Vol spanning kijk ik naar het bord met vertrektijden. Langs
welk spoor op dit uitgestrekte en wat onoverzichtelijke kopstation zal de trein
van 13:10 naar Napels, via Florence en Rome, binnenrollen? Het wordt pas zo’n 10
minuten voor vertrek bekend. Dan komt de menigte wachtenden in beweging en
dromt samen voor het toegangshek waar je je kaartje moet scannen om op het
perron te komen.
Deze rit gaat met de Frecciarossa, de rode pijl, over het
hogesnelheidsnet van Italië. Op de foto hieronder staat hij klaar op Milano
Centrale. De foto daar weer onder is 2 uur later genomen op Firenze S.M.N, het hoofdstation
van Florence. Ik zeg altijd wel dat je nooit 2 keer dezelfde foto kunt maken,
maar deze 2 lijken toch wel heel erg op elkaar.
De Frecchiarossa is de snelste van de trits Frecce (pijlen) die
Trenitalia heeft rijden. Hier de website van Trenitalia over hun paradepaard Frecciarossa.
Trenitalia verzorgt het meeste personen- en goederenvervoer
per trein in Italië, en is een dochter van FS (Ferrovie dello Stato Italiane,
de Italiaanse staatsspoorwegen). Een andere dochter daarvan is RFI (Rete
Ferroviaria Italiana, het Italiaanse Spoorwegnet. Rete betekent: net, dus nét
iets anders dan het Nederlandse voorvoegsel rete-. RFI is eigenaar van het
spoorwegnet; net als in Nederland zijn het beheer en het gebruik van de
spoorweg gescheiden.
Die rode pijl heeft een top van maar liefst 400 km per uur,
maar de maximale dienstsnelheid is een nog altijd pittige 300. Daarnaast heb je
de Frecciargento (zilveren pijl) die 250 gaat, en de Frecciabianca (witte pijl)
die een schamele 200 haalt.
Voor Italië begon het hogesnelheidstijdperk in 1977, en wel
met de lijn Rome – Florence. Die werd in dat jaar gedeeltelijk in gebruik
genomen, en was in 1992 geheel voltooid. Na opening van die lijn is het net aan
beide kanten uitgebreid. Het loopt nu van het noorden tot diep in de ‘laars’.
HSL-netwerk Italië
Afbeelding: Fra098; overgenomen van Wikipedia (NL), Frecciarossa
Voor de Frecce-treinen is een reservering verplicht. Interrail-reizigers
kunnen die regelen via de Interrail-app, tegen betaling van 15 euro per stoel;
dus 30 euro als je zou moeten overstappen. Redelijk veel voor alleen een zitplek,
maar een erg schappelijk bedrag als je het vergelijkt met wat je neertelt als
je geen Interrail-pas hebt en een enkeltje moet kopen. De prijs is dan afhankelijk
van het tijdstip waarop je reist en hoe ver je van te voren boekt. Als je in
Milaan woont en op zondagavond besluit dat je op maandagmorgen in de spits naar
Florence gaat reizen, dan kan het bedrag oplopen tot honderden euro’s.
Reizigers met een Interrail voor de 1e klas belanden in de Business
Class. Daar heb je coupés met ruime stoelen en een werkplek met klaptafeltjes
en vermoedelijk ook aansluitingen voor allerlei elektronische apparaten – ik
heb daar zelf geen gebruik van gemaakt en er ook niet op gelet.
Business Class
Als je echt luxe wilt, en snel van je geld af, kun je ook
kiezen voor de Executive Class. Dat is een wel heel ruim opgezette lounge. Er
staan slechts 10 stoelen van de 455 die een Frecciarossa telt. Maar dat zijn me
dan ook de stoelen wel; zie de foto hieronder. Die Executive Class, waarvoor je
toch eigenlijk wel minstens CEO moet zijn, schijnt gebaseerd te zijn op hoe het
eruit ziet in een privévliegtuig. Die lounge is bedoeld voor mensen die liever
de private jet nemen dan de trein, maar wellicht plotseling getroffen zijn door
vliegschaamte.
Het kan niet op: Executive Class in de Frecciarossa
Foto: Teo Pollastrini, overgenomen van Wikipedia (It) : Frecciarossa 1000
De 2e klasse is dan nog verdeeld in Standard en Premium. De
laatste is als het ware klasse-anderhalf, maar je mag ze dan wel weer boeken
met een 2e klas Interrail, voor zover ik weet. Er zullen wel allerlei subtiele
verschillen bestaan tussen al die klassen.
Ik beland in een Businessclass-coupé die tevens stiltecoupe
is. Mijn telefoon zet ik meteen in de Silent Mode, zodat het geklik van mijn toetsaanslagen
niemand uit zijn zakelijke concentratie haalt. Ik durf hier nauwelijks met een krant
of boterhamzakje te ritselen. Maar de man tegenover me, strak in het pak en in
de lak, begint direct in zijn phone te tetteren: ‘Pronto, pronto!’ Italianen en
stilte!
Nog maar net zijn we vertrokken, of er komt iemand langs met
koffie, een flesje water en een blad vol hapjes waar je een keuze uit kunt
maken. Ik houd het op een mini-croissantje met ham. Alles gratis. Een heel luxueuze
manier van reizen, ook al gaat de Executive Class je begroting te boven.
Vlot gaat het ook. Geloof het of niet, maar in al die klassen reis je even
snel. De snelheidsmeter op het informatiedisplay in het rijtuig staat beurtelings
op 299 en 300 km/ uur. We gaan volgens dienstregeling slechts 1:54 uur doen
over de 293 kilometer tussen Milan Centrale en Firenze S.M.N.
Het landschap rechts bestaat uit heuvels / bergen heel in de
verte: de Apennijnen (door mijn onderwijzer vroeger op school ook wel de Apen-en-knijnen
genoemd). Dat gebergte, met toppen tot bijna 3000 meter hoogte, loopt van noord
naar zuid over de lengteas van Italië.
In het linker raampje ontrolt zich een landschap, zo vlak
als de Flevopolders. Er staan daar verspreid blokvormige bouwseltjes die
vermoedelijk dienst doen als woningen.
In Milaan, over 3 dagen op de terugweg
Het eerste stuk van deze hogesnelheidslijn, tussen Milaan en Bologna, is
gefaseerd geopend tussen 1997 en 2008. Het meet 214½ km van station tot
station, waarvan 3½ km in tunnels en 35 op bruggen of viaducten.
De trein stopt op de stations Milano Rogoredo, Reggio
d’Emilia en Bologna Centrale. Er rijdt 2 keer per uur een trein van Milaan naar
Bologna. De andere, die waar ik niet in zit, slaat Florence over op weg naar
Rome, maar je kunt in Bologna dan wel overstappen op een Frecciarossa naar Florence.
Op Bologna Centrale stopt de Frecciarossa langs een
ondergronds perron. Ook de rest van de reis naar Florence geschiedt
voornamelijk ondergronds. We koersen onder de Apennijnen door. Het
hogesnelheidstraject Bologna – Florence is geopend in 2009. Het is 78½ km lang,
waarvan bijna 74 km ligt in tunnels; 9 stuks, waarvan de langste 18 km meet.
We gaan het daglicht weer tegemoet en rijden Florence binnen,
een stad die door Italianen om een of andere reden hardnekkig Firenze wordt
genoemd. Het hoofdstation, Firenze S.M.N., is ook een kopstation, net als
Milano Centrale.
S.M.N. staat voor Santa Maria Novella. Het station staat
lelijk te wezen naast de fraaie 15e-eeuwse
basiliek van die naam. Station S.M.N. is, aldus de Wikipedia, in 1932 gebouwd
in een modernistische stijl die erg in de smaak viel bij Mussolini. Van schrik
ben ik het vergeten te fotograferen.
Santa Maria Novella
Florence, aan de rivier de Arno, is in 69 v. Chr. gesticht door
niemand minder dan Julius Caesar. Die schonk de stad aan de afgezwaaide
soldaten uit zijn leger. Het rechthoekige stratenpatroon is nu nog steeds te
herkennen op de plattegrond van de binnenstad. Zelfs ik kan hier bijna niet
verdwalen.
De oorspronkelijke naam van de stad, Florentia, betekent:
bloei, voorspoed. In de roerige tijd na de Italiaanse eenwording (1861) was
Florence korte tijd de hoofdstad van Italië. Nu is het nog steeds de
cultuurhoofdstad van het land. Het historisch centrum van de stad is in zijn
geheel UNESCO Werelderfgoed.
Omgeving station S.M.N. – Baptisterium – Palazzo Vecchio –
op de Ponte Vecchio – langs de Arno – omgeving Ponte Vecchio – Palazzo Pitti – Ponte
Santo Trinita – ergens in de stad…
Ik heb geboekt in een pension-achtig hotel in een smalle
straat op zo’n 8 minuten lopen van S.M.N.. Het weet zijn naam Eden niet
helemaal waar te maken, maar is ook weer niet zo erg als het gemiddelde rapportcijfer
5,9 van gasten zou kunnen doen vermoeden. Zo zie je maar dat je niet altijd op
beoordelingen van anderen moet afgaan.
Ik heb geen eigen toilet en douche op mijn hotelkamer, grote
uitzondering tegenwoordig, maar wel een badkamer 2 deuren verderop, waarvan
alleen ik de sleutel heb. Toch raar om ’s morgens in pyjama over de gang te
lopen, waar je allerlei vreemde mensen kunt tegenkomen.
Opzettelijk heb ik een wat eenvoudig hotel uitgekozen om de
schoolreissfeer van 1973 te hervinden. In de herfst van 1973 was ik met de school
op reis in Italië; ik stipte het al even aan in deel 1. Die studiereis, beslist
geen luiervakantie, bestond uit 9 dagen Rome en 5 Florence, plus een heen- en
terugreis met de nachttrein, een rit van bijna een etmaal. Ik zat in de 5e klas
van het gymnasium. Die reis was een deel van onze klassieke opvoeding.
Ik kan er niet anders dan met gemengde gevoelens aan terugdenken. Die reis voerde
verder weg van huis en school dan ik ooit geweest was. Beide hingen me in die
tijd grondig de keel uit, als de ware puber die ik toen was. De reis bracht in
zekere zin zoiets als een bevrijding. Hij vormde een schaars hoogtepunt in mijn
verder nogal problematische schooltijd, maar was tevens het begin van het einde
ervan.
Ik had op school weinig aansluiting met klasgenoten, tussen
wie ik me in de loop der jaren steeds meer was gaan voelen als een wezen uit
een parallel universum. Daar kwam tijdens de reis geen verbetering in.
Na terugkeer kon ik helemaal niet meer aarden in de klas,
waar we weer moesten leren uit boeken, in plaats van in Rome en Florence onze
ogen de kost te geven. Toch heb ik het nog een jaar uitgezongen op school voordat
ik mezelf er vanaf trapte, en ik de volwassenenwereld binnenging als werkende
jongere. Een switch die niemand in mijn omgeving begreep.
De rest van de dag van aankomst ga ik Florence te voet herverkennen.
Het valt me op hoeveel ik me nog van de stad kan herinneren, nu ik er na 51½
jaar weer rondwandel: de Ponte Vecchio, die oude brug over de Arno met zijn luxueuze
winkeltjes; Palazzo Vecchio, de Dom, Palazzo Pity (What a pity!, nee sorry:
Palazzo Pitti).
Behalve door het fotografische geheugen waarover ik soms
opschep, komt dat ook door mijn fotoplakboek uit die tijd. Dat bevat enkele
pagina’s met door mijzelf ontwikkelde en vergrote zwart-witfoto’s van de
Italiëreis. Maar dat album heb ik ook al tientallen jaren niet meer ingekeken.
Ik heb een vermoeden waar het ligt - en zal het na terugkomst dan ook terugvinden.
Ik lardeer dit stuk met enkele foto’s eruit.
Ponte Vecchio. Op de middeleeuwse brug
bevinden zich winkeltjes waar voornamelijk dure bling-bling te koop is. Bij de
grote overstroming van 1966 vielen 101 doden en verdwenen er talloze
kunstschatten in het water van de Arno, maar ook vele tonnen aan sieraden uit de
winkels op deze brug.
In maart 2025, enkele weken geleden, steeg de Arno, na aanhoudende regenval, weer tot gevaarlijke hoogte. Maar de Ponte Vecchio bleef deze keer gespaard. Het water in de rivier staat nog steeds aan de hoge kant – maar hoe kan ik dat weten? Ik heb geen idee, hoe hoog het hoort te staan…
De Dom. Wil je geloven dat ik daar anno 1973 op de
allerhoogste trans gestaan heb, vlak onder die gouden bol, ruim 100 meter en
463 traptreden boven de begane grond? Die beklimming was een onderdeel van het
excursieprogramma. Ik had ook toen al hoogtevrees, maar wilde me niet laten
kennen.
Archief De digitale analoge reiziger, 1973
Het bewijs dat ik daar echt heb gestaan, met een pijl naar de plaats waar het
pension was, in een modern gebouw in de buurt van het Plazza Filippo Brunelleschi.
Ik meen het te herkennen op een wandeling, maar het is geen pension meer.
Op die trans heb je een adembenemend uitzicht op de koepel. Die is ontworpen door
de architect / ingenieur / beeldhouwer Filippo Brunelleschi (1377-1446).
Volgens sceptische tijdgenoten zou het gevaarte nooit afkomen, of anders wel heel
snel instorten. Maar het staat na 6 eeuwen nog fier overeind. Goed, er zitten
hier en daar wat haarscheurtjes in, maar die worden door de hedendaagse
ingenieurs zorgvuldig in de gaten gehouden.
Dit beeld op het overweldigende, al heel rijk aan
standbeelden zijnde Piazza della Signoria, lijkt verrekt veel op ‘Knotje van
Rotje’. Die trekt sinds 2023 op het stationsplein van Rotterdam Centraal alle blikken
naar zich toe. En dat niet tot genoegen van iedere Rotterd(r)ammer; ik schreef
erover op FHM’s. Het verbaast me dan ook niet, te lezen dat dit beeld in Florence
ontworpen is door dezelfde kunstenaar: Thomas J. Price.
Het standbeeld van een vrouw van kleur die op haar telefoon kijkt,
heet ‘Time unfolding’. Het ‘Brings contemporary identity to Florence’s Piazza
della Signoria’, aldus de kunstenaar, die graag ingewikkelde interpretaties
geeft van zijn beelden, die eigenlijk gewoon helemaal voor zichzelf spreken. Ook
hier brak een storm van protest los over het beeld, en ook hier, net als in
Rotjeknor, laten voorbijgangers zich graag met haar fotograferen.
Voor alle criticasters zij het een troost dat zij er maar
tijdelijk staat, tot eind van de zomer. Jammer dat ze het Piazza della Signoria
(plein van de senaat: het gemeentebestuur) niet ook tijdelijk hebben omgedoopt
in Piazza della Signorina (plein van de jongejuffrouw). Wel linke soep,
trouwens, woordspelingen maken in een taal die je niet kent.
Net als in Milaan is het ‘s avonds altijd feest op de
pleinen en in de straten rond de Dom. Ook hier worden van die lichtjes afgeschoten.
In een zijstraat van het Domplein wordt gemusiceerd en zelfs massaal gedanst. Het
is maar gewoon een maandagavond. En een gewone straat.
Voor dinsdagmorgen staat museum Uffizi op mijn programma. Daar
zit ook weer een verhaal aan vast over die schoolreis. Ook daar schreef ik iets
over op FHM’s, na een bezoek in 2012 aan Teylers Museum in Haarlem waar werken
uit Uffizi tentoon werden gesteld:
Uffizi was overvol. Trossen mensen, hakend naar
cultuur, drommend achter gidsen aan die een waaier, vlaggetje of opgerolde
krant boven het hoofd hielden als oriëntatiepunt. Veel meer herinner ik me niet
van Uffizi; ik was 16, bèta, en kunst interesseerde me geen biet.
Wij liepen aan achter onze tekenleraar. Laat ik maar doen
wat ik toen nooit zou durven, hem bij zijn voornaam Lou noemen; echt grote
kunstenaars noem je tenslotte alleen bij de voornaam. Alleen in zijn geval ging
het er weinig eerbiedige ‘Ome’ aan vooraf.
Elke avond zat Ome Lou in het hotel in kunsthistorische
gidsen te bladeren, omdat een mens nooit genoeg kan weten, laat staan: te veel.
In Uffizi slonk zijn stoet volgelingen in de loop van de morgen snel. Op het
laatst wilden nog maar twee à drie verstokte alfa’s naar hem luisteren;
misschien mensen die van plan waren, kunstgeschiedenis te studeren. De rest was
al lang afgetaaid naar het pension. We vonden dat hij veel te lang doorpraatte
over wat maar schilderijen waren.
In Teylers loop ik me diep te schamen over mijn
toenmalige cultuurbarbarij. Was Lou hier, dan liep ik desnoods tot
sluitingstijd achter hem aan, hongerend naar kennis en inzicht, het hele museum
door. Maar het is te laat.
De geboorte van Venus, Sandro Botticelli (ca. 1483)
Foto: Google Art Project; Overgenomen van Wikipedia, De
geboorte van Venu
Toch ga ik het vanmorgen goedmaken. Vooral het topstuk in
dit topmuseum, De Geboorte van Venus van Sandro Botticelli, wil ik nu eens
echt goed bekijken, en er niet vluchtig aan voorbij lopen.
Dat kunst me geen biet interesseerde als puber, dat klopt
niet helemaal. Het was vooral de vermoeidheid van 14 dagen kunst en cultuur
opsnuiven, die ons parten speelde; lichtelijk overvoerd. We waren hier geloof ik
op de laatste dag van ons verblijf in Italië: vrijdag 12 oktober 1973. Aan het
eind van de middag zouden we op de nachttrein naar Utrecht CS stappen.
Uffizi dateert uit de 16e eeuw en was het administratiekantoor
van de rijke en machtige familie de Medici. Die hadden blijkbaar nogal wat te
administreren; een compleet paleis vol kantoorklerken. Uffizi betekent:
kantoren; het woord is verwant aan office.
Een museum was het feitelijk van begin af aan al: de Medici
hadden een galerij met kunstwerken in het gebouw. Tegenwoordig is het dé
topattractie van Florence, zo niet: van heel Italië.
Al een paar weken geleden heb ik er een tijdslot voor
gereserveerd. Op de dag zelf nog een ticket bemachtigen, dat zal je
vermoedelijk niet lukken, ook buiten het toeristenseizoen niet. Dat duurt hier
toch al een maand of 11 à 12, schat ik.
Op grote banieren boven het voorplein wordt gewaarschuwd
voor ‘ticket touts’ (handelaren in zwarte kaartjes; Uffizi is zoals veel in
Italië, 2-talig, Italiaans en Engels). Die ‘touts’ verkopen je een
veel te duur toegangsbewijs dat misschien ook nog vals blijkt als je het
probeert in te wisselen tegen het kaartje waarmee je het gebouw kunt
binnengaan. Het is weliswaar 1 april vandaag, maar van zo’n ‘grap’ wil je toch beslist
niet het slachtoffer worden.
De toegang tot het museum verloopt in 2 fasen. Uiterlijk een
kwartier voor aanvangstijd van je timeslot moet je in de lange rij je gaan
staan aan de ene kant van het plein, om in een bijgebouwtje je gekochte
reservering te laten scannen. Daar krijg je dan na goedkeuring een ticket waarmee
je helemaal aan de andere kant van het plein in een nog veel en veel langere
rij moet gaan staan om het museum te kunnen betreden.
Binnen volgt een tassencontrole die minstens even streng en
grondig is als die in de Eurostar voor de rit door de Kanaaltunnel. Je hoeft je
er nog net niet helemaal voor uit te kleden, maar moet wel al je zakken
leegmaken. Alles, inclusief jezelf, gaat door scanners. Aan de andere zijde
even controleren of je al je spullen nog wel hebt! Daarna voert een lange trap,
die nauwelijks onderdoet voor die in de Dom, naar de eerste tentoonstellingszaal
op de 2e etage.
Ik had een tijdslot voor 10:15 - 10:30, meldde me om 10:00 uur
braaf bij rij 1, maar het loopt tegen elven als ik eindelijk het eerste
kunstwerk van Uffizi kan zien.
Het is nog een graadje drukker dan ik me kan herinneren van 18.799
dagen geleden. Die vlaggetjes, kranten en waaiers waar de bezoekers achteraan
liepen als soldaten achter vaandels, die zijn uit de gratie bij de rondleiders.
Die nemen nu gewoon een hele mêlee van bezoekers op sleeptouw; loop maar achter
de meute aan! Maar ik zie die vlaggetjes nu wel bij gidsen in de binnenstad,
die hier en daar ook knap overvol is.
Ik zou alleen een rondleiding nemen als Ome Lou de gids was,
maar verken het museum deze keer zonder begeleiding. Hieronder volgt een
fotogalerij met mijn traditionele museum top-5, die ik in dit grote museum heb
uitgebreid tot een top-1000. Ga er maar eens goed voor zitten!
Maar nee, gefopt; 1 april! Nee, er zijn auteursrechtenkwesties.
Je mag hier wel fotograferen (zij het zonder flits, statieven of selfiesticks),
maar geen personen (wat onvermijdelijk is in deze overvolle zalen). En je mag
de foto’s bovendien alleen gebruiken voor jezelf, als souvenir, en voor educatieve
doeleinden. Een heel ruim begrip, maar ik kan me niet voorstellen dat ze mijn
halfserieuze site als educatief zouden aanmerken. En met Italianen krijg ik
liever geen ruzie. Ik behelp me wat ik van de Wiki kan plukken, maar lang niet
alles uit Uffizi is daarop terug te vinden.
Een prachtig schilderij, zo helder fris alsof het gisteren
geschilderd is.
Criticasters hadden door de eeuwen heen wat aanmerkingen op de
pose van de godin, die zij onnatuurlijk vonden. Als je zo scheef staat, dreig
je omver te vallen. Maar kom op zeg; het is een godin! Die kan dingen die wij
niet kunnen; die kun je niet meten naar menselijke maatstaven. Bovendien: hier
in Uffizi, maar ook als je in Florence in zo’n overvolle tram staat, sta je er
soms ook zo bij. Die tram, daar ga ik het nog over hebben.
Foto: The Yorck Project (2002) 10.000 Meisterwerke
der Malerei (DVD-ROM), overgenomen van Wikipedia (En) List of
Paintings by Albrecht Dürer
Venus vond ik dus wel op de Wikipedia, evenals Albrecht
Dürers ‘Madonna of the Pear’, ca. 1526. Ik zoek in de veelheid in dit museum
naar bekende namen, en bij Dürer in Neurenberg was ik een paar jaar geleden nog
op visite.
Deze madonna en dit kind vallen op doordat ze er zo plezierig
gewoon uitzien. Maar niet zo gewoon, of er was ook hier kritiek op het
schilderij: delen van hun gelaat zouden enigszins uit proportie zijn. Die baby
heeft een soort van waterhoofd.
De peer staat volgens sommigen voor de zonden van de mensen,
waarvoor Jezus zou boeten aan het kruis, en volgens anderen alleen maar voor
geestelijke zuiverheid. De geleerden zijn het er niet over eens.
Die peer is ook niet helemaal in de juiste proportie, naar de bescheiden mening
van schrijver dezes, die niet weet aan welk uiteinde hij een verfkwast zou
moeten vasthouden. Wellicht had de schilder een peer-review moeten laten
plaatsvinden.
Alom klinkt gepiep; alarm als er in het gedrang iemand te dicht
bij de kunstwerken komt. In een gang staan een man of 100 te wachten op het aanvangstijdstip
van hun rondleiding. Een veelvoud daarvan staat in de rij om iets te zien dat
ik niet te zien zal krijgen omdat ik geen zin heb ik die rij. Ik ben na 2 uur
Uffizi al moe genoeg. Ik krijg steeds meer begrip voor onszelf, anno 1973.
Die rij staat vermoedelijk voor de Tribuna degli Uffizi, een achthoekige zaal, vol
topstukken.
Tribuna
degli Uffizi
Foto:
Alberto Blasetti. Overgenomen van Wikipedia, Uffizi
In de kaartenzaal hangen geschilderde landkaarten uit vervlogen eeuwen. Door de
ramen zie je de stadsplattegrond van Firenze, anno nu.
Ze zijn zo humaan geweest om in de nok van het gebouw een
restaurantje / koffietentje onder te brengen met bediening aan tafel; dan hoeven
we niet ook nog eens in de rij te staan voor het buffet. Ik zijg neer en bestel
een kop zwarte koffie en een broodje met ham en ‘Edam’ (Italiaans voor: kaas).
Dat ter voorbereiding op het Hollandse en Vlaamse gedeelte van het museum, dat
ik nog wil zien.
Diverse mensen zie ik de trap naar dit restaurant op komen
wankelen, helemaal groggy, licht gebogen lopend, tong half naar buiten, zo niet
op de schoenen; hologige blik. Zo zie ik er vast zelf ook uit. Ik maak maar
geen selfie. Daar ben ik toch niet van.
Over selfie gesproken; Ik zie in het vervolg van dit
museumbezoek 2 zelfportretten (‘autoritratti’ in het Italiaans) van Leidse schilders:
Frans van Mieris de Oudere en Gerrit Dou. Ze maken deel uit van een collectie
van honderden autoritratti uit verschillende eeuwen en landen.
Wat intrigeert schilders toch aan hun eigen gelaat?
Hetzelfde kun je vragen aan mensen die overal met een selfiestick lopen te
zwaaien. Ik zelf voel geen behoefte om het gezicht dat ik dagelijks in de
spiegel zie, ook nog eens wekelijks op mijn site te zetten.
Links: Zelfportret van Frans van Mieris de Oudere (1676/7) - Rechts: Zelfportret van Gerrit Dou (1658)
Portrait of
a Young Man, Rembrandt Harmenszoon van Rijn (ca. 1639).
Foto Dcoetzee, overgenomen van Wikipedia (En) Paintings by
Rembrandt
Wordt nog vervolgd, zij het niet in Uffizi, en niet meteen
volgende week. Even geduld a.u.b.
Frans Mensonides
27 april 2025