4711

Bevrijdingsdag 2001: Naar Keulen zonder de ICE

Interieur van een Keulse achtasser



Don't mention the war!
Basil Cleese

Meer over het Rhein-Ruhrgebiet:

Naar de Drachenfels (september 1998)
Kerstmarkt Duisburg en Düsseldorf (december 1998)
Schwebebahn Wuppertal (augustus 1999)
Kerstmarkt in Krefeld (december 1999)
Met het SWT door het Rhein-Ruhrgebiet (Düsseldorf - Bochum - Dortmund - Unna; april 2000)
Met het SWT door het Rhein-Ruhrgebiet (Dinslaken - Mühlheim - Essen - Bochum; mei 2000)


En toen wachtte ons nog de voorgenomen trip naar Keulen, met de ICE.

De Falk-plattegrond van Köln is al lang in mijn bezit, en op lange winteravonden had ik al verlekkerd op die kaart zitten kijken naar het Keulse tramnet. Het is een aardig tijdverdrijf om op de plattegrond van een plaats die je nauwelijks kent, de OV-lijnen te volgen op hun weg door de straten, en je dan een beeld proberen te vormen van de werkelijkheid.

Het Keulse tramnet bestaat uit 16 lijnen, waarvan er 12 binnen de grenzen van de gemeente Köln blijven (zeer ruime grenzen; de stad meet pakweg 100 vierkante kilometer, en telt een slordige miljoen inwoners) en 4 de sprong wagen naar de voorsteden. Dat zijn de lijnen 16 en 18 naar Bonn, die al besproken zijn in het artikel over de Drachenfels, lijn 2 naar Frechen en nummer 1 naar Bensberg in de buurgemeente Bergisch Gladbach. Een curieus grensgeval is lijn 4, richting Schlebusch. Die "sterft" midden in een bos, op nog geen 100 meter van de grens met Leverkusen. Vanaf dat punt kun je per bus verderrijden. Je zou eruit kunnen opmaken dat ook in Duitsland de samenwerking tussen gemeenten niet altijd ideaal verloopt.

Van de 16 tramlijnen rijdt lijn 8, naar de Universiteit, alleen tijdens college-uren. De overige lijnen zijn 21 uur per etmaal beschikbaar: van 4.00 tot 1.00 uur. Behalve in de nacht van vrijdag op zaterdag en die van zaterdag op zondag; dan rijdt er rond 2.00 en 3.00 uur ook nog een tram voor late stappers.

Köln heeft een dicht U-Bahnnet, dat het stadshart bedient, en de oude wijken daaromheen. Net als in vele andere Duitse steden heeft Keulen geen apart U-bahn-materieel, maar worden de ondergrondse trajecten gereden door gewone trams, die vanuit het tunnelnet uitwaaieren over alle buitenwijken van de stad.

Wat mij helemaal won voor de Keulse tram was de fraai vormgegeven en uiterst informatieve site van Roland Frisch, die als trambestuurder werkt bij KVG (Kölner Verkehrs Betriebe), het stadsvervoerbedrijf van Keulen. Frisch geeft veel informatie over de typen trams die rondrijden in die stad. Ze vallen uiteen in drie groepen: de achtassers, ouderwetse trams uit de jaren zestig; het Stadbahnmaterieel uit de decennia daarna, en de lagevloertrams die de laatste jaren ingestroomd zijn. Deze tramtypen hebben nummers die beginnen met resp. 3, 2 en 4. Helaas rijdt in Keulen geen tram rond met het nummer 4711.

Ik belde Marcel Kouwenhoven op, of hij misschien meeging naar Keulen. Dat wilde hij wel, maar de ICE vond hij maar niks. De prijs van een dagje-Keulen is flink gestegen sedert ze de ICE hebben ingezet, en dat voor een rit die op een paar minuten na even lang duurt als die met die laatste twee overgeschoten Eurocity-treinen. En mijn nieuwsgierigheid naar die Duitse flitstrein heb ik al kunnen bevredigden door er een binnenlandse rit mee te maken (zie dit DDR-artikel uit december 2000), dus: Naar Keulen zonder de ICE.

We besloten de gebruikelijke methode te volgen; per auto naar Emmerich, daar een "Schönes Wochenende Ticket" aan te schaffen en op de Regional Express naar Koblenz te stappen. Een extra voordeel: we konden zodoende het complete NS-net overslaan.

Als datum voor de reis werd vastgesteld: zaterdag 5 mei 2001, uitgerekend bevrijdingsdag (nergens om; het was de enige zaterdag dat we allemaal konden).

Gevieren togen wij op pad, Marcel, Manorma en Erica Kouwenhoven en mijn persoon.


Haast

Marcel, Manorma en Erica vertrekken rond halfzeven uit Rijswijk. Tegen 6.55 stopt de auto bij mij voor de deur. Nog voor de klok van zevenen verlaten wij Leiden; enigszins slaperig. We mikken op de RE die om 8.36 uit Emmerich vertrekt. Het is zeer rustig op de snelweg, maar het hángt er toch om, of we Emmerich op tijd bereiken.

Ik had mijn verloofde Minnie (Minima) zullen meenemen, maar die zegde op het laatste moment af. Ze houdt niet zo van trams en treinen (en ook niet zo van mij, vrees ik). Manorma en Erica geloven niet in haar bestaan.

Ter hoogte van Maarn halen we de ICE in die om 9.47 in Keulen moet arriveren, en die nu met hoogstens 100 kilometer per uur oostwaarts sukkelt op de spoorbaan links van de snelweg. Als wij straks in Emmerich geluk hebben, zijn we 35 minuten later dan de ICE in de enige stad waar "de stoepen met eau de Cologne geschrobd worden", zoals mijn oude bovenmeester op de lagere school altijd grapte. Maar diezelfde man heeft ons een heel schooljaar lang "Jong en Lui" genoemd, en snapte niet dat wij daar tegen de Kerst al niet meer om konden lachen. Bovendien was hij continu burn-out, nog voordat die term was uitgevonden, en hield hij dagelijks, schreeuwend vanuit een knalrood hoofd, moraliserende redevoeringen over wat er van ons wel niet terecht zou komen in ons latere leven. Wat mij betreft heeft hij gelijk gehad. Teveel eer daarom, dat ik die man op deze site noem; hij zal in de rest van mijn oeuvre niet meer voorkomen.

Aan de grens worden wij met borden en afzettingslinten een fuik binnengeleid, die uiteindelijk uitkomt op een parkeerterrein. MKZ-controle! We waren er al bang voor; dit gaat tijd kosten! Medegebrachte etenswaren en Erica's speelgoed-giraffe verdwijnen in de dubbele smokkelbodem van de auto. Maar het is vergeefse moeite: de Duitse militairen die met de controle belast zijn, wuiven alle personenauto's door. Alleen vracht- en bestelauto's, die groot genoeg zijn om vee te verbergen, worden gevisiteerd. Onze boterhammen ontkomen aan vernietiging, en Erica's giraffe aan preventieve ruiming.

Enkele kilometers voorbij de grens rijden we Emmerich binnen. Marcel neemt de kortste weg naar de Bahnhof, maar dat is deze keer niet de snelste, want de spoorbomen zitten dicht. Torschlusspanik. De klok wijst 8.28, we hebben nog maar 8 minuten, maar moeten geduldig wachten totdat de ICE naar Amsterdam langssukkelt. Die naar Keulen heeft ons toch weer ingehaald, en is al dóór.

Een plaatskaartenloket is op dit erg minimale grensstationnetje al lang verleden tijd. Niet erg, dat we geen tijd hebben voor koffie: het is hier niet te krijgen. Marcel trekt onze SWT uit de automaat. De prijs van dit groepskaartje voor maximaal 5 personen blijkt verhoogd van 35 tot 40 Mark; nog een schijntje. Er gaan geruchten dat Deutsche Bahn AG van het goedkope weekendkaartje afwil.

Praest

Nog net halen we de trein. De RE, een soort sneltrein, doet 3 uur 27 over zijn rit naar Koblenz, langer dan de langste rechtstreekse treinreis die je in Nederland kunt maken. Keulen ligt iets over de helft.

Deze trein hebben we vorig jaar al gehad; het is nu eenmaal de enige die je in Emmerich kunt nemen. Daarom beperk ik mijn beschrijving tot wat veranderd is. Praest, het eerste station op deze lijn, wordt overgeslagen; het nietige dorpje moet het sinds kort doen met tweeuurdienst. In Mehrhoog is het nieuwe, verhoogde perron nu af. Overal zien we bloeiende bloesems, wat wel begrijpelijk is, want deze streek is niets anders dan een voortzetting van de Betuwe met andere middelen. Hier geen lage vruchtenstruikjes, maar gewoon nog kloeke, hoge fruitbomen.

Interieur regional Express

Op de spoorwegemplacementen zie je steeds minder goederentreinen. Het eens zo omvangrijke goederenvervoer ligt een beetje op zijn gat; 1700 laad- en losplaatsen zijn het afgelopen jaar gesloten, aldus Marcel, die het Duitse spoorwegwezen even goed bijhoudt als het Nederlandse. Beide spoorwegmaatschappijen, NS en DB, hebben te kampen met dezelfde problemen: volle treinen, veel vertraging, veel defecten, ongemotiveerd personeel.

De nieuwste truc van DB is het opwaarderen van Intercity-treinen tot ICE's. Men doet dit simpelweg door ze in de ICE-kleuren te spuiten, zegt Marcel. Ik kan en wil dit niet geloven, maar desondanks komen we in de loop van de dag een paar van deze valse ICE's tegen. De reden voor deze maskerade is plat winstbejag; voor de nep-flitstreinen vraagt men ijskoud een ICE-toeslag, alsof de Intercity-toeslag in Duitsland al niet hoog genoeg is. Ik zie de NS zoiets ook nog doen: een Intercity-toeslag introduceren (het idee is al meer dan eens geopperd), en vervolgens alle Plan-V's en Citypendels voorzien van een bordkartonnen koploper-toeter. Voor Deutsche Bahn is zo'n gotspe feitelijk on(w)aardig.

Een positievere ontwikkeling is het nieuwe model S-Bahn, ter vervanging van de wat verouderde, getrokken treinen met oranje wagens. Het zijn treinstellen met vier korte bakken; de eerste komen we tegen op Duisburg Hbf.

Ook nieuw op deze lijn is het station Düsseldorf Flughafen, dat we vorig jaar in aanbouw zagen. Nu stoppen we er. Het heeft 8 sporen, twee meer dan ons eigen Schiphol, dat te krap blijft, hoe vaak ze het ook uitbreiden. Het vliegveldstation in Düsseldorf ligt nogal ver van de vertrek- en aankomsthal. We zien, lijkt het, een zweefbaantje in aanbouw. Eindelijk, na een eeuw, begint de Schwebebahn van Wuppertal school te maken.

De spoorbaan tussen Düsseldorf en Keulen is geschikt voor 200 kilometer per uur, maar onze loc, een oudje, dat evenals drie leden van ons gezelschap uit de jaren vijftig stamt, perst er niet meer dan 140 uit.



Zwijn

We rijden Keulen binnen. De entree van de stad bestaat uit van die typisch Duitse woonkazernes: vaalgeel met kleine vierkante raampjes. Verder uitzicht op spoorspaghetti. Talloze lijnen komen hier samen: uit de richtingen Düsseldorf, Wuppertal, Bonn / Koblenz, Bergisch Gladbach, Gummersbach en Au ("Au"? "Au"!). Voorbij station Deutz gaat de hele stroom treinen de Rijnbrug op, die circa tien jaar geleden is uitgebreid van vier naar zes sporen. Na de brug een scherpe draai naar rechts, en meteen rijden we station Köln Hbf binnen.

Marcel en Manorma zijn hier tien jaar niet meer geweest, ik twee jaar geleden voor het laatst (op weg naar Trier) en Erica nog nooit. Vorig jaar is Köln Hbf ingrijpend verbouwd. Nieuw is het mega-winkelcentrum Colonaden, dat zo dwingend aanwezig is, dat je als winkelend publiek vergeet dat je door een station loopt te wandelen. Alles ziet er hypermodern uit; de gietijzeren pijlers van de stationsoverkapping zijn knap weggewerkt, en vallen je alleen op als je er naar op zoek gaat. En natuurlijk een overmaat aan (vr)eettenten, hier. Een grillroom verkoopt levensgrote bonken everzwijn. Twee Obelixen zitten zich te goed te doen aan zo'n van vet glimmende bout; en dat om 11.00 in de ochtend. Hoe krijgt een mens het weg! Colonaden is geopend van 5.00 tot 23.00 uur, dus je kunt zelfs om 5.00 uur ontbijten met... brrrrr! Wij behelpen ons met koffie en aardbeiengebak in een kleine conditorei.

Tegenover het station ligt de Dom, met zijn ouderdom van 2 tot 8 eeuwen (ze hebben 600 jaar gedaan over de bouw) één van de weinige historische gebouwen in Keulen, dat zelf nog van Romeinse oorsprong is. Bij mijn eerste en tot dusverre enige bezoek aan Keulen mocht ik de kerk niet in omdat het zondag was. Nu is het zaterdag, en de wat sombere, donkere kathedraal heeft zijn poorten ook geopend voor agnostici en atheïsten. Er is een kerkdienst aan de gang; het betreft de communie van een groot aantal Keulenaartjes, die één voor één door de priester naar voren worden geroepen. Een kapelaan loopt de kerk rond in een knalrode jurk, en met een zwarte collectebus op de buik. Niemand gooit er iets in; ik vind het een nogal gênante vertoning. Ik zie ook enkele mensen gehuld in supportersvlaggen. Nu eens geen voetbal. In de wijk Deutz vindt momenteel het WK ijshockey plaats. Overal in de straten van Keulen zien we vandaag Finse ijshockeyliefhebbers. Hier in de Dom smeken ze nog gauw voor de wedstrijd even de zegen af van de Lieve Heere.

We lopen verder het winkelhart in. Dat valt qua oppervlakte wel wat tegen. Er zijn een paar overvolle winkelstraten (allemaal brede allee-en, zonder autoverkeer), maar sla je een zijstraat in, dan is de drukte meteen voorbij.

Een winkel in aardewerk verkoopt minuscule kop-en-schotels à 150 Mark, benevens wanstaltige Keulse Potten die heel erg duur zijn, en weinig praktisch effect sorteren. Het allerduurste pronkstuk is een soortement soepterrine, vol overbodige guirlandes en vissekop-ornamenten, waaraan een prijskaartje bungelt van slechts DM 23.000. Ik moet nog een cadeautje kopen voor moederdag, maar ik betwijfel of deze monstruositeit wel in de smaak zal vallen. Bovendien: je zult zoiets toch even oppakken om het beter te kunnen bekijken, en het vervolgens uit je poten laten lazeren! Nee, aan deze winkel moeten wij maar voorbij gaan. Ik denk dat ik maar lekker origineel ga doen, en een fles 4711 oderklonje koop; alhoewel: dat is ook maar vieze stinkrommel.

Erica krijgt een luchtballon aangereikt, ter gelegenheid van het 150 jarig bestaan van iets. Die blauwe ballon verkleint de kans dat we haar kwijtraken, tussen ruim een miljoen Keulenaren. Ikzelf wordt even later bijna aangereden door een tweewieler; in Keulen ligt het fietspad op hetzelfde niveau als de stoep, waarvan hij zich alleen onderscheidt door een afwijkende kleur.

Even later stappen we de Kaufhof binnen; de Duitse Vroom en Dreesmann. Maar dan wat groter. De zaak bestaat uit zes kooplagen (kelder, Erdgeschoss en vier etages) die elk de oppervlakte hebben van twee voetbalvelden. Wij doorkruisen de derde etage; de afdeling sport (waarvan de vloer is uitgevoerd als atletiekbaan) en die van het speelgoed. Marcel kan zich hier vergapen aan een ruime collectie model-treinen, zoals alle collecties ruim zijn in dit groot-warenhuis. Verkoopsters vanaf een bepaalde rang zijn hier gehuld in zacht-purperen mantelpakken, werpen streng-organisatorische blikken om zich heen, en tekenen voortdurend allerlei dingen aan op een lijst. De grote concurrent van Kaufhof heet Karstad; die zitten hier vast ook ergens in de buurt. In Trier zijn Wim en ik eens een Karstad binnengelopen. Die was ook al zo uitgestrekt, hoewel Trier bepaald geen wereldstad is.

De Keulse middenstand verdient vandaag weinig aan ons, Nederlanders. Kaufhof heeft niet meer aan ons kunnen slijten dan een stuiterballetje voor Erica en vier toiletbezoeken.



IJs

Nu begeven we ons naar de Neumarkt, een belangrijk U-Bahnkruispunt. De lijnen 3, 4, 12, 14, 16 en 18 kruipen eronderdoor; de nummers 1, 7, 8 en 9 kruisen het plein op straatniveau. De laatste vier lijnen vormen de oost-westtak van het Keulse tramnet, waar de nieuwe Niederflurtrams rijden. Deze bundel lijnen mag zich toch U-Bahn noemen, hoewel de trams hier boven de grond rijden. Wij willen de lange lijn 1 nemen, naar Benzberg, en nemen plaats op het brede perron. Eerst komt er een Sonderzug, een feesttram vol genodigden die - het zal eens niet zo zijn - zitten te schransen achter tafeltjes. Daarachter zit lijn 1. Hij loopt leeg, en meteen weer vol.

Neumarkt

Wij vinden een plaatsje op de voorste bank, met uitzicht op de baan voor ons, en op de cabine, waarin de Strassenbahnfahrerinmet een verveeld gezicht aan de hendels zit te trekken en roomijs zit te lepelen uit zo'n kartonnen bakje. Er is geen kaartverkoop bij de bestuurderes; wel zitten er spreekgaatjes in de glazen ruit die haar afscheidt van de reizigers.

Onze tram is de 4076, 2.65 meter breed, met 70 zit- en 200 staanplaatsen en een maximum snelheid van 80 kilometer per uur. Het is een dubbelgelede wagen, maar de middelste geleding is slechts een ruime meter lang en biedt alleen plaats aan de kaartjesautomaat. Keulse trams rijden meestal twee-aan-twee gekoppeld, en dat is ook op lijn 1 het geval.

De eerste halte na Neumarkt heet Heumarkt. Daarna razen we over de Deutzer Brücke, zo'n 700 meter ten zuiden van de spoorbrug. Vervolgens gaan we toch nog onder de grond en wordt de tram een echte U-bahn. Het voertuig stopt onder station Deutz, en rijdt vervolgens onder de wijk Kalk door. De stations liggen hier ver uit elkaar en de tram ontwikkelt een flinke snelheid. Daarbij maakt hij niet al te veel gerucht en blijf hij voorbeeldig stabiel op de baan liggen. De vele mensen die minder fortuinlijk zijn dan wij, en aan een lus moeten hangen, worden niet dwars door de wagen gekwakt.

Ik schrijf alles zorgvuldig op in mijn opschrijfboekje. Een vriendelijk lachende grijze dame naast me ziet me schrijven, en probeert mee te lezen. Het is geen Duits, en het zou net zo goed Egyptisch kunnen wezen. Tussen de Frankfurter Strasse en het Kalker Friedhof komt de tram boven de grond. De stadsdrukte hebben we achter ons gelaten. We rijden door een bosachtige omgeving, en kruisen een brede snelweg, die je in Wenen brengt, als je maar lang genoeg doorrijdt.

Lijn 1 op de Neumarkt

De trambaan heeft een spoors karakter, compleet met spoorbomen en met haltes die veel weghebben van stations. Fietsen kunnen er gestald worden, en er zijn maar liefst drie gratis krantjes verkrijgbaar; elk in hun eigen bak: Extra, Kölner Morgen en 20 Minuten Köln. De laatste titel slaat vermoedelijk op de tijd dat de redactie hoopt dat je erin zit te lezen, maar dan moet er meer wetenswaardigs in staan dan in onze eigen Sp!ts en Metro. 20 minuten, dat is ook ongeveer de gemiddelde lengte van een Keulse tramrit, denk ik. De lijnen komen ver buiten het centrum; in lommerrijke buurten met deftige herenhuizen.

De bestuurster heeft haar ijsbakje geledigd een steekt een saffie op. De rook kringelt door de spreekgaatjes. Ook hier al. Laat ze een voorbeeld nemen aan haar collega Roland Frisch, van de website; die doet dat vast niet. Een zeer lezenswaardige site, trouwens; als mijn Duits wat beter was, zou ik iets aardigs in zijn gastenboek schrijven. Tegen mijn gewoonte in, want een gastenboek is bij mij doorgaans een inspiratiebron voor allerlei hoogst inventieve anonieme beledigingen. Daarom heb ik zelf geen gastenboek.



Overal ontmoet je namen-om-te-onthouden. Bij de halte Kippekausen rijden we de gemeente Bergisch Gladbach binnen. Bensberg is een dorp als Oegstgeest of Wassenaar, met donkere lanen en spookhuizen. Hier woont de sjiek van Keulen. De tram maakt een diepe afzink naar het ondergrondse eindstation. Het ligt ongeveer 15 meter diep, en er zitten twee parkeer-etages tussen perron en straatniveau. Hier zie je zo'n beetje hoe de Haagse tramtunnel zo ongeveer had moeten kunnen zullen worden. We hebben nog geen een halfuur gedaan over een rit van 16 kilometer, een alleszins acceptabel gemiddelde.

Op het perron staan we ons te verbazen over de smalle middenbak. Deze bak rust op een zgn. Jacobdraaistel, dat op ingenieuze en door mij onbegrepen wijze steun biedt aan alle drie de geledingen. Zo heb je per tram maar drie draaistellen nodig, of zoiets.

Zien eten doet eten; wij gaan maar even naar boven om een ijsje te kopen bij een kiosk. Boven ligt een busstation waar wat streeklijnen vertrekken. We keren weer terug de diepte in, en nemen de tram terug naar Keulen. Lijn 1 rijdt op zaterdag om het kwartier. Door de weeks kun je Benzberg elke tien minuten verlaten. Er rijdt dan in de spits bovendien nog een kort-trajectdienst, zodat er op het Keulse gedeelte van de lijn elke 5 minuten een tram rijdt. 12 trams per uur, met in elk 140 zit- en 400 staanplaatsen. In totaal vervoert de KVG bijna miljoen passagiers per dag, per bus of tram.

We keren terug naar Kalk en Deutz. In de lagevloertrams kunnen en mogen ook rolstoelen en fietsen meegenomen worden, een mogelijkheid waarvan vandaag veel gebruik gemaakt wordt.





Brug

Bij station Deutz stappen we uit. Dit heeft een merkwaardige ronde stationshal, die wel wat lijkt op een kerk. Even voorbij Deutz begint de mooiste spotplek van Europa: de Hohenzollern-Brücke waarover we vanmorgen zijn aangekomen. Er ligt aan beide zijden een fiets- en voetpad langs. Minstens eens per minuut zie je een trein passeren; op het moment dat ik deze foto maakte, een Talent.

Marcel ontdekt steeds betere fotoplekken, ook voorbij de brug, in de bocht naar het station. Op een gegeven moment is hij helemaal uit het zicht verdwenen: ergens achterlangs of tegenop gekropen. Wij wachten tot hij weer te voorschijn komt. Manorma vraagt hoe het met mijn kies gaat. Het gaat wel. Hij is niet meer te redden, maar de trekking kan gelukkig nog uitgesteld worden. Er rijden riksha's over de brug; net als in India, zegt Manorma. Zo ver ben ik nog nooit van huis geweest; ik vind Keulen al een heel end. Dat vinden meer Nederlanders, getuige een uitdrukking als: "het in Keulen horen donderen". Mijn grootmoeder placht van een bot mes te zeggen: "Je kunt er wel met je blote kont op naar Keulen rijden", een uitdrukking die tot mijn verbazing zelfs in Van Dale staat, sub voce Keulen. En Keulen en Aken zijn ook niet in één dag gebouwd.

"Héé, héé, hierher!" schnautzt een Duitse ijshockeysupporter. De riksha-fietser keert om met een grote zwier, en de dikke Duitser klimt aan boord.

Een onopvallende straattegel bij de brug gewaagt van 1000 Roma en Shinti die hier in 1940 zijn weggevoerd. Het is bevrijdingsdag vandaag; we zouden het bijna vergeten.

3201 en 3239 op eindpunt Merkenich





Ford

Marcel voegt zich weer bij ons. Onder Köln Hbf nemen we op goed geluk tram 12 naar Merkenich. Het zijn de wagens 3201 en 3239. Na die hypermoderne trams naar Bensberg zien de achtassers eruit alsof ze dateren van voor de Wereldkrijg. In werkelijkheid zijn ze gebouwd in de jaren zestig. Nog ouder zijn de 3700- en 3800-trams; die kunnen niet gekoppeld rijden en worden alleen op de dunnere lijnen ingezet. Onze trams zijn uitgerust met een Kiematic, het schakelsysteem waarvan wij kettingen en tandwielen horen ratelen. Qua interieur en geluid doen deze trams wel wat Amsterdams aan (zo erg natuurlijk niet; als Nederlander schaam je je in het Rhein-Ruhrgebiet meestal dood voor je eigen OV).

Deze tram (officiële benaming: Duewag Grossraumstellen) heeft alleen aan de rechterzijde deuren. Hij rijdt vrijwel leeg door een gewone winkelstraat, met niet eens een vrije baan. De laatste passagiers, behalve wij, stappen uit. Toch staan er nog zo'n 6 haltes op ons netkaartje, dat we vanmorgen bij een KVG-kiosk gehaald hebben. God weet waar en wanneer: de dingen gaan soms doorelkaar lopen op zo'n lange dag.

Wat gebeurt er nu? De huizen zijn op, en de tram rijdt over een groot industrieterrein, langs fabrieken en een goederenspoor. Hier zijn de Fordwerke; een uitgestrekt fabriekencomplex van vele vierkante kilometers. Ook zeer uitgestrekte parkeerterreinen, waar ongetwijfeld alleen maar Fords mogen staan. Werknemers die Volkswagen rijden, moeten met de tram naar hun werk.

De tram stopt bij de haltes Fordwerke Süd, Fordwerke Mitte en Fordwerke Nord. Alle haltes worden automatisch aangekondigd, met een woest gebrul dat in volle trams altijd heel gesmoord klinkt, maar in deze leegte uit de luidsprekers tettert. Maandagmorgen om halfzeven zal het hier wel zwart zien van de mensen, maar nu stopt de tram steeds voor niks. De KVG-trams kennen geen stopknopje, en stoppen simpelweg bij elke halte.

We hebben alweer een kilometer of 10 afgelegd, in een minuut of 25. Voorbij het fabrieksterrein ligt het dorpje Merkenich. Het lijkt niet al te boeiend. Wij pakken snel de volgende tram terug, die op punt van vertrek staat. Ook op deze lijn wordt zaterdags gereden in Vierteltakt, en Merkenich lijkt zelfs geen wandeling van een kwartier waard.

Tram-terug op de keerlus in Merkenich





Mac

We rijden onder het Hauptbahnhof door. Dit telt twee U-Bahn stations: Breslauer Platz en Dom. Bij de laatste zijn wij zojuist ingestapt. Twee station later passeren wij voor de tweede keer vandaag de Neumarkt; deze keer ondergronds. Er rijden zes tramlijnen door dit stuk tunnel, en er ligt slechts dubbelspoor. Dit in tegenstelling tot het veel kleinere Düsseldorf, waar belangrijkse U-bahntraject viersporig is. In de Keulse tunnel ontstaan vertragingen, temeer daar er niet meer dan één tram per richting tegelijk op een station kan halteren. Regelmatig krijgt onze tram geel, of zelfs rood licht. Het U-bahnsysteem schiet hierdoor zijn doel wat voorbij; het gaat zo niet veel sneller dan bovengronds.

Barbarossaplatz

We stappen uit op de Barbarossaplatz, ook alweer zo'n tramknooppunt, met zeven lijnen die allen boven de grond rijden. Hier stoppen ook lijn 16 en 18, de opvolgers van respectievelijk de Rheinuferbahn en de Vorgebirgsbahn. Dit waren regionale spoorwegbedrijven die in de jaren 70 zijn opgeheven om plaats te maken voor de tram. Beide lijnen stonden centraal in ons artikel over de Drachenfels. We lopen een Mac Donalds binnen die gevestigd is op historische grond; ooit was hier het beginstation van de Vorgebirgsbahn. De Rheinuferbahn begon nabij Köln Hbf, aan de voet van de Dom, en - hoe kan het anders - aan de oever van de Rijn.

Wat moet je zeggen over een diner bij de Mac? Marcel heeft nog een weetje over deze MacDonalds: het was één van de eersten van Duitsland. De eetgelegenheid heeft een crèche voor de allerkleinsten, met doorschijnende ramen zodat de ouders hun gebroed in de gaten kunnen houden. Zo nu en dan stuitert er uit het kinderverblijf een rubberen bal, waar je als volwassene, of als ouder kind, een doodsmak over kunt maken. Een zwart jongetje komt uit het kinderverblijf, en staart me geobsedeerd aan. Ik spreek hem toe in het Duits, maar hij verstaat me niet; het kan liggen aan mijn tekortschietende dictie in de taal van Goethe en Nietsche (Goed, hè en Niets, hè).

Muur

Na de maaltijd nemen we lijn 16, waarvoor ik verwijs naar het al genoemde artikel. Marcel heeft deze lijn uitgekozen omdat hij langs Rodenkirchen komt, waar hij ooit heeft gestaan op een camping langs de Rijn, en omdat hij zo'n schitterend uitzicht biedt op de chemische fabrieken die kilometer na kilometer langs de Rijn staan, waar het ooit zo schön was.

Lijn 16 loopt van Keulen noord naar Bonn zuid, en is zo'n kilometer of 50 lang, een afstand die binnen de anderhalf uur wordt afgelegd. De lijnen worden gereden met de Stadbahn-trams van de tweeduizend-serie. Deze zijn enkelgeleed en hebben slechts aan één kant een cabine. Daarom moeten ze altijd gekoppeld rijden; kont-aan-kont.

Naarmate we Bonn naderen wordt het drukker in de tram, terwijl het me toch geen echte uitgaansstad lijkt. Zes giechelmeisjes delen een zitje voor vier personen, zitten te dagdromen over tongzoenen, maar laten voorshands grote kauwgombellen tussen de lippen verschijnen. In Bonn staat het perron van de U-Bahn helemaal vol met vooral jonge mensen, die vol verwachting op iets lijken te staan wachten. Geen idee wat er aan de hand is; komt er straks een beroemde Slager-zanger uit de tram, van de slagersvakschool?

Bonn is hoofdstad-af, en moet nu wel terugvallen tot wat het altijd geweest is: een niet bijster interessant provincieplaatsje. Het parlementaire circus is verplaatst naar Berlijn, waar in 1989 een muur verdwenen is, en waar ze er in 2001 een nieuwe voor in de plaats hebben gebouwd. Eén met ronde ramen, die in de volksmond al de wasmachine genoemd wordt. Bondskanselier Schröder heeft zijn nieuwe ambtswoning node betrokken (waarin het Catshuis niet zou opvallen, als het er ergens in een nis stond) en wordt niet moe, te benadrukken dat dit gebouw de grootsheidswaanzin weerspiegelt van zijn voorganger Kohl, en niet die van hemzelf. Ach, Kohl was zelf al iets omvangrijker dan de nieuwe Kanzler.

Dom

Wij nemen meteen de trein terug. Het is de RE van 18.19, genaamd de Rhein-Wupper Express. een beetje misleidende naam; je zou verwachten dat hij toch ten minste naar Wuppertal door zou rijden, maar hij gaat niet verder dan Deutz. De RE bestaat uit Silberlinge ("ouwe roestbakken", in ons oneerbiedige jargon). Hij stopt een aantal malen tussen Bonn en Keulen, waaronder in Brühl, waar vorig jaar een spoorwegongeluk heeft plaatsgevonden. De EuroCity naar Chur reed 120 waar maar 40 was toegestaan, vloog uit de baan en moest naderhand ter plaatste gesloopt worden. De schuldvraag over dit ongeluk, waarbij 8 doden te betreuren waren, heeft de gemoederen lang bezig gehouden; de uitslag is me niet bekend.

Ook tram lijn 18, de Vorgebirgsbahn, stopt in Brühl, maar enkele kilometers ten westen van hier. Met een omtrekkende beweging naderen we het hart van Keulen. Na Köln Süd, een wijk met lelijke hoge flats, stopt de trein in Köln West, naast een hoge televisietoren. Keulen is het Hilversum van Duitsland, bij wijze van spreken. Dit is geen druk station. Er groeit gras op het perron. Een jongen zit in Lotus-houding te zen-mediteren, met een bierfles voor zijn neus, waaruit misschien zijn inspiratie moet komen.

Overblijfselen uit de Romeinse tijd; tentoongesteld nabij de Dom

Terug op het Hbf van Keulen ziet Marcel tot zijn enthousiasme de zilverkleurige Metropolitan. Hij legt uit, dat dit een hyper-sneltrein is die van Keulen naar Hamburg rijdt met slechts tussenstops in Düsseldorf en Essen. Die trein is nog sneller dan een normale ICE, waar hij wel wat van wegheeft (de Metropolitan wordt echter, in tegenstelling tot de ICE, door een locomotief getrokken). Hij rijdt op werkdagen vier keer per dag, zaterdags één keer en legt de afstand tussen Keulen en Hamburg af in 3 uur 24, ruim een halfuur sneller dan de normale ICE; een tijdwinst waarvoor de reiziger vele tientallen Marken extra moet neertellen. Ik luister onvoldoende nauwgezet naar dit alles; ten eerste heeft mijn opnemingsvermogen zijn maximum bereikt, net als tijdens een college moderne powézie om halftien; ten tweede zie ik op de stationsoverkapping met grote letters geschreven staan "4711 Kölnisch Wasser" en moet ik denken aan een roman, waarin de ik-persoon voor het eerst van zijn leven in Keulen uit de trein stapt, en de tekst ziet die ik nu zie, en teleurgesteld constateert, dat dit wel erg in de lijn der verwachtingen lag: een odeklonjereklame in Keulen; en hoe heette me die schrijver nou ook alweer?

Let op de tram

Voordat onze Rhein-Expresse naar Emmerich vertrekt, lopen we nog ... juist: om de Dom. Help me herinneren, dat ik deze grap elke veertien dagen blijf maken, zolang het conflict op de NL-spoorwegen voortduurt. De Dom is diepgrijs, maar dat komt door het vuil. Oorspronkelijk was hij wit, zoals te zien is aan enkele hagelwitte beelden, die ze misschien bij wijze van experiment schoongespoten of schoongekrabt hebben. Onbegonnen werk, om die hele uit zijn krachten gegroeide, pokdalige kathedraal op die manier onder handen te nemen.

Er lopen wat Finnen rond op het plein. Ze kijken somber. Erica denkt dat ze de ijshockeystrijd verloren hebben, maar volgens mij kijken Finnen altijd zo. Ik zou zelf ook somber kijken als ik dit stukje moest schrijven in een taal met 89 naamvallen en zonder voorzetsels. Pääkaupunkiseudun Vesi OY, zoals de Finnen zelf zeggen. Dat betekent: "waterleidingbedrijf van het hoofdstedelijk gebied", en slaat in dit verband helemaal nergens op, maar het is het enige Fins wat ik ken.

Dank

Nu moeten we dat hele Jezus-eind nog terug, met de RE. Erica en ik ledigen getweeën een onwaarschijnlijk grote zak chips. Opmerkelijk, hoe snel we de ongezonde eetgewoontes van onze Oosterburen hebben overgenomen. Erica wijst me op de mogelijkheid, dat zich in de zak een zgn. "Pokemon" bevindt. Dat was ongetwijfeld die ene harde chip, die me nu zo zwaar op de maag ligt.

Om 21.24 uur komen we aan op het minimale station van Emmerich. Het is een wat triesterige plaats, vind ik. In een rare uithoek van zo'n groot land, en met dat ene treintje per uur. En wil je per OV naar Nederland (maar waarom zou je) dan kun je twaalf keer per dag per bus naar Doetinchem, of all places, en nog maar twee keer met de Eurocity naar Amsterdam. De enige bezienswaardigheid van Emmerich, de Rheinpromenade, mis ik altijd, omdat we hier de trein nooit missen. Ik zou best eens de trein willen missen in Emmerich, en een uurtje flaneren over die promenade.

We gaan tanken. Daarna passeren we het verlaten stationsgebouw. Nog één keer, om 22.36, zal hier vanavond een trein vertrekken. HNH, lees ik. Achter de overige letters van BAHNHOF zijn de lampen stuk.

Deze keer moeten we een klein kwartiertje wachten voor de spoorbomen. Een locomotief is aan het rangeren, en stopt uitgerekend midden op de spoorovergang. Verveeld kijk ik om me heen, naar de donkere straten en lage flatgebouwtjes in dit provinciestadje. Emmerik: voor Hollandse SWT-reizigers zoiets als de eerste stad na de woestijn; een plaats met de geur van avontuur. Maar je zult er je jeugd of levensavond moeten doorbrengen.

Niet minder medelijden heb ik met treinreizende Duitsers, die al maar meer en meer en meer en meer toeslag moeten betalen om weer een paar minuten eerder op hun bestemming te zijn. Wij hebben vandaag voor een habbekrats gereisd en namen een bescheiden tempo graag voor lief.

De bomen gaan open; wij rijden Duitsland en dit verhaal uit.

Frans Mensonides (die aantekent dat we 334 kilometer hebben afgelegd per auto, 302 per trein, ca. 85 kilometer per tram en hoogstens 4000 meter te voet)
10 mei 2001 (sorry, uitgerekend 10 mei, maar ook dat is toeval).


Met dank aan Marcel voor zijn schier onbeperkte feitenkennis, en alvast aan Wim voor de correcties van mijn Duitse spelling, die misschien gaan volgen. Ik heb de oorlog in dit artikel één, misschien twee keer genoemd, maar heb me eruit weten te redden.