Ik
en mijn - elf dagen te vroeg geboren - broertje
LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
130. VAN
MIDZA-ZEGELS TOT THESALES; WINKELEN IN LEIDEN (24/02/2013)
129. MEPHISTO'S
ONLINE; DIGITAAL WINKELEN (17/02/2013)
128. WREEDHEID VAN WELEER: BALTHAZAR GERARDS
IN VIER KWARTIEREN (10/02/2013)
127. BOIJMANS
VAN BEUNINGEN: SCHILDERREIS DOOR DE EEUWEN
(03/02/2013)
126. 'SPOORLEED
IN DE WINTER
(27/01/2013)
125. 'JAI
BEGRAIP?', DE WORSTELING VAN EEN ENGELSMAN MET DE NEDERLANDSE TAAL
(20/01/2013)
De oudste herinneringen die ik heb
aan het fenomeen:
‘kalender’ dateren uit de zomer van 1960. Mijn ouders troonden me mee
naar de
kleuterschool in onze buurt, om me aan te melden als leerling, want
mijn 4e
verjaardag naderde in de verte. In het kamertje van de hoofdleidster,
die al
onze gegevens noteerde, hing een kalender.
Ik herinner me ook nog dat mijn oma’s
verjaardag, 4
september, dat jaar op een zondag viel. Mijn moeder was toen in
verwachting van
mijn kleine broertje of zusje. Die was uitgerekend voor 18 oktober. Ik
overschatte de voorspellingsgave van onze huisarts grotelijks, en dacht
dat
zo’n kind dan ook exact op die datum geboren zou worden. Elke dag telde ik op de
kalender uit, hoe lang
dat nog zou gaan duren. Tot mijn verbazing kwam mijn broertje al op de 7e
ter wereld. Elf dagen te vroeg stelt niks voor; je hoeft er niet voor
in de
couveuse. Maar voor mij kwam het als een totale verrassing.
Natuurlijk wist ik ook, op welke dag
ik jarig was, en
wanneer het Sinterklaas en kerstmis was. De viering van die
hoogtijdagen
verliep bij ons heel sober in 1960. Mijn vader was in de loop van de
herfst
ernstig ziek geworden.
Op de kleuterschool belandde ik pas
na de jaarwisseling;
waarom dat zo lang duurde, weet ik niet meer. Mijn eerste schooldag was
donderdag 12 januari 1961, een dag die ik elk jaar nog herdenk; het
einde van mijn
vrijheid, die ik sedertdien nooit voor lang herwonnen heb – maar dat
komt
allemaal ooit wel weer terug, als ik te oud ben om ervan te genieten.
Ik maakte er in de tijd een gewoonte
van, als we ergens op
visite waren, alle kalenders in huis te inspecteren, en onze gastheer
of -vrouw
waar nodig te wijzen op het achterlopen ervan. Ik was een ware
kalenderfetisjist.
Je kon me geen groter plezier doen dan met een kalender. Ik heb nog
eens een eeuwkalender
gehad, met een houten schuifje, hoe zat hij ook alweer in elkaar? Uren
kon ik
zoet zijn met dat ding.
Dit alles boekstaaf ik niet omdat het
zo verschrikkelijk
bijzonder zou zijn. Het is erg doorsnee, denk ik, althans onder de
bezoekers
van de jaarlijkse
bollebozendag. Echt apart is dat Engels-Russische meisje dat
laatst in de krant stond, die slimmer
is dan Einstein, Hawking en Freud bij elkaar
(de laatste naam kun je wat mij betreft wel schrappen uit zo’n rijtje;
Freud is
altijd zwaar overschat geweest). En ook heel bijzonder was de
19e-eeuwse
schrijver Jacob van Lennep; die schreef vóór zijn 3e verjaardag al
een brief aan zijn oom.
Nee, het gaat me om iets anders. Ik
herinner me al die
kalendergebeurtenissen dus, maar ik herinner me totaal niet meer, hoe
ik
geleerd heb, om een kalender te gebruiken. Iemand moet het me uitgelegd
hebben.
Om de kalender te begrijpen, moet je
wel een paar dingen in
huis hebben. In de eerste plaats überhaupt het besef dat de tijd
voortschrijdt
en dat er jaren en seizoenen bestaan. Verder moet je toch minstens tot
31
kunnen tellen, de namen van de weken en maanden kunnen lezen en
onthouden, en
dat ook nog in juiste volgorde; onthouden, welke maanden er 28, 29, 30
en 31
dagen lang zijn … En een goede oriëntatie in de tijd bezitten. Want je
wilt te
allen tijde het juiste antwoord paraat hebben op de vraag, welke dag,
datum en
maand het is, anders gelooft niemand dat je de kalender kent.
Je oriëntatie in de tijd kun je ook
weer verliezen. Als je
aan mijn moeder, die gisteren 85 is geworden, vraagt, welke dag het is,
heb je
een kans van ongeveer 1 op 7 op het juiste antwoord. Vorige week
zaterdag zei ze
dat de grote drukte in de supermarkt te wijten zou kunnen zijn aan de
kerstinkopen. Op haar groepje voor dementerenden beginnen ze elke dag
met de
vraag, welke dag en datum het is. Mijn moeder kijkt thuis bij het
ontbijt op de
krant en probeert de datum uit haar hoofd te leren, zodat ze bij die
vraag niet
met een mond vol tanden staat.
De achteruitgang van het geheugen
houdt gelijke tred met het
verlies van kalenderoriëntatie. Mijn moeder kan tot in detail vertellen
over
gebeurtenissen uit haar kindertijd, maar wat eergisteren gebeurd is, is
ze
vergeten.
Ik zelf herinner me heel weinig uit
de tijd dat ik de tijd
nog niet kon vangen met de kalender; hooguit wat mistige fragmenten.
Pas nadat ik
de werking van de kalender doorgrond had, is mijn geheugen kraakheldere
beelden
gaan onthouden.
Dat is vast geen toeval. Misschien
zit het zo, dat je pas
dingen kan onthouden als je er een jaar en een maand aan vast kunt
knopen; de
kalender als kapstok voor het geheugen. Er zijn mensen, die niets meer
weten van
vóór hun 7e verjaardag. Waren die misschien wat
laat met het
verwerven van kalenderkennis? Een gedachte die me al een tijd
intrigeert, maar
vooral sinds ik laatst bij een opruimactie een heel oud boekje heb
gevonden.
Het is een heel kleine zakagenda uit
het jaar 1959, die van
mijn vader is geweest. Er ontbreken hier en daar wat pagina’s. Hij
heeft ook geen
kaft meer. Het is een agenda van de N.R.V., de Nederlandse Reis
Vereniging,
waarin mijn vader actief was. Hij had het agendagedeelte vrijwel
onbeschreven
gelaten en voornamelijk gebruikt voor verenigingszaken. Ik kon me niet
herinneren dat ik het boekje ooit eerder gezien had.
Achterin, op de blanco pagina’s
NOTITIES, staat het huishoudboekje.
Elke maand verdeelde mijn vader zorgvuldig de inkomsten. De huur van
ons flatje
bedroeg toen ruim tien gulden per week. Een man met een lederen geldtas
kwam
het geld elke maandag ophalen. Hij zette dan een paraafje op een
speciale
huurkaart waarop alle maandagen van het jaar vermeld stonden. Ik keek
er altijd
gefascineerd naar.
Veel pagina’s van de agenda staan vol
gekras van een
kinderhand – mijn hand. Ik kreeg het boekje toen 1959 voorbij was. Een
paar bladzijden
bevatten mijn verloren gewaande kalenderlessen. Mijn vader had de dagen
van de
week en de maanden van het jaar in potlood onder elkaar geschreven. Het
was dus
mijn vader, die mij de kalenderkennis bijbracht.
Op een andere bladzijde heeft hij
alvast de kalender van 1961
opgeschreven, in verkorte vorm: alleen de maandagen. Het jaar 1961 in
1960 genoteerd
in de agenda van 1959, op zijn kop. Misschien wilde mijn vader me
wijzen op het
feit dat er rampmaanden bestonden waarin die man met zijn geldtas 5
keer langs kwam.
Mijn vader zou het einde van het jaar
1961 niet meemaken.
Hij overleed op 3 maart van dat jaar, vandaag 52
jaar geleden. Dat agendaatje bewaar ik als
een kleinood.
FHM
3 maart 2013
© Frans Mensonides, Leiden, 2013