Nr. 131 - zondag 3 maart 2013
Kalenderfetisjist




Ik en mijn - elf dagen te vroeg geboren - broertje






LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

130. VAN MIDZA-ZEGELS TOT THESALES; WINKELEN IN LEIDEN (24/02/2013)
129. MEPHISTO'S ONLINE; DIGITAAL WINKELEN (17/02/2013)
128. WREEDHEID VAN WELEER: BALTHAZAR GERARDS IN VIER KWARTIEREN (10/02/2013)
127. BOIJMANS VAN BEUNINGEN: SCHILDERREIS DOOR DE EEUWEN (03/02/2013)
126. 'SPOORLEED IN DE WINTER (27/01/2013)
125. 'JAI BEGRAIP?', DE WORSTELING VAN EEN ENGELSMAN MET DE NEDERLANDSE TAAL (20/01/2013)
 
 
 



De oudste herinneringen die ik heb aan het fenomeen: ‘kalender’ dateren uit de zomer van 1960. Mijn ouders troonden me mee naar de kleuterschool in onze buurt, om me aan te melden als leerling, want mijn 4e verjaardag naderde in de verte. In het kamertje van de hoofdleidster, die al onze gegevens noteerde, hing een kalender.

Ik herinner me ook nog dat mijn oma’s verjaardag, 4 september, dat jaar op een zondag viel. Mijn moeder was toen in verwachting van mijn kleine broertje of zusje. Die was uitgerekend voor 18 oktober. Ik overschatte de voorspellingsgave van onze huisarts grotelijks, en dacht dat zo’n kind dan ook exact op die datum geboren zou worden.  Elke dag telde ik op de kalender uit, hoe lang dat nog zou gaan duren. Tot mijn verbazing kwam mijn broertje al op de 7e ter wereld. Elf dagen te vroeg stelt niks voor; je hoeft er niet voor in de couveuse. Maar voor mij kwam het als een totale verrassing.

Natuurlijk wist ik ook, op welke dag ik jarig was, en wanneer het Sinterklaas en kerstmis was. De viering van die hoogtijdagen verliep bij ons heel sober in 1960. Mijn vader was in de loop van de herfst ernstig ziek geworden.

Op de kleuterschool belandde ik pas na de jaarwisseling; waarom dat zo lang duurde, weet ik niet meer. Mijn eerste schooldag was donderdag 12 januari 1961, een dag die ik elk jaar nog herdenk; het einde van mijn vrijheid, die ik sedertdien nooit voor lang herwonnen heb – maar dat komt allemaal ooit wel weer terug, als ik te oud ben om ervan te genieten.

Ik maakte er in de tijd een gewoonte van, als we ergens op visite waren, alle kalenders in huis te inspecteren, en onze gastheer of -vrouw waar nodig te wijzen op het achterlopen ervan. Ik was een ware kalenderfetisjist. Je kon me geen groter plezier doen dan met een kalender. Ik heb nog eens een eeuwkalender gehad, met een houten schuifje, hoe zat hij ook alweer in elkaar? Uren kon ik zoet zijn met dat ding.

Dit alles boekstaaf ik niet omdat het zo verschrikkelijk bijzonder zou zijn. Het is erg doorsnee, denk ik, althans onder de bezoekers van de jaarlijkse bollebozendag. Echt apart is dat Engels-Russische meisje dat laatst in de krant stond, die slimmer is dan Einstein, Hawking en Freud bij elkaar (de laatste naam kun je wat mij betreft wel schrappen uit zo’n rijtje; Freud is altijd zwaar overschat geweest). En ook heel bijzonder was de 19e-eeuwse schrijver Jacob van Lennep; die schreef vóór zijn 3e verjaardag al een brief aan zijn oom.

Nee, het gaat me om iets anders. Ik herinner me al die kalendergebeurtenissen dus, maar ik herinner me totaal niet meer, hoe ik geleerd heb, om een kalender te gebruiken. Iemand moet het me uitgelegd hebben.

Om de kalender te begrijpen, moet je wel een paar dingen in huis hebben. In de eerste plaats überhaupt het besef dat de tijd voortschrijdt en dat er jaren en seizoenen bestaan. Verder moet je toch minstens tot 31 kunnen tellen, de namen van de weken en maanden kunnen lezen en onthouden, en dat ook nog in juiste volgorde; onthouden, welke maanden er 28, 29, 30 en 31 dagen lang zijn … En een goede oriëntatie in de tijd bezitten. Want je wilt te allen tijde het juiste antwoord paraat hebben op de vraag, welke dag, datum en maand het is, anders gelooft niemand dat je de kalender kent.

Je oriëntatie in de tijd kun je ook weer verliezen. Als je aan mijn moeder, die gisteren 85 is geworden, vraagt, welke dag het is, heb je een kans van ongeveer 1 op 7 op het juiste antwoord. Vorige week zaterdag zei ze dat de grote drukte in de supermarkt te wijten zou kunnen zijn aan de kerstinkopen. Op haar groepje voor dementerenden beginnen ze elke dag met de vraag, welke dag en datum het is. Mijn moeder kijkt thuis bij het ontbijt op de krant en probeert de datum uit haar hoofd te leren, zodat ze bij die vraag niet met een mond vol tanden staat.

De achteruitgang van het geheugen houdt gelijke tred met het verlies van kalenderoriëntatie. Mijn moeder kan tot in detail vertellen over gebeurtenissen uit haar kindertijd, maar wat eergisteren gebeurd is, is ze vergeten.

Ik zelf herinner me heel weinig uit de tijd dat ik de tijd nog niet kon vangen met de kalender; hooguit wat mistige fragmenten. Pas nadat ik de werking van de kalender doorgrond had, is mijn geheugen kraakheldere beelden gaan onthouden.

Dat is vast geen toeval. Misschien zit het zo, dat je pas dingen kan onthouden als je er een jaar en een maand aan vast kunt knopen; de kalender als kapstok voor het geheugen. Er zijn mensen, die niets meer weten van vóór hun 7e verjaardag. Waren die misschien wat laat met het verwerven van kalenderkennis? Een gedachte die me al een tijd intrigeert, maar vooral sinds ik laatst bij een opruimactie een heel oud boekje heb gevonden.

Het is een heel kleine zakagenda uit het jaar 1959, die van mijn vader is geweest. Er ontbreken hier en daar wat pagina’s. Hij heeft ook geen kaft meer. Het is een agenda van de N.R.V., de Nederlandse Reis Vereniging, waarin mijn vader actief was. Hij had het agendagedeelte vrijwel onbeschreven gelaten en voornamelijk gebruikt voor verenigingszaken. Ik kon me niet herinneren dat ik het boekje ooit eerder gezien had.

Achterin, op de blanco pagina’s NOTITIES, staat het huishoudboekje. Elke maand verdeelde mijn vader zorgvuldig de inkomsten. De huur van ons flatje bedroeg toen ruim tien gulden per week. Een man met een lederen geldtas kwam het geld elke maandag ophalen. Hij zette dan een paraafje op een speciale huurkaart waarop alle maandagen van het jaar vermeld stonden. Ik keek er altijd gefascineerd naar.

Veel pagina’s van de agenda staan vol gekras van een kinderhand – mijn hand. Ik kreeg het boekje toen 1959 voorbij was. Een paar bladzijden bevatten mijn verloren gewaande kalenderlessen. Mijn vader had de dagen van de week en de maanden van het jaar in potlood onder elkaar geschreven. Het was dus mijn vader, die mij de kalenderkennis bijbracht.

Op een andere bladzijde heeft hij alvast de kalender van 1961 opgeschreven, in verkorte vorm: alleen de maandagen. Het jaar 1961 in 1960 genoteerd in de agenda van 1959, op zijn kop. Misschien wilde mijn vader me wijzen op het feit dat er rampmaanden bestonden waarin die man met zijn geldtas 5 keer langs kwam.

Mijn vader zou het einde van het jaar 1961 niet meemaken. Hij overleed op 3 maart van dat jaar, vandaag  52 jaar geleden. Dat agendaatje bewaar ik als een kleinood.

FHM
3 maart 2013

VOLGENDE AFLEVERING:

TRILOGIEEËN IN 800 WOORDEN; PARELTES VAN SIMON CARMIGGELT 10/03/2013


© Frans Mensonides, Leiden, 2013


<< naar thuispagina Frans Mensonides