Na Vondels Gijsbrecht
vorig jaar herlees ik deze keer rond de jaarwisseling maar eens een andere oudejaarsklassieker:
Jan, Jannetje en hun jongste kind van
E.J. Potgieter. De Amsterdamse koopman-schrijver publiceerde dit lange satirische verhaal in het
januarinummer van 1842 van De Gids, een
uiterst kritisch opinietijdschrift waarvan hij medeoprichter en redacteur was.
Jan, Jannetje en hun
jongste kind beschrijft de oudejaarsavond van 1841, die in de familiekring
gevierd wordt ten huize van een hoogbejaard, doch zeer kras echtpaar: Jan en
Jannetje. Hun nazaten melden zich rond 8 uur, na de kerkdienst.
Al snel blijkt de lezer, dat er geen personages van vlees en
bloed rond de tafel zitten. Jan, Jannetje
en hun jongste kind is een allegorie over de staat waarin Nederland verkeerde
anno 1841. Het land was in crisis. En die hield toen nog wel wat harder huis
dan die van onze eigen tijd, die vorige week opmerkelijk genoeg leidde tot een
recordaantal geldtransacties in de winkels en morgen vast tot een recordbedrag aan
vuurwerk dat rond middernacht de lucht in gaat.
Jan en Jannetje in Potgieters verhaal zijn 3,5 eeuw oud en
staan symbool voor Nederland, dat zich binnen die eeuwen ontworsteld heeft aan
het juk van de vreemde koningshuizen die het land geregeerd hadden. Al Jans en
Jannetjes nazaten heten Jan. En allemaal vertegenwoordigen zij een deel van de Nederlandse samenleving: Janmaat de
marine, Jan Cordaat de landmacht, Jan Contant en Jan Crediet de koopmanschap,
Jan Compagnie de rijkdom van de koloniën, Jan de Poëet, Jan de Rijmer en Jan Kritiek
het literaire veld.
De meeste Jannen verlangen hartstochtelijk terug naar de
bloeitijd van het land, de Gouden Eeuw, toen koopmansgeest, letteren, kunsten
en wetenschappen floreerden. Daarvan is in 1841 niet veel meer over. Maar de naam van de schuldige is gelukkig bekend.
Dat is het ontaarde jongste zoontje van Jan en Jannetje, de Benjamin die het
land is gaan teisteren: Jan Salie.
Jan Salie is een luilak, een geboren slapjanus, die gewoonweg
nergens goed voor is. Zijn oudere broers hebben het allemaal wel eens met hem
geprobeerd. Maar voor de koopmanschap bleek hij niet gehaaid genoeg en voor het
militaire bedrijf te lui en te laf. Jan Crediet, een iets minder serieuze
koopman dan Jan Contant, heeft hem eens een startkapitaaltje gegeven, maar dat
heeft hij binnen de kortste keren verspeeld door domme beleggingen. En voor wat
betreft onze rijke koloniën: daarvan was toch helemaal niets terecht gekomen
als de handelscompagnieën schepen vol Jan Salies naar de Oost en de West
gestuurd hadden…
De crisis is te wijten aan de Jan Saliegeest in het land. Na
een kort familieberaad besluit vader Jan dan ook, Jan Salie te besteden op een
hofje. Hij wordt dus, om het naar de moderne tijd te vertalen, in een
bejaardentehuis gestopt, hoewel hij de jongste is van Jan en Jannetjes telgen.
Potgieter heeft school gemaakt met zijn geest van Jan Salie;
ook tegenwoordig wordt die nog wel van
stal gehaald als oorzaak van achteruitgang en verval. Toch is Jan Salie geen
uitvinding van de schrijver. De term werd al in de 17e eeuw gebruikt
voor een indolent, willoos en slap manspersoon. Salie is een kruid dat, toegevoegd
aan warme melk, inderdaad kan leiden tot versuffing en bedwelming.
Veel andere Jannen die Potgieter laat opdraven in zijn Jan, Jannetje en hun jongste kind gaan ook
terug op oudere tijden. Jan Kritiek is vermoedelijk een van de weinige die uit
zijn eigen koker zijn gekomen.
Potgieter zelf spaarde het volk zijn kritiek niet; zijn blad
De Gids, met blauwe kaft, stond
bekend als: de blauwe beul. De schrijver zag knarsetandend aan, hoe zijn
geliefde vaderland de laatste decennia achteruit was gehold. Een lezer anno
2012 / 2013 ziet aardig wat parallellen met de tegenwoordige tijd. Ik noemde de
crisis al - en het daarmee gepaard gaande pessimisme. Het consumentenvertrouwen
zou in een ongekend diep dal verkeerd hebben, als die cijfers toen al zouden
zijn bijgehouden.
Ook Europese oorzaken van de malaise vallen op, al zijn dat
geheel andere dan de huidige. Nederland had in de jaren 30 van de 19e
eeuw een bittere militaire strijd gevoerd om het naar onafhankelijkheid
verlangende België binnen het koninkrijk te houden. Die strijd had de schatkist
tot de bodem uitgeput. In 1839 moest Nederland tijdens een internationale
conferentie definitief afstand doen van
België, onder druk van vijf Europese mogendheden: Frankrijk, het Verenigd
Koninkrijk, Pruisen, Oostenrijk en Rusland. Potgieter en zijn nationalistische
geestverwanten waren er diep verbitterd over.
De parallellen met het heden zijn soms heel opmerkelijk. Ik
barstte in een sardonische lachbui uit toen ik las dat Jan Salie de stommiteit
beging, zijn door Jan Crediet beschikbaar gestelde kapitaal te spenderen aan
‘Griekjes’, gammele Griekse obligaties.
Maar natuurlijk berust elke overeenkomst tussen het heden en
een tijd van 171 oudejaarsavonden geleden, op toeval. Wat valt er meer over te
zeggen?
Het is aardig om nog even te kijken naar de Jannen. Die
hebben altijd gestaan voor de complete mannelijke bevolking, hoe zij ook heten,
of voor mannen met een bepaalde eigenschap of van een bepaalde groepering.
Potgieter noemt er een slordig dozijn; het Woordenboek der Nederlandsche Taal somt
er onder JAN ongeveer honderd op. Naast gangbare, zoals Jan Hen, Jan Hagel en
Jan en Alleman, staan er ook heel wat in waarvan ik nooit gehoord had, zoals:
Jan Doet-‘et-maar: sukkel die zich allerlei klusjes laat
opdragen
Jan Ga-achter: nietswaardige vent
Jan Kaas: Dé Hollander
Jantje Nauwnaars: gierigaard
Jan Rol: boemelstudent
Jan Stoot-je-teentjes-niet: overdreven voorzichtig man
Jan van Verre: iemand die een straatje omloopt als er gevochten wordt.
Naar de bekendste Jan: Jan Lul, zal je vergeefs zoeken in
het lemma JAN. Maar hij staat wel degelijk in het grootste woordenboek ter
wereld, zij het verstopt onder LULIV. Met die wetenschap kunnen we
met een gerust hart 2013 in.
FHM
30 december 2012
Bron: E.J. Potgieter, Jan,
Jannetje en hun jongste kind. Met toelichting van Dr. Jacob Smit. Zutphen
1969. Klassiek Letterkundig Pantheon 167.
Digitale versie van Jan,
Jannetje en hun jongste kind op DBNL
© Frans Mensonides, Leiden, 2012