Een maand geleden deed ik verslag van een reis naar Oberhausen
met de nieuwe Rhein-IJssel-Expresse van Abellio. Die trein smaakte
beslist naar meer, en daarom hieronder deel 2, waarin ik deze nieuwe
internationale verbinding helemaal tot het eindpunt ga nemen:
Düsseldorf.
De dag was zaterdag 13 mei 2017, aan de vooravond van de deelstaatsparlementsverkiezingen in Nordrhein-Westfalen (NRW) en het zwaar bevochten en lang verbeide kampioenschap van Feyenoord – om het verhaal even historisch in te kaderen, want het verschijnt pas over 4 weken, en je leest het misschien pas over een jaar of 100; het gaat allemaal de archieven van de KB in.
´Alles wat je moet weten
over de Rhein-IJssel-Expresse´ (zoals internetmedia zouden schrijven,
maar een lezer ´moet´ natuurlijk niks), heb ik al uit de doeken gedaan
in deel 1, zodat we
in deze aflevering meteen kunnen instappen in de FLIRT. Deze zaterdag
was ik matineus genoeg om een uur eerder te vertrekken dan op 15 april:
10:44 uit Arnhem.
De
op spoor 6 voor vertrek gereedstaande FLIRT telt slechts een man of 20.
Ook op de terugweg, met de trein die om 21:15 had moeten arriveren in
Arnhem, overschrijden slechts circa 20 mensen met de FLIRT de
rijksgrens. De passagiersaantallen van deze toch handige en betaalbare
verbinding met het Roergebied zullen Abellio wel wat tegenvallen. Maar
misschien komt de grote toeloop in de toekomst nog op gang. Meestal
duurt het toch wel een jaar of 3 voordat het reizende publiek zo’n
nieuwe verbinding ontdekt heeft en begint te waarderen.
Natuurlijk kun je ook die veel te dure ICE nemen. Maar in Utrecht hoorde ik vanmorgen omroepen dat die vandaag niet eens catering aan boord heeft – met de obligate excuses voor het ongemak. Dan kun je net zo goed doen wat ik doe: met een medegebrachte zak vol krentenbollen in die goedkope RE 19 stappen.
Ook de paraplu heb ik bij me;
de ‘Wettervorhersage’ voor Nordrhein-Westfalen gewaagt van zware buien
in de loop van de middag. Voorshands schijnt echter de zon nog.
Best
een lange treinreis, zo helemaal van Leiden naar Düsseldorf en weer
terug op één dag. Om onderweg de tijd te doden, ga ik gewoon het vwo-examen Nederlands zitten maken, waarover de afgelopen week zo’n rumoer was in de media. Lees mijn ervaringen op FHM’s!
Deze keer verloopt de reis vlot, zonder noodstoppen bij Emmerich. Achter dat grote geluidsscherm voorbij Zevenaar gaat het nog net Nederlandse dorpje Babberich schuil. Behalve dat je niks hoort, zie je ook niks door zo´n scherm. Houden de mensen uit Babberich niet van treinen? Je komt er een hoop tegemoet als je in de Rhein-IJssel-Express zit, maar vooral heel lange goederentreinen.
Vanaf Emmerich loopt de FLIRT toch aardig snel vol. De bewoners van de laaglandstreken langs de Rijn lopen op zaterdag warmer voor de grote steden van het Roergebied dan voor Arnhem.
Precies op tijd, 1:25 na vertrek uit die stad, bereik ik mijn eerste pleisterplaats van vandaag: Wesel.
Wesel
is een oude Hanzestad bij de plek waar de rivier de Lippe uitmondt in
de Rijn. Met 60.000 inwoners is Wesel de grootste nederzetting tussen
Arnhem en Oberhausen. Hij ligt zo’n 40 km van de Nederlandse grens en
wel ter hoogte van ongeveer Boxmeer. Niet te verwarren met
Boxtel, dat ooit beginpunt was van het ‘Duitse Lijntje’ naar Wesel, dat
in Duitsland Boxteler Bahn heet.
Die spoorverbinding was met 93 km eigenlijk te lang voor een verkleinwoord. Tussen 1874 en 1944 werden er reizigers vervoerd over de gehele lijn; tot 1963 werd het vervoer langzaam afgebouwd en werden lijngedeelten een voor een gesloten. Bij Beugen tussen Cuijk en Boxmeer kruiste hij de spoorlijn Nijmegen – Roermond, die er nu nog wél is, ongelijkvloers. Een informatiebord op het stationsplein van Wesel houdt de herinnering aan de lijn levend.
Wesel is zowel in Nederland als Duitsland vooral bekend om het echo-rijmpje ‘Hoe heet de koning van Wesel? Ezel!’(‘Wie heiβt der Bürgermeister von Wesel?’). Dat willen ze wel weten, ook, wie de burgemeester of koning van Wesel was. In heel het winkelhart van de stad zie je ezels staan, heel kleurige en soms heel kunstige. Maar ook de wezel zelf vind je er terug, en wel als wip’kip’ voor de kindertjes.
In vrijwel al mijn stukken die in Duitsland spelen, kom ik aanzetten met het cliché van de lijvige Duitser die zich de godganse dag staat vol te proppen met vettigheid en zich vol laat lopen met bier en wijn. Vandaag neem ik me voor, het daar nou eens een keer niet over te hebben. Maar of de duvel er mee speelt: daar stuit ik, een paar decameter voorbij dat informatiebord over het Duitse Lijntje, meteen op wat in goed Duits een Street Food Markt heet.
Nou, en dat evenement gaat er wel in bij de vleesbonken van mannelijke en vrouwelijke kunne die in Wesel rondlopen. Bij het ene kraampje een ‘Hausgemachte Kartoffeltwister mit diversen Gewürzmischungen.’ Thuis vervaardigde aardappeldraaier met diverse worstmengsels? Nee, Gewürz blijken kruiden; alweer mijn woordenschat een beetje verrijkt. Bij de volgende kraam verdringen ze zich voor Henk der Holländische Käse Specialist. En vanzelfsprekend zijn op deze markt ook de broodjes braadworst niet aan te slepen.
En wat is dat voor tentje daar? Daar staan ze, op een zonnige, hete lentemorgen, schouder aan schouder, vol genot erwtensoep met braadworst naar binnen te lepelen van een plastic bord. Goed, ’s lands wijs, ’s lands eer, ik zal er niets van zeggen, maar erwtensoep, vind ik persoonlijk, eet je op ijskoude winteravonden, en dan uit een stevige, plompe soepkom, met roggebrood met spek erbij.
Wat
is hier verder te zien? Een veiling van oude fietsen. Dertig euro
geboden voor deze in goede staat verkerende damesfiets! Hoorde ik daar
veertig zeggen? Bij verschillende marktkramen zijn nog meer fietsen te
koop. In de verte, bij de Kaufhof, speelt een popband Deutsche
Welle.
En
een hoop verkiezingsposters in Wesel; veel meer nog dan toen ik op
paaszaterdag in Oberhausen was. Morgen is de dag van de
deelstaatsverkiezingen in NRW. Er staat vooral voor het Roergebied veel
op het spel.
Je zou het echt niet zeggen als je in deze stad rondloopt, maar de oude Kohlenpott is een verarmde, wat achtergebleven streek. De werkloosheid in het Roergebied is veel groter dan in de rest van Duitsland en zelfs vergeleken met de rest van NRW.
Het komt doordat de kolenmijnen met staatssteun veel te lang zijn opengehouden, zei mij laatst een econoom. Al in de jaren 50 verschenen rapporten over de noodzaak, de hele boel te sluiten. Maar er is in de loop der jaren 200 miljard euro gestoken in het behoud van een vuile en ongezonde bedrijfstak. Het is nog niet zo lang geleden dat de laatste mijn gesloten werd. Zo beschouwd heeft Nederland er toch verstandig aan gedaan om alle Limburgse mijnen in de jaren 70 al op te doeken, hoe zeer Limburg ook gehecht was aan zijn koempels met stoflongen.
Charlotte Quik van het CDU heeft zich verleidelijk uitgestrekt in het gras. Haar partij zal de overwinning behalen en met Hannelore Kraft van de SPD is het afgelopen. Maar dat weet NRW pas ruim 24 uur na nu.
Wesel heeft wel een redelijk knus stadshart. Maar veel ouds zal je er niet aantreffen. In 1944 is de stad vrijwel geheel platgebombardeerd. Slechts een handjevol huizen overleefde de oorlog.
Even buiten de stad, waar je in de verte de pijlers van een Rijnbrug ziet, is de citadel, dat net als het slot van Oberhausen een museumfunctie heeft. Een keer in een winter ga ik nog eens een culturele reis ondernemen met de Rhein-IJssel-Expresse, en al die musea doen.
Via een buitenwijk loop ik terug naar het centrum. Opvallend is de ‘voetgangersparkeerplaats’. Voorbijgangers worden er opgeroepen, even stil te staan bij alle stappen die ze tijdens hun leven tot dusverre gezet hebben op aarde. Dat zijn er bij mij, als je het letterlijk neemt, erg veel. Ik begin niet aan een reflectie op elke stap en loop verder.
In een plantsoentje zie ik een
sigarettenautomaat hangen. Dat is wel de kat op het spek binden voor
jongeren, die in Duitsland helemaal geen tabakswaren mogen kopen. Maar
daar hebben ze iets op gevonden. Voor zover ik het begrijp moet je, als
je rokertjes uit die automaat wilt trekken, je ID-kaart in een gleuf
steken. Het apparaat controleert dan je leeftijd; geen 18, geen
sigaretten. Maar je kunt dat gemakkelijk omzeilen door de kaart van je
oudere broer even te lenen.
Ik ben net te laat terug op station Wesel voor de IR naar Koblenz en wacht dan maar een half uur op de Rhein-IJsssel-Expresse verder naar Düsseldorf. Die in de richting Arnhem komt net binnenrijden. Het laatste treinstel wordt in Wesel afgekoppeld. Dat gaat nogal simpel vergeleken bij NS, waar er soms 6, 7 man omheen staan. De machinist drukt op een knop, denk ik, waardoor de koppeling losschiet. Daarna jaagt de conducteur de achtergebleven reizigers uit het achterste stel. Dat blijft hier staan totdat de trein uit Arnhem arriveert, die er ook weer net zo eenvoudig aangekoppeld wordt. Klaar is Kees!
De Rhein-IJssel-Expresse is dag en nacht beschikbaar. Uit Arnhem vertrekt de eerste trein om 5:44. De laatste rolt er 0:15 binnen. Op het Duitse gedeelte van het traject begint het treinverkeer nog eerder en is het nog later afgelopen. De laatste trein uit Duisburg vertrekt om 1:45 en komt om 2:15 aan in Wesel. Waar krap anderhalf uur later, om 3:43, alweer de eerste naar Oberhausen wegrijdt.
De trein kruist even na vertrek uit Wesel de Lippe. We passeren Oberhausen, waarvan het profiel sterk gedomineerd wordt door die gashouder die ik vorige keer zag. Naar Duisburg is het nu nog maar een sprongetje. Daar loopt de trein leeg en weer vol.
Tussen Arnhem en hier ging het vrij langzaam, met veel stops. Na Duisburg, op de laatste 24 kilometers van het 123 km lange traject, komt de vaart er toch nog in. De gezwindheidsmeter klimt naar 160 en we suizen langs diverse S-Bahnstations (S-Bahn, de Duitse Sprinter).
De voorlaatste stop van de Rhein-IJsselexpresse heet Düsseldorf Flughafen. Dit 4 perrons tellende nieuwe, moderne station is geopend in 2000. Na Düsseldorf Hbf is het het drukste van de 25 (!) Düsseldorfse spoorwegstations. Zoals de naam aangeeft, ligt het bij de luchthaven, Düsseldorf Airport. De roltrappen voeren echter niet rechtstreeks naar de aankomst- en vertrekhallen, maar alleen maar naar het station van de Sky Train (wederom in goed Duits).
Die Sky Train is een monorail, in gebruik genomen in 2002. Je hebt er ook zo-een op een universiteitsterrein in Düsseldorf. Daarmee heeft de Schwebebahn van Wuppertal na ruim een eeuw toch elders in Duitsland nog een beetje navolging gekregen.
Het traject van de Sky Train op deze luchthaven is 2,8 km lang en telt 4 stops, waarvan 1 bij Düsseldorf Flughafen, 1 bij een parkeerplaats en 2 bij terminals voor luchtvaartpassagiers.
Ik lees de gebruiksaanwijzing, hoe het met de betaling zit. Het vervoermiddel maakt gewoon deel uit van het OV-net. Met mijn dagkaart voor het vervoersgebied van VRR kan ik er gebruik van maken zonder de portemonnee te hoeven trekken. Wie niet zo’n kaart bezit, haalt een enkeltje uit de automaat voor de goedkoopste tariefzone, K: Kurzstrecke.
De Sky Train rijdt om de vijf minuten (´rijdt´; in mijn stukje uit 1999 over Wuppertals Schwebebahn betoogde ik dat een monorail gewoon rijdt, daar hij wielen heeft, al zitten die op het dak en niet onder het voertuig). Ik zie hem binnenkomen aan de andere kant van de glazen perrondeuren. De deuren van de Sky Train zelf en ook die van het perron klappen open. Tevens draait er daarbij een soort loopplank in de juiste positie om het voertuig te betreden en te verlaten. Aan de ene zijde stromen de aangekomen reizigers eruit en aan de andere de vertrekkende passagiers erin.
Daarna rijden of zweven we over uitgestrekte parkeerplaatsen heen. Ik ben in het gezelschap van een groepje luidruchtige, studentikoze types die bier zitten klokken (ja, sorry van ook dit cliché weer, maar het gebeurt nou eenmaal) en uit een gettoblaster slechte Schlagermuziek laten klinken. Ik zie vandaag ook overal groepjes voetbalsupporters; ook in Duitsland wordt dit weekend de allesbeslissende laatste competitieronde gespeeld. Maar die voetbalfans gedragen zich juist erg rustig en Duits gedisciplineerd.
Qua uiterlijk hebben de Sky Trains wel wat weg van de automatische Métro van Lille, ook gezien die afgesloten perrons. Maar voor wat betreft hun rijeigenschappen en rijsnelheid halen ze het noch bij de Wuppertaler Schwebebahn, noch bij de Lillese (Liller?) metro. Bij hun snelheid van naar schatting niet meer dan 25 km/uur slingeren, schokken en bonken ze hevig. Luchtreizigers worden zodoende alvast voorbereid op hun luchtziekte. Goed dat die ritjes maar kort zijn, want na een halfuur zal je het voertuig zo langzamerhand wel moeten onderkotsen.
Ik
laat het bij één slag. Na bij het eindpunt wat rondgewandeld te hebben
in een reusachtige passagiersterminal, neem ik de Sky Train terug naar
station Düsseldorf Flughafen. Aan het eind van de Sky Train heb je ook
nog een veel kleiner spoorwegstation, Düsseldorf Flughafen Terminal.
Maar daar vertrekken alleen S-Bahn-treinen, er is er net een weg en de
volgende gaat pas over een half uur.
Ik
pak de Rhein-IJssel-Expresse voor het laatste stukje naar Düsseldorf
Hauptbahnhof (Hbf). Op dit punt van mijn reis zit er helaas een gat in
mijn aantekeningen en foto’s. Getroffen door een 16:00 uur-dip vergeet
ik in de immense stationshal zowel camera als digitaal notitieboekje
tevoorschijn te halen. Ik kan dus geen foto tonen van de
Rhein-IJssel-Expresse op zijn eindpunt; excuses voor dit ongemak!
Het centrum van Düsseldorf heb ik eigenlijk wel gezien tijdens die bevlieging voor Duitse kerstmarkten
die ik aan het eind van de 20ste eeuw had. Gisterenavond heb ik op de
kaart Benrath geprikt als eigenlijke einddoel van mijn tocht, een verre
buitenwijk van Düsseldorf, of eigenlijk een losstaand dorp dat in 1929
bij de grote buurman is ingelijfd.
Ik spoor daarheen in de Regional
Expresse naar Aachen, een volle, hete, vertraagde dubbeldekstrein die
ik gelukkig na een rit van 6 minuten al mag verlaten.
Die vieruursdip moet verslagen worden. Bij een kiosk in Benraths stationshal koop ik twee Berliner bollen en een fles Gerolsteiner Sprudelwasser, de Duitse variant van Spa Rood, met een naam die klinkt als een klok; GErolSTEINer SPRUdelWASser, een mooi voorbeeld van een trocheïsche viervoeter. Die merknaam is door een dichter bedacht. In de loop van de dag laat ik de krentenbollen steeds meer de krentenbollen en ga ik de Duitse gewoonte overnemen om overal waar mogelijk voedsel en drank bijeen te grazen.
Gesterkt daardoor betreed ik Benrath. De oorlogsvliegers die in WO II Düsseldorf platgooiden, lieten het 10 km verderop gelegen dorp ongemoeid, waardoor dit nu nog een grote monumentenrijkdom kent.
Zoals bij een Vlaamse stad een belfort hoort, hoort een Duitse een slot te hebben – al moest Wesel zich tevreden stellen met een citadel. Erg opvallend en fraai in Benrath is het roze sprookjesslot, met ook weer twee musea, de één over de natuur in het algemeen en de ander over tuinen in het bijzonder. Het 18e-eeuwse barokslot staat in een zeer uitgestrekt park van bijna een vierkante kilometer. Ooit stond Slot Benrath te boek als lust- en jachtslot; het was er voor de leut. Dat is nog steeds zo. Diverse bruiden en -gommen laten zich hier fotograferen, soms met een stoet feeëriek aangeklede bruidsmeisjes.
Het dorpshart van Benrath ziet er ook nog uit zoals een Duits dorpshart eruit hoort te zien. De zondagsrust treedt in Duitsland meestal halverwege de zaterdagmiddag al in. Op het verlaten marktplein staat een zanger-gitarist het lied ‘Raindrops Keep Falling on My Head’ vakkundig te vermoorden, en dat ook nog eens met een zwaar Duits accent. Jemig, als je niet kunt zingen, DOE het dan ook niet! Het klopt bovendien ook niet; nog geen spat gezien, vandaag. De weersvooruitzegging zat er helemaal naast.
‘Raindrops Keep Falling on My Head’, wie zong dat nou ook alweer (beter dan deze minstreel)? Burt Bacherach schreef het, maar wie stond er nou toch mee in de hitparade? Zoiets moet ik wel weten als het in een popquiz gevraagd wordt. Begin ’70 was het geloof ik, als het eind ’69 niet was.
De troubadour staat er fanatiek
bij op zijn gitaar te kleunen. Als het lied uit is, oogt hij een zeer
schamel applausje, afkomstig van slechts één toehoorder, die in een
hoekje van het lege, zonovergoten plein hard staat te klappen en te
roepen om bis en om encore;
het kaatst tegen de huizen. Vermoedelijk bedoelt hij dat spottend, maar
de zanger wordt erdoor aangemoedigd om een nieuw lied te gaan balken.
Nu moet ‘Dust in the Wind’ van Kansas eraan geloven.
Na dit alles genoten te hebben: de U-Bahn. Düsseldorf is de hoofdstad van NRW, telt ruim 600.000 inwoners, ongeveer evenveel als Rotterdam, en heeft een uitgebreid tram- en U-bahnnet met 7, respectievelijk 11 lijnen.
Een U-Bahn, met de U van Unterirdisch, ondergronds, is dan niets anders dan een tram die op een gedeelte van zijn traject in een tunnel rijdt. Van een ondergronds tramtraject maken meerdere lijnen gebruik, zodat op de stations een hoge frequentie geboden wordt. In Düsseldorf waren er als vanouds twee van die ondergrondse trajecten. Die vloeien dan weer samen in het absolute hart van het Düsseldorfer stadsvervoer: het trajectgedeelte tussen de Heinrich-Heine-Allee en het hoofdstation. Daar liggen vier ondergrondse tramsporen naast elkaar en rijden in totaal 6 lijnen.
U71, die zijn beginpunt heeft in Benrath, maakt echter gebruik van een nieuwe, derde ondergrondse route die bij Henrich Heine Allee de andere twee ongelijkvloers kruist en voert naar S-Bahnstation Düsseldorf Wehrhahn. Duidelijker dan ik het hier uitleg, zie je het op het kaartje op Wikipedia.
Maar we beginnen bovengronds in Benrath. De trams op deze lijn bestaan uit twee gekoppelde wagens met elk 5 bakken en een totale lengte van 60 meter, waarmee ze de Vlaamse Albatrossen nog ruimschoots overtreffen. Zowel op zaterdag als doordeweeks rijdt vanuit Benrath elke 10 minuten zo’n giga-tram.
Die heeft een heel gevarieerde route. We krijgen een doorkijkje op de Rijn, rijden langs bedrijven en langs van die kleurrijke Duitse huizen. Ergens kruisen we een goederenspoor gelijkvloers, waarna het verder gaat langs een stadspark en een spaghetti van autowegen.
Na een dikke 20 minuten komt toch het moment dat we gaan dalen. Een paar stations verder stap ik uit op Heinrich–Heine-Allee.
Daar is het absolute hart van het U-Bahnnet, waar alle 11 lijnen samenkomen. De hal steekt die van het Hbf naar de kroon. Van die 11 lijnen blijven er 9 in Düsseldorf, rijdt er een (U76) naar Krefeld en een ander (U79) naar Duisburg.
Die twee buitenlijnen deed ik al eens in mijn Kerstmarktdagen. Die naar Krefeld bleek een tramrestauratie aan boord te hebben. Een curiosum; het feit dat er alleen cappuccino verkrijgbaar was, doet daaraan niets af.
Ik neem vanmiddag de andere interlokale lijn, de U79 die in een kleine 55 minuten rijdt naar het met veel minder U-Bahnlijnen gezegende Duisburg (3, slechts). Over deze lijn,die ik in 1998 in de andere richting deed, schreef ik: ‘De reis kent een symmetrisch verloop. Na een paar ondergrondse haltes volgt een route door een winkelstraat, waar de tram in de middenberm rijdt. Daarna een stukje stadsspoor langs achtertuinen van huizen, vervolgens een lange rit via enkele plattelandsdorpjes. Daarna gebeurt alles opnieuw in omgekeerde volgorde; je eindigt weer in een tunnel'.
Daar doe je het eigenlijk voor,
zo’n reisdag: relaxed naar buiten kijken door het raam van een Duitse
tram, in plaatsen waar je in wezen helemaal niets te zoeken hebt.
‘Raindrops keep falling on my head’ werd trouwens gezongen door B.J.
Thomas.
Gestrand in Wesel
Op
station Duisburg blijkt een filiaal van Albert Heijn te zijn, waar ik
een paar broodjes koop en nog maar zo’n fles Sprudelwasser, de
nationale drank, na bier. Ook is in de stationshal een uitgebreide
modelspoorbaan te zien, voor wie echt nooit genoeg krijgt van treinen,
en nog niet voldoende gekeken heeft naar de echte treinen op ware
grootte, die boven rijden.
Ik pak de Rhein-IJssel-Expresse. In Wesel moeten we er ineens allemaal uit. De trein heeft een malheur; het wordt niet helemaal duidelijk wat er aan de hand is. Wat nu? Een uur wachten in de schemering, na al zo´n lange dag? Maar een paar minuten later komt er al een ander treinstel voorrijden voor de rest van de rit naar Arnhem.
Het Duitse spoorwegwezen lijkt een wonder van efficiëntie vergeleken bij het onze. Laatst toen ik op weg was naar mijn werk, stonden er op Leiden Centraal 10 spoorwegmensen vol aandacht te kijken naar een trein die defect was; meesters, conducteurs, stationspersoneel, veiligheidsmannen. Helaas niemand met een schroevendraaier. Waar ze allemaal zo snel vandaan kwamen, ik weet het niet. NS’ers kun je toch moeilijk geloven als ze klagen over personeelsgebrek.
Na instappen en vertrek zit ik ineens te midden van supporters van Schalke 04. De jongeman tegenover me, uitgedost in de clubkleuren, veronderstelt terecht dat ik Nederlander ben en vraagt hoe het nu precies zit met die ontknoping in de Nederlandse competitie; hij had er iets over gehoord.
Ik zet in krom Duits uiteen, dat Feyenoord vorige week tegen stadgenoot Excelsior zijn voorsprong in de competitie zo goed als verspeeld heeft en nu morgen von Heracles aus Almelo moet gewinnen. Anders eindigt de competitie in een complete Kladderadatsch voor de Rotterdammers!
De laatste titel van Feyenoord is toch al een tijdje geleden? ‘Ja, das war in….’ Wat is nu ook alweer 99 in het Duits, oh ja, neunundneunzig, ‘Neunundneunzig Luftballons’, was het. Ik vraag maar niet, hoe lang het laatste kampioenschap van Schalke geleden is. Dat weet ik namelijk, het zou een pijnlijke vraag zijn, het was in 1958; hun opa heeft het ze vast wel eens verteld.
Ook dit jaar was het weer hommeles, een 10e plaats in de Bundesliga slechts; kampioen van het rechterrijtje. De wedstrijd waar de supporters nu vandaan komen, de laatste van het seizoen, is in een 1-1 gelijkspel geëindigd; tenminste nog een puntje.
De hele horde komt uit Emmerich, en ze spreken trouwens ook een paar woorden Nederlands, met een ongeveer even rijke woordenschat als mijn Duitse. Daarbij hebben ze een merkwaardige voorkeur voor het woord ‘boodschappen’. ‘Boodschappen, boodschappen’, zingen er een paar; het klinkt als een tune uit een reclamespot.
Ach, toch ook wel begrijpelijk; boodschappen, dat is wat ze graag komen doen in Nederlandse grensplaatsen. ‘Boodschappen’ zal wel het bekendste Nederlandse woord in NRW zijn, met ‘goedkoop’ als goede tweede en 'korting' als derde.
We worden rijdend ingehaald door een ICE. Daarna Emmerich, waar de supporters uitstappen en uitzwermen over het perron. 'Boodschappen, boodschappen', zingen er nog een paar. Aardige lui wel, helemaal geen hooligan-types.
Met dat korte oponthoud in Wesel is toch de klad gekomen in deze rit met de Rhein-IJssel-Expresse. We zitten achter een goederentrein en later ook nog een Arriva-Stoptrein, en arriveren een kwartier te laat in Arnhem. Ik kan nog net in de IC van 21:31 naar Utrecht springen.
Hopelijk is die cafetaria op het perron van Ede-Wageningen nog open… opmerkelijk, hoe snel ik de eetgewoonten van onze oosterburen heb overgenomen!
Frans Mensonides
11 juni 2017
Er geweest: zaterdag 13 mei 2017
©
Frans Mensonides, Leiden, 2017