De digitale reiziger (81)
Extra, extra: tijdelijke trein Den Haag HS – Brussel Zuid

De Extra Trein vertrekt uit Mechelen

Dat hadden ze echt al veel eerder moeten doen: een betaalbare treinverbinding met België in het leven roepen! Een trein waarvoor je niet eens hoeft te reserveren, en waar je in kunt stappen met een onlangs in prijs verlaagd Superdagretour.

Sinds maandag 11 maart 2013 rijdt er acht keer per dag, in tweeuursdienst, een Internationale sneltrein Den Haag HS – Brussel Zuid. Hij stopt op Rotterdam Centraal, Dordrecht, Roosendaal, Antwerpen Centraal, Mechelen en Brussel Centraal. Met een rijtijd van nog geen 9 kwartier is deze trein best nog redelijk snel, ondanks het links laten liggen van de HST-baan tussen Rotterdam en Antwerpen. Dat heeft dan weer het voordeel dat ook Brabanders en Zeeuwen nu de trein naar België kunnen nemen, en wel via een overstap in Roosendaal.

Deze nieuwe verbinding van NS Hispeed is meteen in de eerste weken al een succes, met 90% van de tweede-klasse-stoelen bezet. Tenminste: die twee keren dat ik er zelf in zat, want ik ging op vrijdag 22 maart op en neer naar Brussel. Hopelijk wordt de frequentie spoedig opgehoogd tot uurdienst – en komt er catering aan boord, want dat mis je nu wel; een kopje koffie in 135 minuten, daar heeft een reiziger toch wel recht op.

Aan de andere kant: deze fraaie paars-rood-witte treinen, getrokken door een robuuste Traxx-locomotief, staan op de borden aangekondigd als ‘Extra Trein’. Evenmin als een gegeven paard mag je een Extra Trein in de bek kijken. Hier zit dus een tevreden Hispeed-klant! 

Schreef hij cynisch. Natuurlijk weet iedere lezer dat deze treinen allesbehalve nieuw zijn. Ze reden al eens eerder een poosje door de Lage Landen, van 1957 tot en met 8 december 2012, en toen nog vanaf Amsterdam, en in uurdienst. Vanaf de volgende dag, 9 december 2012, moesten we zo broodnodig met een dure Fyra, met die treinen van AnseldoBreda die 250 kilometer per uur halen, áls ze rijden, en op gereserveerde stoelen, over de HSL-baan.

Hoe het met die Fyra-verbinding Amsterdam-Brussel afliep, hoef ik hier niet meer te memoreren. Zelfs de meest verstokte automobilist kan het niet ontgaan zijn dat er van alles aan de hand was met die treinen. In december en januari zijn ze geen dag uit het nieuws geweest; je mag wel overwinterd hebben op Mars om het verhaal niet te kennen.

Op 17 januari 2013 reed (voorlopig of definitief?) de laatste Fyra V250 met zijn Goofy-snuit door de Lage Landen; bij kou vielen ze niet alleen uit, maar zelfs uit elkaar. De rest van de winter mochten de reizigers naar Brussel met de nog onbetaalbaardere Thalys, of met de boemel Roosendaal – Antwerpen. De NMBS improviseerde nog wat met pendeltreinen Roosendaal - Essen, waar overgestapt kon worden op de IC naar Charleroi, en uiteindelijk met pendeltreinen Roosendaal – Antwerpen. Maar dat betekende: overstappen, en maakte de reis er niet sneller en aangenamer op.

Nu is dan de Internationale sneltrein terug, zij het als Extra Trein. Ik nam hem, zoals gezegd, en deed in Brussel nog een paar andere raildingen, om er een complete raildag van te maken: de nieuwe verbinding met de Luchthaven, die zich nu al uit de markt geprijsd heeft, het oude goederenstation Thurn en Taxis, dat in de steigers staat, en een stuk van de Brusselse metro dat ik tot dusverre altijd nog vergeten was.


9:29 is een mooie tijd om uit Den Haag HS te vertrekken. Die Extra Trein haal ik gemakkelijk, als ik de eerste IC na 9:00 neem vanuit Leiden. Mijn Superdagretour kan alleen na dat tijdstip gebruikt worden. Ik heb de prijzen van vroeger niet goed meer in mijn hoofd, maar vorig jaar werden die kaartjes ineens flink duurder, terwijl ze nu weer de prijs hebben die je er ongeveer voor wilt betalen.

Het vriest dat het kraakt, en er staat een straffe noordooster. De gevoelstemperatuur is -10; eigenlijk geen dag voor een dagje uit, maar ik moest en zou die mooie Extra Trein hebben. Vandaag een jaar en een dag geleden beleefde ik rokjesdag op Tholen, waar ijs werd gelepeld op terrasjes. Toch staat er in het bleke zonnetje op Hollands Spoor een aardige menigte klaar voor een dagje België; een man of 100 à 150.

De Extra Trein komt binnenrijden. Hij komt van de Binckhorst, als ik het goed zie in de verte. Een bijna feestelijk gevoel maakt zich van me meester: zo’n prachtige nieuwe verbinding! Waar natuurlijk niets nieuws aan is. Vergeleken met de periode 1957-2012 hebben we nog minder dan we hadden, tweeuursdienst.

 



De Extra Trein vertrekt van 7:29 t/m 21:29 van HS en van 6:18 t/m 20:18 uit Brussel Zuid. Hij rijdt precies in het pad van de oude internationale sneltrein. Het traject Amsterdam – Den Haag wordt echter niet meer gereden. Dat pad was al bezet, na de dienstregelingswijziging in verband met opening van de Hanzelijn.

Dezelfde vertrouwde afdankertjes van weleer. Er rijdt één NS-wagen mee in de sleep. En die is ook niet helemaal overbodig. De trein loopt vol. Na Den Haag is ongeveer 30% van de zitplaatsen bezet, na Rotterdam 60% en na Roosendaal is hij ouderwets vol, met 90% van de plaatsen bezet.

Dat betekent wel, dat de helft van de klanten is weggepest, want er rijdt nu maar de helft van de treinen van toen. Maar behoefte aan deze verbinding is er duidelijk wel. Tijdens de afwezigheid ervan klaagden bewoners van deze streek ten noorden van Antwerpen steen en been over volle stoptreinen Roosendaal – Antwerpen. En de inwoners van Essen over al die auto’s met een Nederlandse kentekenplaat, die alle parkeerplekken in het dorp inpikten.

De eerste klas deelt niet in het succes van de nieuwe verbinding: die is leeg. De mensen die het kunnen declareren, pakken natuurlijk de Thalys. Misschien is er toch ook een markt voor snelverkeer tussen Nederland en België, en kan de Fyra V250, als die weer gaat rijden (áls-ie weer gaat rijden) gewoon bestaan naast deze internationale boemel.

‘Boemel’ is ook weer geen goed woord. De Thalys wint alleen tijd tussen Rotterdam en Antwerpen. Maar Hagenaars moeten erop overstappen in Rotterdam, en dat levert weer tijdsverlies op. Veel maakt het niet eens uit.

Den Haag haakt naar een definitieve verbinding met Brusse , in plaats van deze Extra Trein; als vanouds in uurdienst. Ze hebben al een holding opgericht, THTH (The Hague Trains Holding) om zo’n trein te laten rijden. Er is spoorcapaciteit aangevraagd voor de dienstregeling 2014, en er komt een aanbestedingsprocedure, waarvan nu al gefluisterd wordt dat Arriva ‘m gaat winnen.

Natuurlijk moet de residentie van Nederland rechtstreeks verbonden zijn met die van heel Europa. Maar veel euroambtenaren en –ministers zie ik niet in deze Extra Trein; ik vrees, dat die toch gewoon de auto pakken. Behalve Dijsselbloem, die pakt gewoon de spaarders. En van een template heeft hij nog nooit gehoord. Maar dat zullen we as. maandag pas lezen.

Om 11:00 uur rijden we Antwerpen Centraal binnen. Ik kijk uit naar onze tegentrein, want de dienstregeling op deze lijn is keurig netjes symmetrisch opgezet; treinen passeren elkaar op het hele uur. De trein naar Den Haag staat dan ook gereed op het perron tegenover ons; ook goed bezet.

Ik stap uit in Mechelen. Wie ook helemaal terug is: madam Aandacht. Vorig jaar juni deed ik ook een dag België. Elke aankondiging in het Vlaams op de perrons begon die dag met een snauwerig, striemend ‘Aandacht!’ uit de keel van een erg schooljuffrouw-achtig klinkend vrouwmens. Bij latere bezoeken aan België (Hasselt en mijn voorbarige afscheid van de internationale sneltrein) hoorde ik haar niet meer, maar vandaag gaat er geen minuut voorbij op de stations of ik verneem haar stemgeluid.

Ik wil nog een keer naar de Nationale Luchthaven. Vorige zomer deed ik het Diabolo-project: een spoortunnel onder de luchthaven door. Thuis bemerkte ik pas dat ik niet het hele complex gezien had – voor zover er iets te zien is in een tunnel.




Ik wil nu van Mechelen naar de Luchthaven en daarvandaan naar Brussel Centraal. Dat ommetje breekt me zuur op, want voor die twee korte ritjes van elk ca. 15 km betaal ik zeven-zoveel per stuk. De lage kennismakings-toeslag van vorige zomer is nu vervangen door een veel hogere, die tot 2047 betaald zal moeten worden, om de aanlegkosten van de Diabolo-tunnel terug te verdienen.

Bij de fietsenverhuur in de hal van station Mechelen kun je terecht voor ‘reservaties’ en voor ‘fietsherstellingen volgens het thuiskomprincipe’ (garantie tot je schuurdeur). Ik moet lang wachten bij het loket, mis mijn trein naar de Luchthaven en ga dan maar een halfuurtje rondstruinen in de stationsomgeving en in de kou. ‘Aandacht!’, kaatst het over het langgerekte busstation. Die stem heeft een actieradius van dik een halve kilometer. Dat buurtbewoners niet protesteren tegen de overlast!



Een paar straten verder is het, door middel van een geïmproviseerd verkeersbord, verboden om onder het plaveisel te parkeren, of zo. Terug naar het station, via de Zonder Poep Stoep, en ik beland in de trein naar Landen, net als van de zomer. Wel een nieuwerwets exemplaar, deze keer.

Het station Luchthaven levert een opvallend contrast op met dat van Schiphol bij de noorderburen van de Belgen. Zo druk als het daar is, zo stil zijn hier de treinen, perrons, stationshal en plaatskaartenkantoren. Spookachtig, bijna. Ik schreef het van de zomer al: met die toeslagen prijst NMBS zich echt compleet uit de markt. Wij hebben de naam, maar ook Belgen betalen niet graag teveel.


 

Ik reis naar Brussel met een oneindig lange dubbeldekker waar ik alleen in zit. Daar de trein van 12:27 is ‘afgeschaft’, heb ik die van 12:36 naar Quevy genomen. Ik rijd nu helaas feitelijk weer door exact dezelfde tunnel als vorig jaar, met dit verschil dat de trein nu rechtsaf slaat naar Zaventem en Diegem, en vorig jaar linksaf richting Leuven. Heb ik nu echt het hele Diabolo-project eigenlijk wel gehad? Nee, er moet nog een vierde uitgang zijn, volgens het kaartje, van de luchthaven via de E19 naar Brussel. Maar daar rijdt voor zover ik kan nagaan, geen enkele reizigerstrein; ook niet die van 12:27 die is afgeschaft.

De mijne sukkelt in tramtempo naar Brussel Noord en blijft daar ook nog eens een hele tijd stilstaan. Uiteindelijk dan toch Brussel Centraal.

Vergeefs op zoek naar het metrostation, kom ik terecht op een trap naar Galerie Horta. Dit blijkt een winkelcentrum in een niet-bestaande architectonische stijl, met zuilen, voorzien van Jugendstilerige krullen; met duistere spelonken en akelige, purperachtig gekleurde wanden. En met een metershoge witte, in plaats van blauwe smurf bij de uitgang.

De smurfshop in het winkelcentrum zelf zit dicht. Verder staan alle winkelpanden leeg, en ‘A Louer’, een status die ook vele kantoorgebouwen in de Belgische hoofdstad bezitten, zoals ik vanmiddag zal zien. ‘A Louer’ is Frans, en betekent: Te Huur.

Dit winkelcentrum, met aanlokkelijke plaatjes bij pijlen die erheen wijzen, is overleden tijdens een midlife-revisie. Het ziet er gewoon niet UIT, en het ziet er ook niet naar uit dat het ooit nog wat zal worden. Ik neem de enige deur die openstaat, kom terecht in een stripheldenmuseum of zo, en kijk er verdwaasd rond, wat de aandacht trekt van iemand achter de balie van het ‘onthaal’. ‘Can I help you, sir?’, vraagt hij. Ik moet nodig iets aan mijn kop laten doen. Ik word in Brussel vaak in het Engels aangesproken en zie er misschien uit als een Amerikaanse toerist. ‘Ja, ik ben hier per ongeluk verzeild geraakt, en wil er ook graag weer uit’, zeg ik in het Nederlands. Hij wijst; via een paar kronkelige museumgangen kom ik bij een roltrap naar boven.

 


Ik kijk nog wat rond in de stationshal (‘Aandacht!’) en vind uiteindelijk waarnaar ik op zoek was, de lange, duistere gang naar de metroperrons. Dit moet wel de meest deprimerende plek zijn van België. In de gang, plus zijgangen, ligt zwerversgespuis te slapen onder kranten en dozen, op een mozaïek van vieze vierkante steentjes, waar 40 jaar geleden voor het laatst een reinigingsapparaat overheen is gereden. Kom op, jongens, het zonnetje is al op, en staat zelfs al in het zuiden!

Sommige hebben nog heel knappe rolkoffertjes naast zich staan; het zijn mensen die met andere plannen naar Brussel zijn gekomen. Of vanavond tegen etenstijd hun koffiebekertje met schamel kopergeld oppakken en een taxi nemen naar het Hilton, want zulke freaks heb je ook: rijken die in hun vakantie de bedelaar uithangen.

Een volkomen verlepte vrouw van een jaar of 60 heeft bloemen voor zich uitgestald. Ze zijn geloof ik in principe te koop, maar ze doet geen enkele moeite om ze aan de man te brengen. Op een richel staat een achtergelaten brood- en frietmaaltijd, gekocht door iemand die bij nader inzien toch de roes van narcotica prefereerde boven een volle maag.

Voorbij deze riante entree van Europa’s rijke, machtige hoofdstad bereik ik dan toch nog de metro. Er komt zo’n nieuwe bruine wagen voorrijden. Hij heeft banken met houten, goed gladgewreven zittingen. Ze zijn opgesteld in de lengterichting, zodat je bij het optrekken of afremmen knus aangevleid wordt tegen je medereizigers. Uit het spijsverteringskanaal van de verlopen, woest bebaarde Belg aan mijn linkerzijde komt telkens, door al dat geschommel en geschok, een fikse alcoholkegel gewalmd.

Die bruine wagens hebben een top van 72 km/uur, maar dat rijden ze in praktijk nooit. De stations staan in Brussel nergens veel verder dan 600 à 700 meter uit elkaar. Toch is deze metro, uitgebreider beschreven in dit stuk van 2009, een efficiënt en geliefd vervoermiddel, met een hoge frequentie en een gemiddelde snelheid die je op het straatoppervlak per auto op geen stukken na haalt. In deze drukke, overvolle stad trekken de 4 metrolijnen in totaal zo’n 400.000 passagiers per werkdag, waarmee Amster- en Rotterdam (300.000, resp. 250.000) in de schaduw worden gesteld.


Na een overstap bij Simonis stap ik uit bij Pannenhuis. Nu op weg naar Thurn en Taxis (dat vele spellingsvarianten kent). Via een brug over een voormalig spoorlijntje bereik ik een wat kaal plantsoen met een standbeeld van de Russische poëet Poesjkin. Een (zich) vervelend Brussels jongetje gooit er telkens kiezelsteentjes tegenaan.

Ik kom terecht in een wijk met van alles wat, zoals je verwacht in Brussel: statige, oude woningen, bedrijventerreinen met kale muren en af en aan rijdende camions, hyperlelijke nieuwe kantoren, en aan de overkant van de haven hijskranen die materialen omhoog brengen voor nog meer kantoor; tientallen gebouwen, tientallen verdiepingen hoog, die straks ook weer A Louer zijn.

Robbeldebobbeldebobbel, doen de autobanden op de kasseien. Een speciaal verkeersbord waarschuwt dat je op kasseien… ja wat? Voorzichtig moet landen met je vliegende tapijt; moet oppassen bij het eten van een moorkop; niet de klok moet luiden?

De haven van Brussel, langs de Havenlaan, is via het Kanaal van Charleroi verbonden met de streek die ooit kolen leverde, en via het Kanaal van Willebroek met de Rupel, de Schelde en uiteindelijk de zee.

Blikvanger van het terrein Thurn en Taxis is een groot overslaggebouw. Het dateert uit de beginjaren van de 20ste eeuw en is aan het einde daarvan omgebouwd tot een luxueus winkel-, horeca-, kantoren- en evenementencentrum. Het gebouw heeft echt zo’n vreemd kleurtje als op de foto, tussen geel, bruin en paars in; het ligt niet aan je beeldscherm, en zeker niet aan mijn fotografeerkunst.

Het hele terrein, met een goederenstation en een enorm uitgebreid spooremplacement, was eens eigendom van de Duitse vorstenfamilie Von Thurn und Taxis, die je de uitvinders van de posterijen zou kunnen noemen. Al in de 16e eeuw verzorgden zij met koeriers te paard de complete postdienst in het uitgestrekte rijk van Karel V.

Dit complex op een knooppunt van water-, spoor- en gewone wegen diende voor opslag en overslag van goederen en als douanegebouw. Het ligt in de gemeente Molenbeek, een van de 19 gemeenten van het Gewest Brussel.

Pijlen bij de uitgang van het parkeerterrein wijzen naar Antwerpen, Liège, Namur, Charleroi, Mons, Gent en Brugge; Thurn en Taxis is bedoeld als hart van heel België. Het moet aardig wat inspanning gekost hebben om dat oude pakhuis om te bouwen tot de eclatante hal die ik nu betreed.

Klik voor de schermbrede foto


Beneden heb je winkels en restaurants, die helaas niet van het type zijn van: even gauw een kop koffie en een broodje. Panos of een frietkot zul je hier niet zien. Meer gelegenheden voor verfijnde genieters die veel te besteden hebben. Ook de winkels zijn voor de meer uitpuilende beurs, en dus zonder veel aanloop in deze crisistijd.

Boven, langs de gaanderijen, zijn de kantoren. De liften erheen zijn niet toegankelijk zonder pasje, en dat spijt me niet echt (nog steeds geen therapie gevolgd tegen vrees voor galerijen, atriums, loopbruggen en dat soort spul).

Dan liever de kelder in, waar een uitgebreide expositie is over dit zo fraai opgeknapte complex. De toelichting is in het Frans, Engels en Nederlands, in deze volgorde; al vaker heb ik gezien dat in Brussel Nederlands nog maar de derde taal is.

In een tentoonstellingsruimte hebben ze verder een expositie over poolexpedities, maar bedankt; ik heb het zonder dat al koud genoeg. Het is in Brussel iets draaglijker dan vanmorgen in Nederland, maar de temperatuur komt toch nauwelijks boven het vriespunt uit.

Om de hoek, langs de Rue Picard, is het voormalige (kop)station van Thurn en Taxis; dat staat momenteel in de steigers, of liever: in de lakens en doeken.

 


Nog een stijf uurtje Brussel heb ik over, voordat de Extra Trein van 16:22 vertrekt. Ik wil met metrolijn 5 naar het eindpunt Hermann-Debroux. Die tak is nieuw, althans voor mij; hij dateert van 1985, maar ik heb hem gewoon altijd overgeslagen bij bezoeken aan Brussel. Het andere, wel nieuwe eind van deze lijn, naar Erasmus, deed ik in 2005.

Ik duik metrostation IJzer in. Dat ligt op de Ring (lijn 2 en 6). Op Kunst / Wet stap ik over op lijn 5 naar Hermann-Debroux. Bij Merode takt deze af van nr. 1 naar Stokkel, die ik wel ken. Net als op dat stuk naar Stokkel zijn de stations heel gevarieerd van architectuur. Bij station Tieffry komt de metro bovengronds, en blijft dat verder ook gedurende het grootste deel van de rit; hij rijdt in de middenberm van een brede verkeersweg.

Station Hermann-Debroux is eigenlijk wel het mooiste, met gemarmerde wanden en een opvallend ruiterstandbeeld. Dit station ligt aan de rand van de stad, in het zuidoosten. Ik heb nog een kwartier om boven de grond rond te kijken, maar het ziet er ongezellig uit, met betonnen autoviaducten, en ik keer meteen terug voor mijn rit naar Brussel Centraal.

Brussel gaat zich, niet ontmoedigd door de ellende in Keulen en Amsterdam, toch wagen aan een noord-zuidmetro. De plannen zijn nog niet erg uitgekristalliseerd, en ik zag er verschillende versies van op het web. Maar het moet een lijn worden van Schaarbeek of Bordet (bij het NAVO-hoofdkwartier) naar ergens in de uitgestrekte gemeente Ukkel.

Die verbinding gaat gebruik maken van de premetrotunnel, die onder meer doorloopt onder Station Noord, de Anspachlaan en Station Zuid. Goede zaak om die verbinding te promoveren tot volwaardige metro. Dat met die trammetjes door die tunnel, dat vind ik maar niks; ze zijn overvol en schieten niet op.

Verder hoeven ze aan beide uiteinden van die premetrobaan nog maar een paar kilometer metro aan te leggen voor een noord-zuidverbinding. Echt haast hebben ze er niet mee; ze mikken op ergens in de jaren 20.

In de gang naar Brussel Centraal zit nog steeds die bloemenvrouw tussen de rest van de zombies, die zich ook de afgelopen uren niet verroerd hebben. Madam Aandacht maakt overuren; er is een stremming bij Braine-l’Alleud, en het treinverkeer naar Charleroi is daardoor ‘zwaar verstoord’.

Ik hoef gelukkig niet naar Charleroi. Wel even wat kopen voor onderweg; hopelijk krijgt de trein van THTH t.z.t. weer catering aan boord. Ik weet nu niet eens meer hoe ik het heb klaargespeeld: deze foto maken met in de ene hand een beker hete koffie, en in de andere een wafel met een sterke neiging tot uiteenvallen in brokken.

 


Die Extra Trein naar Den Haag rijdt niet voor niks. Kan iedereen er eigenlijk wel in? Op station Zuid is hij natuurlijk al aardig volgelopen.

Ja, iedereen kan mee. Als we Brussel verlaten, zijn vrijwel alle zitplaatsen bezet, net als op de heenweg. Dat blijft ook zo, daar in Mechelen en Antwerpen evenveel mensen instappen als uit-.

De trein heeft iets van Heintje Davids, de zangeres van het plat-ordinaire Amsterdamse levenslied. Zij was berucht om haar met veel toeters en bellen gepaard gaande afscheidsfeesten, en de evenmin onopgemerkt blijvende comebacks korte tijd later.

Deze internationale sneltrein is vijf jaar bezig geweest met afscheid nemen, en is nu na drie maanden alweer terug. Wonderlijk genoeg is zijn neiging om grote vertraging op te lopen, ineens verdwenen tijdens deze sabbatical. Hij rijdt nu zowel op mijn heen – als terugweg precies op tijd, en dat heb ik met zijn voorganger nooit meegemaakt.

Ik heb nooit petities willen tekenen voor zijn behoud; ik helde over naar het standpunt: óf Fyra óf Internationale sneltrein. Maar vandaag ben ik van mening veranderd. Laat deze Extra Trein spoedig een Gewone Vaste Trein worden. En laten we er nooit meer afscheid van nemen!

Frans Mensonides
4 april 2013
Er geweest: vrijdag 22 maart 2013

PS: begin april maakte NS bekend, dat de problemen met de Fyra in ieder geval voor de zomer, en vermoedelijk voor het eind van 2013 niet opgelost zullen zijn. Meteen maakte men alvast bezwaar tegen concurrentie op binnenlandse trajecten van de trein van THTH. Wat een gotspe! Je vraagt je af, op welke planeet die lui van NS leven.

06/04/2013



Roosendaal

Woef! / Ouaf!




© Frans Mensonides, Leiden, 2013.