Heen en terug ga ik via de HSL met de nieuwe IC Den Haag – Eindhoven. Ook op de tweede dag, over 3 weken, zal dat het geval zijn. Deze augustusmaand heb ik hem ook nog eens genomen die keer in de regen naar Breda en Teteringen, en ook nog 2 keer voor het privéleven dat ik ook nog heb naast het feit dat ik De digitale reiziger ben.
In al die 7 ritten geen enkele stremming of zelfs maar vertraging. Ik meld het als tevreden klant. Maar het is meer geluk dan wijsheid, want die HSL-Intercity tussen Rotterdam en Breda is al snel berucht geworden om zijn storingsgevoeligheid.
Op de HSL kijk je bij de passage van het Hollandsch Diep diep neer op de oude Moerdijkbrug. Daar rijden de gewone langzame-snelheidstreinen die maar 140 km/uur gaan in plaats van de duizelingwekkende 160 waarmee de IC’s Den Haag – Eindhoven hun opvarenden verplaatsen. Op deze 2e augustus zie ik op die oude Moerdijkbrug alleen maar tientallen mensen met gele hesjes lopen. En er zijn al even gele werktuigen in werking. De brug zit drie weken lang dicht voor een complete vernieuwing van het spoor.
Met overstappen in Eindhoven en Roermond beland ik in Susteren, waar over 32 minuten de bus naar Maaseik zal vertrekken. Die gaat maar eens per uur, en ik heb een veilige marge gepland.
Vanaf dit station liep ik in 2011 na een wandeling van een rum kwartiertje Duitsland binnen, om te belanden op het meest westelijk gelegen stuk asfalt uit dat grote voormalige keizerrijk, en daarmee de ‘Selfkant’ ervan. Naar België is het een klein halfuurtje fietsen, zoals ik op de 23e zal ondervinden.
Ik ga Susteren verkennen, en dan een ander stuk dan 6 jaar geleden. De zon brandt nu nog ongenadig in de stille straten van een buitenwijkje. Het godshuis aan het eind van de straat klepelt het noenuur en beiert daarna voor een dienst.
Mijn oma wees me er in mijn jeugd altijd op dat de kerkklokken als je goed luisterde, ´Kom dan, kom dan, kom dan!´ riepen. Dat hadden ze haar op haar beurt in haar eigen kindertijd wijsgemaakt. Zij gaf toen gaarne gehoor aan die lokroep, om na de dienst centen, 2½-centstukken en stuivers op te kunnen rapen die eventueel tijdens de collecte op de kerkvloer gevallen waren. Met smaak kon ze die anekdote vertellen. Maar als volwassene wist ze de sirenenzang van de klokken altijd moeiteloos te weerstaan.
Ook in de straten van Susteren zie ik niemand zich in de richting van de kerk begeven, behalve een wat verwaaide man van ongeveer mijn leeftijd die langzaam nadert op een fiets. Maar die parkeert zijn rijwiel tegen de gevel van een schoonheidssalon voor mannen en gaat er binnen. Wie weet helpt het.
Dit stuk Susteren heet Mariaveld en het is 100 jaar geleden gebouwd als woonwijk voor spoorwegpersoneel. Er lag hier een uitgestrekt rangeerterrein voor de goederenwagens die de Limburgse kolen moesten transporteren naar alle delen van het land.
De opvallendste monumenten en daarmee fotomomenten in Susteren zijn een fraaie oude school en een stuk Duits tankafweergeschut. Dat laatste bleef na de bevrijding van deze streek in januari 1945 achter op het slagveld. Het werd in 2000 opgelapt en als oorlogs- of vredesmonument geplaatst voor het raadhuis. Straks over de grens zal ik nog een ander Duits aandenken aan barre tijden mogen fotograferen.
Vlak bij het kanon staat een halte van Arriva-bus 65 naar Maaseik. Er nadert een achttax die het blijkt te zijn; ik keek uit naar een 40-persoons streekbus. Acht lege stoelen staan uitnodigend voor me gereed. De bus doorkruist een stuk Limburg dat de heuvelachtige reputatie van die provincie niet waarmaakt: vlak uiterwaardenlandschap met grazige weiden.
We doen het dorpje Roosteren aan en passeren daarna de brug over de Grensmaas, 8 minuten na vertrek uit Susteren; zo smal is Limburg op z’n smalst. Het eerste wat je ziet aan de overkant is een ziekenhuis. Daarna maken we een bocht naar een halte in het centrum, waar lijn 65 een einde neemt en waar je kunt overstappen op diverse streekbussen van De Lijn.
Maaseik, een ministadje met veel standbeelden, heeft uitzicht op de Maas en daarmee op Nederland. Toch zit je hier onmiskenbaar in Vlaanderen, overduidelijk in een andere wereld. Het is niet eens gemakkelijk te verwoorden waaraan je het ziet. Nee, beslist niet aan de filialen van HEMA, C&A en Hans Anders die ik de komende uren zal passeren. Maar ook niet alleen aan de Belgicismen in de etalages, zoals de Mutualiteiten met hun brievenbussen en voor ons onbegrijpelijke instructies over wat je daar wel en niet in mag ‘steken’.
Het meest zie ik het vandaag aan het terrasje bij de lunchroom in de Bosstraat. In de loop van ca. drie uur passeer ik het vier keer – alweer verdwaald – en zie er ook vier keer hetzelfde groepje mensen zitten. Ik heb ze onthouden doordat een vrouw in het gezelschap een carnavalspruik draagt. Mijn beeld van Vlaamse lunchrooms, dat gasten er vertoeven van 10:00 tot 17:00 uur voor in successie koffie, lunch, thee en aperitief, klopt geloof ik wel.
Het lijkt hier wel altijd feest, zelfs in de maand die precies inligt tussen het vorige en het volgende carnaval. Veel carnavaleske beelden. En deze grappige beeldengroep, neergezet door een Maaseikenaar met zelfspot die geen mens misstaat.
‘Kaal, lui, lekker en hovaardig’, zo karakteriseren ze hier zichzelf. Dat zijn de 4 officiële Maaseiker deugden, pendanten van goedkatholieke deugden als voorzichtigheid, vastberadenheid, gematigdheid en rechtvaardigheid ´Kaal´ moet je opvatten als blut, gezien het nulletje dat de voorste man met zijn vingers maakt. Waarom de luiaard een pudding op z’n kop heeft, weet ik niet. Maar ´lekker´ is dan wel weer duidelijk, gezien de reusachtige vork die nummer drie hanteert.
Ik krijg er honger van. En meld me op het terras aan de Markt, bij een 17e-eeuws pand dat De Stad Amsterdam heet, eens een riante koopmanswoning. Ook dit etablissement, en het drukkende weer, noden tot lang en rustig zitten. En als het hoofd van – bijvoorbeeld – een gepresseerde, de grens overgewaaide Nederlander daar niet naar staat, zal hij toch moeten verduren dat er pas na een acclimatiseringsperiode van een minuut of 20 á 25 iemand komt vragen of hij misschien iets wil gebruiken. Wat dan zelfs daadwerkelijk gebracht wordt, uiteindelijk.
Voldoende tijd om om me heen te kijken. Op het grote Marktplein, met het standbeeld van de schilderbroeders Van Eyck, scheppen graafwerktuigen in de grond met een continu tuut-tuut-tuut. Een korte, dikke, met bonte reclame-uitingen uitgedoste wielrenner zit op het terras aan het bier, en al aardig lang, vermoed ik. Rijdt hij straks slingerend verder? Een man met bouwvakkersvakantie en -decolleté heeft zijn oude moeder hier in een rolstoel heen vervoerd. En een net zo ongedurig jongetje als ik slalomt rennend tussen de tafeltjes door.
‘Waar heeft u gezeten?’, vraagt de serveerster me binnen bij de kassa, als ik daar ga afrekenen. ‘Wat heeft u gegeten?’ lijkt me relevanter. Ik leg uit waar ik gezeten heb op dat enorme terras, zij snapt het niet, ik bied aan om even mee te lopen, ik wijs, ik mag nu afrekenen en vervolg mijn weg.
Vanaf de Markt loop ik terug naar de Maasbrug waarover ik gekomen ben. In het midden daarvan, en dus exact op de grens, is in de balustrade een kunstig beeld verwerkt. Twee paar handen leggen een knoop in diezelfde balustrade en dat symboliseert de Limburgse eenheid, zo niet: groot-Limburgse gedachte: ‘TWEE LIMBURGEN, EEN VOLK.’
Motregen begint neer te spetten. Aan de voet van de brug is er een groot winkelcentrum, Kloosterbempden, meer een soort outlet, met B- en NL-winkelketens in het goedkope segment. Wat de overal aangekondigde Belgian Beach Tour hier doet, ruim 200 km van de Kusttram verwijderd? Op de sokkel van het standbeeld van de v/m Minister van Posterijen Joris Helleputte een pleidooi voor ´Eigen kunst, eigen taal, eigen zeden´.
Het regent nu flink hard en het lijkt er niet op dat het daarmee binnen afzienbare tijd op gaat houden. Het KNMI zat er weer eens faliekant naast met: ´Vanavond vanuit het zuidwesten mogelijk een bui´. Ja, maar dat gold natuurlijk alleen voor Nederland; In Susteren schijnt momenteel nog steeds de zon, toch?
Ik stap bij de halte Plantage in bus 45 richting Hasselt en ga de Maas afzakken naar het zuiden.
Mijn ´biljet´ naar Maasmechelen kostte 3 euro. Dat is een soort standaardkaartje bij De Lijn, waarmee je een onbeperkte afstand mag afleggen met een uur lang recht op overstappen. Zit je eenmaal in de bus, dan kun je de hele rit tot het eindpunt uitrijden, ook al is het uur inmiddels verstreken. Dat Vlaamse bussen ook op een vakantiemiddag doorgaans goed bezet zijn, zal ongetwijfeld te maken hebben met de lage tarieven. Deze hele streek, waaronder het bijna 40.000 inwoners tellende Maasmechelen, moet het trouwens helemaal stellen zonder spoorverkeer. Het is er vroeger wel geweest: van Hasselt via Genk naar Eisden (Maasmechelen) en naar Maaseik. Maar tegenwoordig kom je niet verder dan Genk.
We verlaten Maaseik over een steenweg waarlangs opvallend veel zaken in bouwmaterialen. In het ruime halfuur dat Maaseik van -mechelen scheidt, passeren we de dorpen Elen, Rotem en Lanklaar. Van rijden in een bus door de regen word je ongeveer even sikkeneurig als van erin lopen. Het grauwe uitzicht door het busraam drukt de stemming. Maar misschien is de aanblik van deze oude mijnstreek altijd wel zo, en niet alleen bij somber weer.
Eens floreerden hier de kolenmijnen, nu de werkloosheid. In Eisden – een deelgemeente van Maasmechelen, en niet te verwarren met Eijsden - zie ik een oude mijnlift. Daar dalen al lang geen koempels meer af in de schoot der aarde. Hij markeert nu alleen nog maar de aanwezigheid van een groot outlet- en amusementscentrum. Een paar kilometer verder alweer een uitgestrekt winkelgebied. Deze twee trekken de meeste passagiers op buslijn 45; ze zijn hier de places to be. Maar ik heb de outlet van Maaseik al gezien en blijf lekker zitten tot we dé bezienswaardigheid van Maasmechelen bereiken.
Ik stap uit in het centrum, nog steeds in de regen. Behalve het monumentale Heilig-Hartcollege, een v/m school, staat ook de fontein bij het gemeentehuis speciaal genoemd in de Wikipedia. Daar is iets mee aan de hand. Toen hij in 1979 gebouwd werd, viel niemand er iets speciaals aan op, ook ambtenaren niet die uit het raam van de hoogste verdieping keken. Dat doen Maasmechelse ambtenaren misschien nooit.
Er bestond in die tijd nog geen Google Earth en er waren ook nog geen drones. Maar in de jaren 00 bleek met die hulpmiddelen dat de fontein, van boven gezien, verdacht veel leek op een swastika. De ontwerper van het geval was gechoqueerd omdat men hem voor een nazi-sympathisant hield. Niet omdat men er een hakenkruis in zag; dat was geloof ik echt wel zijn bedoeling. Maar zo’n swastika was een eeuwenoud religieus symbool, en kon híj het helpen dat dat dank zij Hitler een wat bezoedelde reputatie had gekregen?
Hoe dan ook, hij moest van de burgemeester zijn ontwerp aanpassen en zorgen dat de fontein verbouwd werd. Hoe goed hij daarin geslaagd is, zie ik meteen als ik het gemeentehuis nader. De fontein lijkt nu ook van beneden gezien op een hakenkruis. De afkeer daarvan is in Vlaanderen toch al wat minder dan bij ons; in Antwerpen zag ik ze op een zondagsmarkt openlijk uitgestald liggen.
Daar het nog steeds regent, ga ik nu op bus 63 naar Maastricht staan wachten, onder de luifel van een Kienhal. Kienen (de laaglandse variant van het Anglo-Amerikaanse Bingo) wordt in deze streek fanatiek beoefend. Omdat er van de wet geen geldprijzen uitgekeerd mogen worden, ontvangt men allerlei kostbare en soms ook wonderlijke prijzen in natura voor een geldige ‘KIEN!’ In Kessenich, waarover volgende keer meer, kun je een kruiwagen vol voedsel of een half varken winnen. Ik heb geen idee of die prijzen aan huis bezorgd worden of dat de gelukkige winnaar die naar zijn woning moet rollen, respectievelijk dragen.
Verder per bus door de regen. Maasmechelen ligt niet zozeer langs de Maas als wel langs de Zuid-Willemsvaart die rechtlijniger loopt dan de meanderende Maas. Het loopt van Maastricht naar Den Bosch. Op het eerste gezicht lijkt dit internationale kanaal een staaltje van goede samenwerking tussen de twee volkeren aan weerszijden van de Maas, die zich zo verbonden met elkaar zeggen te voelen. Maar in werkelijkheid is het aangelegd toen de lage landen nog verenigd waren in een huwelijk vol herrie, rond 1825, voordat de Maas de Grensmaas werd.
Het kanaal is genoemd naar Willem I die toen de koning was van Groot-Nederland, en een vechtscheiding zou veroorzaken. Veel later is aan de Nederlandse kant van de Maas een vergelijkbaar kanaal gegraven, het Julianakanaal, genoemd naar Willems achter-achterkleindochter. Dat kanaal heeft een hele hap uit Elsloo genomen.
In Rekem staan de carnavalswagens alvast klaar voor over een half jaar. Een oude, kleine kromgebogen man zit klem tussen de achterdeur, waardoorheen hij met een rollator de bus had willen binnengaan. ‘Hee joh!’, roept hij naar de zwijgzame chauffeur, bij wie een excuus niet over de lippen komt. De man met de rollator kijkt de rest van de rit verongelijkt voor zich uit; ontevreden met zijn lot.
Wat verbindt de beide Limburgen nu eigenlijk precies, die in 1839 wreed doorkliefd en gescheiden werden? Taal en zeden: OK, carnaval niet minder, maar vooral hun rabiate haat, vermoed ik, tegen de centrale overheid: Den Haag en Brussel. Het was aan de Vlaamse kant de aanleiding voor initiëren van het Spartacusproject voor hoogwaardige en vooral heel erg dure OV-projecten rondom de Belgisch Limburgse hoofdstad, Hasselt.
Maasmechelen moet een tramverbinding krijgen met Genk en Hasselt. Maar eerst de tram Hasselt – Maastricht, die qua geraamde aanlegkosten in een paar jaar tijd 6 keer over de kop ging, van 50 naar 300 miljoen euro. De spade is er nog steeds niet voor in de grond gestoken. In 2012 pakte ik de bus tussen beide Limburgse hoofdsteden om de route van de tram te verkennen. Na het dorpje Smeermaas bij Lanaken volg ik vandaag dezelfde busroute van toen naar Maastricht.
Vorig jaar, op de terugweg uit Luik, schreef ik over de stand van zaken. Heel in het kort: Vlaams Limburg wilde de tram via de kortste weg, een oude spoorlijn, naar NS-station Maastricht hebben, waar je goede aansluitingen hebt op spoor, stads- en streekvervoer. Maar de gemeente Maastricht wilde die tram persé dwars door de binnenstad en over de markt, en daarna via de Wilhelminabrug naar het station. Maar toen bleek die brug te krakkemikkig om de tram te dragen.
De kogel is inmiddels door de kerk: het eindpunt zal Mosae Forum worden, aan de voet van die brug. Wat is dan wel dat Mosae Forum? Is dat hét attractiepunt van Maastricht? Heeft dat alle potentie in zich om dagelijks duizenden reizigers uit Hasselt de tram in te lokken?
Nee, ik vind het drie keer niks. Het is een doorsnee-winkelcentrum, er staat een stadskantoor en je kunt er gokken – met bescheidener bedragen dan die de magistraten op het spel zetten met die tram. In de bedompte kelder van Mosae Forum, die er niet uitziet, was ooit een Food Center dat een kort leven beschoren was.
Er kwam financieel gesteggel over de tram. Dat beeld op de maasbrug bij Maaseik, beeldt dat niet een potje touwtrekken uit? Vlaanderen wilde geld zien van Nederland, een compensatie voor reizigersverlies door de wijziging van de tramroute. Met zo’n ongunstig gelegen eindpunt zouden de toch al erg optimistische ramingen van 20.000 à 25.000 passagiers per werkdag onmogelijk haalbaar zijn.
Dat geld kwam er, let wel: dus niet voor kwaliteitsverbetering, maar voor kwaliteitsverslechtering! In 2024 gaat de tram rijden. In hetzelfde jaar hoop ik mijn pensioen te vieren. Ik heb dan in ieder geval voldoende tijd om te komen onderzoeken of deze tram niet geworden is wat ik vrees: het zoveelste GNP (Grote Nutteloze Project).
Mosae Forum en dat tramgedoe: dat is nou echt Limburg op z’n smalst!
Tot hiertoe gepubliceerd op 3 september 2017
Fietstocht in het kort. Klik erop voor een vergroting
En
dit is Echt, drie weken later (linksboven op de foto was ik nog onderweg in
Weert). Ik belandde hier per Arriva-FLIRT met de naam ´Het witte
stadje´. Dat slaat op Thorn, waar ik vanmiddag kom. Maar daar heeft in
het verleden nooit een trein gereden, alleen een tram.
‘Dit is Echt’ is ook een stuk uit de oude modem. Ik schreef het in 2001 en ik vind het nog steeds heel aardig, al hangt het als los zand aan elkaar, of juist daarom. Echt vond ik in dat stuk een weinig opmerkelijke plaats, maar ik had hem nodig voor de woordspeling in de titel. Nu fiets ik er nu maar snel doorheen, want ik heb 40 km voor de boeg, vanmiddag.
40 vlakke kilometers, dat wel. De enige 2 oneffenheden om te beklimmen met die zware fiets zonder versnellingen, zijn de brug over het Julianakanaal meteen voorbij Echt en de Maasbrug bij Wessem op de terugweg.
Toen ik daarnet de OV Fiets bevrijdde uit zijn kluis, zat er een bonus onder de snelbinder in de vorm van een opvouwbare paraplu die de vorige berijder had achtergelaten. Maar ik denk hem niet nodig te hebben. Zowel KNMI als KMI voorspellen voor vandaag warm en zonnig zomerweer. De windkracht bedraagt hooguit anderhalf Beaufort; een uitgelezen fietsdag!
Op die hoge brug zie ik in de nevelige
verte de twee enorme schoorsteenmonden van de Clauscentrale bij
Maasbracht, die gedurende mijn hele fietstocht wel ergens als een baken in het landschap
zullen staan. Ik sla de weg naar Roosteren in. Een hagedis schiet
rakelings voor mijn wielen de struiken in. De hete asfaltlucht botst op
de koele wind die vanaf de Maas heen de uiterwaarden inwaait, zonder
dat vermenging plaatsvindt. Soms voel ik een bel warme lucht en soms een
frisse.
Julianakanaal
In Roosteren is Kasteel Eyckholt het opvallendste gebouw. Verder richting België. Daar is die brug al, met dat kunstwerk in de leuning.
Ik vraag me ineens iets af – gedachte van een hypochonder. Als je nou op de Nederlandse helft van het brugdek komt te liggen met een hartverknettering – of iets minder dramatisch, maar des te pijnlijker: met een gebroken been. Transporteren ze je dan naar het 400 meter van hier gelegen ziekenhuis van Maaseik (B) of naar dat van Sittard (NL) dat hier 15 km vandaan ligt?
Ik ga het niet proberen; een aanval van het een of ander liggen te faken, maar ik weet het antwoord eigenlijk wel in ons verenigde Europa. Waar NL-vervoerders zich bovendien een ongeluk betalen aan tol om op de Belgische wegen te mogen rijden; het bordje aan de overkant van de brug valt me nu op. Fietsers betalen nog geen tol voor een tochtje; dat komt ook nog wel.
Maar eerlijk is eerlijk: dank zij de EU kan ik nu wel lekker data-roamen, of hoe heet dat. Je betaalt niets extra meer voor in het buitenland gepleegde telefoontjes of vergooglede MB’s. Daardoor zijn er nu al klachten uit Amsterdam, dat de boel daar vastloopt, omdat de netwerken zijn berekend op 800.000 Amsterdammers en niet op ook nog eens honderdduizenden toeristen. Dat voedt dan weer de ergernis over de toeristen ’overlast’; nu ook nog op de digitale snelweg en niet alleen op straat. Maar als provinciaal denk ik daar toch anders over; ik vind het grootste bezwaar van Amsterdam dat er veel te veel Amsterdammers rondlopen.
Ik nuttig mijn medegebrachte bammetjes op het Marktplein van Maaseik. Niet dat terras, deze keer; het tempo erin houden, in deze dag.
Daarna rijd ik via een groot villapark in de richting van de recreatiegebieden langs de Grensmaas. Je hebt hier veel grote plassen, links en rechts van de rivier. En stranden ook, nu begrijp ik die Beach Tour beter.
De meeste van die plassen zijn ontstaan door menselijk ingrijpen: het zijn grindwinningsputten. Tegenwoordig zie je er zeilboten. En de Maas zelf is toneel van sportieve, spectaculaire waterrecreatie: raceboten en waterscooters, waar de professionele binnenvaart gebruik maakt van het Julianakanaal en de Zuid-Willemsvaart.
Bij recreatiegebied De Spaenjerd zie ik iets unieks, een internationale veerpont over de rivier. Je stapt op in België; Ophoven, heet het hier, en stapt 5 minuten later aan wal in het Nederlandse Ohé en Laak, buurdorp van Echt. Dat is dan toch wel een zegening van Europa, dat dat kan zonder dat je ergens een stempel moet halen in je paspoort. Het is me wel een pieremachochel, die pont. Er kunnen maximaal 12 personen mee en aan beide zijden staat een flinke wachtrij.
Uniek, zei ik, maar dat klopt niet. De Grensmaas telt een stuk of 4 van die grensoverschrijdende pontjes. Maar hoeveel zijn er in de rest van de wereld? Langs de Rio Grande, die over ca. 2000 kilometer de grens vormt tussen Mexico en de USA, heb je er welgeteld nog één. En die zou binnenkort wel eens kunnen stuiten op de Mexicaanse muur van Trump.
De koe op het landje bij de pont steekt zijn nek ver uit door het prikkeldraad, omdat zij haar zinnen heeft gezet op gras in de berm. Zij staat een bekend spreekwoord uit te beelden over gras dat ergens anders altijd groener is.
Ik laat de pont de
pont en blijf aan de Vlaamse kant van de Maas naar het noorden rijden.
Daarbij beland ik op het grondgebied van de gemeente Kinrooi die
zichzelf met een oxymoron opwindend rustig noemt en zet koers naar
Kessenich, helemaal in de noordoostpunt van België.
Kessenich
Even buiten dat dorp is een Boerderij Automaat, een houten winkeltje waar een ijzige temperatuur heerst. Hij is van 7 tot 23 uur open. Het is hier geheel zelfbediening. Je trekt boerderijproducten uit een automaat, groente, fruit en eieren: ajuin, appelsien, witloof en veel meer. Het ziet er allemaal overheerlijk en kakelvers uit, maar een OV Fiets heeft geen fietstassen om het spul mee te nemen en te exporteren.
Voor fipronil hoef je hier niet bang te zijn; de eieren worden verkocht zonder dat extraatje dat het nieuws in de Lage Landen de hele zomer beheerste, meer nog dan de voorgenomen kernoorlog tussen Noord-Korea en de USA. Van die bestrijdingsmiddelen word je pas goed ziek als je een stuk of 10 eieren per dag eet, wat so wie so niet gezond is.
Waar maken we ons druk om? Weet je wat echt gevaarlijk is? Water. Gewoon water. Ik las eens over een wedstrijd wie in korte tijd het meeste water kon drinken zonder te hoeven kotsen. De winnaar had 10 liter verzwolgen, maar de gladiolen moesten helaas overhandigd worden aan zijn nabestaanden. Na zo´n 7 liter overtollig water beginnen je hersencellen een voor een te knappen, door de overdruk. Dan is het al snel: einde verhaal.
En weet je wat ook levensgevaarlijk is? Kersen. Ja, kersen zelf, daar is niets mee aan de hand. En een kersenpit kun je ook zonder gevaar inslikken, mits je hem ook weer ongeschonden uitscheidt / uitschijt. Maar zaag je een kersenpit doormidden, dan zit daar middenin nog een pit, een pit in een pit als het ware, en die bevat cyanide. Vijf van zulke kersenpittenpitten consumeren, en je verschaft de doodgraver brood. En wat er in brood allemaal niet zit, tegenwoordig…
De boerderijautomaat doet tevens dienst als mededelingenbord voor alles wat er omgaat in de streek. Er hangen overal aankondigingen aan de wand.
Wat moet ik me voorstellen bij een ‘Tafeltjes groepstraining´ om ‘tafeltjes te onthouden’, een vaardigheid waaraan klaarblijkelijk grote waarde wordt gehecht?
Als ik het nasla, blijkt het te gaan om wat wij op school gewoon ‘de tafels’ noemden, zonder verkleinvorm, of voluit: de tafels van vermenigvuldiging. Die noemen ze dan in Vlaanderen dan weer ‘maaltafels’. Als die tafels een scholiertje door de kop malen, dan kan hij of zij een cursus volgen om ze door middel van zang, dans en spel te leren memoriseren.
Wij moesten ze vroeger gewoon in ons hoofd stampen. Je had ze nodig voor het maken van die op papier wijd uitlopende vermenigvuldigingen van grote getallen. Maar ik kan me niet voorstellen dat die nu nog gemaakt worden, als iedereen over een calculator beschikt. Wat is daar de zin nog van?
Even voorbij de boerderijautomaat ligt het rustige dorpshart van Kessenich. Witte huizen zijn niet voorbehouden aan Thorn, aan de andere kant van de grens. Ik zie ze in de hele streek, in Kessenich en ook in Wessem, straks op de terugweg.
Kessenich is al heel erg lang een heel erg klein plaatsje, misschien zelfs al vanaf de Romeinse tijd. In de middeleeuwen was er een burcht waarvan je, naast een kapelletje, de restanten ziet staan op een nog steeds beklimbare heuvel. De heren van Kessenich waren puissant rijk en zetten hun personeel, de dorpelingen, allerlei verfijnde etenswaren voor, waaronder erwten. De bewoners van Kessenich noemen zich daarom met carnaval nog steeds erwtenschijters.
Een paar kilometer verder: het vorstinnendom Thorn,
een matriarchaat dat 8 eeuwen stand hield als apart rijkje, maar na de
Napoleontische tijd bij Nederland werd ingelijfd. Ik was er in de zomer
van 2005 en maakte er een avondfoto in 2014.
Even afstappen voor een broodje en een verkwikkend glas gazeuse. De terrasjes zitten vol op deze zonnige nazomerdag, en ik zoek in een café maar een plekje binnen. Het bereik op mijn telefoon valt meteen weg. Het versterkt de overtuiging die ik hier altijd al heb, dat Thorn een schier utopische plek is, buiten de wereld zoals wij die kennen. Waar het aan ligt? Dat hypnotiserende wit van de gevels, die bijzondere geschiedenis. Het dialect aan de toog klinkt ook zeer uitheems; het is niet te volgen.
Aan de overkant van de straat staat een man op een ladder zijn huis te witten. Juist in Het Witte Stadje moet je dat goed bijhouden; je wordt er echt op aangekeken als het wit grijs wordt. Hier binnen staat er muziek aan en blijft Neil Young zoeken naar een hart van goud.
Ik rijd en fotografeer nog wat rond. Op het grote plein staat een echtpaar te delibereren. ´Het lijkt wel of-ie gesloten is!’ ‘Nee, nee, hij zal toch niet gesloten zijn?´ En tegen mij: ‘Is-ie gesloten meneer, weet u dat misschien, of-ie gesloten is?´
‘Dat kan toch bijna niet, zo kort na nieuwe maan?’, zeg ik.
Ja, rare vraag, raar antwoord. Jeminee, denk ik geërgerd, ik moet ook alles maar weten en ik moet maar ruiken waar ze het over hebben! Ik zie er blijkbaar uit als iemand die alles weet, want ik krijg onderweg altijd de gekste vragen.
Of-ie nou gesloten is of niet, ik fiets terug naar Echt via Wessem en Maasbracht. Het dorpsschoon van die plaatsen neem ik na zoveel kilometer niet meer in me op, maar het kan ook best wezen dat het niet aanwezig is. Dit is een lang, saai stuk (ik bedoel: dit stuk route, en niet alleen dit artikel). Om de tijd te korten en om de geest te scherpen, zeg ik allerlei maaltafels op die we vroeger geeneens hoefden te leren, zoals die van 73, 87 en 164.
Dan bereik ik de fietskluizen van Echt, net op tijd voor de trein van 17:43. En dan zit deze grensoverschrijdende fietsdag erop. Dit verhaal is vanaf nu gesloten!
Frans Mensonides
13 september 2017
Er geweest: per bus woensdag 2 augustus 2017; per fiets woensdag 23 augustus 2017.
©
Frans Mensonides, Leiden, 2017