlaatste verhuizing, ervandaan.


 


Weer zo vaart vanaf zo’n stet; de Laandervaart, als ik het goed heb bijgehouden.


 

 


‘Topkavel’ is een magisch begrip, in deze contreien. Ermee wordt in dit geval bedoeld: een braakliggend stuk voormalig bollenland waarover zich in een eerder stadium nog geen projectontwikkelaar had ontfermd. Deze artist’s impression is heel bijzonder. Meestal staat daarop afgebeeld, wat nog gaat komen, maar op deze staat wat geweest is: tulpen.


 


Er roept me iemand gedag vanaf zijn fiets. Het is de koddebeier, die tegenwoordig liever buurtregisseur genoemd wordt.

Nu loop ik over een lange, rechte B-weg de gemeente Heiloo binnen. Tenminste, dat meende ik op te maken uit het wandelboekje. Maar ik schijn ineens toch wat verder te zijn doorgelopen dan ik dacht: waar andere vlaggen wapperen en een andere taal gesproken wordt, mijn Heitelân?


 

 



Ik sla twee maal linksaf en loop Limmen weer binnen. Die grenspaal staat hier al 102 jaar. Limmen had toen ineens behoefte, zijn heerlijke bezit af te bakenen. De gemeente vroeg toen aan al haar buren een bijdrage in de kosten van die grenspalen, die knap prijzig waren, en toch ook dienden om hún grenzen te markeren. Alle gemeenten betaalden loyaal hun deel, behalve Castricum, een andere voormalige heerlijkheid. Die weigerde, misschien al vooruitlopend op de gemeentelijke fusie, die echter pas in 2002 zou plaatsvinden.

Het is vast de laatste niet; Plasterk is er ook nog, en ziet ons land het liefst verdeeld in drie provincies, met elk vier gemeenten. Deze grenspaal zie ik ook nog wel eens verdwijnen – maar dan toch nog uit nostalgie blijven staan.

Hiervandaan voert de wandeling, via alreeds betreden paden, terug naar de dorpskern van Limmen, waar de Corneliuskerk snel aan de einder verschijnt. Deze heerlijke wandeling is uit.

Frans Mensonides
15 september 2013
Laatste aanpassing: 13 oktober 2013
Er geweest: dinsdag 16 juli 2013.

Lees ook het stuk over de Bakkummer Banroute > > >


Meer over Castricum en omgeving:

Nunc est bulborum: langs de Geestlijn (2003)

St(r)andplaats Castricum (2005)

In een kombof; naar Akersloot en De Woude (2007)

Heil in Heiloo - Vreemdeling in Jeruzalem; Egmond - Skik in het leven; opnieuw Egmond (2008)

Maer- of Korendijkroute, ofwel: Castricummer bakens (2010)



© Frans Mensonides, Leiden, 2013.