Nr. 185 - zondag 14 december 2014
Carthago moest verwoest, ofwel: de mictie van een godheid




LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

184. LOUTER WINNAARS; HOOGBEGAAFDENQUIZ 'SLIMMERIQEN' (07/12/2014)
183. PIERRE CUYPERS; ARCHITECT MET EEN KRUIWAGEN (30/11/2014)
182. JUFFROUW KIKKERBIL; SINT-MAARTEN (23/11/2014)
181. 'SITUATIES AAN DE RANDEN VAN HET LEVEN'; MISSTANDEN IN VERPLEEGHUIS (16/11/2014)
180. HOFWIJCK 100!: ONTMOETING MET CHRISTIAAN HUYGENS (09/11/2014)
179. BOSJES EN LOSSE / 'MOORDKWARTIER'; EEN JAAR OP DE GROTE SCHOOL  (26/10/2014 en 02/11/2014)








Deze week maar zo veel mogelijk binnen gebleven, en mijn heil gezocht in eigen stad. Ik had last van een bekend, belachelijk, gênant en gevreesd ouwemannenkwaaltje, waar je eigenlijk niet eens met goed fatsoen over kunt spreken in fatsoenlijk gezelschap. Dat zal ik hier verder dan ook maar niet meer doen.

Ik zocht vergetelheid voor lichamelijke ongemakken in de schoonheid, en deed dat in het Rijksmuseum van Oudheden, waar sinds enkele weken de tentoonstelling ‘Carthago’ te bewonderen is.

De naam van de stad Carthago moet de rechtgeaarde ex-gymnasiast – als is het dan ook maar, zoals in mijn geval, een gesjeesde – meteen twee Latijnse zinnen te binnen brengen. Dat zijn: ‘Ceterum censeo Carthaginem esse delendam’ (Overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden) en ‘Hannibal ante portas’ (Hannibal voor de stadspoorten; in overdrachtelijke zin: Paniek in de tent). Beide gevleugelde woorden dateren uit het tijdperk van de drie Punische oorlogen tussen Rome en Carthago, uitgevochten in de 3e en 2e eeuw voor Christus.

Carthago was een bloeiende, Fenicische (Punische) stad aan de kust van wat tegenwoordig Tunesië heet, niet ver van de plek waar de huidige stad Tunis zou ontstaan. Rome en Carthago waren als het ware overburen aan de Middellandse Zee, en verder evenknieën in rijkdom, schoonheid, godenwereld, handelsgeest, oorlogszucht, expansiedrift. Dat ze zouden botsen, was dan ook onvermijdelijk.

Het was al voorspeld in mythologische verhalen. Prinses Dido, volgens de mythe de stichteres van Carthago, had een kortstondige affaire met Aenaes, een held uit de Trojaanse oorlog. Maar Aeneas liet Dido in de steek om Rome te stichten. Zij vervloekte hem, en riep hem na dat er eeuwig strijd zou heersen tussen haar stad en de zijne.

Het wereldrond was te klein voor dit tweetal; één van beide steden was er te veel. Dat lot viel uiteindelijk Carthago te beurt, maar het was een dubbeltje op zijn kant.

De eerste Punische oorlog (264-241 v.C.) werd op zee gewonnen door Rome, dat zich begon te ontpoppen als zeevarende natie. Een innovatie was het enteren van vijandelijke schepen met een corvus, een soort brug, zodat het schip met droge voeten betreden kon worden.

Tijdens de Tweede Punische Oorlog (218-201 v.C.) rukte de legendarische Carthaagse generaal Hannibal via Spanje en Gallië op naar Italië, waar hij 15 jaar rondwaarde, met zijn leger van dappere krijgers en vreeswekkende olifanten. Inderdaad stond Hannibal twee keer voor de poorten van Rome, dat uiteindelijk de oorlog ternauwernood won. De Romeinse veldheer Scipio Africanus wist de Carthagen te verslaan in de buurt van hun eigen stad. Volgens een legende (als de helft van dit soort verhalen eens waar zou zijn…) toonde hij daarna grote edelmoedigheid. Hij kreeg een jonge vrouw aangeboden als overwinningsbuit, maar weigerde haar in gebruik te nemen, en gaf haar terug aan haar verloofde.

Ondanks de nederlaag kwam Carthago er in de volgende decennia aardig bovenop, en een herhaling van Hannibals veldtocht leek dan ook een kwestie van tijd. De senator Cato de Oudere bleef hameren op het gevaar. Elke redevoerring, over welk onderwerp dan ook, beëindigde hij met de bovengeciteerde zin over de noodzakelijke vernietiging van Carthago. Zijn uitspraak werd zinnebeeldig voor de hardnekkigheid waarmee doordrammers hun stokpaardje berijden. Maar hij is ook een roemruchte voorbeeldzin bij Latijnse grammaticalessen over de accusativus-cum-infinitivo en het gerundivum – of het gerundium; die haalde ik op school ook altijd al doorelkaar.

Cato kreeg uiteindelijk zijn zin, maar helaas voor hem pas in 146 v.C., drie jaar na zijn dood. In de Derde Punische Oorlog werd Carthago inderdaad met de grond gelijk gemaakt. Dat gebeurde onder de veldheer Scipio Aemilianus, die een stuk minder grootmoedig was dan zijn bijna-naamgenoot van een halve eeuw daarvoor. Hij liet zelfs zout strooien, niet alleen in open wonden, maar ook op de Carthaagse akkers, zodat die nooit meer gewas zouden dragen.

Toch was ook deze Scipio, een adoptief-kleinzoon van de vorige, een gevoelsmens. Dat blijkt uit het feit dat de aanblik van het vernielde Carthago hem deed schreien – en dat dan vooral omdat ook Rome eens dit lot zou wachten. Ook voor de waarheid van dit verhaal durft geen historicus zijn hand in het vuur te steken.

Een ruime eeuw later begonnen de Romeinen zelf met een voorzichtige wederopbouw. De stad zou opnieuw bloeien – maar nu niet meer als potentiele vijand, maar als onderdeel van het Romeinse Rijk.

De tentoonstelling in het RMO bestaat nu dan ook uit twee onderdelen: Carthago in de Punische tijd en in de Romeinse. Hieronder mijn traditionele top-5 van museumstukken die me het meest zijn opgevallen en bijgebleven. Ik schijn daarbij heel andere normen te hanteren dan RMO. Van mijn keuze vind ik er maar één terug op de site van de tentoonstelling. Ik heb de rest van de plaatjes overal vandaan moeten plukken. Klik op de duimnagels en ze verschijnen groots op je scherm. De top-5 In willekeurige volgorde:



* De Edelmoedigheid van Scipio, Pieter Tanjé e.a. (1737) (geleend uit Rijksmuseum Amsterdam)

Scipio geeft het hem aangeboden meisje terug. Deze prent wekt hetzelfde gevoel als schilderijen van de Leidse burgemeester van der Werff, die tijdens het Beleg van die stad zijn lichaam aangeboden zou hebben aan de hongerende bevolking. Bijzonder, zo’n historische afbeelding van een gebeurtenis die waarschijnlijk nooit plaats heeft gevonden.


 *
Slavenband (helaas geen afbeelding van beschikbaar)

De economie van Carthago dreef net als die van Rome op slavernij. En net als in Rome had je onder slaveneigenaren humane mensen en klootzakken. De laatsten brandmerkten hun slaven met een eigendomsmerk; de eersten lieten ze alleen maar een metalen haarband dragen met een tekst als: ‘Bij verlies terug te bezorgen bij Die-en-die.’


* Dodenmasker uit de 2e of 3e eeuw v.C.

Carthaagse dodenmaskers hadden een afschrikwekkende gelaatsuitdrukking, om grafschennis te voorkomen. Maar ik verbeeld me dat op dit gezicht vooral het afgrijzen over drie Punische oorlogen staat te lezen (drie Romeinse oorlogen, natuurlijk, vanuit Carthaags gezichtspunt).


* La dame de Carthage

Dit prachtige mozaïek is slechts als replica op de tentoonstelling aanwezig. Het stamt uit de 5e of 6e eeuw A.D., is ca. 1m2 groot, bevat stukjes van marmer en van glas, en stelt waarschijnlijk de Byzantijnse keizerin Theodora voor.


* Een beeld van een plassende Hercules veroorzaakt heel wat gegniffel bij de deelnemers aan een rondleiding, die mijn pad kruist. Dit is niet het enige in zijn soort; ‘Hercules mingens’ was een veelvoorkomend motief in de klassieke beeldhouwkunst. Op de afbeelding een andere dan op de tentoonstelling, maar ze lijken allemaal wel wat op elkaar.

Mingere (minxi, mictum): Latijn voor plassen. Een werkwoord dat we nooit hebben hoeven leren. Maar ik ken het van het woord ‘mictie’ dat ik de afgelopen dagen uitentreuren gelezen heb op de tientallen urologische sites die ik geraadpleegd heb. Mictie: de daad van het plassen, of het resultaat ervan: de plas. Dat brengt me de klachten weer te binnen waarvoor ik hier juist afleiding zocht. Ik verlaat de tentoonstelling in gestrekte draf.

FHM
14 december 2014
er geweest: dinsdag 10 december 2014

VOLGENDE AFLEVERING: (THE MAKING OF) MIDWINTERFOTO 2014 (21/12/2014)

© Frans Mensonides, Leiden, 2014