Uitjes zijn, als we de Wikipedia mogen geloven, goed voor de spijsvertering en vormen een probaat middel tegen hoge bloeddruk, overdadige snotvorming, bronchitis en cholesterol (en misschien, gok ik, zelfs ook wel tegen het corona-virus. Daarover zijn de virologen het vast en zeker nog niet eens; ja, waarover wél?)
Laten we ons in ieder geval niet het recht op uitjes laten
ontnemen!
Het is niet vaak voorgekomen in de 23½-jarige geschiedenis
van deze OV-rubriek De digitale reiziger. Maar ik kan nu mededelen dat de
OV-sector en ik helemaal op dezelfde lijn zitten.
Zij willen me voorlopig niet meer vervoeren omdat ik geen
werk doe waarmee Nederland de oorlog moet winnen. En ik ben zelf voorshands ook
niet van plan om, als kwetsbare 60-plusser en suikerlijder, voor m’n lol in
zo’n rijdende superspreader te stappen met een mondkapje dat me niet beschermen
mag. Er zijn grenzen aan wat ik doe voor een leutig stukkie op het web.
Voorlopig geen OV dus (behalve een al tijdens lockdown gemaakt
kort busritje, waarover hieronder meer). Hoe lang dat gaat duren, weet niemand.
Het hangt vooral af van hoe het virus zich de komende weken, maanden en jaren
gaat gedragen. Veel virologen denken dat er een Tweede Golf komt, dus ik denk
dat het allemaal wel mee zal vallen. Maar garanderen doe ik niets. Hoop het
beste, maar bereid je voor op het slechtste; dat moet het adagium zijn in barre
tijden.
Met dat alles valt wel de bodem weg onder mijn rubriek De
digitale reiziger. Hoe ga ik daar nou mee om? Gelukkig nadert de zomer. Ik ga
de komende tijd doen wat altijd al veel gezonder was dan reizen met het OV: ik
ga fietsen. Voorlopig op een OV-fiets (toch nog een OV-elementje), maar ik ben
me aan het oriënteren op aanschaf van zo’n elektrisch turborijwiel waarop
bejaarden onverantwoord hoge snelheden kunnen ontwikkelen.
Dan heb ik nog enige mobiliteit binnen een straal van ca. 30
km. Een bezoek aan mijn broertje in Den Haag Bohemen zit er dan tenminste ook
weer in, als de ketenen van zijn tehuis eraf gaan, en dat is binnenkort het
geval. Hij resideert op 22 fietskilometers van mijn huis, maal 2 is 44 km; dat
moet haalbaar zijn op een fiets waarmee je altijd de wind achter hebt.
Mijn werk in Castricum - dat niet cruciaal is voor Neêrlands
toekomst, maar toch gedaan moet worden - mag / moet ik gelukkig zeker nog tot 1
september 2020 thuis verrichten. Castricum is 56 km weg, maal 2 is 112 km per
werkdag; dat zie ik me zelfs op zo’n flitsfiets niet doen.
Wat dan wel? De eerstkomende weken fotofietstochtjes in de nabije
omgeving. Dit wordt een groeidocument met veel beeldmateriaal en zo nu en dan
een intermezzo over versoepeling en / of OV. Een intermezzo, opgediend met
zuur.
Op pad dus met een OV-fiets, net zoals in alle zomers. Mijn
laatste fietstocht was op 21 september 2019 in de omgeving van ’t Harde.
Ik kan bijna niet meer bijhouden welke categorieën reizigers
allemaal geweerd of in hun reismogelijkheden beknot worden door NS en andere
vervoerders. Maar dat je niet meer zou mogen OV-fietsen, dat heb ik nog niet
vernomen. De app die aangeeft waar er fietsen beschikbaar zijn, werkt ook
gewoon nog.
Bij station De Vink, een stijf kwartier lopen vanaf mijn huis, zijn er 4 kluizen met OV-fietsen. Dat
viertal is bijna altijd ‘thuis’. Ik kan er een huren zonder daarmee een
reiziger te ontrieven die die OV-fiets niet kan missen voor zijn natransport
naar een cruciale werkplek waar levens gemoeid zijn met zijn komst. Want als ik
één fiets bevrijd uit zijn hok, staan er nog altijd 3. En mochten ook die een
keer op zijn; één station en 3 km verderop zijn er bij Leiden Centraal nog een
stuk of 450 beschikbaar. De studenten die daar normaliter op zitten, zitten
thuis.
Ik loop naar De Vink en verkrijg een fiets. Die ontsmet ik
eerst zorgvuldig (je weet nooit wie het laatst het stuur omklemd heeft met zijn
coronaknuisten, en hoe lang geleden dat is). Dan rijd ik weg, bijvoorbeeld naar
Wassenaar. Je kunt zo’n fiets huren voor maximaal 72 uur – en desnoods meteen
na inlevering opnieuw een fiets halen. Ik huur er in deze eerste
versoepelingsweken een paar keer een voor 2 of 3 dagen.
Ergens in het dorp
Dit is nog altijd het fietstunneltje bij de Dierentuin, al
is de Dierentuin Wassenaar aan de Rijksstraatweg al tientallen jaren geleden
opgedoekt. Het is een onoverzichtelijk geval, met steile afritten; een
driesprong met een bocht erin. Vandaar het verzoek om te bellen met je
fietsbel. Sommigen begrijpen het niet, en denken dat ze in die tunnel niet
mogen telefoneren, maar dat mag nergens als je op de fiets zit. Gezagsgetrouwe
Duitsers maken steevast hondengeluiden als ze dit bord zien, want bellen is
Duits voor blaffen.
Villa Beukenhage aan de Rijksstraatweg
Landgoed De Horsten
Haring, opgediend met zure bom
Overgenomen van Wikipedia (NL), Zure bom
Of een enorm grote, 100 ton zware zure bom voor de mensen
die de trein altijd – desnoods tegen beter weten in, en tot spot van alle autobezitters
in hun omgeving – verdedigd hebben. Die klanten krijgen nu via Twitter en
andere media tot brakens toe te horen dat ze persona non grata zijn.
Het is niet de schuld van NS dat er een pandemie heerst.
Maar in de communicatie met klanten is het altijd nog zo dat de toon de muziek
maakt. Je kunt de zure inhoud van een boodschap soms nog op een aardige manier verzoeten.
Maar bij NS zullen ze zoiets nog in geen 100 jaar snappen.
Deze kapper bij mij in de buurt heeft het beter begrepen met
deze inleiding tot een tariefsverhoging.
De gloednieuwe fiets-voetbrug over de Rijn tussen Oegstgeest
en Valkenburg.
Zo’n slordige 2000 jaar geleden lag op de huidige plek van
Valkenburg het Romeinse legerkamp Praetorium Agrippinae. Maar deze mijlpaal
heeft daar nooit gestaan. Dat is een replica van een die is opgegraven bij
Naaldwijk.
Die mijlpaal is opgedragen aan de keizer van Rome. Een
aardige gewoonte. Het zou ook wel een leuk idee zijn om op alle ANWB-wegwijzers
de naam van de minister van verkeer en waterstaat te vermelden. Maar aan de
andere kant, ach, nee, nee, laat ook maar.
Dit mondkapje is een prachtig staaltje huisvlijt van een
kleermaker annex –reiniger bij mij in de buurt. Er ontbreekt aan dit moois
slechts één ding: een tekst voorop met grote letters: CORONAVIRUS, WELKOM!!
Voor geen goud zou ik me met zo’n ding in een volle trein wagen. Mij hoeft NS
niet weg te pesten; ik blijf vanzelf wel weg, totdat de R0, dat befaamde
besmettelijkheidsgetal, op 0,0 staat, of liefst op -10.
De kapjes die je echt beschermen, die mag je niet dragen,
zoals ik vorige week al schreef. De kapjes die je kunt verkrijgen bij HEMA en
Etos op de stations, helpen hoogstens een klein beetje, en dan alleen nog als
iedereen ze draagt.
Tenminste, dat zeggen de meeste virologen. Maar Jaap van
Dissel van de RIVM (die daar niet eens de baas van is, zoals iedereen ten
onrechte denkt) denkt van niet.
Ik snap werkelijk niet dat iemand die man ook nog maar één
seconde serieus neemt. Op 1 februari beweerde hij nog keihard dat er in
Nederland geen corona-pandemie zou uitbreken. Elke goedgeïnformeerde burger was
zich toen geestelijk al aan het voorbereiden op een lockdown. Ik in ieder geval
wel, en velen met mij.
Maar stel dat Japie deze keer per ongeluk eens goed gegokt
heeft met zijn bewering? Ik ben een voorzichtig mens. Voorlopig niet met de
trein.
Ik noemde de vorige keer de situatie rond die mondkapjes
kafkaësk: de kapjes die wel werken mag je niet dragen. Van de kant van de 2
bekendste OV-belangenorganisaties klonk opvallend weinig kritiek op deze
gotspe.
Van ROVER had ik het ook niet verwacht: die zijn veel te druk
met de bus-aansluiting in Kutschubsteradeel die door de uitgedunde
dienstregeling tijdens de coronacrisis jammerlijk verloren is gegaan. Altijd
een fijne neus voor wat echt belangrijk is!
Maar de Mij voor Beter OV blijkt zich ineens zelf op de
mondkapjesmarkt gestort te hebben. Rikus is, vrees ik, zelf met naald en schaar
aan de slag gegaan om hopelijk betere kapjes te vervaardigen dan wat hierboven
staat afgebeeld. Dit staaltje branchevervaging kan er nog wel bij, in een
dossier dat al van bizarre wendingen aan elkaar hangt.
Wijttenbachweg
Kasteel Endegeest
Het fraaie jugendstil-gemeentehuis, v/h de Jelgersmakliniek
Het zorgcentrum Hofwijck / Marente, oorspronkelijk uit 1958,
is ontworpen door mijn opa, Henk Lamberts. In dit stuk uit 2008
schreef ik een
paar regeltjes over de geschiedenis van wat ooit een bejaardentehuis
heette. Twee onverzettelijke mannen stampten het uit de grond,
maar kregen er uiteindelijk
ruzie over.
De aanleunwoningen – nu ook bewoond door niet-zorgbehoeftigen – zien er nog vrijwel net uit zoals ze op opa’s tekentafel ontstaan waren. Het hoofdgebouw zou hij zelf niet meer herkennen, na 2 midlife-revisies. In de jaren 00 stond het complex op de nominatie voor sloop, maar in de 10’s heeft men toch de hand over het hart gestreken en er een zak geld tegenaan gegooid; Marente, met rente.
Hofwijck / Marente ligt in een mooi, parkachtig stukje
Oegstgeest met waterpartijen.
Op een van de foto’s heb ik onbedoeld – ik zag het later pas bij inzoomen – een hartverscheurend corona-tafereel vastgelegd voor
later, voor als het allemaal voorbij is, het geschiedenis is geworden en wij
erop terugkijken. Op het grasveld staan enkele mensen op de voorgeschreven onderlinge
afstand van 1½ meter. Ze kijken omhoog, ongetwijfeld naar een familielid dat
momenteel geen bezoek mag ontvangen.
Al op zaterdag 9 mei 2020, 2 dagen voor het ingaan van de
versoepeling, waagde ik me - zonder
mondkapje – in het openbaar vervoer. Dat was ik echt niet van plan toen ik in
het begin van de avond de voordeur achter me dichttrok.
Ik maakte mijn dagelijkse wandeling van minstens 5 kilometer
die avond in Voorschoten – welk dorp de afgelopen weken mooie plaatjes
opleverde, gemaakt te voet en per fiets.
Goed, die wandeling gierde wat uit de klauwen qua tijd; het was
een pracht van een lenteavond. Ik had op de terugweg nog even boodschappen
willen doen bij Hoogvliet op de Kennedylaan in mijn eigen buurt, Leiden Zuid
West. Maar die kon ik voor sluitingstijd niet meer bereiken.
Nou is ook Voorschoten een Hoogvliet rijk, en die is tot
21:00 uur open. Een mooie, ruime winkel, aangenaam stil op dit uur.
Dus ik enthousiast aankopen doen. Ja, een anderhalve-literfles
gazeuse kon ik best gebruiken met deze warmte, en ook die kilo opbakaardappelen
was nooit weg in de koelkast. En een pot zilveruitjes is weliswaar geen eerste
levensbehoefte, maar uitjes horen er toch wel bij, bij een gezonde Hollandse
pot.
En zo stond ik dan op de Veurseweg met 2 zakken van ca. 5 kg
elk vol boodschappen. En toen realiseerde ik me pas, dat ik daarmee een kleine
4 kilometer terug naar huis zou moeten lopen.
Dat leek me een goede reden om een echt noodzakelijke busrit
te maken. Mijn rug vond in ieder geval van wel. Ik ben er nog op afgekeurd voor
militaire dienst, op mijn rug, en dan ga ik op mijn ouwe dag geen 4 km sjouwen
met 2 volle boodschappentassen, ook al is dat te wijten aan mijn eigen stommiteit.
Tegenover Hoogvliet heb je de bushalte Papelaan van EBS /
Arriva-lijn 45, Den Haag Centraal – Leiden Centraal. Die stopt 5 haltes
verderop bij Leiden Rooseveltstraat, en vandaar is het nog maar een hectometer
of 7 naar huis.
Even goed opletten! Als de bus zou uitpuilen van de
reizigers die een 168-urige werkweek hebben en zelfs op zaterdagavond nog een
cruciaal beroep moeten uitoefenen, dan zou ik niet instappen. Ik ken mijn
plaats in het maatschappelijk bestel. Maar de bussen die ik die avond op mijn
wandeling had zien passeren, telden maximaal 2 passagiers.
En de bus die kwam voorrijden, was echt helemaal leeg – op
de chauffeur na, uiteraard, die mijn groet van bij de achterdeur ongaarne
beantwoordde en vermoedelijk het liefst lege stoelen door Zuid-Holland zou
transporteren. Gezeten vóór rood-witte kettingen heeft hij toch minder te
duchten van passagiers dan ooit tevoren.
Ja, achter instappen; ik dacht er gelukkig nog net op tijd
aan. Mijn chipkaart deed het nog, na 58 dagen zonder OV. Ik heb niet zo’n
fotografisch autobiografisch geheugen dat ik me al mijn OV-ritten van de wieg
tot heden nog kan herinneren. Maar ik denk toch dat dit de langste OV-loze
periode in heel mijn bestaan was.
Wie had er vóór mij op deze stoel gezeten met z’n
corona-kont? Vast en zeker nét uitgestapt op de Karel Doormanlaan, één halte
voordat ik midden in de virussen ging zitten!
Ach man, schei toch uit, angsthaas!, riep ik mezelf tot de
orde. De regio Leiden heeft een opvallend laag aantal coronabesmettingen en
-doden, vergeleken met vele andere landstreken. Het virus sloeg in Voorschoten
alleen keihard toe in Oud Bijdorp, een verzorgingstehuis voor zeer hoogbejaarde
kloosterlingen. De toegangspoort bevond zich daarnet achter mijn rug, toen ik
bij die halte stond.
Een van de vele drama’s, helaas, in verpleeginrichtingen en
andere zorgcentra. De corona-zieken daar halen nauwelijks de
nieuwsuitzendingen, terwijl de statistieken van de IC-patiënten elke dag in
beeld komen; de ene zieke of dode is blijkbaar belangrijker dan de andere.
Een heel bijzondere rit. Het bijzondere was dan vooral dat
er niets bijzonders aan was. Hoe vaak ben ik al niet door Voorschoten Centrum
en langs de Zilverfabriek gereden? Minstens een keer of 10.000, schat ik. Al
toen ik een zuigeling was, ik in een reiswieg verplaatst werd, Voorschoten
Centrum nog Voorschoten Dorp heette, de Blauwe Tram nog reed en ik met pappa en
mamma op weg was naar opa en oma.
Dit busritje ritje heb ik klaarblijkelijk overleefd, anders
zou ik ruim twee weken later dit stukje niet zitten typen, nog steeds in goede
gezondheid.
De Stierenbrug verschaft toegang tot Leiderdorp, een dorp
waar je de batterij van je telefoon niet hoeft uit te putten voor honderden
foto’s van het dorpsschoon.
De molen, die geen Weidemolen heet, zoals je zou kunnen
denken, maar Zijllaanmolen.
En, ehhh… wat is dít
nou? Wil ik dat wel weten? Deze ‘boodschappen’ rond de klok van twaalven zouden
me wel eens zwaar op de maag kunnen liggen. Ik blijf ze toch liever halen bij
Hoogvliet. Gratis hoeft dan niet eens. Hoogvliet geeft me niet eens korting
voor het veelvuldig noemen van hun naam. Alles kost geld en ‘There ain’t no
such thing as a free lunch’.
Zandvoort. Keurig anderhalve meter afstand waar de fotograaf
staat, maar in de verte lijkt het een gekrioel. Oh, voordat ik een hele brigade
van deugneuzen over me heen krijg: In coronatijden kom ik niet in Zandvoort. Dit
is een archieffoto uit 2014. In mei 2019 was ik er ook.
Elke zomerse dag ontrolt zich op Twitter een brede
maatschappelijke discussie over de trein naar Zandvoort. Ik verkneukel me er al
op als de zon fel aan de hemel staat te branden op het moment dat ik –
doorgaans op een niet al te matineus tijdstip – uit de sponde stap. Ook dit
soort polemieken vormen een soort van verzetje, een leunstoel-uitje in zo’n
saaie tijd.
Op zaterdag 9 mei, de eerste echte stranddag van 2020, zat
de trein naar Zandvoort begrijpelijkerwijze meteen vol. Maar ‘vol’ betekende
dan dat er volgens ooggetuigen een man of 50, 70 per trein arriveerden in de badplaats.
NS onderhield een halfuurdienst met 6-bakstreinen die 444 zitplaatsen hebben. Maar
met de noodzaak om anderhalve meter afstand van elkaar te houden, is een trein
al gauw vol.
Het strand van Zandvoort was dat niet, als je het real time bekeek
via een webcam. Maar het lijkt wél heel druk op foto’s in de media die van
kilometers afstand genomen zijn met een meterslange telelens; dan worden zowel
het strand als het perron een mierenhoop.
NS boos: nu gingen er zomaar mensen met mooi weer naar het
strand! ‘De hele trein loopt helemaal leeg, de trein stroomt letterlijk leeg’,
piepte een conducteur verontwaardigd in het tv-programma: ‘Frontberichten’. Daarin
mogen normaliter veel zwaarder door de coronacrisis geplaagde
beroepsbeoefenaren hun zegje doen.
Ja, nogal wiedes dat de trein leegloopt. Zandvoort is immers
het eindstation; de treinen rijden niet de zee in, om daar bij Lowestoft weer
uit tevoorschijn te komen. Weinigen blijven op een eindstation zitten om
ogenblikkelijk de terugreis te aanvaarden. Maar vele OV-voorvechters, waaronder
ikzelf, beginnen zo langzamerhand ook leeg te lopen over het ’verbod’ (dat er
geen is) om de trein te gebruiken voor een uitje.
Automobilisten wordt geen strobreed in de weg gelegd; de
parkeerterreinen in Zandvoort waren gewoon open. Er is nooit een gebod of zelfs
maar een advies geweest om het autoverkeer te beperken tijdens de lockdown –
wat in sommige andere landen wel het geval was. En waarom mogen autobezitters
wel een frisse neus halen en zij die afhankelijk zijn van v/h het OPENBAAR
vervoer, niet?
Over auto’s gesproken: was de capaciteit van het
treinverkeer op traject Haarlem – Zandvoort niet onlangs opgevoerd tot 12 heel lange
treinen per uur per richting? En was dat niet in verband met een
hardscheurwedstrijd voor automobielen, een hobby van die prins die al lang vóór
de coronacrisis een beschermend bord van plexiglas voor zijn kop had?
Waarom zet NS dan niet een paar extra treinen in? Allemaal
vragen. Maar NS antwoordt alleen met zijn mantra: ‘De trein is nu even geen
uitje’.
Desondanks liet NS op Hemelvaartsdag, 21 mei, toch extra en
langere treinen rijden naar Zandvoort. Wat ze dan weer niet vermeldden in hun reisplanner.
Want de mensen mochten eens op het idee komen om de trein te nemen naar het
strand…
Verfrissend, die fietsuitjes; een paar uurtjes niet denken
aan corona. Fietsen stimuleert het denken toch al minder dan lopen en dat is
ook wel eens makkelijk.
Nee, echt: als je een ernstig probleem, van welke aard, wil
overpeinzen, ga dan wandelen en stap niet op de fiets! Neem bijvoorbeeld die
school van filosofen in het oude Athene, die hun discussies voerden in een zuilengaanderij.
Die noemden zich peripatetici, rondwandelaars, vrij vertaald. Een school van
fietsende filosofen is er nooit geweest; dat zegt genoeg.
Waarom nodigt fietsen uit tot het laten ronddobberen van
meestal volstrekt zinloze gedachten? Daar zal ik tijdens mijn volgende
fietstocht eens over nadenken.
1½ meter afstand houden, dat is op een fiets zo goed als
onmogelijk. Zeker op zaterdag, vroeg in de avond. Dan scheren tientallen maaltijdbezorgers
rakelings langs me heen op hun elektrische fietsen. Ja, dat snap ik wel. Ze
blijven niet kilometers lang op gepaste afstand rijden achter een ouwe sukkel
op een zwaar trappende OV-fiets. Die diners moeten bezorgd, voordat ze koud
worden en de klanten verhongeren.
Maar hoe erg is dat nou werkelijk? Er komen steeds meer
aanwijzingen dat de kans om op zo’n manier besmet te raken, verwaarloosbaar klein
is. In de buitenlucht, zeker als het warm is en de zon schijnt, overleven die
virussen niet lang. En de 1½-metersamenleving daarmee ook niet, schat ik.
Het ware gevaar – Maurice de Hond peilde het als eerste –
ligt in slecht geventileerde binnenruimten. Dat geldt zeker als de airco er bedompte
lucht en virussen rondpomt. Zoals in verpleegtehuizen en treinen. Het wordt des
te erger als de mensen in zo’n ruimte ook nog aan het zingen en schreeuwen
slaan.
Ik vind het, over ventileren gesproken, wel een rare regel dat
alleen virologen hun mening mogen ventileren over het coronavirus, terwijl de
pandemie alle aspecten van het leven raakt.
‘Ben jij soms viroloog?’, krijgt iedereen die iets over
corona beweert, meteen naar zijn hoofd. Van mensen die dat zelf meestal ook
niet zijn. Maar virologen zelf zijn het altijd met andere virologen oneens,
anders komen ze niet meer in de praatprogramma’s op tv. Die Osterhaus, met zijn
verlopen drankhoofd…
In zo’n verwarrende situatie legt de mening van bijvoorbeeld
een laaggeletterde, dyslectische stukadoor niet minder gewicht in de schaal dan
die van de meest geleerde bol. Maar dat is dus MIJN mening.
Zelf ben ik gelukkig deskundig in vrijwel alles en mag ik
dus ook overal over meepraten. Ik heb namelijk gestudeerd in de schone letteren,
zoals de trouwe lezer weet, en literatuur kan in principe over alles gaan. Nou
dan!
waar ze een 150 jaar oude dorpspomp hebben en waar Jan Steen nog gewoond heeft.
Tot slot nog een paar woorden over reservering in de trein. In tegenstelling
tot spoorwegbedrijven in vrijwel alle beschaafde naties ter wereld, heeft NS
geen reserveringssysteem. Nou is het ontegenzeggelijke voordeel van
achterlopen, dat je het wiel dan niet meer hoeft uit te vinden. Je kunt gluren
bij de buren, die voor de muziek uitliepen. NS overweegt nu dan ook, na 180
jaar spoorwegen in Nederland, alsnog een reserveringssysteem in te voeren.
Ik ben er helemaal vóór, uiteraard mits reservering
openstaat voor iedereen en er geen enkele groepering wordt uitgesloten. Een
eerlijk systeem: op=op en vol=vol, zoals altijd en overal geldt voor alles.
Het zou betekenen dat je dan tenminste zeker bent van een
veilige plek in de trein als je echt een keer een noodzakelijke reis moet
maken.
Maar nu vinden we de consumentenorganisaties en vele andere
wel- of niet-denkende burgers op onze weg. Hoe zit het met de privacy, hoe zit
het als er een trein uitvalt, hoe kan dat als een trein te kort is, hoe gaat
dat als je een aansluiting mist, hoe moet het nou met mensen die geen
smartphone hebben? Met reizigers die blind zijn? Met klanten die niet kunnen
lezen en klokkijken? Ja, voor elke oplossing kun je wel 10 problemen bedenken.
Problemen die anderen al lang opgelost hebben.
In mijn corona-wandelstuk betreurde ik de teloorgang van
Vivarium-Stol, onze favoriete dierenwinkel van vroeger. Maar Leiden mag dan een
vivarium armer zijn; het is sinds een paar jaar wel een virtuorium rijker. Het
is gevestigd op de Breestraat en is bijna de buurman van de Treinreiswinkel,
waar de planken ook wel voor de ramen kunnen, denk ik.
Het loopt tegen middernacht; het Virtuorium is nu dicht.
Maar ik denk dat ik er morgen overdag maar eens langs ga om zo’n bril te kopen om een andere wereld binnen te stappen.
Dat lijkt me wel wat: een trip naar een parallel universum waar in ieder geval
geen virussen zijn (waar zijn die dingen eigenlijk goed voor??).
Ik kom nog wél terug om een vervolg op dit stukje te
schrijven.
Frans Mensonides
29 mei 2020
Foto’s van 9 t/m 27 mei 2020
Nou, en hier is dan al het vervolg. Ik ga gewoon door op de
ingeslagen weg, met afwisselend mooie plaatjes uit de regio en zure intermezzi
over de actualiteit.
En zo schreven we dan maandag 1 juno 2020, tweede
pinksterdag, de dag dat de mondkapjesplicht in het Nederlandse OV inging. Ja,
dat juno en julij van Grapperhaus houden we er maar in. Ik zei zelf tot
dusverre altijd: ‘juni, de 6e maand’, of ‘juli, de 7e maand’. Maar dan zijn er
altijd weer mensen die op hun vingers gaan tellen vanaf januari, omdat ze die
nummers van de maanden niet in hun hoofd hebben.
Dat terzijde. Op pinkstermaandag ben ik thuis maar eens een
ochtendje gaan ervaren hoe het voelt om een mondkapje te dragen. Zoals ik
hierboven schreef, ben ik voorlopig niet van plan om met het OV te reizen. Maar
ik heb vorige week toch bij de drogist een pakje van 10 van die kapjes gekocht
voor het geval dat ik er in een geval van nood toch eens een nodig zou hebben.
Het is geen onverdeeld genoegen om zo’n ding te dragen. Als
je hem eenmaal bevestigd hebt, moet je er verder vanaf blijven met je tengels.
Maar dat is moeilijk; bijvoorbeeld als je ergens jeuk krijgt. Je mag wel op je
handen gaan zitten…
Dat astmatici en COPD-patiënten zo’n kapje verfoeien, snap
ik ook wel. Toen ik met dat ding een keer de trap op liep, was ik meteen buiten
adem. Ik zie me nog geen sprint trekken om een bus te halen, als ik het OV zou
nemen met een kapje.
Maar aan de andere kant: ik denk dat er wel aan te wennen
valt, als het echt moet. Aan de chipkaart zijn we ook gewend.
En ik lijk echt wel wat op een dokter, op deze manier. Ik
heb mijn hele leven al geen dokter willen worden. En nu kan ik er voor doorgaan,
als niet-medicus met een niet-medisch kapje.
Beslist een dag die de geschiedenisboeken in zal gaan, 1 juni
2020.´s Middags vond er in Amsterdam een uniek corona-experiment plaats. De
burgemeester van Amsterdam stond erachter – zo niet: er middenin; daarover
verschillen de lezingen.
Minstens 5000 vrijwilligers, gewapend met mondkapjes en
tevens protestborden (alsof die een virus zouden kunnen tegenhouden!) gingen allemaal
op een kluitje staan op de Dam. Echt bovenop elkaar, dus zonder anderhalve
meter afstand van elkaar te houden.
Jammer, dat ze het in Den Haag dan weer eens een keertje niet
begrepen. Daar werden de proefkonijn-demonstranten geleid naar de grote, wijde dorpsbrink,
genaamd: Malieveld, waar ze niet aan elkaar vast mochten klitten.
Er is een theorie die zegt, dat corona-virussen niet of
nauwelijks overgedragen kunnen worden in de buitenlucht. En er is een theorie
die zegt dat ook niet-medische mondkapjes echt, heus wel bescherming bieden
tegen het virus. Als er nou een mega-uitbraak volgt op dat experiment in
Amsterdam, dan weten we dat beide theorieën de prullenbak in kunnen. Dat ruimt
op! Hoe meer foute theorieën we kunnen schrappen, hoe duidelijker naar voren
zal komen hoe het wél zit met dat virus.
Maar komt er geen uitbraak (en dat acht dokter Frans het
meest waarschijnlijke scenario) dan weten we helaas nog helemaal niks. Hebben
de mondkapjes toch gewerkt? Of: vind er echt geen overdracht plaats in de open
lucht? Of hebben deze dappere vrijwilligers gewoon platweg mazzel gehad, en
stond er toevallig geen een met corona besmette superspreader tussen die
mensenmenigte? Het is ergens toch gewoon een kwestie van pech of je ‘het’
krijgt.
We gaan fietsen.
Varsseveld. Archieffoto januari 2020.
Hierboven beschreef ik al hoe de OV-sector zijn oude, trouwe
klanten op een nare, botte manier in de ban deed. Dat alles naar aanleiding van
de reisadviezen van de regering. Maar een advies om weg te blijven is geen
verbod om te komen, al werd het vooral door de NS wel zo naar buiten gebracht.
De categorieën van reizigers die niet meer welkom zijn, zijn
bijna niet meer te tellen.
Eerst dus de ‘pretreizigers’ en de ‘dagjesmensen’,
denigrerende termen voor de recreanten die tot voor kort in het weekend het OV
vulden. Daarmee gaven ze de OV-sector ook op niet-werkdagen bestaansrecht. Dat was
het verhaal over de ‘uitjes’, zie hierboven.
Ik las ook een verbazingwekkend verhaal van een conducteur
die enkele met camera’s en telelenzen uitgeruste treinspotters de toegang tot
de trein ontzegd had. Met de trein naar een goeie spotplek? Ik dacht dat die
lui daar altijd per auto heenreden…
Toen werd medio mei de meereiskorting afgeschaft in de
trein. Houders van bepaalde NS-abonnementen konden altijd voor een habbekrats een
andere reiziger meenemen, mits ze gezamenlijk reisden op hetzelfde traject.
Maar dat mag nu niet meer, want zulke kaartjes worden vooral gebruikt voor
uitjes, vond NS.
Hetzelfde geldt in hun ogen voor het meenemen van fietsen in de trein.
Dat kan nu ook niet meer, woedende tweets ten spijt van mensen die hun fiets echt
nodig hebben om een cruciale werkplek te kunnen bereiken vanaf het station.
Daarna moesten gehandicapten eraan geloven – die veelal geen
andere mobiliteit tot hun beschikking hebben dan het OV. NS-reisassistenten mochten
bij het uitoefenen van hun taak blinden en rolstoelen niet meer aanraken.
Waardoor veel mensen uit die categorieën ineens niet meer konden reizen.
Deze onsympathieke maatregel werd echter snel teruggedraaid onder invloed van
de publieke opinie.
Vervolgens was het de beurt aan de scholieren. Dinsdag 2
juni gingen de middelbare scholen na 11 weken weer beperkt open. De regering vond dat scholieren maar naar school moesten gaan
lopen, fietsen, en ook wel door hun ouders gebracht zouden kunnen worden met de auto. En anders
zou de school vast ook wel een haal- en brengsysteem willen opzetten; scholen
staan vast te popelen om zich op de mobiliteitsmarkt te begeven.
Ik moet denken aan die openbare middelbare school in Zuidwest-Nederland,
gevestigd in Middelharnis-Sommelsdijk op Goeree-Overflakkee, waar ik eens langsreed op een R-net-dag. Vele leerlingen van die school reizen dagelijks
tientallen kilometers per bus, ook uit de Hoeksche Waard en vanaf Schouwen-Duiveland.
Dat zijn geen fietsafstanden meer. Hoe gaan ze dat vervoer nu in deze junomaand
opvangen?
In één moeite door werden niet alleen de leerlingen, maar ook
de docenten van middelbare scholen uit het openbaar vervoer gebonjourd. Hoe? Is
dat dan geen cruciaal beroep? Ja, toen ik zelf nog op school zat, heb ik menig
maal ernstig getwijfeld aan het nut van leraren. Maar een school zónder is toch ook
niet levensvatbaar; dat moet ik toegeven.
En dan de studenten. Die gaan in september pas weer naar
school. Maar ze moeten nu al weten dat ze in het OV alleen welkom zijn in bepaalde
‘slots’, tijdvensters buiten de spits. Dus even voor de duidelijkheid en ter
voorkoming van misverstanden: het OV zit voor hen op slot als er GEEN slot is.
Dat soort verwarring krijg je met al die Engelse termen.
Nou, en de kwetsbaren kunnen sowieso beter wegblijven met
hun mondkapjes die misschien niet eens werken. Dat heb IK dus weer! En met mij
5½ miljoen landgenoten; een derde van de Nederlandse bevolking. Er zijn zoveel
categorieën van kwetsbare mensen: 60-plussers, diabetici, hart- en longpatiënten, vetzakken, sorry: obesitas-gevallen, etc.,
dat je al snel behoort tot één ervan.
Hoeveel mensen blijven er nu al met al nog over die wel
mogen en kunnen instappen? Daarover straks meer. Maar eerst: fietsen in de kop
van Zuid-Holland.
De buurtschap Weipoort in de gemeente Zoeterwoude
En ik rijd dan stroomopwaarts langs de Oude Rijn, via
Zoeterwoude Rijndijk naar Hazerswoude Rijndijk. En dat tegen een straffe oostenbries
in, nog steeds op zo´n zwaar trappende OV-fiets.
Onderweg kom ik de buurtschap Groenendijk tegen, even ten
westen van Hazerswoude; een kronkel van de Rijn dichter bij de zee.
De aardewerkfabriek Nieuw
Werklust in Groenendijk heeft langer dan 3 eeuwen bestaan, maar staakte in 2001 voorgoed de
productie. Het lag op een ideale plek: in de rivierklei om aardewerk van te
bakken, en bij de waterweg om het keramiek af te voeren.
Het complex verkeert in deerlijke staat van verval, met als
dieptepunt die geknakte schoorstenen, die ooit recht geweest zullen zijn. Het
is hetzelfde probleem als met de Leidse Meelfabriek die ik hierboven op de
foto had. Ze twijfelen tussen behoud als industrieel monument en de boel slopen
om er iets mooi nieuws voor in de plaats te zetten.
Bij v/h de watertoren van Hazerswoude-Rijndijk is gekozen voor behoud. In 1999 is hij buiten gebruik gesteld, voorzien van een lift en omgebouwd tot kantoorruimte. Een ideale kantoorruimte in tijden van corona. Hij telt slechts 4 werkplekken.
.
Mooi pand in Koudekerk aan den Rijn. En daarna terug langs
de noordelijke Rijnsoever, via Leiderdorp, dat ook deze keer weer geen
aanleiding gaf om de fotograferende telefoon tevoorschijn te halen.
Nu ik dan toch lijk op een dokter, moet ik de
koortsthermometer maar eens steken in het openbaar vervoer, in deze eerste week
van mondkapjes. Het OV kun je het best diagnosticeren als je er zelf buiten
blijft. Aan boord zie je maar wat er in één voertuig gebeurt. Maar vat je post
bij bijvoorbeeld Leiden Centraal, dan paraderen er in een kwartiertje
tientallen langs je heen.
Ik hing afgelopen week in het drukste uur van de middagspits
rond bij de 2½ stations die Leiden rijk is (nl. Leiden Centraal, Leiden
Lammenschans en De Vink, dat voor de helft in de gemeente Voorschoten ligt).
Ook liep ik heen en weer over de drukste bus-ader in het centrum, de Breestraat.
Dit zag ik. De forenzenstroom op Leiden Centraal, waarvan ik
tot voor kort zelf deel uitmaakte, is gereduceerd tot 10% van wat het was vóór
corona. De treinen zijn maar iets minder leeg dan in het hartje van de
lockdownperiode.
NS houdt zijn belofte niet om met ingang van 2 juni ALLE
treinen weer te laten rijden. De spitstreinen Leiden Centraal – Alphen aan den
Rijn vertrokken deze week nog niet. Desondanks passeerde me woensdagmiddag tegen half zes op
Lammenschans een zeer matig bezette IC naar Utrecht. Enkele minuten later
verscheen zijn tegenligger Utrecht – Leiden, ook met anderhalve man en een
paardenkop aan boord. Er stapten en man of 12 uit, ook maar een fractie van
normaal.
Dan de bussen. De populairste lijn in Leiden was zoals
altijd R-net 400 naar Zoetermeer. Dat neemt niet weg dat Arriva de helft van de
ritten geschrapt heeft, zodat de bus in
de spits nu nog maar om de 12 minuten rijdt. Daardoor waren sommige exemplaren toch
wel vol, gemeten naar anderhalve-meternormen: 10 à 15 passagiers.
In geen enkele andere bus heb ik meer dan 4
passagiers gezien. Met een gemiddelde bezetting van 2 à 3 is ook in de
bus nauwelijks 10% van
de zitplaatscapaciteit benut.
En dan de diagnose. Het ziektebeeld is wel duidelijk. De
OV-sector denkt, zolang het virus nog niet verdwenen is, 40% van zijn oude capaciteit
te kunnen bieden. Maar hun klanten vullen nu hooguit 10% van de stoelen. En dan
spreken we over het spitsuur op een gewone werkdag!
Alle inspanningen om de reizigers eruit te werken, hebben
effect gesorteerd. Maar zie ze nou maar eens terug te krijgen!
Ze moeten nu echt eens ophouden met die onzin van
cruciale
beroepen en uitjes, en een meer wervende slogan bedenken om klanten
terug te winnen. Zeker in de dal-uren kan iedereen die wil reizen en
dat ook
durft, gewoon instappen. Hij/zij is dan hoogstwaarschijnlijk de enige
in de bus of
in de treincoupé.
Ik stap zelf toch nog een keer op de fiets.
En wel naar Voorhout. Over dokters gesproken: hier in de
pastorie is Herman Boerhaave (1668-1738) geboren, de beroemdste medicus van
zijn dagen. Zeker geen enthousiast reiziger en trekker. Hij was wereldberoemd,
maar de verste reis die hij in zijn hele leven maakte, voerde naar Harderwijk,
waar hij promoveerde aan de universiteit.
Deventer. Archieffoto januari 2020.
De afgelopen week bracht goed nieuws voor degenen die hun
zomervliegvakantie 2020 al afgeschreven hadden. Op de persco van dinsdagavond maakte
Rutte bekend dat we na 15 juni gewoon weer het
vliegtuig mogen nemen naar bijna alle landen van Europa. Zonder mondkapje en zonder 1,5 meter.
Maar dan vooral niet naar Schiphol met de trein; dat wordt nog
steeds afgeraden. Een vakantie is ook een uitje. Wie snapt deze logica nog?
Meer nieuws. De altijd wakkere OV-waakhond ROVER heeft maar
weer eens een nieuw meldpunt in het leven geroepen; het corona-meldpunt. Ja,
bij het meldpunt volle treinen zaten ze sinds maart dag-in dag-uit te niksen en
te slapen, dus er moest nodig weer wat nieuw werk gecreëerd worden voor al die gesubsidieerde krachten.
Wat meld je op het corona-meldpunt? Niet of je corona hebt;
daar heeft RIVM een mooie app voor ontwikkeld (die helaas lek is). Nee, de reiziger meldt ervaringen
met het OV in tijden van corona.
Een voorlopige conclusie die ROVER al heel snel trok: veel
reizigers vallen over het mondkapje. Ja, je moet die dingen ook voor je snuit
binden, niet om je schoenen. Excuses voor mijn volgers op Twitter die deze grap
nu voor de tweede keer lezen. Het is echt het tijdperk van de herhalingen.
Opvallend nieuws op het allerlaatste moment voordat ik mijn naam onder dit stukje zette. Vrijdagmiddag tegen borreltijd werd bekend dat het OV in Nederland een injectie van 1,5 miljard uit ’s rijks schatkist krijgt. Die som dient als compensatie omdat het OV maar met 40% van zijn capaciteit kan rijden, maar wel een volledig dienstregeling moet bieden (wat ze zoals gezegd nog niet eens doen).
Goed
nieuws voor de vervoersbedrijven, die nu gewoon leeg kunnen blijven
rijden, want de belastingbetaler draait wel op voor de tekorten. Maar
dat mogen we met z'n allen niet laten gebeuren. Laten we in ieder geval
die 40% van de bankjes weer vol zien te krijgen. Het OV is van en voor
iedereen!
Frans Mensonides
7 juni 2020
Foto’s van 30 mei t/m 1 juni 2020, tenzij anders vermeld.
Klaar voor een nieuwe ervaring? Ja? Mooi. Maar in dit
artikel ga ik nog even op de oude voet door.
Ik heb hem al wel besteld, hoor, mijn fonkelnieuwe
elektrische fiets! Maar hij wordt pas geleverd op de eerste dag dat we geen
juno meer schrijven maar julij. Het viel me nog niet eens tegen, een
levertermijn van 2 weken. Iedereen wil er een hebben, op het moment.
Dan heb ik gelukkig ook nog anderhalve week de tijd om me
een fietsershelm aan te schaffen. Van meerdere kanten is me aangeraden, niet
ongehelmd op zo’n snelheidsmonster te gaan zitten.
Totdat die eerste juli aanbreekt, huur ik zo nu en dan nog
eens voor een paar dagen een OV-fiets, als het weer er veelbelovend uitziet met
niet te veel wind. Tegen de wind in trappen is met zo’n zwaar kreng zonder
versnellingen beslist geen pretritje.
Pretritje, dat brengt ons bij het OV. Maar eerst weer een
paar fietsfoto’s.
Een paar plaatjes uit Leidschendam, dat in 2002 gefuseerd is
met mijn geboortedorp Voorburg. The Mall of the Netherlands is de opvolger van
Winkelcentrum Leidsenhage. Het moet weer worden wat zijn voorganger een halve
eeuw geleden was: het grootste, mooiste en beste winkelcentrum van Nederland.
De eerste helft van De Malligheid der Nederlanden (zoals ik
het wel noem, met die Engelse naam die geen Nederlander fatsoenlijk kan
uitspreken) is kort voor de coronacrisis open gegaan. De andere helft is nog in
aanbouw en volgt over pakweg een jaar. Hopelijk vallen er niet meteen nieuwe
winkels ten prooi aan het coronavirus; iets sneuers zou ik niet kunnen bedenken.
De leegte op deze foto’s is echter niet te wijten aan
economische neergang, maar aan het late tijdstip: kwart voor zeven in de avond;
heel Leidschendam-Voorburg aan het avondeten.
Winkelen in The Mall is toch wel eens gezelliger geweest, nu
je bij vrijwel iedere stap moet nadenken over de anderhalve-meterregel - die ik geen anderhalve maand meer geef, daar
zelfs de overheid hem zelf niet meer serieus neemt. Een boete als je met een
paar vrienden naar een recreatieterrein gaat, maar niet optreden als de
vertrekhal van Schiphol propvol mensen staat. Het valt niet meer uit te leggen,
zelfs niet aan de braafste burger. Dit even terzijde.
Het oude hart, langs de Vliet, van een sterk verstedelijkt
dorp. Een eeuw geleden luisterde het nog naar de naam Veur en was het niet meer
dan een minuscuul vlekje langs een vaart.
Wat Stompwijk, een paar kilometer verderop, nu nog steeds
is. Midden in de driehoek Den Haag – Zoetermeer – Leiden heeft het zijn rurale
karakter goed weten te behouden. Hieronder Stompwijk:
De Vliet bij Voorschoten, ter hoogte van Restaurant De Knip,
met een hypernieuwe brug die ik nog nooit eerder gezien had. In mijn kindertijd
voer er een pontje. Daarna moest de fietser decennialang vele kilometers
omrijden om in Voorschoten te komen.
Nee, deze 'foto' heeft niets te maken met de deug-epidemie die
over de wereld getrokken is - tegelijk met een pandemie van iconoclasme en 2 maanden
achter de pandemie van corona aan; nog geen enkele viroloog waagt zich aan een
verklaring. Een zwarte foto schijnt te dienen als statement dat ook jij deugt.
Maar ik heb al weken eerder, al sinds half mei,
een zwarte
OV-foto-van-de-week geplaatst. We beleven een zwarte bladzijde in
de OV-geschiedenis. 2 grove schandalen hebben die
sector getroffen, deels door hun eigen schuld.
De eerste is die idiotie met die niet-medische mondkapjes, die misschien niet eens helpen. De tweede is die tragikomedie rond het uitje, dat het OV niet is. Miljoenen Nederlanders zijn door dat alles goeddeels beroofd van hun mobiliteit. Je vindt er hierboven mijn onverbloemde mening over.
Zolang
deze gotspe voortduurt, plaats ik geen nieuwe OV-foto's op deze site.
Ach, we weten ook allemaal wel hoe een trein en een bus er uitzien,
toch?
Ook ergens hierboven schreef ik dat ik op zaterdag 9 mei een
bus nam voor de wereldreis Voorschoten Papelaan – Leiden Rooseveltstraat. Ik
stond met 2 zware boodschappentassen op 4 km lopen van mijn huis. Mijn rug
achtte een busrit noodzakelijk, in weerwil van het verbod, het OV te gebruiken
voor allerlei flauwekulsies.
Dat verbod geldt nu nog steeds, al heeft de regering nu duidelijk
gesteld dat het niet de taak van OV-personeel is om het te handhaven. De
reiziger zelf bepaalt, met gezond verstand en in alle redelijkheid, wat een echt
noodzakelijk rit is.
Familiebezoek vind ik noodzakelijk, zeker als het mijn
broertje Sjoerd betreft, die ik al 3 maanden niet gezien heb. Hij verblijft in
een verpleeginrichting in de Haagse wijk Bohemen.
Ook daar gingen de deuren eind maart op slot, dat wil zeggen
dat ik er niet meer in mocht (en er tussen haakjes ook niet heen kon) , en hij
er alleen maar uit voor een kort wandelingetje, onder begeleiding van een
personeelslid en met in acht nemen van de 1½ meter. Zeker geen visite meer in
Leiden.
Ik hield 3 maanden lang dagelijks contact met hem via
telefoon of WhatsApp. Gelukkig is hij digitaal aardig vaardig, wat niet geldt
voor de meeste van zijn medebewoners. Hij amuseerde zich al die tijd verder met
fotografie van alles wat groeit en bloeit op de hectare waarop het tehuis
gebouwd is.
Ik was ondanks alle maatregelen als de dood dat er corona
zou uitbreken in die kliniek. Maar dat was gelukkig niet het geval; vele andere
verpleeghuizen waren minder fortuinlijk.
Sjoerd zei wel ter geruststelling dat hij sowieso geen
corona zou krijgen. Hij was eens door een landstreek in de tropen gereisd waar
iedereen lag te stuiteren van de cholera, en had het zelf ook toen niet gehad.
Daar liet hij op volgen, dat er in het tehuis de afgelopen weken wel 2 of 3
doden waren gevallen. Geschrokken belde ik op naar de leiding, maar men
verzekerde me, dat die mensen aan iets anders overleden waren. Ja, we zouden
het met zijn allen bijna vergeten, maar je kunt aan veel meer dingen doodgaan dan corona
alleen.
Ook in het tehuis konden de maatregelen uiteindelijk
versoepeld worden. Ik kreeg een brief van 5 A-viertjes over een nieuwe
bezoekregeling onder strikte voorwaarden;
één vaste bezoeker, niet langer dan een uur, niet vaker dan een keer per
week, mondkapjes, 1½ meter, niet ziek zijn, je bezoek van te voren
aankondigen…
Het handigst leek me: met z’n tweeën een wandeling maken in
de omgeving van het huis. Dat mag, als je geen drukke winkelcentra of horecagelegenheden
bezoekt.
Dan hoefde ik zelf in ieder geval niet naar binnen in die
kliniek die ik maar half vertrouwde qua besmettingsrisico; ik ben niet
gemakkelijk gerust te stellen. Die wandeling plande ik voor zondagmiddag 14
juni, van 13:00 tot 14:00 uur.
Dat was geregeld, en nu de reis nog. Ik liep aan het eind
van de zondagmorgen naar station De Vink en pakte daar de Sprinter naar Den
Haag. Een stil uur op de zondag en een ritje van een kwartier; ook hier weinig
kans op besmetting, of dat mondkapje nou helpt of niet.
Het was mijn eerste treinreis na 94 dagen zonder. De laatste
was de thuisreis van mijn werk in Castricum, woensdag 11 maart, nog net niet in
totale paniek. Zie ik station Castricum ooit nog terug?, dacht ik toen, niet
zonder pathos. Voor wat het stationsgebouw betreft luidt het antwoord op die
vraag in ieder geval: Nee. Het is in
april gesloopt en krijgt een veel mooiere opvolger.
Enfin, aangekomen in Den Haag besloot ik, de op zondagmiddag
immer uitpuilende Randstadrail links te laten liggen, en een OV-fiets te huren
om de laatste 7 km tot de kliniek te overbruggen.
Mijn tocht voerde dwars door de Geleerdenbuurt en de
Vruchten-, bomen-, bloemen- en heesterbuurt, of zoiets. Onderweg zag ik een
paar bijna lege HTM-bussen rijden. Misschien had ik toch Randstadrail wel
kunnen nemen.
Hoe dan ook: over 2 weken kan ik een veel eenvoudigere reis
maken. Die hele 22 km op die elektrische fiets. 44 km, bedoel ik; ik moet ook
weer terug. Maar dat zal op zo’n turbofiets toch wel haalbaar zijn. Ik zie me
zelfs het OV nog verslaan. Er leiden veel wegen van Leiden ZW naar Den Haag
Bohemen. Maar korter dan 1:15 uur deed ik zelden over een enkele reis, met dat supertrage
OV in Zuid-Holland Noord en de Metropoolregio.
Ik ben altijd een OV-voorvechter en -hobbyist geweest. Maar
nuchter en realistisch geredeneerd moet je zulke afgrijselijk slechte OV-verbindingen
gewoonweg helemaal niet gebruiken. Gewoon gezond op de fiets; frisse,
virusvrije buitenlucht inademen en werken aan je conditie, in plaats van je in
het OV op je luie kont wild te zitten ergeren.
Maar eerst nog even een fietstochtje in de buurt.
Met de poten in de klei staan en toch met je armen naar de
hemel reiken, was mijn interpretatie van dit standbeeld. Die kan beïnvloed zijn
door de naam van deze moderne, waterrijke wijk in Rijnsburg: Kleipetten.
De oude dorpskern van Rijnsburg, met de Vliet (een andere
vliet dan die van Leidschendam) en het standbeeld van Graaf Floris V, die 724
jaar geleden door d’edelen vermoord is. Hij ligt misschien hier begraven achter
de kerk, maar misschien ook niet.
Hierboven schreef ik dat het OV rond Leiden de eerste week
van juni nog maar 10% vervoerde van het aantal passagiers van vóór de crisis.
En dat hartje avondspits.
De 2 weken daarna begon het vervoer iets aan te trekken,
maar de 40% waarnaar de OV-sector voorlopig streeft, is nog uit zicht. Er
begint zich bovendien een verschil af te tekenen tussen trein, streekvervoer en
stadsvervoer, die nu een dalende reeks vormen qua bezetting.
Met de stadsbus is het compleet hommeles, tenminste in
Leiden, en in ieder geval op zondagmiddag ook in Den Haag. Nog steeds gemiddeld
hooguit 3 man per bus. Streekbus lijn 45 (Leiden – Voorschoten – Leidschendam –
Voorburg – Den Haag) deelt in de malaise. Maar die rijdt in het tempo van een
stadslijn, heeft altijd en eeuwig vertraging en wordt vanuit Leiden vooral
gebruikt voor ritjes naar Voorschoten. Voor Leiden – Den Haag neem je de trein
wel.
Het streekvervoer over grotere afstanden (naar bijvoorbeeld
Zoetermeer, Noordwijk en Katwijk) doet het nu redelijk. Waarbij het beeld wel vertekend
wordt doordat de bussen daarheen nog steeds rijden in vakantiedienst.
De Leidse stadsbus heeft een abominabele punctualiteit en
veel rituitval. De frequentie is laag; de dienstregeling en de routes tarten
iedere logica. Bovendien is Leiden een compacte stad met korte afstanden, waar
je alles op fietsafstand binnen bereik hebt. Stadsvervoer in middelgrote steden
als Leiden lijkt ten dode opgeschreven in de 1½-meter-samenleving; veel stadslijnen
en -netten zullen de crisis niet overleven.
De polders in, ten oosten van Leiden, een gebied met een
opvallend grote molendichtheid. Naar het in de avondzon sluimerende dorpje
Hoogmade, waar de klok van de oude kerk stil is blijven staan op het spookuur.
Het gepraat over mensen met cruciale beroepen begint nu ook
buiten de OV-sector school te maken (en mij ongelooflijk de strot uit te
hangen). Museum Naturalis, op een halve
kilometer van Leiden Centraal, is tot 1 juli alleen open ‘voor mensen in
cruciale beroepen en vitale processen’. Wat is de zin van zo’n regel? Zulke
cruciale mensen zijn toch veel te druk om in een museum rond te hangen!
Is die maatregel nou genomen om de trein te ontlasten? En zo
ja, wat heeft een museum daar mee te maken? Mijn vraag via Twitter, of je ook
naar het museum mag komen als je op fietsafstand woont, maar slechts veredelde bezigheidstherapie
uitoefent voor je brood, bleef onbeantwoord. Maar ik ben al gewéést.
Dit museum is normaliter vooral populair bij kinderen en bejaarden.
Het kan zijn dat men juist deze groepen nu wil weren, omdat ze zich misschien
niet aan de 1½-meterregel zouden houden;
de kinderen uit kinderlijk enthousiasme, en de senioren door hun rollators en
dementie. En ik snap wel dat een museum niet alleen open kan gaan voor mensen
tussen 18 en 70. Dat zou leeftijdsdiscriminatie zijn, en dat met die beroepen
is niets anders dan het nieuwe normaal. Maar ergerlijk blijft het.
Een ander populair Leids museum, het Rijksmuseum van
Oudheden, noemt de beroepenkwestie niet, maar wil wel dat bezoekers het OV
mijden. Men roemt de uitstekende parkeergarages in het centrum van Leiden.
Zelf bezocht ik vorige week voor de wedergeboorte van de rubriek FHM’s
A-viertjes de Lakenhal. Het vernieuwde stedelijke museum bemoeit zich niet met het
beroepsleven van zijn bezoekers, noch met hun mobiliteit. De bezoeker voelt
zich er, ondanks de verplichte coronamaatregelen, tenminste nog welkom.
We stappen voor het laatst in dit artikel op de OV-fiets, en
wel na zonsondergang.
Als ik in spoken zou geloven, zou ik bepaalde plekken in Leiden
mijden rond het middernachtelijk uur. Bijvoorbeeld begraafplaats Groenesteeg. Tien
tegen een dat de knekels uit hun graven komen als de klok 12 heeft geheid en dat
ze dan een dodendans gaan uitvoeren op muziek van Camille Saint-Saëns.
Romantische fotografen smeren wel vaseline op hun lens om
een effect als dit te bewerkstelligen, met die lichtslierten. Maar hier
ontstond het door de atmosferische omstandigheden, zonder dat ik er iets
speciaals voor hoefde te doen.
Als je voor zoiets op pad gaat, gebeurt het niet. Misschien
maar één avond per jaar, en morgen niet meer, al ga je op precies hetzelfde
tijdstip op precies dezelfde plek staan. Het is zoals de Griekse filosoof
Heracleitos 2500 jaar geleden al zeide: ‘Je maakt nooit twee keer dezelfde
foto’.
Deze foto’s dateren van 8 t/m 20 juni 2020.
Frans Mensonides
21 juni 2020
©
Frans Mensonides, Leiden, 2020