LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
205. NEP-NEDERLANDSE LANDSCHAPPEN EN POTBOILERS:
THE GLASGOW BOYS (08/11/2015)
204. ONZE SPREEKWOORDEN (2): 'EEN
KOP ALS EEN TUURHAMER' , OFWEL: OMA-ISMEN (01/11/2015)
203. FEL-REALISTISCH,
SURREALISTISCH,
HYPER-REALISTISCH: MUSEUM MORE IN GORSSEL (25/10/2015)
202. ONZE
SPREEKWOORDEN (1); OUD BOEKJE VOL
EXEMPELEN (18/10/2015)
201. HET
BESTE, HET ALLER-, ALLER-, ALLERBESTE uit 99 FHM'S
(26/04/2015)
200. AVOND- EN BREISCHOOL; HET
LEVEN VAN MIJN GROOTOUDERS GE-ILLUSTREERD (19/04/2015)
Met Eline op de foto.
‘Eline Vere’, de debuutroman van Louis Couperus (1863-1923),
wordt dit theaterseizoen voor het eerst sinds lang weer op de planken gebracht,
onder regie van Ger Thijs. Ik ga er zeker naar kijken, in december, in de enige
juiste stad om het toneelstuk te zien: Den Haag. Maar alvorens dat te doen, ben
ik de lijvige, ruim 500 pagina’s tellende roman gaan herlezen. Mijn eerste
lezing moet bijna een half mensenleven geleden zijn; het verhaal was wel erg diep
weggezakt, merkte ik.
‘Eline Vere’ verscheen van juni tot december 1888
als
feuilleton in dagblad ‘Het Vaderland’ en het jaar daarna in boekvorm.
Heel kort
samengevat, beschrijft de roman de ondergang van de titelheldin, een
intelligente en kunstzinnige vrouw, wier kronkelige levenspad loopt van
de ene
naar de andere ongelukkige liefde. De Haagse freule lijdt aan
depressies en angstbuien,
en zou in de spreekkamer van een hedendaagse psychotherapeut voorzien
zijn van het
etiket: ‘borderline’. Zelf zou ze zich in de tegenwoordige tijd
hoogstwaarschijnlijk
‘hypersensitief’ genoemd hebben. Voor anorexia bestaan ook
aanwijzingen; in de slothoofdstukken moet haar gestalte geleken hebben
op die van haar standbeeld (zie de foto boven dit stukje).
Eenzaam op een kamer in een Haags pension, neemt zij op een
kwade avond, half per ongeluk, half opzettelijk, een paar druppels te veel in.
Daarmee treedt zij toe tot de ‘Club van 27’, om het in anachronistische termen te
zeggen; als ik de tijdlijn van de roman goed gevolgd heb, is Eline op de dag
van haar fatale daad nog maar 27 jaren jong.
Voluit heet Couperus’ debuut: ‘Eline Vere, een Haagsche
Roman.’ Het drama van Eline speelt zich af tegen het decor van Den Haag aan het
eind van de 19e eeuw, in de Haagse kringen waaruit Couperus zelf voortkwam. Vele
Hagenaars uit die tijd speurden naar overeenkomsten tussen de personages uit de
roman en wekelijk bestaande stadgenoten. Maar Couperus heeft altijd ontkend,
een sleutelroman te hebben geschreven.
‘Eline Vere’ geldt als schoolvoorbeeld van een
naturalistische roman, waarin de personages getekend worden als het product van
aanleg, milieu en van het tijdperk waarin zij geboren zijn. Noodlot is het
thema. De karakters kunnen zich niet, hoezeer ze dat soms ook wensen en
proberen, ontworstelen aan hun omstandigheden, aan hun levenslot. Onverbeterlijke
optimisten onder de lezers beschouwen zulke romans daarom meestal als pessimistisch, maar ‘realisme’ is
meer de term die ik er zelf voor zou
willen reserveren.
Het noodlot van Eline Vere wordt dan ook nog eens bepaald
door het feit dat ze qua karakter totaal niet past in haar milieu. Couperus
schetst dit milieu zeer gedetailleerd, met vernietigende precisie.
De habitat van deze Haagse upper ten beslaat een ruime vierkante kilometer rondom het
Nassauplein, waar Eline aan het begin van de roman inwoont bij haar bazige,
bedillerige zuster Betsy en wat goeiige zwager Henk. In die wijk leven families
met oud geld: gegoede burgers, waarvan
sommige het land besturen, maar de meesten feitelijk helemaal niets nuttigs
uitvoeren. Ze hoeven niet te werken en doen dat liever ook niet. Wie er in die
kringen minder warmpjes bijzit, loopt wel op de schobberdebonk bij rijke
verwanten, leent of krijgt geld van hen en blijft onder de pannen, tijdens
logeerpartijen met een onbeperkte tijdsduur.
De jongemannen uit dit milieu hangen in Leiden de eeuwige
student uit. De volwassenen overlopen elkaar met visites, hangen ‘s zomers bij Sociëteit
De Witte en op terrassen in Scheveningen en gaan ’s avonds naar de concertzaal,
niet zozeer om van muziek te genieten, als wel om er gezien te worden.
Niemand van deze mensen zal zich ooit bukken om een brief of
krant uit de brievenbus te vissen; een dienstbode of kamerheer komt de post
aanreiken in de salon. En is er eens ruzie in de tent, dan wordt die uitgevochten
in het Frans, zodat het personeel het niet verstaan kan.
In bijna de helft van de hoofdstukken uit ‘Eline Vere’ komt
Eline zelf niet of nauwelijks voor. Die spelen in haar Haagse familie- en
kennissenkring, waar het leven voortkabbelt, waar de partners van voorgenomen (verstands)huwelijken
elkaar uiteindelijk ‘krijgen’ en waar iedereen wel een mening heeft over Eline.
Die mening over die vreemde eend in de bijt is zelden gunstig: egoïstisch,
aanstellerig, grillig, zo wordt zij gezien.
‘Eline Vere’ is zo’n roman die een drama is voor mensen als
ik, die geen namen kunnen onthouden. Je raakt verward door de minstens 30
personages die erin voorkomen, herinner ik me nog van mijn eerste lezing. Telkens
terugbladeren was het chapiter. Hoe zullen de krantenlezers in 1888 dat aangepakt
hebben? Een stapel kranten van een half jaar bewaren, of het feuilleton telkens
uitknippen en inplakken?
Maar ik heb er deze keer een probaat middel op gevonden:
alle namen meteen als ze voor het eerst genoemd worden, achter in het boek op een
blanco pagina noteren. Daarbij steeds een
paar kenmerken aangeven in drie of vier woorden, en lijnen trekken tussen
mensen die verwant aan elkaar of verliefd of bevriend met elkaar zijn.
Een jonge lezeres op Internet vergeleek de vertelstructuur
van ‘Eline Vere’, met al zijn zijpaden, met die van de tv-realityshow ‘Big
Brother’. Ik lees graag scholierensamenvattingen van literaire klassiekers; ze
werpen er heel vaak een verrassend nieuw licht op.
De roman zou zeker aan levendigheid winnen als al die hoofdstukken
over dat decadente Haagse coterietje waren weggelaten. Ze zijn taai, en onder
ons gezegd soms knap vervelend. Maar dat wil beslist niet zeggen dat ze
overbodig zijn (ik zou ook de laatste zijn die over uitweidingen zou mogen klagen). Ze geven in al hun langdradigheid juist
een perfect beeld van het gezapige leven in die kringen.
Ik weet niet wat me bij het lezen van ‘Eline Vere’ meer
deprimeerde: dat kliekje rijke niksnutten of de onafwendbare ondergang van
Eline Vere, die zich niet kan voegen naar de eisen van haar omgeving. Mijn
sympathie lag in ieder geval helemaal aan de kant van de hoofdpersoon.
Dat moet ook bij vele Haagse feuilletonlezers in 1888 het
geval geweest zijn. Volgens een legende onder literatuurhistorici was Elines
dood de dag na het verschijnen van de desbetreffende aflevering het gesprek van
de dag in alle Haagse paardentrams. Er werd om haar gerouwd als was zij een
persoon van vlees en bloed.
Ik heb geen bronnenstudie verricht om het verhaal te
verifiëren; sommige legenden zijn te mooi om te ontkrachten.
Een andere keer meer over Eline.
Louis Couperus op de Haagse Surinamestraat, waar hij in
1887/1888 in zijn ouderlijk huis ‘Eline Vere’ schreef.
Beeld van Bertus Sondaar,
geplaatst in 1963 ter gelegenheid van de 100ste geboortedag van de schrijver.
FHM
15 november 2015
© Frans Mensonides, Leiden, 2015.