De twee linkerpanelen van De
zeven werken van barmhartigheid,
1504. Overgenomen van Wikipedia
LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
126. SPOORLEED IN DE WINTER
(27/01/2013)
125. 'JAI
BEGRAIP?', DE WORSTELING VAN EEN ENGELSMAN MET DE NEDERLANDSE TAAL
(20/01/2013)
124. OP AMSTERDAM / W.G.
VAN FOCQUENBROCH
(13/01/2013)
123. DIARREER-EMMER;
VERKEERD LEZEN VAN SAMENSTELLINGEN
(06/01/2013)
122. JAN
SALIE EN ANDERE JANNEN; MET POTGIETER OVER DE DREMPEL
(30/12/2012)
121. COLUMN
OVER KOLLUM EN WIJDE OMSTREKEN
(23/12/2012)
Er is voor alle kunstvormen een
Gouden Tijd. Voor popmuziek
zijn dat de sixties, en voor schilderkunst in de Lage Landen is dat de
Gouden
Eeuw. Dat alles dan volgens mijn strikt persoonlijke smaak. Daarover
valt natuurlijk
altijd te twisten, maar dan wel vergeefs, want al dat twisten zal me
niet tot
andere gedachten brengen. Anderen kunnen er anders over denken; dat kan
altijd.
Lange tijd heb ik niet begrepen wat
de overeenkomst is
tussen de jaren 60 en de 17e eeuw, die zich
beiden in mijn nimmer
aflatende belangstelling mogen koesteren. Totdat ik vorige week dinsdag
de
aflevering ‘Moderne manieren’ zag in de zeer bekijkenswaardige
VPRO-serie De
Gouden Eeuw.
De 17e eeuw
was zelf als het ware een soort
sixties; vooral de sixties uit die eeuw zelf, de jaren 1660. Een
voorbije
oorlog, onbegrensde mogelijkheden, welvaart(skwalen), broodkruimels die
staken,
jongeren die tegen de oudere generaties te hoop liepen en het allemaal
anders
zouden gaan doen, een maatschappij die zichzelf opnieuw moest
uitvinden… En een
hoop simpele liefdesliedjes, natuurlijk, want liefde tiert weliger op
geld dan op
geldgebrek.
Dit alles loop ik te overpeinzen
tijdens mijn bezoek aan de
tentoonstelling ‘De weg naar Van Eyck’ die nog tot
10 februari 2013
voortwoelt
in het Rotterdamse museum Boijmans Van Beuningen.
Het weinige wat zeker is over de
Limburgse(?) schilder Jan
van Eyck is dat hij is overleden in 1441, dus ruim voor het tijdperk
aanbrak waarover
ik het zo-even had. Toch is Van Eyck met zijn realisme de man die
via-via de
aanzet heeft gegeven tot de genreschilderkunst uit de Gouden Eeuw. Dit
mag zo
zijn, maar de werken uit de perioden vlak vóór hem en vlak na hem laten
bij mij
even zelden een vonk overslaan als Edvard
Munch dat in 2011 deed op
een paar hectometer
hier vandaan.
De schilderkunst rond 1400 leverde
niet veel meer op dan houterige,
vlakke Jezussen, driekoningen en Madonna’s; allen met wezenloze
gelaatsuitdrukkingen. Met van Eyck veranderde er in mijn ogen nog niet
zo gek
veel. Natuurlijkheid in de schilderkunst van die tijd betekende
bijvoorbeeld:
een overbodige, doch levensechte vlieg op een paardenlijf, maar dan wel
een
vlieg ter grootte van een kloeke cavia.
De omstandigheden werken niet mee,
evenmin als die keer bij
Munch. De site van Boijmans ried me een bezoek aan op het stille
lunchuur van
een doordeweekse dag. Maar dat
heeft nu juist
iedereen gedaan. Ik zie niet veel anders dan een parade van ruggen voor
de
overwegend kleine schilderijen die naar Rotterdam zijn gehaald. Een
paar heel
kwetsbare werken zijn, onder duizend excuses aan de bezoekers, begin
januari al
teruggestuurd naar hun eigenaars. Daar hoef ik dan in ieder geval niet
meer
voor in de rij te staan.
Van Eyck zelf schittert door vrijwel
afwezig te zijn.
Beroemde stukken van zijn hand, zoals ‘Het Lam Gods’, staan hier niet.
Maar
toen ik daar in 1997, in een oeraflevering van deze site, in
Gent vóór
stond,
wist ik niets verheveners te bedenken dan dat de god op ‘Het Lam Gods’
lam uit
een kroeg getrokken was en verdomd veel leek op Urbanus van Anus. Deze
kunst
zei me ook toen al niets.
Ineens moet ik uitwijken voor een
kolossale kont, bruusk
naar achter gestoken door de eigenaresse ervan, die kippig oog in oog
wil komen
met een buitengewoon minuscuul miniatuurtje. Ik verlaat deze
tentoonstellingszalen.
Ik ga in het Boijmans doen waarvoor ik een bezoek aan een
tentoonstelling graag
als aanleiding gebruik: de schilderreis door de eeuwen.
Boijmans stelt honderden schilderijen
tentoon uit de periode
1350-1945. Ze zijn chronologisch geordend, in opeenvolgende zalen die
elk
gewijd zijn aan een bepaalde periode. In een uur tijd wandel je door de
kunsthistorie
van 7 eeuwen. En herontdek je, in mijn geval, dat de Gouden Eeuw echt
de Gouden
Tijd was voor het aanbrengen van verf op canvas, maar dat er daarbuiten
toch
ook veel aardigs geschilderd is.
Allemaal kun je ze in een uurtje niet bekijken. In elke zaal blijft mijn oog aan één schilderij hangen, tijdens elk bezoek aan een ander. Hier de top-vijf van deze dag. Geen museumbezoek op FHM’s zonder top-vijf, maar hier natuurlijk een chronologische. Klik op de thumbnails voor het schilderij op de site van Boijmans (in één geval: de Wikipedia).
‘Meester
van Alkmaar’
De Zeven
werken van barmhartigheid
1504
Iets minder houterig, een eeuw na van
Eyck: deze weldoeners
en hun begunstigden zijn bijna mensen van vlees en bloed.
Tafereeltje voor de helaas niet meer
bestaande Blauwpoort van Leiden,
waar nu
de Nieuwe Beestenmarkt is. De ‘arts’ die zijn drankjes aanprijst, is
natuurlijk
een oplichter, ondanks het enorme zegel aan zijn ´bul´. De Leidse
schilder Dou,
leerling van Rembrandt, leermeester van Gabriel Metsu,
portretteerde
zichzelf rechts,
leunend uit het raam.
J.A. Kruseman
Damesportret
1829
Ik maak me sterk dat dit diezelfde
dame is van die derrière
van daarnet. Salonschilders als Kruseman vereeuwigden voor veel geld
zeer rijke
dames. Zij was op en top gekleed volgens de mode van toen. Hoe kon zij
vermoeden
dat ze twee eeuwen later in een museum te pronk zou hangen als komische
noot?
Het mens ziet er echt niet uit.
Herman Kruijder behoorde tot school
noch stroming, en
behoort ook niet tot enigerlei canon. Ik had tot een minuut geleden nog
nooit
van hem gehoord. Hij was depressief, schilderde horribele beesten en
overleed
in 1935 aan de gevolgen van een mislukte zelfmoordpoging, volgens de
onlogische
formulering op de website.
René Magritte
La Jeunesse Illustrée
1937
Niet bij elkaar passende objecten op
een landweg. Er staat
niets op dit schilderij dat niet echt kan bestaan, en toch is het
surrealistisch. Een mooi doek om mee te eindigen, als je bij van Eyck
begonnen
bent, ergens, toch?
Frans Mensonides
3 februari 2013
Er geweest: vrijdag 24 januari 2013, bij noen.
© Frans Mensonides, Leiden, 2013