Koppelen
aan een netwerk; netwerkkaart uit de jaren 90
Overgenomen van: Wikipedia
(Engels)
LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
124. OP AMSTERDAM / W.G. VAN FOCQUENBROCH
(13/01/2013)
123. DIARREER-EMMER;
VERKEERD LEZEN VAN SAMENSTELLINGEN
(06/01/2013)
122. JAN
SALIE EN ANDERE JANNEN; MET POTGIETER OVER DE DREMPEL
(30/12/2012)
121. COLUMN
OVER KOLLUM EN WIJDE OMSTREKEN
(23/12/2012)
120. IN
DE WACHTKAMER VOOR DE BESTRALING
(16/12/2012)
119. DE
DONKERE KAMER VAN HERMANS. EEN DRIELUIK
(02, 05 en 09/12/2012)
Het is eigenlijk wel beschamend. Ik heb tig jaar Engels
gehad op de middelbare school, talloze Engelse boeken gelezen, op de BBC honderden
tv-programma’s gezien. Dan zou je denken dat je zo langzamerhand genoeg vertrouwd
bent met de taal om een Engelsman te woord te kunnen staan. Zeker als je hem alleen
maar de weg hoeft te wijzen naar het station, en geen discussie hoeft te voeren
over de snarentheorie, de Europese economie of het existentialisme.
Maar al mijn volzinnen tegenover de Brit die mij in de
krochten van de Leidse binnenstad de weg naar het railwaystation had gevraagd,
strandden halverwege op een reeks van uh…’s en ehm…’s. En wat was eigenlijk ook
alweer een Beestenmarkt in het Engels?
Ja, was het nou een Mof geweest, dan had ik vaag ergens heen
kunnen wijzen, ‘Do is de Bahnhof’ zeggen, net zoals de legendarische
televisiebroers Temmes eens deden, en me dan snel uit de voeten maken. Maar
tegenover een Engelsman hoop je toch wat talenkennis te kunnen etaleren.
Eén troost: andersom is het niet veel beter. Hoeveel
langdurig in Nederland verblijvende Angelsaksen kunnen zich nou fatsoenlijk
uitdrukken in onze moedertaal?
Ik moest denken aan Keith Carrot, een Brit die zo’n kleine
kwart eeuw geleden interimmanager ICT was bij het bedrijf waar ik toen archief-
en lichte administratieve werkzaamheden verrichtte. Inderdaad: Kees Wortel.
Willy Wortel, noemden wij hem dan ook altijd, maar dat snapte hij dan weer
niet, want hij heette toch gewoon: Keith?
Dat bedrijf was begonnen als overheids-NV, maar verkeerde nu
in een trage metamorfose tot commerciële onderneming. Een proces dat natuurlijk
met het nodige vallen en opstaan verliep. Verder zaten we, net als elke organisatie
in die tijd, in een culturele revolutie op automatiseringsgebied: de overgang van
mainframecomputers en terminals naar een netwerk met op ieder bureau een PC.
Carrot was ingehuurd om een en ander te in goede banen te
leiden. Goeie computerspecialisten waren toen schaars, maar hij wás een goeie.
Niet alleen zette hij beleidslijnen uit, maar ook was hij niet te beroerd,
individuele PC-gebruikers bij te staan met raad en daad.
Hoewel Keith al vijf jaar in de Nederlanden werkzaam was, waagde
hij zich helemaal maar niet aan het schriftelijk gebruik van onze taal. Zijn
memo’s en nota’s schreef hij altijd in het Engels, tot ergernis van mensen die
die taal niet goed machtig waren. Maar hoeveel zouden zij begrepen hebben van
een Nederlandse vertaling? Kennis van computers was nog lang niet zo verbreid
als tegenwoordig. En computertermen zijn so wie so allemaal in het Engels,
omdat Angelsaksen het computeren hebben uitgevonden.
Mondeling drukte Keith zich uit in een schier onverstaanbaar
mengelmoes van Nederlands en Engels. Zelf twijfelde hij ook vaak ernstig aan de
vraag, of zijn boodschap wel overkwam. Elke uiteenzetting die hij gaf, eindigde
hij met het op hoopvolle toon uitgesproken: ‘Jai begraip?’
Ik nam bij dat bedrijf, tegen beter in, eens het initiatief voor
een ingewikkeld project waarbij met PC-netwerken gewerkt zou gaan worden. Dat
project kwam niet goed van de grond, zoals daar vrijwel niets van de grond
kwam. Ik beklaagde me erover tegen Keith.
Hij zou me helpen. ‘Mister Mandsonaidies, ik sal jou seg
exactly what jai moet doen. Als jai wilt hebben good result with die project,
jai moet eerst outgebraaid en daudelijk setten op die papier, what jai daarmee
wil beraik. Jai begraip? And then, jai must schraif good program van aizer’
(‘Programma van ijzer’, noteerde ik ijverig op mijn notitieblok, streepte
‘ijzer’ door en maakte er ‘eisen’ van). ‘And then,
jai can select a levver-END-cie-ar’ (zo sprak hij het ongeveer uit, met de
klemtoon op de derde lettergreep).
‘What doe jai bedoel, Keith, ik doe jouw niet begraip’, antwoorde ik, want je
neemt zulk gebrabbel, raar genoeg, snel
over. Helemaal fout, want zo leren ze het natuurlijk nooit.
‘Levver-END-cie-ar’, zei Keith, ‘hoe doe jai seg dat in die Nederlands?’
‘Ah, leveranCIER’, begreep ik plotseling, opgelucht.
‘Yes, that’s what I’ve said, levver-END-cie-ar!’
Keith had zijn
stokpaardjes. ‘Die cuppelinck’, daar had hij het vaak over: koppelen van
programma’s om gegevens uit te wisselen; geen eilandautomatisering. En om je als
commercieel bedrijf staande te houden, moest je je automatisering afstemmen op
de wensen van je klanten; dat hield hij ons ook vaak voor. ‘What joelie moet
doen, is klantenverbindinck’, was een van zijn leuzen.
Hij vond vaak niet het Nederlandse woord voor wat hij
bedoelde, en kwam, improviserenderwijze, soms tot magistrale taalvondsten.
Zuurstof noemde hij ‘sure stuff’, en inderdaad: dat spul heb je zeker nodig,
als je wilt overleven. Maar je kwam het vaak tekort, in gesprek met Keith.
Zo moeizaam de communicatie met hem verliep, zo
gestroomlijnd ging het als hij achter een onwillige PC plaatsnam. Binnen de
kortste keren had hij de meest ingewikkelde storingen verholpen. Maar als hij
dan de PC-gebruiker probeerde uit te leggen, hoe hij het probleem voortaan zelf
kon tackelen, volgde weer ondoorgrondelijk gebrabbel, afgesloten met zijn gevreesde
‘Jai begraip?’
Ook op menselijk vlak kon inzicht hem niet ontzegd worden.
Zo had hij al heel snel door, dat ik volkomen ongeschikt was voor het ICT-vak.
Eigenwijs als ik was, wilde ik er toch in verder, met ruďneus resultaat.
Zelf deed hij ook aardig aan klantenbinding: hij wist zijn
interim-job te rekken tot een periode van 2 jaar. Uiteindelijk werd hij
opgevolgd door een Nederlander. Maar ook diens schriftelijke taaluitingen waren
onbegrijpelijk; hij was dyslectisch, en meer een beelddenker, beweerde hij
altijd. Hij leed bovendien aan Engelse Ziekte, maar die is endemisch in
ICT-land.
Ik googlede laatst naar Keith Carrot op LinkedIn (nee, zoek
zelf maar niet naar hem, hij heette in werkelijkheid anders). Keith werkt nog
steeds in Nederland. Zijn taalgebruik is vooruit gegaan, of hij heeft een goede
ghostwriter gevonden: zijn profiel is nu gesteld in correct Nederlands. En dat
terwijl Nederlandse gebruikers graag een Engels profiel hebben op LinkedIn; ook
Nederlanders die nooit Engels hoeven te spreken in hun werk.
Ik moest mijn profiel ook maar eens in het Engels vertalen.
Als ik de woorden maar kon vinden.
Frans Mensonides
20 januari 2013
© Frans Mensonides, Leiden, 2013