LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
231. BROOD EN SPELEN; EEN DAG ALS GLADIATOR IN DE
ARENA (08/01/2017)
230. TERLOUWS
TOUWTJE (25/12/2016)
229. TRIX;
T-REX IN TOWN (11/12/2016)
228. KIEKEN
EN SPIEKEN, EEN STUKJE ETYMOLOGIE
(27/11/2016)
227. DE
THUISPAGINA 20 JAAR / DE THUISPAGINA
DIGITAAL ERFGOED (13/11/2016)
226. DAGBOEKSPION,
OF: MIJN GEBOORTE ALS HAPPY
ENDING (30/10/2016)
F.
Bordewijk.
Overgenomen van biografie van Bordewijk door Huygens
ING
‘Bint’ (1934) was de meest voor de
hand liggende keus voor
een kennismaking met volwassen literatuur. De roman speelt op een
middelbare
school, maar niet zo een als de onze was. De titelheld Bint is
directeur van
een HBS en regeert met ijzeren hand over zijn schapen, zowel de leraren
als de leerlingen.
Bint is een voorstander van ‘stalen
tucht’,
kadaverdiscipline, absolute gehoorzaamheid. Hij wil een generatie
‘kerels’
afleveren aan de maatschappij, en dat uit liefde voor het vaderland dat
in zijn
ogen aardig aan het versloffen is. Niets moet hij hebben van leraren
die zich
verdiepen in de tedere ziel van het kind en proberen aan te sluiten bij
zijn leefwereld
– precies wat onze lerares wel deed door ons deze schoolroman te laten
lezen.
Wij griezelden van de horrorschool
die het decor was van de roman.
Daardoor kon de docente ons er gemakkelijk van overtuigen dat hier
sprake was
van een dystopie, een anti-utopie. Een
middelbare school leiden? ´Bint´ was een afschrikwekkend voorbeeld van
hoe dat
NIET moest. Wij mochten ons gelukkig prijzen dat wij op een moderne
school zaten
met moderne opvoedmethoden, waar de docent bijna je beste kameraad was,
al
zagen we dat misschien zelf niet altijd zo.
Zo keken in mijn tijd leraren
Nederlands aan tegen deze
klassieker. Maar in de jaren 30, toen het boek op de markt verscheen,
circuleerden
er ook andere interpretaties. Velen zagen er juist een ideaalbeeld in;
weer anderen
betichtten Bordewijk van fascistische sympathieën. Over weinig romans
uit de
vaderlandse literatuurgeschiedenis is zoveel (onzin) geschreven als
over
´Bint´. Ik voeg het mijne daar graag aan toe in dit reeksje van drie
delen.
Ik herlas ‘Bint’ laatst omdat er de afgelopen maanden een toneelbewerking van te zien was in de schouwburgen. En ik merkte dat de roman na 45 jaar nog in mijn geheugen gegrift stond; ik had mijn stukjes gemakkelijk kunnen schrijven zonder herlezing.
'De
Bree zijn denken was hoekig en nors', zo luidt de openingszin van
'Bint'. Hoekig en nors, zo is ook de schrijfstijl van
Bordewijk en
de sfeer van de roman. Zo zijn ook de dialogen, waarin niemand 10
woorden gebruikt als hij het
ook met 9 af kan.
Het verhaal is geschreven vanuit het
perspectief van De
Bree, een nieuwe, tijdelijke docent die in november komt invallen voor
een
leraar die is weggepest door de beruchte klas 4D. De Bree is een
kamergeleerde
die bezig is met een studie over de 17e-eeuwse
geleerde vrouw Anna Maria van Schurman. Zijn werk
wil niet erg vlotten.
Om afleiding te zoeken en uit nieuwsgierigheid monstert hij aan op de
school
van Bint, waarover hij al allerlei verhalen heeft gehoord.
De gemeente wil deze HBS, gevestigd
in een oud, somber
schoolgebouw, sluiten wegens Bints impopulaire opvattingen over
opvoeding. Nieuwe
leerlingen worden al 3 jaar niet meer toegelaten. De school bestaat
alleen nog uit
4e en 5e klassen.
De Brees eerste les is uitgerekend in
4D, een klas door Bint
gevormd uit leerlingen die niet helemaal sporen, er afschrikwekkend
uitzien en
opvallende namen hebben: Van der Karbargenbok, Taas Daamde, Kiekertak,
Surdie
Finnis, Whimpysinger, Bolmikolke, Klotterbooke…. Zij worden consequent
beschreven
als beesten, Van der Karbargenbok bijvoorbeeld als gier en Kiekertak
als
diepzeemonster met twee rijen tanden en kiezen. Maar vlak qua gebit ook
Whimpysinger
niet uit, met zijn ‘hardgroen tandschimmel’. Onder de ´kerels´ in
wording in
die klas bevindt zich één vrouwelijke leerling, Schattenkeinder, een
sloddervos
die onder de inkt zit en een immer kauwende mond heeft.
De Bree dreigt al tijdens zijn eerste
les slachtoffer te
worden van pesterijen, maar laat meteen zijn tanden zien. Hij verklaart
de
oorlog aan de klas die hij voor zichzelf dan al ´de hel` gedoopt heeft
en houdt
een wedstrijdje armpje drukken, of liever: vuistje knijpen met de
sterkste
jongen onder de leerlingen.
De Bree wint. De eerste weken geeft
hij in deze klas geen
les, maar zit achter zijn ´vesting´, een bureau op een podium, en deelt
strafmiddagen uit aan iedere leerling die praat of te veel beweegt. Als
Bint een
keer de klas binnenloopt en getuige is van dit wonderlijke tafereel,
verklaart
De Bree eenvoudigweg: ´Ik tem´, en de directeur schijnt deze uitleg te
aanvaarden.
Evenals de andere leraren komt De
Bree al snel onder de invloed
van Bint, voor wie allen een dweperige bewondering koesteren. Het
lerarencorps
telt, net als de hel, één vrouw, een redelijk frisse verschijning in
die horribele
school, naar wie de eeuwige vrijgezel De Bree dan ook steelse blikken
werpt. Maar
tot echte avances komt het niet.
Tegen kerstmis vindt er een
lerarenvergadering plaats over
de rapporten. Naast de cijfers per vak krijgen de leerlingen ook een
´schoolcijfer´, waarin het oordeel van het lerarencorps over hen is
samengevat.
Op de school van Bint blijft niemand zitten. Wie een onvoldoende
schoolcijfer
op zijn kerstrapport heeft, kan dat niet meer ophalen en wordt
gedwongen, de
school te verlaten.
De hel krijgt en bloc een 5 als
schoolcijfer, wat op een HBS
nog net als voldoende geldt. Er is discussie over de leerling Van Beek
uit een
van de 4e klassen waar De Bree lesgeeft. Deze nerveuze jongeman, met
een problematische
thuissituatie, heeft gedreigd, zich van kant te maken als hij een
onvoldoende
zou krijgen en de school dus zou moeten verlaten. Een of twee docenten
pleiten voor
clementie, maar Bint en de anderen willen daar niets van weten en
hebben geen enkele
consideratie met de leerling.
Het wordt een 3. Als de jongen het
rapport heeft ontvangen,
springt hij in een gracht, wordt er ternauwernood uitgevist, maar
overlijdt
enkele dagen later aan ´pneumonie´.
Het gebeurde laat Bint en dus ook De
Bree aanvankelijk volkomen
Siberisch. Bint vreest wel oproer naar aanleiding van Van Beeks dood,
maar
heeft er voorzorgen tegen genomen. Op de eerste morgen na de vakantie
staat er
inderdaad een opstandige menigte schollieren op het schoolplein leuzen
te
roepen en ruiten in te gooien. Zij zijn bijeengebracht en opgestookt
door een
leerling uit een andere 4e klas, Fléau, waarbij de conciërge van de
school ook
in het complot zit.
Dan breekt op een afgesproken teken
van Bint letterlijk de hel
los; de klas van die naam veegt het schoolplein met veel geweld schoon.
Leerlingen die vluchten voor de vuisten van de creaturen uit Bints
lievelingsklas, worden niet meer toegelaten tot de school, nooit meer,
evenmin als
Fléau en de conciërge.
Bint wrijft zich in de handen. Hij
spreekt vergenoegd van
een ´laatste zuivering´ die de school ondergaan zou hebben. Maar de
dood van
Van Beek, met gewelddadige nasleep, wordt het kantelpunt in het
verhaal; Bints
achilleshiel.
Voordat dat dat zover is, is er rond
Pasen eerst nog een schoolreis.
Onnodig te zeggen, dat ook zo’n tochtje op de school van Bint niet echt
een pretje
wordt, maar veeleer Spartaans van aard is. Het gaat om een meerdaagse
fietstocht met zeer lange etappes die door Bint van te voren in detail
zijn
uitgestippeld.
De Bree gaat met de helft van De hel,
12 leerlingen, op pad
door desolate landstreken in Zeeland, West-Vlaanderen en
Noord-Frankrijk. Daarbij
geven zowel hij als zijn discipelen blijk van een apart gevoel voor
schoonheid.
Men vergaapt zich aan fabrieken en fabrieksschoorstenen, maar heeft
noch oog
voor de natuur, noch voor het schoon van middeleeuwse steden - die voor
wat
betreft De Bree gerust allemaal afgebroken zouden kunnen worden.
Een van de leerlingen, de altijd
hoestende en kuchende Te Wigchel,
kan niet goed meekomen op die lange fietstochten. De Bree laat voor een
keer
zijn hart spreken en wil om hem een etappe bekorten. Men besluit, de
volgende
dag via de kortste weg naar de volgende pleisterplaats te gaan, in
plaats van met
de enorme omweg uit het plan van Bint.
De volgende morgen is het: uitslapen,
gezien de nu heel
korte fietstocht die hun te wachten staat. Twee leerlingen zijn er
echter in
alle vroegte op de fiets vandoor gegaan. De Bree is ziedend van woede,
en compleet radeloos.
Maar tijdens beraad met de 10
overgebleven leerlingen krijgt
hij een ingeving ´uit het wijde buiten´. Dit heb ik altijd de meest
mysterieuze passage
uit ‘Bint’
gevonden. Je zou kunnen veronderstellen dat die ingeving van Bint
afkomstig is, of in ieder geval dat De Bree dat denkt. ´Roman
van een zender´, luidde in oudere drukken de ondertitel van ´Bint´. Is
De Bree
in deze scene de ontvanger en dicht hij
ook al telepathische gaven toe aan het schoolhoofd?
Hij begrijpt in ieder geval ineens
dat de twee vluchtelingen het heilige
plan van Bint aan het volgen zijn en de oorspronkelijke route zijn gaan
rijden.
Inderdaad arriveren de twee dissidenten ´s avonds laat in het hotel in
de
volgende etappeplaats. Als straf voor hun desertie worden zij door de
anderen
in elkaar geslagen. De Bree grijpt niet in.
Zelf staat hij niet stil bij het
tegenstrijdige van zijn
gedrag. Hij en de meerderheid van de leerlingen toonden zich solidair
met de
zwakke Te Wigchel en kantten zich tegen de twee leerlingen die het
reisschema
van Bint wilden volgen. Bints woord is hier geen wet meer.
Daarna doet de roman een paar
hoofdstukken lang wat Bints HBS
doet: als een nachtkaarsje uitgaan. Na de zomer begint het laatste
schooljaar
uit de geschiedenis van de school, met alleen nog examenklassen. Maar
op de eerste schooldag toch
nog een dramatisch moment, consternatie in de lerarenkamer. Bint heeft
in de
vakantie ontslag genomen, een bericht dat verdriet en grote
verslagenheid teweeg brengt bij
de leraren.
‘Het is om Van Beek’, fluistert een collega, suggererend dat Bint geknakt is door wroeging om de dood van de jongen. De Bree kan het niet geloven. Bint zou dan zwakker gebleken zijn dan zijn eigen systeem - dat door het lerarencorps nog een schooljaar lang ongewijzigd in stand zal worden gehouden, tot het einde toe. De Bree zoekt Bint twee keer thuis op, maar hij wordt aan de deur afgepoeierd door diens dochter. Bint wil niemand meer spreken en is dood voor de wereld.
Het is feitelijk mosterd na de
maaltijd om nu nog met een
recensie aan te komen zetten. Een paar alinea’s wil ik toch nog wel
wijden aan
dit theaterstuk, dat helaas slechts losjes gebaseerd was op de roman.
Wie ‘Bint’ niet gelezen heeft – maar
dat zullen er weinigen
geweest zijn in die zaal met vooral grijze hoofden – zal vast wel
genoten
hebben van het door Ger Thijs bewerkte
stuk. Maar de Bordewijk-lezers zullen zich toch, net als ik, aan een
aantal
dingen gestoord hebben.
Ik ga dan welwillend voorbij aan
kleinigheden, zoals het
feit dat Bint (Jules Croiset) geen ‘rietmagere’, beverige oude man was
maar een blok
graniet, en dat Van der Karbargenbok een meisje was en niet op een gier
leek. Zoek
maar eens een goede cast om het rariteitenkabinet in de roman ‘Bint’ op
toneel
te brengen; gemakkelijker gezegd dan gedaan!
Die roman is so wie so lastig voor
het theater te bewerken: de
weinige dramatische momenten; die korte, snauwerige, afgebeten
dialogen. Het
moet Thijs dan ook vergeven worden dat hij ‘Bint’ laat ontaarden in een
liefdesdrama, waarin door de twee hoofdrolspelers daarin, De Bree (Tijn
Docter)
en lerares To Delorm oeverloos gedelibereerd, om niet te zeggen:
geleuterd
wordt.
Ja, inderdaad, De Bree’s interesse
voor To Delorm, een dun
zijlijntje in de roman, blijkt op toneel de hoofdmoot van de avond te
vormen.
De romance kent gelukkig geen gelukkig slot; dat zou ook al te bar
geweest zijn.
Ze ‘krijgen’ elkaar niet aan het einde.
Verder, tsja. De Bree, in Bordewijks
werk Bints meest
fanatieke volgeling, is op toneel een wankelmoedige twijfelkont. De
voorstelling
is hier en daar nogal leutig. Waar ‘Bint’ in boekvorm hooguit wat
voorbeelden
van grimmige humor kent, werd het stuk onder handen van Thijs een
tragikomedie.
Het spel van Jules Croiset als Bint
maakte veel goed. Dat
van Tijn Docter als De Bree dan weer wat minder. Hij lepelde zijn tekst
waar
mogelijk op uit een krant of uit een schoolboek, en raakte hem, in
scenes waar
deze rekwisieten ontbraken, een enkele keer kwijt – na een stuk of 50
voorstellingen in de tournee!
De HBS-leerlingen waren stagiair(e)s
van de toneelschool. Hun
optreden bracht me aan het twijfelen; zat ik werkelijk te kijken naar
het
panopticum van gruwelijke gedrochten uit Bordewijks roman, of was ik
verzeild
geraakt bij een toneelstuk naar ‘De HBS-tijd van Joop ter Heul’ van
Cissy van
Marxveldt?
Natuurlijk heeft Ger Thijs de
zelfmoord van Van Beek en het
daarop volgende oproer volledig uitgebuit op toneel; eindelijk eens een
drama;
eindelijk eens een beetje actie (met veel gebrul en hels geschreeuw).
Maar
waarom heeft hij dan die andere, minstens even cruciale scene, de
fietsescapade
van die twee verloren schapen, weggemoffeld en er een volkomen andere
draai aan
gegeven?
De voorstelling was op de dag dat ik
hem zag, wél
angstwekkend actueel. De media waren die woensdag vol van de zelfmoord van een
leerling op een middelbare school in Heerlen, met daarop
volgend rumoer. Dat
gaf het theaterstuk onbedoeld een extra dimensie.
Bij een stuk over een school vat je
je oordeel natuurlijk
samen in een cijfer, een ‘schoolcijfer’ in dit geval. Dat wordt een
vijfje,
maar dan een HBS-vijfje; nog net voldoende, toe maar!
FHM
22 januari 2017
Nergens in ‘Bint’ staat vermeld in
welke stad de roman zich
afspeelt. Het gebouw van de Handelsschool aan het Alkemadeplein in
Rotterdam heeft
echter model gestaan voor de school van Bint. Bordewijk gaf van
1918-1920 les
aan deze school. Het gebouw is verwoest bij het bombardement van 14 mei
1940.
Bint woonde in de roman op de
Saftlevenstraat. Volgens De
Bree zou deze straat beter omgedoopt kunnen worden in: Bintstraat.
Rotterdam heeft werkelijk een
Saftlevenstraat. In 2006 is daar
door burgemeester Opstelten een plaquette voor Bint onthuld, zogenaamd
aangeboden door enkele leerlingen uit de ‘hel’. De plaquette is
bevestigd aan
de gevel van woning 5A, een nummer dat sterk doet denken aan een
eindexamenklas
van een HBS.
De Saftlevenstraat, waar je terecht
komt als je
metrostation Dijkzigt verlaat aan de kant waar niet het ziekenhuis
Dijkzigt
ligt, was in de jaren 80 een nogal berucht straatje; de eerste openbare
plek in Rotterdam
waar camerabewaking werd
ingevoerd. Een aardig weetje, al doet het aan de roman ‘Bint’ niets toe
of af.
FHM
Wat is een goede onderwijzer of
leraar? Ze zijn knap
zeldzaam. En het zijn niet altijd de meest aardige, soepele mensen.
Als ik terugkijk op het onderwijs dat
ik zelf in 14 jaar
tijd genoten heb, van kleuterschool tot met mijn drop-out uit het VWO,
kan ik
hooguit 5 á 6 leerkrachten opnoemen van wie ik echt iets geleerd heb;
school-
of levenslessen. 5 of 6 aan wie ik nog met respect terugdenk. Dat
lijstje bevat
lang niet al mijn favoriete meneren en juffen uit de tijd dat ik nog in
de klas
zat. Aan sommigen van dat handjevol had ik als leerling ronduit een
hekel. In
doorsnee waren ze conservatief en streng, maar wel rechtvaardig en met
veel
hart voor hun leerlingen en hun vak.
Een De Bree, een leerkracht die zijn
leerlingen ‘temt’ en
drilt, in plaats
van ze iets bij te
brengen, heb ik nooit voor de klas zien staan. Mijn onderwijzer in de
vijfde klas
van de lagere school komt er nog het dichtste bij. Leerlingen die zaten
te
suffen, kregen een krijtje naar hun hoofd en werden getrakteerd op een
donderpreek
bij hun bankje. Hij wilde dat we de hele dag ‘scherp erbij’ bleven, en
continu
aantekeningen maakten, ‘want dat moet je straks op de middelbare school
ook’.
Het jaar daarvoor, in de vierde, had
er een vreselijk
aardige, vriendelijke vent voor de klas gestaan, die helaas geen orde
kon
houden. In de onbeschrijfelijke chaos in zijn klas leerde ik niets. Ik
haalde
aan het eind van het schooljaar louter nog drieën en vieren – en klopte
ook
vergeefs bij hem aan als ik gepest werd.
Maar in de vijfde, onder die strenge
onderwijzer, kwam ik
thuis met prima rapporten. Het pesten was ook ineens voorbij. Ja, een
paar heel
vreemde trekjes had die man ook wel; daar sluit ik mijn ogen niet voor.
Maar
hij kon vertellen over geschiedenis alsof hij er zelf nog had
bijgestaan.
Dus kortom, wat is een goede
leerkracht? Precies die vraag
stond centraal in de uitgebreide polemieken die uitbraken na de
verschijning
van Bordewijks schoolroman ‘Bint’. Onbedoeld door de schrijver, werd
‘Bint’
opgevat als een schotschrift, een pamflet over opvoeding.
Maar voor welk opvoedsysteem hield de
roman nou precies een
pleidooi in? Zoals ik hierboven schreef, zagen wij op de middelbare
school,
zowel leerlingen als leraren Nederlands, er in de eerste plaats een
dystopie
in, een afschrikwekkend voorbeeld. Zoals dat hoort in een dystopische
roman,
wordt in ‘Bint’ een star systeem beschreven dat tegen zijn beperkingen
aanloopt
en waaraan uiteindelijk de bedenkers en uitvoerders zelf ten onder
dreigen te gaan.
Met schooldirecteur Bint loopt het dan ook niet goed af – al blijft
zijn
systeem na zijn vertrek voortbestaan.
Andere geluiden waren er echter ook.
Velen zagen Bordewijk
als aanhanger van harde opvoedmethoden en tegenstander van softere
schoolsystemen
die in die tijd opgeld deden: die van bijvoorbeeld Maria Montessori en
Jan
Ligthart. Die systemen hadden zelf ook weer hun fanatieke voorvechters
en bestrijders.
Enkele critici sloegen flink door in
hun afkeer van Bints
opvattingen over opvoeding, en kreten Bordewijk uit voor fascist of
nazi.
Daarbij stelden ze Bordewijk gemakshalve op één lijn met zijn
romanfiguren Bint
en De Bree.
De indertijd bekende criticus en
essayist Dirk Coster
schreef in het door hem geredigeerde tijdschrift De Stem een vlammend
artikel:
´Bint, of de kroning der schoften´. Coster hekelt de stijl van de
roman, maar
nog meer de strekking ervan:
‘Een
graatmagere,
geheimzinnig zwijgende directeur, die vijf jaar geleden is “omgezwaaid”
van het
waarschijnlijk humanistische opvoedingssysteem naar een “nieuw”, een
soort van
nieuw Nederlandsch nazi-systeem: terreur-over-kinderen, erop timmeren,
vrees
aanjagen, grauwen en honen van de zwakkeren, en wat er nog aan verdere
sadistische vermaken in een zenuwziek volwassen hoofd kan opkomen.’
Verder noemt hij Bint nog
‘de groote idealist van het derde Nederlandsche rijk.’
Aan het begin van de bezettingstijd
kreeg Bordewijk een paar
lovende kritieken op ´Bint´ die hem zeer in verlegenheid moeten hebben
gebracht. In ´foute´ tijdschriften die in NSB-kringen werden gelezen,
schreef men
vol lof over Bint en het door hem ingevoerde systeem van stalen tucht.
Schrijver
Bordewijk deelde in die lof; hij werd gezien als trouwe nazi-adept.
Al in de jaren 30 heeft Bordewijk
zich zelf uitgelaten over
zijn bedoelingen met ´Bint´. Hij deed dat zelden, zijn romans
bespreken, en
trok het liefst een rookgordijn over zijn leven en literaire werk. Maar
bij de
kritiek die over ´Bint´ werd uitgestort, kon hij niet zwijgen.
Altijd heeft Bordewijk ontkend dat
hij de bedoeling had, met
´Bint´ een ´tendensroman´ te schrijven, een pleidooi vóór of tegen een
bepaald
systeem. Een kunstwerk mocht daarvoor, naar zijn mening, nooit
misbruikt
worden.
Maar zijn mening over onderwijs heeft
Bordewijk ook nooit
onder stoelen of banken gestoken. Hij was wel degelijk een voorstander
van een
strikt en streng onderwijssysteem, zoals hij zich liet ontvallen
tegenover een
interviewer van een schoolkrant:
´Ik ben een
absolute
tegenstander van de methode Ligthart: een Spartaans systeem is waar het
de
school betreft volkomen op zijn plaats´.
Bordewijk slaat de plank niet
helemaal mis, zoals ik er nu
tegenaan kijk. OK, Spartaanse kadaverdiscipline vind ik te ver gaan.
Maar een
klein beetje (zelf)discipline is echt onontbeerlijk als je iets wil
bereiken.
Wij en onze lerares zaten er dus
naast, in 1971. Bordewijk
was beslist geen principiële tegenstander van het systeem-Bint, al werd
dit
veel te ver en rigide doorgevoerd.
In ´Drie vijanden van Bint´, een
ironische repliek op de
aantijgingen van onder anderen Coster, schrijft Bordewijk over de
figuur van
Bint:
[…] hij werd
een
paladijn van tucht van de geest, van de tucht van de taal. Maar in de
tuchtiging van zijn medemens ging hij te ver, aan zijn beginsel bracht
hij al
te gereed de offerande van een mensenleven. Toen lichtte het geweten
deze
ruiter uit de stijgbeugel van zijn beginsel. Afgeworpen klom hij niet
meer te
paard, hij verdween uit de arena’.
Het rumoer rond ‘Bint’ moet Bordewijk
niet lekker hebben gezeten.
Rond 1940 schreef hij het script voor een film, getiteld ‘Spartaanse
methode’, naar
‘Bint’. Met dit script ging hij vergeefs langs een aantal
filmproductiemaatschappijen; niemand zag er brood in. In 1949 schreef
Bordewijk
nog een synopsis voor zijn film, waarmee hij deelnam aan een wedstrijd.
In de
inleiding van deze synopsis tekent hij aan:
‘Voor zover
er een
strekking in [de film] kan worden
gevonden is het alleen deze: dat een Spartaanse methode van
schoolopvoeding in
haar excessen leidt tot échec, maar zij niettemin, ontdaan van haar
excessen,
voor zekere naturen bekoring kan behouden’.
Hij zwakt het in dat commentaar
allemaal weer een beetje af.
En hij laat in het script de wroeging van Bint over de dood van
leerling Van
Beek veel sterker uitkomen dan in de roman. Zo wordt er ingezoomd op de
lege
plek die de jongen in de klas heeft achtergelaten. Als Bint die lege
bank ziet,
verschijnt de gestalte van Van Beek filmisch-vaag voor zijn geestesoog.
Ook de synopsis had niet het gewenste
resultaat; Bint – The
Movie is nooit in de bioscopen verschenen. Ik vind dat jammer.
´Spartaanse
methode´ volgt de roman op de voet, waar toneelbewerker Thijs er echt
een potje
van heeft gemaakt; ik krijg steeds meer spijt van die krappe voldoende
die ik
er nog aan toegekend heb. Een avondje ‘Bint’ in de bios was vast en
zeker een boeiender
en aangenamer ervaring geweest dan één in de schouwburg.
‘Bint’,
hoe
onalledaags de roman ook is, bevat toch ook een aantal biografische
elementen. De
schrijver zat in zijn kinderjaren in zijn woonplaats Den Haag op een
vooruitstrevende
lagere school, waar moderne onderwijsmethodieken toegepast werden.
Beter beviel
hem, terugblikkend, de sfeer op het Stedelijk Gymnasium Den Haag, de
school die
hij van 1898-1904 doorliep. Hij roemde de strengheid van de rector Dr.
Th. P.H.
Van Aalst, aan wie de roman ‘Bint’ is opgedragen. Wat enige verbazing
wekte bij
Van Aalst zelf, die vond dat hij erg weinig geleek op de heer Bint.
Bordewijk was in de jaren 10 zelf
enige tijd docent aan
enkele scholen, waaronder de Rotterdamse Handelsschool (afbeelding
hierboven),
waarvan het gebouw model heeft gestaan voor de HBS van Bint. De
schrijver was
naar eigen zeggen een heel strenge docent, die zijn Spartaanse
opvattingen
beslist in de praktijk heeft waargemaakt. Maar in de tijd dat ‘Bint’
verscheen,
ging er ook een roddel rond dat Bordewijk voor de klas totaal geen orde
kon houden.
Zo’n indruk maakt ‘Bint’ ook wel;
vanuit die invalshoek kun
je de roman ook lezen: dat het de natte droom, de machtsfantasie is van
een
docent die geen gezag heeft en door zijn leerlingen gepiepeld wordt.
Sommige
contemporaine critici uitten ook dergelijke geluiden.
Wat daarvan zij: een roman verklaren
vanuit de biografie van
de schrijver, is net zo illegitiem als wat Coster deed: romanpersonages
vereenzelvigen met hun geestelijke vader. Ook de uitleg die een
schrijver zelf verstrekt
over zijn werk, mag je vierkant naast je neerleggen; interpretatie
blijft het
voorrecht van de lezer. Hoeveel houvast biedt het voorgaande nou
eigenlijk voor
de interpretatie van ‘Bint’?
Tot slot: helemaal aan het begin van
dit drieluik over
´Bint´ vroeg ik me af of deze roman nog steeds zo populair is onder
middelbare
scholieren als in mijn schooldagen. Op een lijstje van meest gelezen boeken
staat
´Bint´ in de top 15, weliswaar als hekkensluiter, maar wel als enige
roman uit
het Interbellum. Bint is niet dood, hij leeft.
FHM
5 februari 2017
Bronnen:
H. Anten, ‘”Men haat de tucht – en
zij alleen maakt één en sterk”. Fragmenten
uit de receptiegeschiedenis van Bordewijks Bint’.
In: Vooys, Utrecht, vol. 23 (2005), p. 6-21
F. Bordewijk, ‘Blokken; Knorrende
beesten; Bint’, Amsterdam 2012, 33e druk.
F. Bordewijk, ‘Drie vijanden van
Bint’. In: Verzameld werk, dl. 11, Amsterdam
1988, p. 440-445.
F. Bordewijk, ‘Synopsis van het
scenario voor een Speelfilm getiteld “Spartaanse
methode”’, ibidem p. 339-348.
F. Bordewijk, ‘Bint Scenario’,
ibidem, p. 349-399.
D. Coster, ‘Bint, of de kroning der
schoften’. In: De Stem, Arnhem, vol 15 deel
II (1935), p. 783-791.
E. Kamp, ‘Ferdinand en Johanna.
Dubbelbiografie van schrijver F. Bordewijk en
componiste J. Bordewijk-Roepman’. Amsterdam 2016.
© Frans Mensonides, Leiden, 2017.