‘Wandelen door de Heerlijkheid
Limmen’, zo heet het handzame
en informatieve wandelboekje waaruit ik de hieronder beschreven en
befotografeerde wandeltocht liep. Ik koos de 10 kilometer lange
Oostergeestroute, de langste, en liep die op dinsdag 16 juli 2013, twee
maanden
geleden alweer. Maar deze wandeling is zo goed als tijdloos. Limmen
kreeg al
vorm vóór het begin van onze jaartelling, en heeft thans in wezen
dezelfde vorm
nog, dus wat maken die paar maanden uit…
Tijdens een wandeling over de
geest
hoop ik, als schrijver
van infotainment, toch in ieder geval een aantal geestigheden te kunnen
debiteren. Maar - niet om op voorhand al excuses aan te voeren - het
was op die
wandeldag vies, drukkend warm weer. Tien kilometer geest is dan, alleen
al fysiek
gesproken, een aardige opgave voor een doorgaans zittende kantoorklerk.
En -
niet om de lezer het lezen nog
verder tegen te maken -:
je leest nu De digitale wandelaar, en niet De digitale reiziger. In dit
stukje
komt geen openbaar vervoer voor, zelfs geen plaatje van een bus of
trein die
toevallig op de foto kwam. Ik weet dat zulke artikelen op mijn site
niet
populair zijn bij de meeste lezers, die voornamelijk voor het OV komen,
dus ik
waarschuw maar even; je kan nog terug, er zit een terugknop op je
browser.
In de afgelopen jaren nam ik een
aantal malen een middag
vrij om de omgeving te verkennen. Een overzicht van alle
eerdere
wandelverslagen staat aan de voet van dit artikel.
Limmen ligt enkele kilometers ten
noorden van Castricum. Het
eerstgenoemde dorp kreeg al vorm in de oertijd, zoals gezegd. Het ligt
namelijk
op een strandvlakte of strandwal die al 4000 jaar bestaat. Die zandrug
loopt evenwijdig
aan de kust, van Alkmaar via Heiloo tot voorbij Limmen.
De strandwal leverde de bewoners van deze drassige streek vaste grond onder de voeten en ook nog schoon, zoet drinkwater in zandlagen. Die bewandel- en bewoonbare wal lag in een soort waddengebied, en nabij het Oer-IJ, een binnendelta vol kreken en stroompjes, waarin indertijd rivieren als het Spaarne hun water loosden.
In de vroege middeleeuwen werd
geboerd langs de west- en
oostrand van de strandwal. Er was gemengd bedrijf, waarbij het vee
moest zorgen
voor mest op de schrale, zanderige gemeenschappelijke akkers. Dat is
dus
veeteelt in dienst van de landbouw, dus precies andersom als ze het ons
geleerd
hebben op de lagere school. ‘Gemengd bedrijf is landbouw in dienst van
de
veeteelt’, het werd erin gerámd, bij stadskinderen die dachten dat vla
rechtstreeks uit een koe kwam. Je schreef het maar braaf op bij een
aardrijkskunderepetitie,
je kon je er geen enkele voorstelling van maken.
Er liepen in het middeleeuwse Limmen
lange wegen in de
lengteas van de strandwal en kortere dwarswegen in de breedte. Daardoor
ontstond een blokkenpatroon van hyperkleine dorpjes of buurtschappen.
Een
ervan, rond de huidige Zuidkerk, heette Limbon, en werd de naamgever
van het
hele dorp. Deze Oudnederlandse naam betekende zoveel als ‘aan de zoom’.
Andere
waren Smithan, waar de smid woonde, ten westen van Limbon, Dissel- of
Dusseldorp
in het oosten van het huidige Limmen en bijvoorbeeld Thosan, Limmerkoog
en
Limmervoort in de polders ten zuidoosten van het dorp. Dat patroon van
rechthoekige gebiedjes is nog heel duidelijk te herkennen in het
hedendaagse Limmen,
zowel in het dorp als op het platteland eromheen.
In vroeger eeuwen was Limmen een
heerlijkheid, wat niet
betekende dat het leven er paradijselijk was, maar wel dat er een
ambachtsheer
aan het hoofd stond. Die had er veel in de melk te brokken, ontving
pachtsommen,
belastinggeld en boetes, en vormde in zijn eentje zo’n beetje de
complete trias politica in zijn
rijkje.
In den beginne was zo’n heer meestal
een edelman, die de
heerlijke rechten had verkregen van de graaf van Holland, aan wie hij
dan wel
bepaalde verplichtingen had. Vanaf de Gouden Eeuw kon je zo’n
heerlijkheid
gewoon kopen; hij ging naar de hoogste bieder. Zo hoefde in 1730 de
rijke
Amsterdamse koopman en legerofficier Jacob du Peyrou Janszoon slechts
13.400 gulden
neer te tellen voor het complete Limmen, met alles d’rop en d’ran.
Met zulke heren moet het wel kwaad
kersen eten geweest zijn.
Maar die feodale tijden zijn gelukkig voorbij; tegenwoordig hebben de
mensen
uit deze streek een gezond soort assertiviteit tegenover de instanties
die
boven hen geplaatst zijn.
Toen ik eind jaren 80 een keer in
Limmen rondliep in de
bollentijd, zag ik een dorpje met kleine bollenveldjes tussen
verspreide bebouwing.
Bij mijn terugkeer aan het begin van de 21ste eeuw waren de
bollenboeren verder
naar het noorden weggetrokken, en hadden die veldjes plaatsgemaakt voor
woonerven
en villaparken. Limmen is nu een modern forenzendorp, waarin je echter
de
oerpatronen nog duidelijk terugziet in het landschap en op de
dorpsplattegrond.
Dat staat garant voor een boeiende en gevarieerde wandeling.
Laat ik dus snel van start gaan! Oh
ja: die handige,
langwerpige wandelboekjes zijn verkrijgbaar bij de VVV en de betere
boekhandels, die ook in deze streek nog steeds niet helemaal zijn
verdrongen door
de webshops. Er is een handjevol van die boekjes verkrijgbaar. Je koopt
ze voor
een zodanig bedrag per stuk dat je nog geld terugkrijgt als je zo’n
nieuw
vijfje op de toonbank legt. Tenzij je, zoals ik, hier relaties hebt,
dan kun je
ze ook gratis krijgen.
Ik betaal ervoor met een verhaal. Met
twee verhalen, want ik
heb inmiddels ook Bakkum nog bewandeld.
De oostflank van het dorp heette dus
oorspronkelijk
Dusseldorp, en was vanaf het einde der 19e eeuw een centrum van het
‘Rijke
Roomse Leven’, zoals het wandelboekje het met hoofdletters formuleert.
Hoe ‘rijk’
dat Roomse leven op de geest was, weet ik wel uit de verhalen van mijn
oma uit
Haarlem, die ik in dit
wandelverhaal al eens oververteld heb. Goed, op
de foto
in ieder geval de Corneliuskerk uit 1902.
Op de begraafplaats zie ik bekende
Limmer familienamen op de
grafstenen. Nu kun je
natuurlijk spotten
met geloof en hiernamaals, zoals ik graag doe, maar de entree van dit
kerkhof,
met die twee strenge doch rechtvaardige heiligen, is toch wel heel
fraai en
sfeervol.
De koper prijst altijd elke
wijziging, als het er maar één
naar beneden is. Ook in Limmen staan veel huizen te koop, en moeten
huiseigenaars zakken met de prijzen. Maar zeg nou zelf, waar niet?
Deze stolpboerderij uit 1869 is
tegenwoordig een cultureel
centrum.
En van deze woning kon in 1675 gezegd
worden dat hij nieuw
was.
‘Ach, hoe prachtig toch, zo’n
eeuwenoude stolp’, zwatel ik
geroerd, tegen niemand in het bijzonder; ik doe deze wandeling alleen,
dan zie
je altijd voor drie. Maar wat ik zie als de boerderij binnen mijn
kippigheidsgrens komt, bevalt me iets minder.
De specie van deze oeroude stolp is
namelijk nog nauwelijks
droog. Dit is weer zo’n nepper, zo’n namaak-oud stuk nieuwbouw.
De wandelroute voert nu over een
‘Heen en weertje’, wat een
eufemisme is voor een doodlopend stuk. De dijk loopt met een bocht de
weilanden
in en loopt daar na een kleine kilometer dood. Je moet dus dezelfde weg
terug.
Hier is het echt stil. De A9 in de verte zie je wel, maar hoor je niet. Alleen rustieke geluiden zijn verneembaar: hondengebas, bronstig stierengeloei. Waar geen runderen grazen, doen landbouwwerktuigen dat wel; vaag dreunend in de verte.
Terug in de bewoonde wereld. Overal
vallen me vanmiddag deze
oranje plastic bobbels op aan lantaarnpalen. Ze zitten er misschien al
jaren,
maar ze zijn me nooit eerder opgevallen. Heel attent, bevestigingshaken
voor
driehoeksborden, voor reclame voor circusvoorstellingen, of zo. Maar
later
vraag ik het na en het blijkt iets te maken te hebben met
verzamelcontainers
voor chemisch afval.
Met zulke zaken hoefde Du Peyrou zich
nog niet bezig te
houden; het afval was in zijn tijd nog niet chemisch. De 18e-eeuwse
ambachtsheer woonde op buitenplaats Dampegheest, waar nu voetbalvelden
en een
zwembad zijn. Bij Odisport (Oh, die sport!; aardige vondst) kun je
terecht voor
een pittige workout of een teambuilding. Dat laatste heb ik ook nog
eens
ondergaan, weinige kilometers van hier. Het helpt niet, kan ik uit de
school
klappen.
Tot Du Peyrou’s bezittingen behoorde ook deze vaart, de Dusseldorpervaart. Hij moest hem bevaarbaar houden, maar mocht dan wel weer tolgeld vragen van iedereen die erover voer, en / of het stet aandeed.
Een stet was dan een minihaven waar
goederen werden
overgeslagen van karren op schuiten, en omgekeerd. Bij dit stet in
Limmen
ontstond een kleine nijverheidswijk, als het ware een voorloper van
Bedrijventerrein Nieuwelaan, een eindje ten noorden van hier. Er
was een
zuivelfabriek, er werd meel gemalen; er werd af en aan gerold met
biertonnen.
Zoveel activiteit, je ziet het er niet aan af als je nu wandelt door
deze
nieuwbouwwijk met zijn stille, lommerrijke dreven. Varen kun je hier
nog
steeds, zij het alleen recreatief. Waar eens het stet was is nu een
ligplaats
voor kano’s en het beginpunt van een kanoroute.
Voorbij deze rietsigaren loop ik een
woonwijk binnen waar overal
de caravans worden ingeladen. Ik loop hier twee maanden geleden en de
volksverhuizing genaamd: zomervakantie is dan nog in volle gang.
Vanochtend las ik in de krant een
advies van de politie om
geen caravans voor je deur te gaan staan inladen. Dan weet het
dievengilde dat
je langdurig afwezig zult zijn, en vind je bij terugkeer een geplunderd
huis.
Maar wat dan? Ja, je kunt je caravan beter vijf huizen verderop zetten,
zodat
dáár dan ingebroken wordt. Of vijf stráten verderop, en dan maar met je
huisraad
op je bult erheen sjouwen?
De zin van zulke politieadviezen is beperkt. Ze zeggen zulke dingen vooral om je aangifte niet te hoeven opnemen als je bestolen bent: ‘Dan had u maar niet…’ Zo wordt het slachtoffer tot schuldige gemaakt. Ik besef terdege: aan de goeie ouwe tijd was niet veel goeds. Maar op een historische wandeling als deze zou je bijna gaan terugverlangen naar een strenge veldwachter of een schout en zijn rakkers. Die gooiden inbrekers gewoon in het cachot, geselden en brandmerkten ze, en hingen ze bij recidive op. Ja, zulke dingen gebeurden in de tijden dat plattelandsdorpen nog heerlijkheden waren.
Gebouwen die ik eerder op tekening
zag, staan hier in
werkelijkheid. Dit is
verzorgingshuis De
Cameren. Mijn moeder is onlangs in zo’n soort tehuis opgenomen. Neem me
niet
kwalijk dat ik het er vaak maar een sombere en uitzichtloze boel vind,
hoeveel
moeite er ook wordt gedaan om de bewoners zich er thuis te laten
voelen. Mooie
symboliek, hoor, dat beeld: de Ouderdom die de Jeugd de wereldbol
toewerpt.
Maar met die verhuiswagen op de achtergrond krijgt deze foto pas echt
een
diepere laag. De verhuizing erheen, en de allerlaatste verhuizing,
ervandaan.
Weer zo vaart vanaf zo’n stet; de
Laandervaart, als ik het
goed heb bijgehouden.
‘Topkavel’ is een magisch begrip, in
deze contreien. Ermee
wordt in dit geval bedoeld: een braakliggend stuk voormalig bollenland
waarover
zich in een eerder stadium nog geen projectontwikkelaar had ontfermd.
Deze artist’s impression is heel
bijzonder.
Meestal staat daarop afgebeeld, wat nog gaat komen, maar op deze staat
wat
geweest is: tulpen.
Er roept me iemand gedag vanaf zijn
fiets. Het is de koddebeier,
die tegenwoordig liever buurtregisseur genoemd wordt.
Nu loop ik over een lange, rechte B-weg de gemeente Heiloo binnen. Tenminste, dat meende ik op te maken uit het wandelboekje. Maar ik schijn ineens toch wat verder te zijn doorgelopen dan ik dacht: waar andere vlaggen wapperen en een andere taal gesproken wordt, mijn Heitelân?
Het is vast de laatste niet; Plasterk
is er ook nog, en ziet
ons land het liefst verdeeld in drie provincies, met elk vier
gemeenten. Deze
grenspaal zie ik ook nog wel eens verdwijnen – maar dan toch nog uit
nostalgie
blijven staan.
Hiervandaan voert de wandeling, via
alreeds betreden paden,
terug naar de dorpskern van Limmen, waar de Corneliuskerk snel aan de
einder
verschijnt. Deze heerlijke wandeling is uit.
Frans Mensonides
15 september 2013
Laatste aanpassing: 13 oktober 2013
Er geweest: dinsdag 16 juli 2013.
Lees ook het stuk over de Bakkummer Banroute > > >
Nunc est bulborum: langs de Geestlijn (2003)
St(r)andplaats Castricum (2005)
In een kombof; naar Akersloot en De Woude (2007)
Heil in Heiloo - Vreemdeling in Jeruzalem; Egmond - Skik in het leven; opnieuw Egmond (2008)
Maer- of Korendijkroute, ofwel: Castricummer bakens (2010)
© Frans Mensonides, Leiden, 2013.