LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
132. TRILOGIEëN IN 800 WOORDEN; PARELTJES VAN SIMON CARMIGGELT
(10/03/2013)
131. KALENDERFETISJIST
(03/03/2013)
130. VAN
MIDZA-ZEGELS TOT THESALES; WINKELEN IN LEIDEN (24/02/2013)
129. MEPHISTO'S
ONLINE; DIGITAAL WINKELEN (17/02/2013)
128. WREEDHEID VAN WELEER: BALTHAZAR GERARDS
IN VIER KWARTIEREN (10/02/2013)
127. BOIJMANS
VAN BEUNINGEN: SCHILDERREIS DOOR DE EEUWEN
(03/02/2013)
’85!’, zegt mijn moeder, met terechte bewondering voor haarzelf.
’85 jaar! Een hele leeftijd. Zo oud; ik kan er zelf niet bij!’
Moeders verjaardag valt dit jaar op een zaterdag. Natuurlijk
moet er de maandag daarop getrakteerd worden op de ‘club’, de groep voor
dementerenden, die zij drie dagen per week bezoekt. ‘Maar ik kan niet met een doos gebak in de
taxi gaan zitten; dat is me te lastig en dan valt hij misschien. Frans, als jij
nou eens aan het begin van de middag, vóór de thee, gebak komt brengen. Ik
betaal alles. Dat is altijd zo gezellig, als er iemand jarig is op de club, en
er wordt gebak gebracht!’
Dit ga ik regelen, maar wel op een iets andere manier. Ik
heb niet zoveel zin om maandag twee maal drie kwartier in de bus te zitten,
louter om een doos gebak af te geven; moeders ‘club’ is niet echt naast de
deur. Bovendien moet ik thuiswerken op maandag.
Ik bestel allerlei soorten gebak bij de bakkersketen in die
streek, via Internet, voer tijdstip en adres van bezorgen in, en betaal met
Ideal. Ik krijg nog een mail dat er in maart geen aardbeienschelpjes voorhanden
zijn, en of dat ook vruchtenschelpjes mogen wezen. Ja, natuurlijk, wat suf, dat
had ik zelf ook kunnen bedenken. Vervolgens mail ik de leidsters van de club,
dat er maandagmiddag gebak wordt bezorgd. Dat is dus geregeld, maar nu moet ik
het nog uitleggen aan mijn moeder, die 85 wordt.
‘Ja, maar hoe moet ik dat dan betalen, als het gebracht wordt?
Dat kost misschien wel 30 gulden, voor die hele groep, zoveel heb ik nooit in
mijn portemonnee. Wil jij dan wel geld halen voor me?’
- ‘Ik héb het al betaald. Via Internet. Dat héb ik je toch al gezegd!’
- ‘Oh, kan dat ook, tegenwoordig? Ik ben 85. Ik heb daar geen weet van, wat er
tegenwoordig allemaal niet kan via Internet!’
Maandagmiddag. Mijn moeder keert terug met de taxi. ‘Het was
érg gezellig, die verjaardag. Ik heb een hele leuke kaart gehad met de namen
van iedereen erop. En een fles badschuim en een doos zeefruit-chocolaadjes. Wil
jij er één? Ja, het is altijd wel hetzelfde cadeautje. Maar het gaat om het
gebáár. Maar wat jammer nou, dat we geen gebak hebben gehad.’
Geen gebak?? Die bakker heeft dus een probleem!
‘Ik bleef maar naar de deur kijken, of jij er al aan kwam
met het gebak. Dat is altijd zo leuk, als er dan iemand zijn zoon of man
binnenkomt met het gebak. Waar was je nou? Had je geen tijd? Je was het toch
niet vergeten? Pff, doe maar geen moeite met koken voor me, hoor. Ik neem wel
een boterhammetje. Ik zit nog helemaal vol met gebak!’
- ‘Oh? Het is dus toch bezorgd?’ (die bakker heeft dus toch geen probleem).
- Ja, hoor, keurig netjes, om half drie. We wilden net aan de thee. Een hele
grote doos, met allemaal verschillende soorten. Ik zal het je terugbetalen.
Maar ik heb het geld niet op zak, op het ogenblik. We moeten maar even geld gaan
opnemen op het postkantoor.’
Achteraf heb ik er spijt van dat ik dat gebak inderdaad niet
zelf ‘even’ gebracht heb. Voor die ene keer; volgend jaar mag ik het waarschijnlijk
afgeven bij het verzorgingstehuis, en beseft ze misschien zelf niet meer dat ze
al 86 wordt.
Als ik de volgende dag aan het eind van de middag thuiskom,
ligt mijn moeder op haar elektrisch verstelbare bed, dat in de huiskamer staat,
bij het raam. Ze kan de trap niet meer op. ‘Je lag toch niet te slapen?’, zeg
ik. Overdag slapen is op zich niet erg, als je 85 bent. Maar na ontwaken denkt
zij dan dat ze moet ontbijten, reageert ze hoogst verbaasd als ik het avondeten
ga bereiden, en dat vereist allemaal weer een hoop uitleg.
‘Nee hoor, ik sliep niet. Ik sliep niet echt. Ik lig
trouwens nog maar net. Even uitrusten. Ik ben de hele middag druk geweest met
allerlei dingen. Ja met wat? Met alles. Ik lag even naar de wolken te kijken.
Er zijn zulke mooie wolken, vanmiddag. Allerlei vormen. Allerlei dingen kun je
er in zien. Ze veranderen steeds van vorm. Geen twee minuten is de lucht
hetzelfde. En veel vliegtuigen, vanmiddag. Zilveren puntjes; heel klein. Met van
die dikke, vette, witte strepen erachteraan. Wel zeven van die dikke strepen,
dwars door elkaar. Zou dat nou allemaal luchtvervuiling zijn?’
Mijn moeder wijst me ook regelmatig op bijzondere,
kleurrijke vogels die zich ophouden in de tuin. ‘Ja, mooi’, brom ik afwezig. Ik
let er nooit op. Je moet heel erg jong zijn, of juist heel erg oud worden, om
zulke kleine dingen op te merken.
Die nacht hoor ik gestommel van beneden, en het openen van gordijnen.
Ik loop de trap af.
‘Je oma stond voor het raam. Ze tikte op het raam. Ze keek heel boos, omdat ik
al zo lang niet bij haar geweest ben. Maar dat heb ik misschien maar gedroomd.’
- ‘Dat denk ik ook . Die zou dit jaar 117 zijn geworden als ze nog leefde. Ze is
al bijna dertig jaar dood.’
- ‘Zó lang al? Dat kan ik me niet voorstellen. Ja, ze is dood. Dat wéét ik ook
eigenlijk wel. Stom, stom, stom! Een stom mens ben ik aan het worden. Maar gek.
Soms lig ik in bed en denk ineens: waar zou ma toch zijn? Ik heb haar al zo
lang niet meer gezien. Waar zou ze wonen?’
- ‘Bij de engeltjes, zoals ze zelf zou zeggen’ (Ik hoor het haar nog zeggen, op
de schampere toon die zij altijd bezigde voor geloofszaken en voor vrijwel
alles. Mocht er onverhoopt toch een hiernamaals zijn, dan hoop ik dat de
engeltjes haar eindelijk genezen hebben van die ellendige migraine, die ze altijd
had).
- ‘Dood. Ja… Ik herinner het me toch niet goed meer. Hoe oud is ze ook alweer
geworden?’
- ’87; ja, bijna 88, op een paar maanden na.’
- ’88. Een hele leeftijd…’
En ze kijkt nog een keer door de kier van het gordijn de
donkere tuin in. Maar nee, haar moeder staat echt niet voor de deur.
FHM
17 maart 2013
© Frans Mensonides, Leiden, 2013