Nr. 145 - zondag 6 oktober 2013
Het Ei van Zwolle; opnieuw: Museum de Fundatie








LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

144. NOOIT MEER LACHEN; GEVALLEN OVER DE ROLLATOR (09/06/2013)

143. GOED NIEUWS, DEZE WEEK; TWITTEREN OVER NIEUWSBERICHTEN (02/06/2013)
142. RAVOTTEN IN AUSTERLITZ; HERINNERINGEN AAN EEN SCHOOLKAMP (26/05/2013)
141. DOUZE POINTS; SONGFESTIVAL MEEGETIKT (19/05/2013)
140. SCHOKKEND: DERRICK WAS FOUT (12/05/2013)
138. ORANJE BOVEN? LEVE DE REPUBLIEK? (28/04/2013)



 
Het was een komisch bericht in de kranten, een paar weken geleden: een vrouw liep in een museum in Rijswijk per ongeluk dwars door een kunstwerk heen, dat zij niet als zodanig herkend had. Deze ‘installatie’, een netwerk van gespannen, kleurige textieldraden, was geheel en al aan flarden, total loss.

Maar de schepper beloofde, geenszins ontmoedigd, ter plaatse een nieuwe te creëren. Daar komt dan hopelijk een waarschuwingsbordje bij: ‘ Opgepast, kunst!’

Ik houd zelf meer van musea waar de kunst duidelijk is onderscheiden van de lucht. Museum De Fundatie in Zwolle lijkt dus voor mij geschapen, of in ieder geval, herschapen. Ik bezocht het eerder in 2010, en het filiaal in Heino / Olst in ’11. Op het dak van dit 19e-eeuwse Paleis van Justitie aan de Blijmarkt is in de tussentijd een grote, opvallende luchtbel aangebracht. Maar die bel is zelf wel gevuld met degelijke kunstwerken waar je niet zo maar doorheen kunt lopen.

Die bel, of ook wel het ei, of de rugbybal, of wat men er ook maar in wil zien, is op 31 mei van dit jaar geopend door Prinses Beatrix. Ik ben ongeveer bezoeker 98.765; over drie dagen zal de honderdduizendste verwelkomd worden.

Ik had verwacht dat dit ontwerp van architect Hubert-Jan Henket gepaard zou zijn gegaan met protesten uit heel de Zwolse bevolking en van heemschutters: stijlbreuk, past niet in de omgeving, geld had nuttiger besteed kunnen worden; is het geen crisis?; de hele riedel. Maar niets was minder het geval; niets heb ik daarover kunnen vinden op het WWW. Zwolle is misschien een plaats waar mensen dat niet doen, tegen alles wat los en vast zit, protesteren. ‘Protesten in Zwolle? Die klinken er niet!’; die regel had nog best toegevoegd kunnen worden aan het stedelijke volkslied Zwolle zonder dolle.

Het zou ook volkomen onterecht geweest zijn. Zonder die zeepbel was De Fundatie een normaal doorsnee-museum in een normaal doorsnee-monument; nu dé blikvanger van Zwolle. Doordat dat frivole, futuristische, glazen ei zo volmaakt níét past bij dat strenge, klassieke rechtsgebouw, past het er juist zo goed bij. Het vloekt niet. Want om te vloeken, moet je nog wel dezelfde taal spreken als degene die toegevloekt wordt. Anders komt het niet over als vloek; zoiets.

Die bel schreeuwt er gewoon om om betreden te worden en om het uitzicht ervanuit te genieten. Ik deed het, en vergat maar even dat ik eigenlijk hoogtevrees heb, en niet erg gek ben op gebouwen met glazen liften in gapende open ruimten. Niet verticaal over relingen de diepte in kijken, dat is een goede remedie. Het helpt niet helemaal, want ik ben me er dan nog steeds van bewust dat er een diepte gaapt, waarin ik niet moet kijken.  Maar het helpt wel een beetje.

Het uitzicht op Zwolle, veilig achter het glas van het ei, is hemels. Vooral dat op de Peperbus, ‘die laat-gotieke bolle’, die vanuit het ei ook helemaal uitgetild wordt boven zijn normale kerk-zijn. Van kerktorens heb je er in elke stad wel een paar. Maar een kerk, in vakjes verdeeld door de ruiten van een museum-ei, heb je alleen in Zwolle.

Wat is er dan, nog tot 17 november 2013, te zien ín die twee verdiepingen tellende bal? Daar was ik iets minder van onder de indruk. Het is de fototentoonstelling ‘The Way I See It’ van Pieter Henket. Henket, waar heb ik die naam eerder gelezen? Een paar alinea’s hierboven. De fotograaf van hedendaagse beroemdheden, in extravagante poses, met dito kleding, van foto’s met een naar eigen bewering Rembrandteske lichtval; die fotograaf is de zoon van de architect. Maar dat is puur toeval, hoor; geen koppelverkoop of nepotisme, beslist niet!

Het zou niet erg zijn, als het mooie, roerende, rakende foto’s waren. Quod non, wat mij betreft. Maar de lezer oordele zelf. Dat mag trouwens altijd, ook als de schrijver het niet expliciet vermeldt.

Afdalen naar de oudbouw van het museum, waarvan de schilderijencollectie sinds 2010 wel helemaal vernieuwd, en nu voornamelijk modern is. ‘Nee, nee, Sjèrremie’, zegt een moeder tegen een zoontje dat veel en veel te jong is voor museumbezoek, ‘ niet met je handjes aan de schilderijen komen. Als iedereen dat deed, dan gaan de schilderijen kapot!’
‘Daar zou in dit geval verrekt weinig aan verloren zijn’, merk ik op; we staan op de afdeling met werken van Karel (‘Ik rotzooi maar een beetje an’) Appel. ‘Vindt u dat werkelijk?’, vraagt de vrouw afgemeten, en werpt me een ijzige blik toe. Een Appel-fan; die schijn je ook te hebben.

Nee, het is flauw, bij een Appel op te merken: ‘Een kind in groep één maakt zulke schilderijen ook’. Maar bij Jeroen Krabbé zou zo’n uitspraak wel terecht zijn. Wat heeft hij namelijk gedaan voor zijn tentoonstelling ‘Dum vivimus vivamus’ (hetgeen Latijn is, en betekent: Zolang we leven, láten we dan ook leven!)? Hij heeft tekeningen uit zijn (prille) kindertijd met digitale technieken op canvas afgedrukt en er vervolgens recentelijk, als volwassen en geschoold kunstenaar,  nog iets bijgeschilderd.

Oordeel ook nu weer zelf over het resultaat. De toelichting is lang, en op de filmzaal praat hij er zelf nog eens een documentaire van een half uur over vol, hoe het zo gekomen is, en hoe hij het allemaal bedoeld heeft.

Zoveel woorden over iets beeldends, dat is niet goed. Beeldende kunst behoeft geen verbale krans. Het moet een vonk doen overslaan; een emotie wekken. En dat doen Krabbé’s schilderijen bij mij niet.

Maar hou me ten goede: dat zegt iemand van wie het op de kleuterschool al overduidelijk was dat hij gespeend was van het geringste talent voor kunst - al signeerde hij ook toen al zijn plak-, schilder- en tekenwerkjes met ‘FHM’, in beverige blokletters. En hou me nog erger ten goede: de rest van de in de Fundatie tentoongestelde moderne werken deed soms écht wel een vonk overslaan, al heb ik deze keer niet de moeite genomen, een top-5 samen te stellen.

Ik verliet De Fundatie met het gevoel waarmee je een goed museum moet verlaten: dat ik deze middag nou écht eens iets heel bijzonders had gezien. Maar mijn enthousiasme werd eerder veroorzaakt door de architectuur van het pand dan de daarin tentoongestelde werken. Vivat Henkel, dus; Henkel senior, wel te verstaan.

FHM
6 oktober 2013
Er geweest: zaterdag 21 september 2013.


Nr. 145a - zondag 6 oktober 2013
Een nieuwe herfst; een oud geluid

Deze jaargang van mijn winterrubriek ‘FHM’s A-viertjes’  begint een paar weken eerder dan gewoonlijk, maar de herfst deed dat dit jaar ook; meteen begin september eigenlijk, al. Dit wordt al de vijfde jaargang van FHM’s, en daarmee de lustrum-. Ik hoop weer een stuk of 30 afleveringen toe te voegen aan het gros dat nu al in de archieven rust.

Het aloude adagium geldt: ‘Een nieuwe herfst en een oud geluid’. De aflevering hierboven gaat over een herbezoek aan een inmiddels van buiten in ieder geval opgeknapt museum. In de rest van oktober ga ik eerst nog een paar weken voortdobberen op themata uit de vorige jaargang: mijn moeder en de schrijver Simon Carmiggelt, van wie morgen de honderdste geboortedag gevierd wordt. Ik was in mei in mijn laatste stukje over hem blijven steken. Verder heb ik van de zomer ook nog een paar dingen geschreven die geknipt waren voor deze rubriek, en die tijdloos genoeg waren om nog niet achterhaald te zijn door de actualiteit.

Pas in november ga ik echt knallen met de jaargang 2013-2014. Die uitdrukking ontleen ik aan een oud-collega van me, die dat altijd zei. In de lopende maand was hij steevast bezig met vage, voorbereidende werkzaamheden voor iets moois, waarvan hij alleen zelf nog maar een voorstelling had, en dan ook nog een hele vage. Maar de volgende maand ging hij ‘echt knallen’ met innovatie.

Hoe deze jaargang eruit zal zien, is voor mij ook nog een vraag. Meestal dienen de onderwerpen voor zo’n rubriek zich op een presenteerblaadje aan en kun je ze niet vooruit bedenken. Ik durf dus weinig te beloven over de komende FHM’s; wel dat ze dat ze elke zondag zullen verschijnen en dat ze in ieder geval niets te maken zullen hebben met het papieren blote-buusten-blaadje For Him Magazine dat er een naamgenoot van is.

FHM
6 oktober 2013

 

VOLGENDE AFLEVERING:
ZAGEN EN MALEN: MOEDER IN HET WOONZORGCENTRUM (13 OKTOBER 2013)

© Frans Mensonides, Leiden, 2013


<< naar thuispagina Frans Mensonides