Nr. 130 - zondag 24 februari 2013
Van Midza-zegels tot Thesales; Winkelen in Leiden







LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

129. MEPHISTO'S ONLINE; DIGITAAL WINKELEN (17/02/2013)
128. WREEDHEID VAN WELEER: BALTHAZAR GERARDS IN VIER KWARTIEREN (10/02/2013)
127. BOIJMANS VAN BEUNINGEN: SCHILDERREIS DOOR DE EEUWEN (03/02/2013)
126. 'SPOORLEED IN DE WINTER (27/01/2013)
125. 'JAI BEGRAIP?', DE WORSTELING VAN EEN ENGELSMAN MET DE NEDERLANDSE TAAL (20/01/2013)
124. OP AMSTERDAM / W.G. VAN FOCQUENBROCH (13/01/2013)
 
 



Zoals ik in het vorige FHM-etje schreef: het zal over zo’n jaar of 20 wel gedaan zijn met het fenomeen: ‘winkel’. Extra sneu voor Leiden, waar men tegen die tijd, na 70 jaar strijd, de bus wel uit het winkelhart weggepest zal hebben, om dat te laten opbloeien. Voor het zover is, ga ik nog eens een keer ouderwets winkelen – maar wel per tijdmachine, terug naar de sixties.

Winkelen in Leiden, dat was al in mijn prille kindertijd, toen ik me nog Voorburger mocht noemen, een attractie. Het was tijdens logeerpartijen bij oma en opa, die in de Professorenwijk woonden. Ik liep naar de stad aan het handje van moeder en oma. We gingen altijd over het Filosofenpad, v/h zelfs: Philosophenpad, een eeuwenoud voetpad achter een heg, ooit langs weiland, maar in mijn jonge dagen langs de Lammenschansweg.

Steevast begon ik op dat pad te zeuren dat ik moeie voeten had. Mijn oma doopte het pad dan ook om tot: Zeurpad. Mijn moeder en ik noemen het nog steeds zo, hoewel het niet meer bestaat. ‘Nou, dan gaan we maar terug’, reageerde moeder op mijn gezeur, met een veelbetekenende blik over mijn hoofd heen. ‘Dat is jammer, dat Fransje zo moe is’, antwoorde oma. ‘Dan krijgt Fransje straks ook geen lekker ijsje bij Aurora’.

Natuurlijk was mijn uitputting als bij toverslag verdwenen. IJssalon Aurora, op de Breestraat, hét hoogtepunt van een middagje winkelen! Het was een grote ruimte, met een bovenverdieping. De eigenaar vond ik een beetje eng. Hij had een bol hoofd en paarse vlekken op zijn gezicht. Er kwam muzak uit een bandrecorder met enorme spoelen, die ik gefascineerd zag draaien. Mijn oma diste meestal verhalen op over afgrijselijke ziektes en familiedrama’s waarover ze gehoord of gelezen had. Maar dat mocht mijn ijspret natuurlijk niet drukken.

Het pand was eens een herberg. Nu huisvest het eetcafé Burgerzaken. Er worden hier al meer dan 500 jaar lang gasten gespijzigd en gelaafd.

Nog steeds ziet mijn geestesoog uithangborden met een levensgrote M aan winkelgevels hangen. Nee, geen station van de Leidse Metro, die alle verkeersproblemen had kunnen oplossen. De M stond voor Midza, en dat weer voor Middenstanders Zegel Actie, gok ik. Alleen waar de M uithing, kreeg je Midza-zegels. Wat je daar mee doen kon, weet ik niet meer; ja, op je Midza-spaarkaart plakken, denk ik.

Deze winkel aan de stadhuiskant van de Breestraat heet nog steeds het Gerzon-pand en je koopt er nog steeds kleding. Maar niet meer bij Gerzon. Die keten raakte eind jaren 60 in moeilijkheden. Hoe ze het voor elkaar kregen? Ze deden in kleren en in stoffen om kleren van te maken. Je zou zeggen, dat zo’n zaak altijd wel loopt; de stoffen bij crisis en de kleding bij welvaart. Maar op de laatste dag van 1970 sloot Gerzon voor immer zijn poorten. Klanten namen die dag in tranen afscheid van hun winkel. Mijn oma zou een van die wenende klanten geweest kunnen zijn; weinig dingen zijn treuriger dan de teloorgang van je lievelingszaak.

Wolfslag dan, ertegenover, een smalle, diepe schrijfartikelenzaak, met standing. Het rook er naar deftige kantoren. Je kocht er luxe vulpennen, en ging voor lorren van ballpoints naar een ander. Alleen de deurknop was al heel apart: een buitenmodel vulpen van 60 centimeter lang.

Hoogtijdagen in ons schoolbestaan gingen gepaard met een bezoek aan Wolfslag. Mijn moeder mocht er een vulpen uitzoeken, in 1941, toen ze naar de middelbare school ging. Ik mocht dat ook toen ik die mijlpaal bereikte, 27 jaar later. De vulpennen waren in de tussentijd wel wat handiger geworden. Haar pen moest de inkt nog via een ingenieus systeem opzuigen uit een inktpot, maar mijn exemplaar werkte met plastic inktpatronen. Een vierkleurenbalpen had ik er ook al eens gekregen, voor een mooi overgangsrapport. Het overstelpend kindergeluk, zo’n pen te bezitten…  

Multi Office Wolfslag zit nu een paar deuren verder, en verkoopt ordners, pennen en print-cartridges, aan hen die nog in papier geloven. Ze kondigden laatst een terugverhuizing aan naar hun oude winkel. Laat die onwijze vulpen s.v.p. dan ook hun deur weer sieren!

Dit wordt een soort familiekroniek, merk ik. Daarom loop ik nu even naar Breestraat 52, met het opvallende blauwe lichttorentje. Mijn opa ontwierp die winkel met bovenwoning in 1933. Toen werd die zaak Het Nieuwe Boekhuis gedoopt; ik schreef er al eerder over. In mijn jeugd was het Elseviers Boekhandel, en kochten we er altijd mijn schoolboeken.

Het pand prijkt sinds enige tijd op de monumentenlijst. In de jaren 90 zat er een reisbureau in, waar ik nog eens een middag verspild heb met wachten op mijn beurt die niet kwam. Reizen koop je tegenwoordig gelukkig via Internet. De reisboer ging online of op de fles; jarenlang stond de winkel leeg. Toen kwam er een bedrijf in dat app’s ontwikkelde voor je smartphone; ik ben blij dat ik mijn opa niet hoef uit te leggen wat dat betekent. Nu gaan er dagen voorbij dat je in de stad loopt, zonder een app nodig te hebben voor je smartphone. Die softwarezaak was er snel weer uit.

Die winkel beschouw ik als familiestuk. Ik kijk er altijd even naar als ik in de stad loop, en zag op een dag een nieuwe naam op de etalageruit: Thesales Unit Face-to-face Marketing. Oh ja, dacht ik, Thesales, de Griekse godin van… van wat, ook alweer? Achter de ruiten stonden kratten cola, en in de zaak alleen een balie met een beeldscherm erop. Geen aantrekkelijke etalage.

Ik zag op hun site dat Thesales eigenlijk The Sales was, en face-to-face marketing neerkomt op irritante werkstudenten die je bij het station aanklampen om iets aan je te versjacheren. Nee, inderdaad: blij dat ik het opa niet meer hoef uit te leggen.

V&D is natuurlijk een constante factor in de stad. Dat warenhuis staat al driekwart eeuw lelijk te wezen op het mooiste plekje van Leiden, geheel overeenkomstig hun bedrijfsphilosophie. In mijn Zeurpad-dagen vond er een liftbediende emplooi, een man met onberispelijke beleefdheid, in een stijf bruin pak, die boog als een knipmes als mijn oma hem een dubbeltje fooi gaf.

Ik smelt schier van nostalgie als ik de etalageruit zie van Vivarium Stol op de Nieuwe Rijn. Die winkel is er gewoon nog, en ziet er niet veel anders uit dan in pakweg 1967, toen mijn broertje en ik er regelmatig cavia’s, hamsters en aquariumvissen mochten kopen. Stol was een vriendelijke, leeftijdsloze man met een ruraal voorkomen en een slap hoedje. Hij was altijd bereid tot een praatje over wat zwom en groeide, en me toen veel meer dan thans boeide.

Dit ‘Vivarium’ was er al in 1938. Het roestige naambordje bij de brievenbus lijkt uit die tijd te dateren en hing er beslist al in 1967. Mijn romantische ik wil graag dat al die tijd diezelfde man in die zaak heeft gestaan, 75 jaar lang. Maar ik ga niet naar binnen om het na te gaan; wat heb ik er nog te zoeken?

FHM
24 februari 2013

Opgetekend uit een feilbaar geheugen, met aanzienlijke hulp van het Digitale Krantenarchief van het Regionaal Archief Leiden.

 

VOLGENDE AFLEVERING:
  KALENDERFETISJIST (03/03/2013)

© Frans Mensonides, Leiden, 2013


<< naar thuispagina Frans Mensonides