Dan ken ik met de trein
In twee uur tijd in Zwolle zijn
(v. Kooten en de Bie; Zwolle zonder dolle).
Saaie bus in saaie wijk: Aalanden
In Zwolle loop ik via het Engelse Werk, gelegen ten noorden van de spoorbaan Zwolle- Amersfoort, naar de wijk Schelle. Een mooie groene wandeling van een kleine anderhalf uur. Ik pak bus 5 naar het centrum. Bij het station blijft de bus ruim tien minuten staan. Dat hoort zo in Zwolle. Als je in Het Station zit te dineren, zie je niet anders dan doorgaande bussen, die maar niet willen doorgaan. Na dit oponthoud rijden we naar het centrum, of liever: om het centrum heen, want Zwolle is een van de steden waar de bus uit het stadshart getreiterd is. Bij de Sassenpoort houdt een vrouw de chauffeur bijna tien minuten aan de praat; in een andere bus heeft zij haar tas laten staan en of dat even omgeroepen kan worden. Mijn ritje van Schelle naar de Diezerpoort, een kleine 2 kilometer, heeft een halfuur geduurd. Het was mijn eerste, en naar ik hoop, laatste rit met een Zwolse stadsbus. Veel Zwollenaren denken er zo over. Op zaterdagmiddag rijdt de bus hier leeg rond. De abri's zijn verlaten.
Nu moet je in het leven, en daarbuiten, nooit "nooit" zeggen. Op woensdag 26 januari 2000
reis ik opnieuw naar Zwolle, met het voornemen, nu juist wel die stadsbus te nemen. Want De
digitale reiziger is in de herfst een serie begonnen over het stadsvervoer in
provinciehoofdsteden (wat al lezenswaardige stukjes heeft opgeleverd over
's-Hertogenboschen Maastricht) en we willen die reeks graag voortzetten, in het nieuwe jaar.
Ik ben ongedocumenteerd op pad gegaan; zonder busdienstregeling en zonder stadsplattegrond. Die ga ik eerst maar kopen; zodra ik uit de Intercity van 11.15 ben gestapt. De Bruna in de stationshal weet me beide informatiebronnen te leveren. Het busboekje kost slechts f 1,50 en lijkt sprekend op dat van Apeldoorn, in dier voege dat in de tijdtabellen alle haltes vermeld staan, terwijl per halte alleen de uurpatronen gegeven worden, en natuurlijk de vertrektijden van de eerste en laatste bus. En nog zo een paar dingen.
Een voorbeeldje, ter verheldering. Bij de halte "Petuniaplein" op lijn 1, Westenholte - Berkum, staat aangegeven dat de eerste bus om 6.18 vertrekt. Overdag vertrekt de bus om ieder uur om :18 en :48. De "laatste normale dagrit" (het klinkt even mysterieus als de grootste gemene deler) wordt gereden om 18.18. Vervolgens is er sprake van een "overgang naar de avond". Die vindt in Zwolle in alle jaargetijden plaats rond de klok van 19.00 uur; er vertrekken dan bussen om 18.46, 19.10 en 19.35. Dan gaat het avondpatroon in, met vertrektijden om :00 en :30. De laatste bus vertrekt om 23.30. Dit neemt niet weg dat er nog een allerlaatste spookbus rijdt op het middernachtelijk uur; die rijdt echter niet verder dan de Loggerweg.
Op zaterdag vertrekt de eerste bus een uur later, terwijl de overgangs- en avondritten een uur eerder ingaan. Op donderdagavond gaan de overgangsritten 2,5 uur later in (dit geldt alleen op het traject Westenholte - Station; op het trajectgedeelte Station - Berkum gaan de overgangsritten 2 uur later in). Als deze info staat op één bladzijde gefrommeld; voor alle haltes van lijn 1. Iemand met heel scherpe ogen en een zekere bedrevenheid in de arithmetica kan uit deze stroom van informatie opmaken, hoe laat zijn bus op koopavond vertrekt van de halte Petuniaplein.
Nu hebben wij het tot dusverre gehad over de tabel "maandag t/m zaterdag". Er zijn aparte tabellen voor zondagen en voor in de zomervakantie; ook allemaal weer met die kleine lettertjes. Ik vraag me af, of een dienstregeling met volledige tabellen, van 06.00 tot 0.00 uur, niet gewoon duidelijker is.
De opzet van de busdienst is geheel gewijzigd, zegt het dienstregelingboekje. Dat is al gebeurd op 24 mei 1998, toen Midnet hier nog het OV verzorgde; vanaf mei 1999 is het ook hier Connexxion. Het bus-systeem lijkt, evenals het busboekje, op dat van Apeldoorn: de bussen vertrekken van het station (al doen ze dat in Apeldoorn gelijktijdig, zodat je altijd aansluiting hebt) en keren na een lus door een buitenwijk weer bij het station terug (over Apeldoornschreven we al in de oertijd van DDR, in december 1996).
De lijnen 2, 4 en 5 rijden overdag elk kwartier; lijn 1 om het halfuur; de laatste lijn is de enige, die buiten de centrale zone 4600 komt. Lijnen 7, 8 en 9 zijn scholierenbussen; Zwolle heeft weliswaar geen universiteit, maar wel talloze MBO- en HBO-instellingen, verspreid over heel de stad. Lijn 10, tenslotte, heet Plus-bus en stopt voor de deur van een aantal bejaardentehuizen. De meest bijzondere lijn is nummer 3. Die bestaat namelijk niet. Lijn 3 zal volgens de dienstregeling op een nader te bepalen tijdstip de wijk Stadshagen gaan bedienen, maar dat tijdstip is nog niet aangebroken. Hoewel de wijk al wel op de stadsplattegrond staat, is bus 3 nergens te bekennen. De wijkbewoners moeten zich redden met het streekvervoer.
Het is een vrij overzichtelijk bestek (zolang de "overgang naar de avond" nog niet is aangebroken) en ik ga meteen op reis. Zoals gewoonlijk in deze reeks leidt de eerste rit naar het provinciehuis. De bus van 11.35 (lijn 1 richting Berkum) wordt gereden met lagevloermaterieel, voortgestuwd door LPG. Wie de tekenen in de dienstregeling weet te verstaan, kan uit het boekje opmaken, welke ritten met lagevloerbussen gereden worden en welke niet; in de loop van de dag zal ik opmerken, dat het altijd klopt.
We passeren de Sassenpoort. Het ritje naar het provinciehuis duurt nog geen 5 minuten. Alleen lijn 1, met halfuurfrequentie, stopt voor de poorten van de griffie, maar pal om de hoek halteren ook nog een stuk of 10 streeklijnen. Lijnen naar oorden als Staphorst, Hasselt, Ommen en Coevorden; de laatste heb ik eind vorig jaar al eens genomen.
Het Overijsselse provinciehuis is ongetwijfeld het saaiste van Nederland. Eigenlijk is de grafitti
het enige mooie eraan; het zal wel voor een habbekrats geschilderd zijn door een kunstenaar in
de contraprestatie, al dat tegenwoordig nog zo heet. Misschien wel een Melkert-schilder, of
iemand met een taakstraf, wegens graffiti.
Ten oosten van Wipstrik ligt Oosterenk, een groot bedrijven- en scholenterrein, waar lijn 2 zijn lusje rijdt. Ik ga staan in een abri, tussen wat scholieren die per se met de grote-mensenbus meewillen, en niet met de scholierenbus. Dat mag. Ook mogen niet-scholieren in een scholierenbus stappen; dit staat expliciet vermeld in de dienstregeling.
Bus 2, opnieuw een met lagevloer, arriveert 4 minuten te laat; de enige vertraging van vandaag. De bus loopt vol. Enkele haltes later rijden we het terrein van het Sophia ziekenhuis op; er is een halte pal voor de ingang.
Een meisje krijgt van een paar klasgenoten commentaar op haar nieuwe hoog opgestoken kapsel. Dit kapsel wordt "heel erg secretarieel" bevonden, waarop een hoop gegniffel volgt. Mij dit niet begrijpen. "Ik heb zo achterlijk gedroomd", zegt het meisje met het secretariële kapsel. "Ik droomde over Drentelman. Drentelman wou toch een nieuwe auto kopen, laatst? Maar in die droom kocht hij een bus. Net zo'n bus als we inzitten. En toen waren we in het lokaal met allerlei dingen aan het gooien: brood, klokhuizen en papierproppen, en zo. En Drentelman die wordt onwijs kwaad, en hij rent ons dwars door de hele school achterna".
Er wordt gelachen. "Wat een stomme droom, zeg", zegt een meisje. "En wat deed ik? Zat
Drentelman ook achter mij aan?"
-"Jij was er niet. Jij had griep".
- "ik droomde vannacht, dat ik het met je dééd", draagt een jongen bij aan de discussie.
Hiermee is het thema "dromen" afdoende behandeld. Nu gaat het gesprek verder over autorijden. Een jongen heeft pas zijn eerste rijles achter de rug. "Ik werd helemaal gek; je moet onwijs goed opletten, en je moet precies weten wanneer je moet koppelen en wanneer je moet gassen".
Dit is geen onderwerp voor de Digitale reiziger. Gelukkig komt de bus nu aan op het
stationsplein.
De Plus-bus
De stationsrestauratie wordt verbouwd tot een filiaal van "De Brasserie" die je de laatste maanden overal op ziet duiken op de stations. "Het Station" is out; "De Brasserie" is in; "De Restauratie" in Utrecht is vooral in trek bij de muizen. Zes weken zal de verbouwing van de keuken gaan duren, staat te lezen op een bordje. Dat mag me nogal een verbouwing zijn; een ongeveer even omvangrijk project als de renovatie van het Rijksmuseum in Amsterdam. Al die tijd is hier nog geen kroketje te verkrijgen. Ik neem dus genoegen met een bleek croissantje met een dito plakje kaas.
Aan een tafeltje stippel ik een reisplan uit voor de rest van de dag. De volgende etappe, zo besluit ik, gaat naar de wijk Aalanden; daarvandaan zal ik de Plus-Bus terugnemen. Lijn 5 onderhoudt de verbinding tussen Ittersummerbroek, in Zwolle zuid, en de Aalanden in het noorden. De bus rijdt via het station, waar 7 minuten wordt gehalteerd; dat nadeel, door mij al in 1997 aangekaart, hebben ze er met de nieuwe opzet niet uit kunnen krijgen. Ongeveer tien minuten lang begrijp ik niet, waarom ik de tabellen van lijn 5 niet begrijp. Na een nader onderzoek begint me duidelijk te worden, dat lijn 5 in de wijk Aalanden elk kwartier dezelfde route aflegt, terwijl hij in Ittersumerlanden en Ittersumerbroek afwisselend linksom en rechtsom rijdt. Rechtsom geschiedt dit met lagevloerbus; linksom zonder.
De bus vertrekt om 13.15. Het is vrij rustig; we hebben exact 19 passagiers aan boord. De bus
passeert de Sassenpoort, en het winkelcentrum Diezerpoort, waar ik in 1997 uitstapte, met het
voornemen, nooit meer een Zwolse stadsbus te nemen.
De Zwolse busdienst lijdt aan hetzelfde euvel als die in 's-Hertogenbosch: een lage rijsnelheid. Negenogen staan lang niet altijd op "wit"; de routes door de buitenwijken zijn kronkelig. Dit neemt niet weg, dan mijn bus exact op tijd is. Deze chauffeur wacht zelfs nog bij de halte als hij een halve minuut te vroeg is.
Aalanden is een oersaaie wijk, met jaren-zeventig bebouwing. Ook het weer is saai: een egaal grijze hemel, waar net geen motregen uit valt. Ik stap uit bij een willekeurige halte. De Plus-bus zal pas over 40 minuten vertrekken; die rijdt in uurdienst. Wat te doen? Ik weet niets beters te verzinnen dan terug te lopen langs de busroute, en elk kwartier de tegemoetkomende bus te fotograferen. Gaap, gaap, wat is het hier toch saai.
Ruim op tijd kom ik aan bij de halte Vijverhof op lijn 10. Er staat geen abri; die hadden ze toch wel mogen neerzetten, voor de bejaarde doelgroep. De Vijverhof waar deze halte naar genoemd is, staat 200 meter verderop; aan de overkant van een drukke straat. Het bejaardentehuis (of zou het al een geriatrisch zorgcentrum zijn?) heeft een halte van lijn 5 voor de deur. Niet veel Vijverhof-bewoners zullen de Plus Bus gebruiken. Inderdaad: als het taxibusje arriveert, kijkt de chauffeur enigszins verbaasd, dat hij hier een passagier ziet staan. Ik hoop dat er nu iets raars gebeurt (bijvoorbeeld: mij wordt de toegang geweigerd, omdat ik niet oud genoeg ben voor de seniorenbus) maar dit is niet het geval. Er gebeurt nooit iets geks in het Zwolse OV. De Zwolse stadsbus is zo saai als OV behoort te zijn: exact op tijd en zonder wanklanken.
De chauffeur geeft aan twee grijze dames uitvoerige toelichting op de dienstregeling. De vierde passagier is een bijna 90-jarige man met een slap hoedje. "alles, alles, alles geht vorbei", zingt Drafi Deutscher op de radio. Dit is meestal maar al te waar, maar ik breng daar graag tegenin, dat in deze saaie wereld ook opvallend veel dingen altijd en eeuwig hetzelfde blijven. We luisteren blijkbaar naar een gouwe-ouwe programma, want het volgende nummer is "32 jaar" van Doe Maar. Dat moet al enige tijd geleden zijn, dat Hennie Vrienten 32 jaar was. Ik schat hem nu even oud als mijn bejaarde medepassagier was toen Drafi Deutscher in de Veronica top 40 stond.
We rijden door het centrum, de noordkant; bij het Rode Torenplein. De man met het hoedje drukt op de stopknop. Er gaat geen lampje branden; wel klinkt er een milde sirene. De taxibus komt tot stilstand. Met moeizame voeten klimt de man uit het busje. Er stapt een bejaarde dame in. De radio geeft nu, bij het scheiden van de markt, "Zwart-wit" van Frank - onverstaanbaar - Boeijen, met de onsterfelijke regel: "wie wil nou bloed aan de achterban van de werkelijkheid", of "wie wil zijn goed op de achterkant van de degelijkheid". Ik kan me wild ergeren aan zoiets. Als je dan een protestsong zingt, zorg tenminste dat hij verstaanbaar is.
Aan de andere kant: in Ittersum schijnt een fraai kasteel te staan waar nog een echte baron woont, of tot voor kort woonde. Ik heb eens gehoord dat hij het complete dorp Ittersum (thans opgeslokt door de Zwolse uitbreidingsplannen) in eigendom had, en mijn overspannen fantasie produceert het beeld van in grauwe lompen gehulde horigen, die zich in het stof wentelen bij nadering van de slotheer. Dat moet wel enige tijd geleden zijn. Er staat me vaag bij, dat de laatste barones van Ittersum aan lager wal is geraakt, in een portiekflatje is gaan wonen in Leiden, alwaar zij operettezangeres was en grammofoonplaten maakte die geen hond kocht. Ik heb nog enige tijd met haar (klein)dochter in de klas gezeten, meen ik; het verhaal over die horigen werd fluisterend rondgeroddeld in de pauze, nu ik erover nadenk. Een tamelijk krankzinnige en onsamenhangde alinea, deze; maar zo kan ik het me herinneren, en dan klopt het meestal wel in grote lijnen.
Bus 4 duikt onmiddellijk na het stationsplein in een tunnel onder het spoor door; een speciale bustunnel waar normale vierwielers niet welkom zijn. Je kunt in Zwolle geen kilometer lopen of je stuit op een spoorbaan. De Ittersum-wijken worden doorsneden door de spoorlijn naar Deventer. Waarom is hier eigenlijk geen station? Zwolle telt zes spoorlijnen en slechts één station.
De bus rijdt rustig en is precies op tijd. Ik stap uit bij het WKC Zuid (WKC betekent in saaie steden als Zwolle: winkelcentrum). Dit WKC is het saaiste van West-Europa; zo saai dat ik me, gezeten achter mijn PC, absoluut niet kan herinneren hoe het eruit zag. Het enige opmerkelijke - dat kon ik natuurlijk onmogelijk vergeten - is een kleurrijk standbeeld van een geplukte kip zonder kop. Dit beeld detoneert zo sterk met zijn omgeving, dat de rest van het WKC er alleen nog maar saaier door lijkt.
Ik onderdruk een opkomende aanval van weerzin, en bedenk dat ik feitelijk toe ben aan een week griep; een milde griep, die me vrijstelt van buitenshuisactiviteiten, maar nog wel is te verenigen met studie- en schrijfbezigheden. Ik heb een theorie over griep. Als je er op uit bent om het te krijgen, dan krijg je het juist niet. Anderzijds: als je beslist geen griep wilt krijgen, dan krijg je het ook niet. Maar derdezijds: als je helemaal niet aan griep denkt: dán krijg je het. Griep velt alleen de argelozen. Het is daarom volstrekt overbodig, een griepinjectie te halen. Ook het dappere besluit: "ik haal ook dit jaar geen griepinjectie!" is al voldoende om je voor griep te behoeden, want dan ben je er in ieder geval mee bezig geweest in je geest.
Enige tijd schaduw ik een viezige, enigszins schurftige man, die huiverend en met gebogen hoofd zijn weg zoekt door het WKC. Ik hoop dat hij iets beschrijvenswaardigs gaat doen, bijvoorbeeld graaien in afvalbakken. Na vijf minuten houdt hij halt bij een flappentap, inserteert zijn credietkaart, en trekt enkele seconden later een aanzienlijke stapel bankbiljetten uit het apparaat te voorschijn. Zo zie je maar, dat je nooit op iemands uiterlijk moet afgaan, al is het zelden een vergissing als je dat wel doet. Dit is de baron van Ittersum, besef ik. Hij is zo rijk, dat hij schijt kan hebben aan zijn uiterlijk.
Ik zie bus 5 net voor mijn neus wegrijden. Hoe sla ik in dit treurniswekkende oord een half uur van mijn leven stuk? Nu ga ik dan maar eens op zoek naar dat kasteel. Ik doorkruis de saaie straten van Ittersum, maar nergens iets te zien dat duidt op een verblijf waar een baron zich zou thuisvoelen. Noch zie ik horigen en lijfeigenen. Alleen een restaurant in een oud landhuis, dat enige grandeur heeft weten te behouden (en mogelijk een Michelin-ster), maar een kasteel is het niet. Ik zou zoiets gewoon moeten vragen aan een voorbijganger, maar dat durf ik niet. Veronderstel, dat je een agressieveling treft, die zegt: "rot lekker op met je kasteel; zal ik je anders eens even voor je smoel slaan?" (of woorden van gelijke strekking).
Het doet me denken aan het verhaal van een kennis; zij moest in het kader van een assertiviteitscursus vragen naar een niet-bestaande straatnaam. In het centrum van Alphen aan de Rijn hield zij talloze voorbijgangers staande, en vroeg de kortste weg naar de Fuutstraat (met behulp van een straatnaamregister had zij zich ervan vergewist, dat deze naam niet bestond). Zij bleef aandringen (dat moest, van die cursus), en er traden geen wanklanken op. Uiteindelijk kreeg ze de smaak te pakken van haar opdracht. De meest verbazingwekkende gebeurtenis die middag: een voorbijgangster beweerde de Fuutstraat te kennen en gaf een uiterst gedetailleerde routebeschrijving. Zij bood zelfs nog aan om even mee te lopen, wat mijn assertieve kennis gedecideerd afsloeg.
Zoiets zou ik dus niet durven (en dat in het Groene Hart; je hebt daar toch al zo gauw een naam). Ik moet me ook maar eens voor een assertiviteitscursus opgeven. Dat heb ik ooit gedaan. Maar de assertiviteitsdocente vond mijn deelname niet in het minst noodzakelijk. Ik was assertief genoeg. Dit maakte zij op uit het feit dat ik spontaan, uit mezelf, zonder daartoe te zijn aangemoedigd, tegen haar begon te spreken, terwijl de meeste cursisten pas na twaalf sessies hun eigen naam durfden te fluisteren. Nee, iemand als ik wilde ze niet inschrijven; ik zou de anderen maar ontmoedigen. Achteraf vind ik, dat ik me niet zo makkelijk met een kluitje in het riet had moeten laten sturen; ik had moeten aandringen. Ik dwaal af, en keer daarom terug naar het WKC Zuid.
Ik stap in bus 5, trek mijn dienstregeling te voorschijn en kladder in telegramstijl op de
achterkant: Ittersum kasteel gewoon vragen, Alphen, straat, ass. cursus. Barones, gram.plaat,
in klas gezeten. Morsige man geld pinnen. Niets meer weten te schrijven. Gekke straatnamen.
Kipbeeld. Typerend: WKC. Derdezijds griep. Dat kunnen we niet meer vergeten. Alhoewel:
"Niets meer weten te schrijven" kan ik niet helemaal thuisbrengen. Het valt nogal mee, zou ik
zeggen, als we ons beperken tot de kwantiteit.
Ik luister het gesprek af tussen twee meisjes die een paar banken achter me zitten.
- "Ik baal er als een stekker van, dat dat
wijf altijd alles moet weten!"
- Hmmm?
- "En Sylvia baalt er ook onwijs van!"
- "Zei ze dat dan tegen je, dat ze d'r van
baalde?"
- "Ja!"
- "En wat heb je geantwoord, dan?"
- "Weet niet. Maar toen baalde zij weer,
omdat Erwin er om elf uur 's-avonds
over opbelde."
De bus rijdt weer door de tunnel, en we
komen aan op het Stationsplein. Nu zijn
we ineens vijf minuten te vroeg. Dat
komt niet doordat de bus het laatste
stuk zo snel heeft gereden, maar
doordat voor de laatste 300 meter van
de route 5 minuten tijd is uitgetrokken
in de dienstregeling. Gevoegd bij de 7
minuten stationnement betekent dit een
wachttijd van 12 minuten voordat de
bus weer in beweging komt. Ik zit die tijd geduldig uit, en besluit dat dit mijn laatste rit is van
de dag; schoon genoeg heb ik van deze saaie stad.
De motregen is opgehouden; een bleek namiddagzonnetje is ervoor in de plaats gekomen. Ik
wandel wat door het centrum van Zwolle, dat wel aardig is, maar toch ook wel een beetje saai.
Kees van Kooten en Wim de Bie hebben de sfeer in deze stad goed getroffen in hun song
"Zwolle zonder dolle". Het lied beschrijft de lotgevallen van twee gestresste Hagenezen, die
Zwolle beschouwen als een rustpunt in hun leven van feesten, bedriegen en doorzakken. Zij
waarderen de stad vooral, om wat er allemaal niet is: "Parkeercontrole in Zwolle? Die staan er
niet. Hondedrollen in Zwolle? Die leggen er niet! Snollen in Zwolle? Die zitten er niet!"
Wat de Zwolse stadsdienst betreft: ik durf de conclusie wel aan, dat Connexxion, zo vaak
bekritiseerd op deze site, in de hoofdstad van Overijssel een uitstekende prestatie neerzet.
"Dat is natuurlijk een momentopname", hoor ik alweer beweren door het soort van neuzelende
intellectuelen die nooit een conclusie durven te trekken en zich altijd en eeuwig verschuilen
achter ontoereikend gegevensmateriaal. Ik zou hen willen antwoorden met een oeroude
wijsheid die ik vandaag ergens in een stadsbus bedacht heb: het hele leven, hoe lang het ook
duurt, is nooit meer dan een momentopname. Deze slotzin is te mooi om er nog een andere
aan toe te voegen.
Frans Mensonides
31 januari 2000
De peperbus
NB: scholierenlijnen en Plus-Bus niet vermeld
freq | km | duur | |||
1 | Station - Berkum - Station | 30 | 10 | 28 | |
1 | Station - Westenholte - Station | 30 | 10 | 28 | |
2 | Station - Holterbroek- Station | 15 | 8 | 30 | |
2 | Station - Oosterenk - Station | 15 | 9 | 26 | |
4 | Station - Diezerpoort - Station | 15 | 9 | 27 | |
4 | Station - Ittersum - Station | 15 | 7 | 27 | |
5 | Station - Aalanden - Station | 15 | 11 | 35 | |
5 | Station - Ittersumerbroek | 15 | 11 | 42 | Afwisselend linksom en rechtsom |
Dr. Spanjaardsweg - Station; lijn 2; bus 2204 ; in 12.21 (+4); uit 12.35 (+3); 43 passagiers;
Station - Hunzelaan; lijn 5; bus 2113; in 13.15 (0); uit 13.36 (0); 19 passagiers;
Vijverhof - Station; lijn 10; Connexxion-taxibusje; in 14.14 (+1); uit 14.27 (?); 4 passagiers;
Station - WKC Zuid; lijn 4; bus 2212; in 14.37 (0); uit 14.47 (0); 10 passagiers;
WKC Zuid - Station; lijn 5; bus 2210; in 15.26 (0); uit 15.54 (-5); 15 passagiers;
Station - Sassenpoort; lijn 5; bus 2210; in 16.00 (0); uit 16.03 (0); 12 passagiers.