LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
148. NATIONAAL SCHANDAAL:
CARMIGGELT LEEK NIET OP ZICHZELF (27-10-2013)
147. GEJEREMIEER TEGEN SJERREMIE /
CLUSTERENDE LIFTEN (20/10/2013)
146. ZAGEN EN MALEN; MOEDER IN HET
WOONNZORGCENTRUM (13/10/2013)
145. HET EI VAN ZWOLLE; OPNIEUW:
MUSEUM DE FUNDATIE (06/10/2013)
144. NOOIT MEER LACHEN; GEVALLEN
OVER DE ROLLATOR (09/06/2013)
143. GOED NIEUWS, DEZE WEEK;
TWITTEREN OVER NIEUWSBERICHTEN (02/06/2013)
Laatst
las ik het verreweg meest ontroerende stuk proza dat ik
sinds lange tijd onder ogen heb gekregen. Het was het dagboek dat mijn oma
heeft bijgehouden in de Hongerwinter. Ik vond het bij het doorworstelen
en opruimen
van stapels papieren in volgepropte kasten en laden, na het vertrek van
mijn
moeder naar het ‘woonzorgcentrum´.
Het dagboek bestaat uit drie schoolschriften, met inkt
beschreven in een regelmatig handschrift. Ik heb het gelezen op twee
opeenvolgende weekendavonden, en sloeg het beide keren pas in het holst
van de
nacht dicht. Ja, mijn opruimingsactie van oude papieren schiet zo niet
erg op,
natuurlijk; dat niet…
Oma wist, met niet veel meer
opleiding dan lagere school,
toch aardig de pen te voeren. Door haar oorlogskroniek, met haarzelf,
mijn opa
en moeder als hoofdpersonen, kwam de Hongerwinter voor mij uiteindelijk
toch nog
tot leven.
ik wist dat we het hadden, dat
dagboek. Mijn broertje heeft
er veertig jaar geleden eens materiaal uit geput voor een spreekbeurt
op school.
Ik heb er toen als puber wat in zitten bladeren, maar ik gelóófde die
oorlog eigenlijk
wel.
Ik ben twaalf winters na de
hongerwinter geboren. Mijn
generatie is ermee overvoerd. Als je je bord niet leeg at, was het: ‘In
de
Hongerwinter hadden we er een moord voor gedaan’. Tijdens
Sinterklaasavonden,
gevierd met een overvloed aan pakjes, kwam mijn oma altijd weer met het
verhaal
op de proppen dat opa in 1944 Sinterklaasavond had doorgebracht in een
stal in
Heerhugowaard, tijdens een hongertocht.
Ik kon de verhalen van mijn
grootmoeder en moeder wel
dromen: in de rij staan bij de boer voor een halve liter melk, in de
rij staan
bij de gaarkeuken voor een pannetje watersoep. Opa waardeerde ik om het
feit
dat hij nooit over de oorlog sprak. Maar nu vind ik het jammer dat ik
zo zijn
versie van het verhaal nooit gehoord heb, bijvoorbeeld over die
hongertocht
vanuit Leiden naar de Kop van Noord-Holland. Of over zijn werk op het stadhuis onder een NSB-burgemeester,
voor het brood van zijn gezin, en de dilemma’s die dat voor elke ambtenaar met zich meebracht.
Mijn grootmoeder begon het dagboek
tijdens de operatie Market Garden. Als weinigen hadden ze bij mijn moeder thuis nog een radio. Het
bezit daarvan
was illegaal. Het toestel was met riemen bevestigd aan de onderkant van
het
tafelblad, en had alle huiszoekingen overleefd. Via Radio Oranje kreeg
je (hopelijk)
betrouwbare informatie over het verloop van de strijd; de Duitse media
verspreidden
vanzelfsprekend alleen nazipropaganda.
Oma noteerde alles zorgvuldig; elk
stadje of dorp dat
bevrijd was door de geallieerden. Ik denk dat zij al die plaatsen
opzocht in
mijn moeders Grote Bosatlas, om de strijd aan het front van dag tot dag
te
kunnen volgen. Naar mijn sterke vermoeden deed zij dat om alle informatie weer
te
kunnen doorgeven aan onverdachte buren, vrienden en kennissen, die niet zo
fortuinlijk
waren om nog een radio te bezitten.
Op 20 november 1944 werd in Leiden de
stroom afgesloten,
waarmee een einde kwam aan het luisteren naar de radio. Toch gaan de
mededelingen van het front door, in oma’s dagboek. Hoe ze aan het
nieuws kwam, vermeldt
zij niet, maar hoogstwaarschijnlijk putte zij het uit de vele illegale
krantjes
die
werden verspreid. In Leiden
bestond een zeer actieve illegale pers; diverse kranten met een totale
oplage van duizenden en duizenden exemplaren. Ze hadden hetzelfde doel
als mijn grootmoeders dagboek: moedgevende informatie doorgeven.
Ik heb mijn grootmoeder gekend als
een emotionele, overgevoelige
vrouw, met een wankele gezondheid (die haar niet belette, haar 87ste
verjaardag
te halen). Zij bleef op de been door haar verwoestend-cynische,
schampere humor,
waarvan ik me de erfgenaam mag noemen. Ze kon ook verschrikkelijk
klagen. Weinig
van dat alles blijkt echter uit het eerste schrift van het dagboek. Zij
tekende
de gebeurtenissen op op objectieve, zakelijk toon. Zelfs de biddag die
in
Engeland gehouden werd voor het heil van ons geteisterde volk,
vermeldde zij
zonder het snerende commentaar over de zinloosheid van zo’n actie, dat
ik
verwacht had.
Later verschuift de aandacht van het
front naar de situatie
in haar gezin: de afnemende rantsoenen, de angst voor de toekomst, mijn
moeder
die de boer op moest, mijn opa’s hongertocht, mijn moeders langdurige verblijf
bij de familie in Apeldoorn, waar de voedselsituatie gunstiger was. Ook
de
verschrikkelijke bombardementen die het spoorwegknooppunt Leiden
tormenteerden,
komen aan de orde. De toon van het dagboek wordt steeds emotioneler.
Oma was vaak ziek en heeft bijna haar
hele leven geleden aan
zware migraineaanvallen. Het zware werk van de oorlog moest zij
overlaten aan
haar man en dochter. Toch trok zij zelf ook per fiets de Haarlemmermeer
in om aardappelen
te kopen - tegen woekerprijzen, of in ruil voor kleding of sieraden. Op
24
november 1944 was zij 5 uur onderweg voor 10 kilo. Vijf dagen later was
zij nog
minder fortuinlijk: een tocht van 6 uur leverde slechts 5 kilo op,
amper genoeg
voor 2 dagen. Het dieet van het gezin bestond bijna alleen uit
aardappelen.
De Hongerwinter blijft moeilijk te
bevatten voor iemand die
de angst, de honger, de duisternis en de kou zelf niet heeft gekend. Lowlights
zijn soms
highlights, en omgekeerd. Mijn opa’s 50ste verjaardag, acht dagen voor
de
bevrijding, werd gevierd met elk een kopje (surrogaat)koffie en één
pannenkoek
voor drie personen. Maar ze waren als een kind zo blij met die
lekkernij.
En enkele dagen na de bevrijding lag
mijn oma met zware koppijn
op de divan, en hoorde ze buiten een stoet langstrekken. Een
kaalgeschoren
moffenmeid werd beschimpt en in triomf door de straten gedragen. Mijn
oma verrees
van haar ziekbed en liep erachteraan om mee te doen. Ik betrapte me bij
het lezen van deze passage op enig hoofdschudden; typisch een reactie
van een na de oorlog geborene.
Mijn grootouders waren geen
verzetshelden, kregen nooit een
lintje en kwamen niet in aanmerking voor een straatnaamvernoeming of
een
standbeeld. Zij behoorden tot de miljoenen anonieme
helden-tegen-wil-en-dank,
die hun gezin door de Hongerwinter heen wisten te slepen. Maar ik laat
me niet
afnemen dat mijn grootmoeder, die alle oorlogsberichten boekstaafde en
doorgaf,
daarmee toch een piepklein nageltje is geweest aan Hitlers doodskist.
Na de oorlog
nam mijn oma nog de moeite, het dagboek in het
net over te schrijven. Het
was blijkbaar
bedoeld voor het nageslacht. Ik besloot daarom, het op Internet te
publiceren.
Ik heb het gelardeerd met de mondelinge verhalen waarnaar ik als kind
niet
altijd wilde luisteren, en met wat aanvullende gegevens. De meeste
details over
de voortgang van de oorlog heb ik weggelaten; die vallen tegenwoordig
gemakkelijk op te zoeken in de geschiedenisboeken en op het
Web. Hier >
> > staat het dagboek, sinds vandaag.
FHM
3 november 2013
© Frans Mensonides, Leiden, 2013