Op het plein voor Leiden Centraal staan ze maar weer eens te morrelen aan het DRIS-systeem, dat de afgelopen maanden uitvoerig getest is. Afgelopen zondag was de generale repetitie. Ik heb drie kwartier staan toekijken. In ca. 85% van de gevallen gaven de displays boven de halte de juiste bus aan; daarmee zit het Leidse DRIS op het gemiddelde van andere DRIS'en in dit land. Een betrouwbaarheidsniveau van 98 a 99% schijnt bij de huidige stand der techniek een illusie te zijn.
In de plaatselijke pers is veel geschreven over de slechte leesbaarheid van de displays; vooral bij zonneschijn uit het westen is er weinig op te onderscheiden. Ook op de infozuil aan de rand van het plein liet de beeldkwaliteit te wensen over. Het was mij eerst helemaal niet opgevallen dat daar iets te zien was, totdat ik diverse mensen het hoofd in de nek zag werpen. Op een hoogte van 2,60 meter boven het maaiveld bleken TV-monitoren te hangen. Met geen mogelijkheid waren de schermen te lezen. Ik mag me als letterknecht natuurlijk geen oordeel aanmatigen over technische zaken, maar ik zou die schermen zelf toch op ooghoogte gehangen hebben, als ik het systeem had moeten ontwerpen.
In Leiden moeten ook mensen met twee goede ogen zich behelpen met de informatie voor slechtzienden, die dus erg populair is. De hele zondag schalde en schetterde de robot-stem van de spraakgenerator over het plein. De architect van dit systeem is er blijkbaar vanuit gegaan, dat de meeste slechtzienden tevens slechthorend zijn. De informatie klopte soms redelijk, al meldde de stem bij een paar buslijnen hardnekkig, dat het vertrek zou plaatsvinden om (brul, schreeuw:) "NUL UUR NUL".
Waar de gemeente ook dringend iets aan zal moeten doen: de overlast van fietsen op het
stationsplein. Wie van de stationshal naar het busstation loopt, moet waden door een zee van
rijwielen. Het hart van de gemeente ligt dichter bij de fietsers dan bij OV-reizigers. De
bushalte op de Stationsweg hebben ze onlangs gebarricadeerd met fietsenrekken.
Nog meer goed nieuws is er te melden over lijn 60: met ingang van de nieuwe dienstregeling geeft deze lijn 's avonds bij Leiden Centraal een betere aansluiting op enkele belangrijke (ZWN-) stadslijnen. Ik ben namens ROVER in 1995 begonnen aan een bittere strijd voor deze aansluitingen, waarbij ik door ZWN en NZH van het kastje naar de muur werd gestuurd. Na 1996 heeft mijn opvolgster Hilda de Bruijne de vlag overgenomen; uiteindelijk met succes.
De bus passeert station Voorhout, waar dagelijks meer mensen in de trein stappen dan lijn 60
ooit per dag vervoerd heeft. In Noordwijkerhout stap ik uit op de Maandagsewetering, waar
een ouderwets soort abri staat.
Noordwijkerhout is een op zich niet al te boeiende plaats, die al haar schoonheid bewaart voor de maand april. Dan staan de bollen in bloei. Voor die bollenpracht wordt een hoge prijs betaald. Noordwijkerhout is de Nederlandse gemeente waar per hectare per jaar het meeste landbouwgif de bodem ingaat. Dat vertellen ze er meestal niet bij in de toeristenfolders.
Hoewel het nog lang geen Koninginnedag is, schijnt het oranjezonnetje er vrolijk op los. De wandeling voert langs de Leidse vaart en dus langs de spoorbaan Leiden - Haarlem. "Wat is dat voor rare ouwe trein?", vraagt iemand uit het gezelschap, wanneer Lovers' samenraapsel zich laat zien. "Dat is nou concurrentie", zeg ik.
Ter hoogte van het tijdelijke station Lisse staat een oude stenen paal langs de vaart. Het is de halfwegpaal van de trekschuit Leiden - Haarlem, die hier heeft gevaren van 1657 tot 1864. Vóór de introductie van de spoorwegen was de trekschuit het vervoermiddel voor de arme luiden. De rijken namen de diligence en waren binnen een redelijke tijd in Haarlem. Met de trekschuit deed je er heel lang over; bij het passeren van de paal had je nog 2,5 uur voor de boeg. Al die tijd moest je luisteren naar het geouwehoer van je medereizigers.
Het topjaar van de trekschuit, zo meldt een bordje naast de halfwegpaal, was 1677: toen werden 150.000 mensen vervoerd. De trekschuit moet indertijd uurdienst gevaren hebben, reken ik uit. Na de komst van de trein in 1844 zei 80% van de passagiers de trekschuit vaarwel.
Het asfaltpad langs de Leidsevaart is smal en de wandelaars moeten voortdurend uitwijken voor passerende fietsers en auto's. Beide soorten verkeersdeelnemers vinden het meestal niet nodig om vaart te minderen, en rijden de vouwen zo'n beetje uit je broek. Eigenlijk moest je zo'n pad afsluiten voor alles wat een hogere snelheid heeft dan zes kilometer per uur. De weg langs Leidsevaart is aangelegd voor dát tempo: ooit liep hier het paard van de trekschuit. Althans, daar ga ik vanuit. In sommige streken was het de gewoonte, de schuit te laten trekken door weduwen en wezen.
Aan het eind van de Leidsevaart staat de eerste en enige controlepost. Via de Lissese Tespellaan bereiken we een wandelpad langs een zandwinningsplas, waar we geen last meer hebben van fietsen en auto's. Bij een snacktentje stuiten we op de EHBO-post, bevrouwd door twee leden van de wandelvereniging. Zij zitten zich op het terras te vervelen: er zijn geen gewonden en blaren te betreuren.
Rond 13.00 uur keren we terug in de Schelft. Voor alle deelnemers is er een
herinneringsmedaille die van afstand wel enigszins op een koninklijke onderscheiding lijkt.
Ook ontvangen de wandelaars een pot met hyacinten, en dat allemaal voor f 7,50.
Een bijzonderheid van deze Zeeuwse stremming: de vervangende bussen rijden volgens een dienstregeling (in Geldermalsen was daar beslist geen sprake van). De dienstregeling staat vermeld in de informatiefolder. Dat is ook voor ons, onderzoekers, een aardige geste. We kunnen nu tenminste controleren of ze op tijd rijden, wat zonder dienstregeling erg moeilijk is.
We nemen de trein die om 11.35 uit Leiden vertrekt. Na Rotterdam (marathon) wordt het rustig in de trein. Goes is deze zondag het eindpunt. Streekbussen en touringcars staan klaar voor vervoer van gestrande passagiers. De stopbus die de inwoners van Arnemuiden thuis moet brengen, rijdt maar eens per uur, in aansluiting op de stoptrein uit Roosendaal. De snelbus naar Vlissingen sluit keurig aan op de Intercity. Elke "bus" bestaat vandaag uit een colonne van drie exemplaren. In de loop van de middag zal het konvooi uitgebreid worden tot zeven bussen, hoor ik een informatiemedewerkster zeggen. Op zondag komt tegen de avond de stroom van weekendgangers en kamerstudenten op gang, zo leert de ervaring.
Minco en ik reizen eerst gezamenlijk naar Middelburg. Daarna keren we op verschillende tijdstippen terug naar Goes. Het busvervoer maakt een gestroomlijnde indruk; er is voldoende zitplaats voor alle reizigers en de dienstregeling wordt goed nageleefd. Geen files onderweg. De normale toeristenstroom naar Zeeland ontbreekt. Het lenteweer wil nog niet meewerken. De zon schijnt weliswaar, zoals zo vaak in deze provincie, maar het is ijskoud. Ik ben gekleed in winterjas en dikke trui, maar na een paar uur kwaliteitwaarnemen in de buitenlucht ben ik zo goed als versteend. Ik vlucht de Goese stationssnackbar binnen; nood breekt wetten.
Een bejaarde Goesenaar, mogelijk de dorpsfilosoof, ziet mij aantekeningen maken op mijn lijst, en zegt: "Je ziet hier vandaag meer mensen iets op een lijst schrijven dan dat je in werkelijkheid niets ziet gebeuren". Ik ken een taalkundedocent die juist over dit soort zinnen erg enthousiast is; zelfs zo'n gedrochtelijke kromzin is met enige moeite nog te ontleden in gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp.
Later op de middag krijgen we koffie aangeboden door de NS-informatiemedewerksters. In ruil hiervoor zijn we voor ROVER-begrippen scheutig met complimentjes over de uitvoering van het busvervoer. Bescheiden zegt een NS-medewerker, dat het in Zeeland makkelijk is om zoiets te organiseren; er is tenslotte maar één spoorlijn met een keurig halfuurspatroon. Bovendien is de ZWN er erg op gebrand om dit soort karweitjes ook in de toekomst te mogen uitvoeren.
Een wat verwarde man loopt heftig te gesticuleren tegen een NS-ster. Het probleem is, dat hij niet precies weet waar hij heen moet. De reiziger noemt Vlissingen, Arnemuiden en een paar plaatsen die niet op deze lijn liggen. Dan wordt het zelfs voor een kundige en gemotiveerde informatrice een moeilijk verhaal.
We nemen de trein van 16.46 uit Goes. Onderweg vullen we de formulieren in. Een paar
minnetjes: de omroepberichten van De Stem waren gering in getal en werden niet altijd
afgedraaid op het tijdstip dat men er behoefte aan had. Verder was in Middelburg geen
informatiemedewerker aanwezig bij de vervangende bushalte. Nog een minpuntje: onze
retourtjes Leiden - Middelburg zijn in de loop van de dag niet één keer gecontroleerd. Op
dagen met stremmingen zie je geen conducteurs in de trein; de passagiers mochten eens lastige
vragen gaan stellen.
Ook vandaag werkt het DRIS niet helemaal perfect. De bus naar Noordwijk staat onder een
display waarop "Katwijk" te lezen is; de al vertraagde bus naar Leiden Zuid-West staat
lijdzaam te wachten totdat hij een perron toegewezen krijgt. Aan de achterkant van elk display
zit een soort kijkglas, waarin het lijnnummer verschijnt van de bus die daaronder moet gaan
staan. Verschijnt het nummer niet, dan kan de chauffeur kiezen tussen blijven wachten (wat
leidt tot vertraging) en het perron van een andere bus inpikken (wat leidt tot chaos). Het is
behelpen, dat DRIS, ook voor chauffeurs. Het systeem wordt, evenals het onderwijs in dit
land, bestuurd vanuit Zoetermeer.
Op 30 mei zal er verbetering komen in deze situatie. Dan komt er weer een rechtstreekse verbinding tussen Ter Aar en station Alphen. Of er dan aansluiting zal zijn op de trein naar Utrecht, weet ik niet; misschien hoor ik dat morgenavond op de bijeenkomst over het vervoer rond Alphen a/d Rijn.
Als ik bij het busstation in de bus stap, hoor ik net het laatste restje van een knallende ruzie tussen de chauffeur en een uitstappende passagier. Het gaat over strippen en zal dus wel weer te maken hebben met de vijf-zeven kwestie. Het ritje Leiden - Ter Aar kostte altijd 5 strippen, totdat de ZWN vorig jaar besloot, een omweg te maken door Alphen a/d Rijn. Daardoor steeg het aantal benodigde strippen in de opvatting van het busbedrijf tot zeven. Ook voor een onvrijwillige omweg dient de klant bij te betalen, vond ZWN. Vele chauffeurs vonden dat te gortig. Bij onderlinge afspraak werd het afgemaakt op vijf strippen (als ZWN dit jaar in het Groene Hart een nog groter verlies zal lijden dan verwacht, dan ligt dat daaraan).
Nu rijden er een paar chauffeurs op deze lijn die er behagen in scheppen om hun klanten te naaien voor twee strippen en er met iedereen ruzie over te zoeken. Ook een manier om je werkdag door te brengen. Dit zijn vermoedelijk ook de chauffeurs die het hardt klagen over agressie van passagiers. Aan deze alleraardigste dorpsfolklore zal op 30 mei 1999 een eind komen. Dan gaat lijn 149 weer rechtreeks en zonder omwegen rijden en is er geen probleem meer. Behalve voor deze aardige chauffeurs, die iets nieuws zullen moeten verzinnen om hun klanten te gallen.
De laatste weken is er in de bussen op lijn 149 vaak sprake van een "aanschrijving" aan alle
chauffeurs, waarin de strippenkwestie geregeld zou zijn, maar die aanschrijving is niet bekend
bij alle chauffeurs en bij de passagiers natuurlijk al helemaal niet. Een simpele aankondiging in
de bussen had dit nu al tien maanden slepende probleem kunnen oplossen. Wat regelt ZWN dit
soort zaken toch beroerd. De meeste commerciële bedrijven weten doorgaans toch wel een
prijs te noemen voor het product dat zij op de markt zetten.
Han spoedt zich naar huis om een paar oude exemplaren te halen. Intussen sta ik op spoor 4 en 5 te improviseren. Ik vul de treinen richting Haarlem en Schiphol in op de ruimte die bestemd is voor die naar Den Haag CS en Holland Spoor. Mensen met een ochtendhumeur zouden hier danig van uit hun sas raken om vijf voor zeven in de morgen, maar ik laat me door niets en niemand uit mijn evenwicht brengen.
Om 7.30 krijg ik de juiste lijsten aangereikt van Han. Nu is het verder routine. Op spoor 8/9 zijn wat treinen te laat, zie ik vanuit mijn ooghoeken, maar op 4/5 alles in orde. Tot 9.00 uur geen enkele vertraging. Op zich is dat een gunstig teken, maar als je vroeg van huis bent gegaan om vertragingen te registreren, is het toch plezier als je er een paar kunt noteren. Van het beoordelen van de informatie bij vertragingen, een van de belangrijkste doelen van de kwaliteitsthermometer, komt zodoende natuurlijk helemaal niets terecht.
Een rustige morgen op Leiden Centraal. Het lijkt wel of er wat minder reizigers zijn dan gewoonlijk. Slechts één trein is overvol: de IC naar Den Haag CS, die met één stel rijdt in plaats van twee.
Langzamerhand verlies ik mijn concentratie. Ik bedenk, wat ik allemaal nog te schrijven heb, de komende dagen. Vrijdag moeten er weer twee columns on line. Voor de linkercolumn heb ik de keuze uit het verhaal over het eskimoboek en het curieuze spraakgebrek van Felix Rottenberg, waarover Hank Spaan zich laatst zo kwaad maakte in het Algemeen Dagblad, zonder dat het helpt, vrees ik. De rechtercolumn gaat over treinkwaliteit, maar die column wordt gesplitst. Dat zijn in totaal vier columns waarover ik moet nadenken. Daar komt nog bij het stukje dat ik beloofd had aan het personeelsblad van Ter Aar over de wandeling van afgelopen zaterdag, en daar komt ook nog bovenop: het OV-dagboek, dat je nu zit te lezen. Zes stukken tegelijk schrijven, zonder pen en papier: het lijkt op simultaan blindschaken.
Door dit alles mis ik de stoptrein uit Den Haag CS, die om 8.24 had moeten arriveren. De trein heeft wel gereden; ik zie hem staan op het emplacement ten noorden van het station.
Om 09.00 komt Erik Vos me aflossen voor de theepauze. Ik raak met hem aan de praat over de IT-wereld, die hij wil veroveren, en mis door de emotie bijna weer een trein. Wie controleert mij?
Na de thee zijn de bordjes niet verhangen: alle treinen rijden nog steeds op tijd. Na afloop van
het onderzoek melden Erik en Han elk een gemiste aansluiting door onoplettendheid van
personeel; ik heb helemaal geen misstand te berichten.
Mijn bus wordt correct aangekondigd. Het is lijn 49 naar Leiderdorp; als ervaren reiziger weet ik dat deze doorrijdt als 149 naar Ter Aar.
Bij terugkomt om 17.30 zie ik, dat het busstation volkomen van de leg is. Elke overeenkomst tussen de displays en de werkelijkheid berust momenteel op toeval.
De crux zou hem wel eens kunnen zitten in lijn 14. Dit is een dubbele ringlijn: hij rijdt eerst een kort lusje door de binnenstad en daarna meteen een grote lus door bijna alle buitenwijken van Leiden. De bus vertrekt per rit dus twee keer van Leiden Centraal, met een verschil van vier minuten, en dit schijnt het systeem niet te kunnen bolwerken. Hoewel lijn 14 al lang vertrokken is voor zijn grote lus, staat hij door DRIS nog twee keer aangekondigd, met vertrektijden 17.26 en 17.27. Die twee perrons zijn nu dus geblokkeerd voor de overige bussen. Als ik een GSM had, zou ik Zoetermeer bellen. Daar moeten ze toch eens opruiming houden: het televisiescherm, dat vanavond met enige inspanning te lezen is, staat vol met bussen die al uren geleden vertrokken zijn.
Over dat DRIS, daar is over nagedacht. Maar veel resultaat heeft dat niet afgeworpen.