Op zondag 11 december
2016 nam Syntus de concessie voor het Utrechtse streekvervoer over van
Connexxion. ‘Wij starten blanco’ is Syntus’ opvallende reclamekreet die alle
busruiten ontsiert.
Hoe blanco Syntus
startte, bleek wel in de eerste aflevering van dit tweeluik. Met de dienstregeling in de (Gelderse)
Vallei, inclusief Leusden, bleek in ieder geval heel wat loos.
In deze aflevering ga
ik de stadssnelbus in Amersfoort verkennen en de bus naar Soest. De ondertitel
van dit stuk, ‘Met Syntus de Eng op’, verwijst naar de Soester Eng, een grote
open plek in de gemeente Soest waar geen bushalte staat, maar waar je wel prima
kunt wandelen.
‘Met Syntus de
bietenbrug op’, had de titel van dit verhaal ook best wel kunnen luiden. Syntus
blijkt nog steeds een busbedrijf waar de passagier spekkoper is als er ook
bussen rijden. Zowel op mijn heen- als terugweg naar Soest viel er een bus uit.
Een beroerde
dienstregeling, daar zit je jarenlang aan vast. Een beroerde uitvoering van de
dienstregeling, dat is maar een momentopname. Op een wandelmiddag met stralend
winterweer, in een fraaie, bijzondere, koninklijke gemeente, zie je een hoop busleed door de
vingers.
X staat bij Syntus voor Xsnel, zoals in het vorige deel al
vermeld. Nieuw in Syntus’ busboekje zijn twee stadssneldiensten naar de noordelijke
wijken van Amersfoort: lijn X2 naar Nieuwland en lijn X4 naar Kattenbroek
Deze lijnen zullen wel in een behoefte voorzien. Amersfoort
is de laatste 25 jaar ongebreideld doorgegroeid naar het noorden, richting
Nijkerk en Bunschoten, en de stadslijnen werden steeds langer.
Vooral lijn 4 legde bovendien een ingewikkelde kronkelroute
af naar zijn bestemming, de wijk Kattenbroek, bekend om zijn avantgardistische
architectuur. Een HOV-busroute richting Kattenbroek en Vathorst werd rond de
eeuwwisseling de nek omgedraaid door een clubje van wijkbewoners, omdat die
busbaan ten koste zou gaan van een honden-uitlaatplek. Wonderlijk dat dit slag mensen
altijd klaagt over het feit dat er door politici niet naar de bewoners
geluisterd wordt. Was het maar waar!
Goed, nu dus twee snellijnen. Op de lijnennetkaart is goed
te zien hoe die lopen; een gestrekte route naar het noorden en daar een kort
rondje door de wijk, (om de kerk, schreef ik bijna), voordat de bus terugrijdt naar
het station. X4 heeft daarbij zijn meanders door Schot- en Zielhorst omgeruild
voor een gestrekte route door de wijk Hoogland. Vroeger reed lijn 2 daar, maar
die gaat nu helemaal buitenom over de Bunschoterstraat, net als lijn 3 naar
Vathorst, die ook lekker snel is, maar er toch geen X voor kreeg.
X2 en X4 zijn beiden hoogfrequente lijnen; ze rijden in de
spits en op zaterdagmiddag elke 10 minuten.
Ik pak bus X2 naar Nieuwland, die eerst een tijd gelijk
oploopt met X4. Geen enkele Amersfoortse stadsbus stopt nog in de krochten en
stegen van het centrum, maar X2 en X4 doen dat wel aan de rand daarvan, bij het
Stadhuis. Ook wordt het Eemplein aangedaan, het nieuwe koop-, culturele- en recreatiekwartier achter het station. Hetzelfde
geldt voor het ook al nieuwe Meander-ziekenhuis even verderop. Deze hele wijk
ten noorden van het station heeft de afgelopen jaren een forse vernieuwingsslag
ondergaan.
Daarna nemen we die snelle route over de Bunschoterstraat richting Nieuwland. In
die wijk rijdt de bus letterlijk een rondje, over een cirkelvormige ringweg die
op een gedeelte van de route is voorzien van een vrije busbaan.
Naast mistflarden hangen er in deze nieuwbouwwijk ook nog zware
kruitdampen. Ze zijn hier, tien uur te vroeg, al fanatiek rotjes aan het
afsteken. Het is oudejaarsmiddag; dat ben ik nog vergeten te zeggen.
Ik loop over een bruggetje richting Kattenbroek om daar bij
het winkelcentrum Emiclaer lijn X4 op te pakken. Daar staat een wat vervallen
abri. Er hangt wel een lijnennetkaart in, de enige die ik vanmiddag zie, maar
dat is er een van de oude dienstregeling en er staat een groot kruis door.
Daarnaast een plakkaat: ‘Bus rijd (sic) / stopt hier niet meer’.
Als de bus hier niet rijdt / stopt, waar dan wel? 200 meter
verder zie ik in een wegberm een eenzame bushaltepaal staan, zonder abri of
iets wat lijkt op een zitgelegenheid. Dit zal toch niet…
Ja, dus. Een haltevertrekstaat is er daar wel. Daarop staat
te lezen dat de bus zou moeten komen over 2 minuten, maar ik zie hem nog niet
naderen.
´Die is ál weg; die is veels te vroeg doorgereden’, zegt een
vrouw van een jaar of 75 die op moeilijke voeten nader komt strompelen door de
berm. ‘Ik zág ‘m al goan, en joa, eráchteroan goan rennen, dá goat nie meer op
mijn leeftijd!’
Is dit Amersfoorts? Dan lijkt dat erg veel op Utrechts.
´Beláchelijk dát ze die hálte verploatst hebben! Hij stond
vlák voor het bejoardetehuis. Dát is toch geen doen voor bejoarde mensen die
misschien met een rolloator moeten lopen!’ Álles mot dán ineens weer ánders. En
dán krijg je zogenoamd insproak. Moar ze doen toch precies woar ze zelf zin in hebben.
En geeneens even een bánkje neerzetten bij de hálte, om te zitten!’
Ze is op bezoek geweest bij een oudere vriendin, vertelt ze.
Maar ja, die begint de laatste tijd knap te sukkelen. Ja, vooral met… ze tikt
op haar hoofd. ‘Een rotziekte. Wá heb je nog oan je leven, áls je dement wordt?’
-‘Ja, ik weet er alles van´, haak ik in. ´Mijn moeder, ja ze is twee jaar geleden
overleden, maar…’
Dit levert voldoende gespreksstof om het kwartier door te
komen totdat de volgende bus komt. Een kwartier; we zitten in de
vakantiedienstregeling.
De chauffeur van deze bus zit per telefoon zijn vrouw,
moeder of dochter uit te kafferen. ‘Kijk dan even op Internet, mens, als je
iets wilt weten. Moet je mij daar weer voor bellen op m’n werk? Denk toch zelf
eens een keertje na!’
Dat loopt hoog op. Maar wel handsfree, dat moet gezegd. En
telkens als er een passagier instapt, onderbreekt hij zijn tirade om
vriendelijk ‘goedemiddag’ te zeggen. Ik zit voorin en kan er helemaal van
meegenieten.
We rijden weer langs het stadhuis, waar iemand verzuimd
heeft, een abri te regelen voor die nieuwe halte in Kattenbroek. Het valt
Syntus niet te verwijten; de gemeente hoort voor zoiets te zorgen.
Bij het station stap ik uit door de voordeur. ‘Tot ziens meneer,
een prettige oudejaarsdag, nog. Mens, ik word gek van dat gevraag van je. Ik zeg
je toch g.v.d. dat je op Internet moet kijkččččč….’
Drie zaterdagen later kom ik terug voor Soest. Daar hebben
Syntus en de provincie Utrecht dezelfde tactiek gevolgd als in Leusden. Er
liepen twee lijnen van Amersfoort naar Soest, 70 voor het westen en 74 voor het
oosten van het dorp. Maar 74 is nu ingekort tot een plaatselijk lijntje en 70
heeft een frequentieverhoging ondergaan tot 8 bussen per uur in de ochtend- en
avondspits en kwartierdienst in de daluren. Eens per 30 minuten rijdt er op
lijn 70 een bus door naar Hilversum NS via Hooge Vuursche.
Op twee plekken, bij NS-station Soest Zuid en bij een nieuw
busstationnetje in Soestdijk Noord, heb je nu elk half uur aansluiting van bus
70 op bus 74. Dan zit je dus aan een overstap vast. Net als in Leusden krijgen
sommige wijken hoogfrequent OV en kalft het OV in andere wijken af.
Dat is een soort moord in twee bedrijven. Door die
verslechtering gaat een lijn achteruit in passagiersaantallen. Dan kan hij bij
de volgende concessieverlening zonder gewetenswroeging worden opgeheven.
Even aandacht dan voor de zonnewijzer, een curiosum. Een
gewone zonnewijzer wijst alleen de tijd aan als de zon schijnt. Maar deze pijl wijst
te allen tijde naar de zon, ook als die onder is of achter de wolken schijnt.
Daarbij geeft hij digitaal twee tijden aan, wel wat verwarrend als je niet weet
hoe het zit. De rode tijd is de tijd die het in heel West-Europa is, de gele
tijd de plaatselijke zonnetijd van Amersfoort. Die laatste loopt vandaag 50
minuten achter; dat schommelt wat in de loop van het jaar. In de zomertijd komt
daar ook nog een uur extra bovenop.
Er was een tijd dat elke stad zijn eigen tijd had, omdat de
zon in Enschede nou eenmaal 11 minuten vroeger opkomt en ondergaat dan in Den
Haag. Toen in de 19e eeuw de telegrafie en de spoorwegen opkwamen, begon dat tijdsverschil
wel erg lastig te worden en heeft men uiteindelijk, na veel gesteggel, in het
hele land de klok gelijk gezet.
Goed, de bus naar Soestdijk van 12:15 uur Middel-Europese
Tijd arriveert. Over de Barchman Wuytierslaan en langs de dierentuin rijden we
naar Soest, een lommerrijk ritje langs riante woningen en oude boerderijen.
En langs Het Witte Huis. Dit is weliswaar een
hotel-restaurant, maar ik kan natuurlijk aan niets anders denken dan de ambtswoning
van Donald Trump. Een kreet van ontzetting ontsnapt aan de haag mijner tanden.
Ik ben er één dag na de inauguratie (de in-onguur-atie, nog
één van de minst flauwe grappen die ik de afgelopen 24 uur gelezen heb) al
helemaal klaar mee, met die hele Trump, maar ook met het obligate Trump-bahsen op
bijvoorbeeld onze staatstelevisie. Gisteren in DWDD, met die strontvervelende,
piepende, bebrilde dwerg als tafelheer of tafelschuimer. Ik kijk er zelden
naar, maar ik zat te wachten op het koken van mijn aardappels. En het ging maar
door, en het ging maar door, over Trump.
Een hoop mensen zijn echt verschrikkelijk kwaad omdat hij
daar nu zit, in het Witte Huis. Maar dat zijn dan niet de Boze Witte Mannen
waarover je zoveel hoort, de laatste tijd, want die hebben juist en masse op Trump gestemd.
Ik begrijp die woede en het vele gejammer niet erg. Wat Trump
gisteren vooral verweten werd, was het feit dat hij tijdens zijn inauguratie hetzelfde
zei als tijdens zijn verkiezingscampagne. Maar doet een president dat niet;
blijkt hij tussen verkiezing en inhuldiging ineens omgedraaid als een blad aan
een boom, dan krijst heel de wereld: ‘Kiezersbedrog’. Dan is het (witte) huis
ook te klein.
Dat is ook zoiets. Hij is gekozen, door tientallen miljoenen
Amerikanen. OK, Clinton had iets meer stemmen dan hij, maar greep ernaast. Maar
dat komt door dat vreemde kiesmannensysteem, en daar heeft Amerika ook ooit zelf
voor gekozen.
Uiteindelijk krijgt in een democratie het volk de leiders
die het verdient. Wen maar aan Trump. Hij ZIT er nu eenmaal; vier jaar lang,
als er niets geks gebeurt. En dat tuttutten over Trump van al die mensen die de wijsheid in pacht hebben,
heeft op mij in ieder geval een compleet averechts effect; ik zou er bijna nog
sympathie van krijgen voor de schobbejak. ´Ja, maar hij heeft nou ook nog gejókt,
over het aantal toeschouwers op de Mall, foei!!´ Ja, noem mij eens één
politicus die altijd de waarheid spreekt!
Dit verhaal komt pas over 14 dagen op Internet. Misschien is de wereld dan intussen door Trump al ingrijpend veranderd. Maar dat heb ik dan niet meegekregen, want ik installeer vanavond een Trump-filter op al mijn tijdlijnen.
Intussen staan wij al een aardige tijd te wachten bij
station Soest Zuid. Hier geeft lijn 70, behalve op nummer 74, ook aansluiting
op de trein naar Utrecht. Als het digitale vertrekbord bij de halte klopt, zit
de bus naar Hilversum, waarop ik om 12:00 uur vergeefs wachtte, ons nu alsnog
op de hielen. Maar in de loop van de middag zal ik zien dat er heel erg weinig klopt
van de informatie op die borden.
We rijden nu een slingerroute door de jaren-70-wijk
Overhees, kruisen de Laanstraat, rijden weer wat oudere wijken binnen en
bereiken het eindpunt bij dat kleine busstation Soestdijk Noord, waar ook
overgestapt kan worden op een buurtbus. Dat is tevens het beginpunt van mijn
winterwandeling door Soest.
Soest, met 45.000 inwoners inclusief het aanpalende
Soestdijk en het iets verderop gelegen Soestduinen, is een plaats met een gat
erin. Dat gat heet: Soester Eng. Dat is een heuvel, al moet je je daar niet
zoiets bij voorstellen als de Holterberg, de Posbank of de Amerongse Berg. Geen
gemeen steile klimmetjes hier en geen vergezichten op diepe, diepe valleien. De
Soester Eng reikt slechts tot 18 meter boven NAP, en de ´top´ ligt daarmee 10 á
12 meter hoger dan het Soester maaiveld. Toch: een heuvel. Iets is in Nederland
al gauw een heuvel. Maar laten we wel wezen: een lage heuvel is ook een heuvel.
De nieuwe wijken hebben ze allemaal keurig om de Eng heengebouwd,
ten zuiden, westen en noorden ervan.
Een fotowandeling van 2,5 uur en 9 km, met een paar bijzondere
dingen. Vanmiddag even geen bussen meer. Het is geen weer om binnen te willen zitten, maar om buiten te willen
wezen.
En ook geen
verdwalen, meer. Dat gedool van mij is 20 jaar een running gag geweest op deze site. Maar het zal niet meer voorkomen.
Wel wat laat voor een zich ‘digitaal’ noemende reiziger, maar ik heb eind vorig
jaar eindelijk een hypermoderne smartphone gekocht met een enorm aantal GB’s
Internet per maand, en een app erop die me 24/7 op 10 meter nauwkeurig kan
vertellen waar ik ben. ´Ze´ weten dan ook precies, waar IK ben, maar dat is
geen geheim, zeker niet als je het later zelf op Internet zet.
Ergens had dat ook wel zijn charme, dat verdwalen. Maar er
zit ook een knop op dat ding en ik kan hem ook een dag thuislaten in plaats van
mijn nieuwe speeltje op elke straathoek tevoorschijn te halen. En gelukkig
vertelt hij me alleen nog maar waar ik ben, en mag ik zelf nog kiezen waar ik
daarvandaan heen wil.
Dit plaatje ken ik, al ben ik hier nog nooit geweest.
Iedereen van mijn generatie kent het. Paleis Soestdijk, elk jaar op
Koninginnedag het defilé langs dat bordes, waar jarige Juliana groot
enthousiasme stond te veinzen voor ´alles wat er aan goedbedoelde rotzooi de
trap op kwam´, zoals Wim Sonneveld eens zei. Dit summum van Hollandse lulligheid
zagen we tot en met 1979, een jaar voordat Juliana het stokje overgaf aan
Beatrix.
Paleis Soestdijk was een oud jachtslot, totdat het in
1674-1678 opgekalefaterd en uitgebreid werd op last van de toenmalige eigenaar
Willem III, die het later nog zou schoppen tot koning van Engeland. Zijn
secretaris was de beschermheer van deze site, Constantijn Huygens, die hier wel
in de tuin wandelde met Maria Stuart, de gemalin van Willem III.
Sindsdien bleef het paleis eeuw na eeuw in het bezit van de
Oranje´s. Juul en Benno zaten er tientallen jaren lang een rothuwelijk te
hebben. Nadat zij waren overleden, werd het paleis geschonken aan het volk, dat
het nu kan bezoeken op vrij-, zater- en zondagen. Maar zoals ik al zei: het is
wandelweer, vandaag.
Via een drukke winkelstraat loop ik naar het Kerkpad. Dat verbindt
Soestdijk met Soest, en verbindt ook twee kerken. Het pad langs boerderijen
stond al in de 16e eeuw op de landkaarten. De trein rijdt hier over je hoofd
heen, over een gietijzeren viaduct, om na een bocht naar links parallel te
gaan lopen aan het pad.
Van de waterstaatkerk Petrus en Pauluskerk uit 1853 resteren
alleen nog de voorgevel en de klokkentoren; de rest van de kerk is nieuw.
De Lange Brinkweg, die parallel loopt aan het Kerkpad, oogt
nog landelijker. Hij biedt uitzicht op boerenland, en ook uitgeur daarop, als
dat een woord is; de mestlucht is niet van de lucht.
Het oude dorp van Soest, met de R.K. Armenhuisjes (linksboven) waar in de
19e eeuw de arme donders van het thans redelijk bemiddelde dorp woonden.
De SLT heeft zojuist zijn tegenligger, een ouwe DDAR,
gekruist op station Soest. Deze bochtige spoorbaan, waar de treinen op het oog
geschat niet sneller gaan dan 80 km/uur, past perfect in de landelijke sfeer
die dit stuk Soest uitstraalt.
Hier dan de Eng. Als je niet wist dat het een heuvel was,
zou het je niet eens opvallen dat je klom. Toch 12 meter boven maaiveld. De top
moet dus ongeveer even hoog liggen als de derde etage van die flat in de verte.
Maar dat zou je zo niet zeggen.
Aan de overkant van de Eng loop ik in de richting van de
uitbreidingswijk Overhees. In nieuwbouwijken zie je ook bijzondere dingen,
ook als je niet verdwaald bent.
Bij winkelcentrum Overhees wil ik de bus terug nemen naar
station Amersfoort. Er staan kwaaie mensen in de abri en de bus doet niet wat
hij volgens het digitale bord op dit moment zou moeten doen: arriveren en
vertrekken. Opnieuw is er een rit uitgevallen.
De oorzaak daarvan zie ik een paarhonderd meter verderop:
een gestrande bus. Die ging weliswaar naar Soestdijk Noord, maar had nu op de
terugweg moeten zijn. Er staat een reparatie- annex wegsleepwagen voor de bus,
en er loopt een mannetje rond in een geelgroen
hesje.
Even lijkt het erop alsof hij de bus wil wegslepen naar
ergens waar hij in ieder geval niet in de weg staat. Hij is in de weer met wat
geloof ik een koppelboom heet. Maar dat apparaat legt hij weer weg en hij gaat
nu roodwitte pylonen neerzetten om de bus heen. Nu kan er verder helemaal niets
of niemand meer door. Vervolgens begint hij aarzelend aan de bus te prutsen,
met een gezicht dat faalangst en gebrek aan zelfvertrouwen verraadt. Er schijnt
malheur te zijn met een van de banden of wielen. De band is niet lek, zo te
zien. Ik plak er maar een balkje over, uit piëteit; hij doet zo ontzettend zijn
best.
Die bus mag tussen twee haakjes wel eens door de wasstraat.
En dan bedoel ik niet de Wasstraat in de Leidse Burgemeesterswijk.
Maar op die reparatie
kan ik niet meer blijven wachten. Ik begin honger te krijgen. Ik loop een
cafetaria binnen voor een warme kop koffie en een broodje. Gezeten voor het
raam, zie ik een tweede geelgroene man arriveren, maar even later beide mannen
vertrekken in hun reparatiewagen, met medeneming van de pylonen en achterlating
van de stukkende bus.
Nu, de rest van de bussen kan in ieder geval weer doorrijden
en vol goede hoop neem ik plaats in de abri. Even later verschijnt er inderdaad
een bus 70 naar Amersfoort.
De chauffeur daarvan houdt, behalve van keiharde muziek, ook
van opschieten. Volgens mij denkt hij dat hij Max(imum snelheid) Verstappen is en
dat hij alle straathoeken moet afsnijden via de stoepen.
Wat ons snel aan het einde van dit tweeluik brengt. Vier busritjes
heb ik maar gemaakt in dit stukje, maar er was met bijna allemaal wel wat mis.
Momentopnamen, OK. Maar Syntus heeft wel erg veel zwakke momenten. Zullen we ze
nog een kans geven in een ander deel van de provincie, of beschouwen we dit als
een hopeloos geval?
Frans Mensonides
5 februari 2017
Er geweest: zaterdag 31 december 2016 (Amersfoort); zaterdag 21 januari 2017
(Soest)
©
Frans Mensonides, Leiden, 2017