De digitale reiziger (110a)
Aan de voet van de Broeltorens; naar Kortrijk en weer terug




De digitale reiziger (ik, dus) bracht 4 dagen door in het West-Vlaamse Kortrijk, de laatste twee dagen van augustus en de twee eerste van september. Ik kwam eigenlijk naar die streek voor museum In Flanders Fields in Ieper en de automatische metro van Lille, waar Kortrijk handig tussenin ligt. Aan Ieper en Lille zullen de volgende twee afleveringen van dit magazine gewijd worden.

Kortrijk was voor mij oorspronkelijk dus alleen maar een uitvalsbasis. Ik had geen idee of er in deze stad zelf nog iets te zien en te beleven zou zijn, maar dat viel erg mee. In dit stukje de weinig soepel verlopende heen- en terugreis, en daartussenin Kortrijk zelf.

 

Heenreis: wederom gestrand in Essen

Hoewel Kortrijk niet verder van Leiden ligt dan Groningen, neemt de reis per trein toch 3:42 uur in beslag, met lange overstaptijden in Rotterdam en Antwerpen. Dat wil zeggen: als je tenminste die bad old Beneluxtrein neemt tussen die twee steden, en je niet laat verleiden tot een ritje met de hyperdure Thalys.

Als ik net op weg ben, belt Maxwell me om me een goede reis te wensen. Verder laat hij me weten dat volgens de Internet-app op de site Rijden de treinen? mijn Beneluxtrein zal bestaan uit van die oude rijtuigen met van die stemmige donkergele plooirokgordijntjes voor de ramen. Dat blijkt ook allemaal te kloppen, als ik in Rotterdam ben ingestapt.

Zulke wagens, I6 en I10, zijn rond 1980 bij honderden aangeschaft door vele Europese spoorwegmaatschappijen. Ondanks hun toch al aardig gevorderde leeftijd zijn ze nog best comfortabel. Ze mochten in ons land niet meer rijden van NS of van Prorail, maar nu ineens toch blijkbaar weer wel.

Die app van Rijden de treinen? is best handig; je ziet, hoe lang de trein is waarop je staat te wachten. Weinig verrassingen meer onderweg, dank zij zulke sites. Maar het spoorwegwezen heeft er toch weer één voor me in petto: we lopen een uur vertraging op door een defecte trein.

Een echte verrassing is dat ook weer niet. Ik had het ook al toen ik eerder deze zomer naar Dinant wilde en uiteindelijk niet verder kwam dan Namen. Ellende en rottigheid is wel het handelsmerk van deze Internationale verbinding, waarop je vrijwel nooit een echt vlekkeloze reis hebt.

Deze keer stranden we al aan de Nederlandse kant van de grens, op station Oudenbosch. We worden naar het linkerspoor gedirigeerd en zien daar 35 minuten lang allerlei IC’s en SLT’s passeren, die er blijkbaar wél langs kunnen. Hebben die nou allemaal voorrang? Zijn ze ons vergeten, of is het bij de verkeersleiders: eigen volk eerst, en hebben ze opdracht, deze internationale trein in zijn sop gaar te laten koken? Er wordt in de trein steeds omgeroepen dat we over 5 a 10 minuten zullen vertrekken, maar dat geloven we op den duur ook niet meer.

Zou ik mijn geld nog kunnen terugkrijgen bij NS International voor de zoveelste wanprestatie op de lijn Amsterdam-Brussel? Ja, dat kan; ik heb het na thuiskomst nagezocht. Maar waar je voor een uur vertraging op een binnenlandse reis 100% restitutie krijgt, krijg je voor een internationale reis slechts een kwart van het bedrag; in mijn geval ongeveer een armzalig tientje.

Een NS-medewerker reikt aan iedereen water uit om af te koelen. Het is een kartonnen halveliterpak Unesco-water, waarvan de winst gaat naar de watervoorziening in de Derde Wereld. In arme landen over heel de wereld sterven 6000 mensen per dag door gebrek aan schoon drinkwater. Ik denk dat ze dit water bij NS-ellende uitdelen om ons met ons eigen lot te verzoenen; smerig drinkwater is uiteraard veel erger dan een uur vertraging.

Na ook nog een veel te lange stop in Roosendaal staan we ook deze keer weer een hele tijd stil in Essen. Maxwell, die het op kantoor allemaal volgt op zijn app, is er inmiddels achter dat de defecte trein die me dwars zit, net als die keer dat ik naar Namen ging, tussen Essen en Kalmthout staat. Dat we al in Oudenbosch tot stilstand kwamen, zou dan misschien komen doordat er in Roosendaal geen perronruimte meer was voor een gestrande Beneluxtrein. Het blijft vaak giswerk, wat ze bij de spoorwegen allemaal uithalen om je reisschema te verkloten.

Drie kwetterende Amerikaanse meiden, die in Roosendaal naast en tegenover me zijn komen zitten en me zodoende in omsingeling houden, weten mede te delen dat deze trein op elk tussenstation zal stoppen. Dat is gelukkig niet waar; Wildert, Kijkuit, etc., worden met hoge snelheid voorbijgereden, als we eenmaal weer op gang zijn gekomen.

Tegen Antwerpen komt de klad er weer in en zakt het tempo angstwekkend. ‘Loekt Ball’, giechelt een Amerikaanse, bij het passeren van Antwerpen Luchtbal. ‘Do you know what that means, Luchtbal?’, vraag ik. Nee, dat weten ze niet. ‘Air Bubble’, zeg ik.

Heel deze Internationale trein heeft wel iets van een luchtbal. Je komt er zo goed als nooit op tijd mee op je bestemming. De enige keer dit jaar dat ik op tijd (te vroeg, zelfs!) in Antwerpen arriveerde, was met de Flixbus.

Vanaf april 2017 gaat de Beneluxtrein tussen Rotterdam en Antwerpen gebruik maken van de HSL en wordt de stop in Roosendaal verruild voor één in Breda. Tenminste, dat is het laatste wat ik erover gehoord heb; de plannen zijn nogal eens veranderd, de laatste jaren.  

Gelukkig kan ik – met een tussensprint langs Panos – het is alweer lunchtijd – de IC van 12:37 naar Poperinge nog halen. Anders zou de vertraging oplopen tot 2 uur; Kortrijk is vanuit Antwerpen slechts eens per uur bereikbaar.



De trein is er een van de MS96-reeks, een enkeldekker met een rubberen (doorloop)kop; ook wel Deense Neus genaamd, of met minder eerbied: WC-bril. Ze hebben door hun plompe lelijkheid een soort tegenstrijdige fotogeniekheid.

Tot Gent volgen we een bekende route; dezelfde als vorig jaar naar Oostende. Het stuk naar Kortrijk is nieuw voor me. We doorkruisen een plat landschap met bomen, akkers, koeien, weiden , smalle eenzame huisjes, langsdeinende elektriciteitskabels, en hier en daar een villadorpje. Deze IC-trein stopt tussen Gent en Kortrijk alleen in Waregem.

Een studente zit tegenover me een leerboek in de zwarte magie der economie fanatiek te bewerken met een knaloranje markeerstift. Tientallen jaargangen studenten, in wat voor vakken dan ook, hebben dat gedaan, waaronder ik zelf indertijd; lees ‘Stabilo Bos’, mijn ode aan de markeerstift.

Ze weet blijkbaar nog niet dat dat niet werkt. Dat is uitgeknobbeld door didactici die er onlangs over gepubliceerd hebben. Markeren van wat je wilt onthouden, daagt niet bij tot het onthouden ervan. Begrijpend lezen is veel beter. Dat heb ik aangestreept in dat krantenartikel. Wij hebben het allemaal altijd fout gedaan. Wat mij niet heeft verhinderd, met succes af te studeren.

Kortrijk is een spoorwegknooppunt. Hiervandaan reis je naar Gent en Antwerpen, Poperinge via Ieper, Brugge via Lichtervelde, Lille via Moeskroen en Brussel via Oudenaarden. Twee minuten na de klok van drieën zet ik er dan toch nog voet aan de grond. Opgelucht sms ik Maxwell dat het me gelukt is. Met 60 minuten vertraging kan mijn vakantie in Kortrijk beginnen.

 

Kortrijk, rond de Broeltorens

Kortrijk is een van de oudste steden van Vlaanderen. In de Romeinse tijd luisterde de stad naar de naam Cortariacum (stad bij de bocht van de rivier). Die rivier is dan de Leie, die ontspringt in Noord-Frankrijk, en in Gent uitstroomt in de Schelde. Gelegen aan die rivier, en ook nog aan belangrijke handelswegen, kwam Kortrijk in de middeleeuwen tot grote bloei en rijkdom. Vooral de lakenindustrie floreerde.

Tegenwoordig is de 75.000 inwoners tellende stad het economische en winkelhart van de streek. Ook herbergt Kortrijk de enige universiteit van de provincie West-Vlaanderen, een zeer bescheiden academie, feitelijk een dependance van de KU Leuven.

Kortrijk heeft een monumentenrijke binnenstad die meteen een plezante indruk maakt. Net als Namen zal dat mede komen door de moeizame reis; je bent blij dat je er bent.

Ik hoef maar 3 minuten te lopen van het station naar het Ibis-hotel waar ik een kamer geboekt heb voor 3 nachten. Onderweg passeer ik een schouwburg als een paleis. Die stond ooit tegenover een al even omvangrijke lakenhal, die in WO II vernield werd.

Daar sta ik al voor het hotel. Het ziet er knap en modern uit. Ik word bij de receptie te woord gestaan door een Waal die moeilijk te verstaan Nederlands spreekt. Hè, Kortrijk was toch Vlaams? Ja, inderdaad; deze man zal ook de enige Francofoon zijn die ik hier in Kortrijk spreek. Het hotel wordt voornamelijk door Fransen bezocht. Alle teksten zijn in het Frans, Engels en Nederlands, in deze volgorde, net als in Brussel.

Ik krijg zo’n moderne hotelkamer met een pasje in plaats van een sleutel. Het licht doet het niet op mijn kamer (wat erger is dan verwacht; meestal is alleen de WiFi defect in hotels). Ik loop terug naar de Franse receptionist, maar die maakt me duidelijk dat ik het pasje had moeten steken in de pasjeslezer bij de deur; dan gaat het licht aan. Ik vroeg me al af waarvoor die gleuf diende, en het stond trouwens allemaal vermeld op het hoesje waar het pasje inzat. Er is nu licht, en ook WiFi.

Een hotel, waarop niets aan te merken zal blijken. Diepe rust heerst overal; het hotel zit nog niet half vol. Het toerisme in België heeft een flinke knauw gekregen van de terreuraanslagen in Brussel, eerder dit jaar.

Op de dag van aankomst maak ik een lange middagwandeling in het centrum van Kortrijk. Later onderneem ik nog twee korte avondwandelingen en een ochtend-. Hieronder de foto’s, met een praatje.

 

Het pièce de résistance, om er ook eens wat Frans tegenaan te gooien, van Kortrijk is dit tweetal. Zoek de verschillen! De Broeltorens bij de Broelbrug over de Leie werden opgericht in de late middeleeuwen, maar niet tegelijk; de linker is 40 jaar ouder dan de rechter. Of was het misschien andersom?; ik heb er tegenstrijdige geluiden over gelezen.

Deze torens zijn, samen met de artillerietoren, de laatste overblijfselen van de stadsomwalling. In beide wereldoorlogen zijn ze ‘fel beschadigd’, zoals een informatiebord het formuleert, en in beide gevallen toch weer in alle luister hersteld. Ze staan symbool voor Kortrijk, en in breder verband voor de veerkracht van het Vlaamse volk tegenover eeuwen oorlogsmisere en vreemde overheersing. Het aantal oorlogen waardoor Kortrijk in de loop van 2 millennia is getroffen en beschadigd, is niet te tellen op de vingers van 2 handen.

Broel, bruul, bruil en briel gaan terug op een Oudnederlands woord dat zoiets betekende als: omheind stuk (moeras)land. Zoals de Eskimotaal honderden woorden heeft voor sneeuw, zo had het Oudnederlands er een handvol voor drassige, laaggelegen grond. Dat van die Eskimo’s is trouwens onzin, hoor; een linguïstisch broodje-aapverhaal dat altijd weer blijft opduiken. Streep de vorige zin even aan met je markeerstift, als je wilt, anders komt dat misverstand nooit uit de wereld.

’s Avonds vormen die twee torens een ontmoetingsplek. Verliefde stelletjes zitten erbij te vozen, hangjongeren erbij te hangen en overal in de omgeving ervan zie je in het donker de schermen van smartphones de gezichten van hun eigenaars in een spookachtig schijnsel zetten. De Tsjechische heilige Johannes Nepomucenus staat het allemaal aan te kijken vanaf zijn plekje op de Broelbrug, midden tussen die twee torentjes in.

Voor die avondfoto lag ik bijna languit op straat, om steun te vinden bij een lage brugleuning. Maar ik liet voor ik dat deed, wel eerst die zwalkende dronkaard even passeren, die de hele breedte van de straat nodig had voor zijn wandeling.

 

De Arsenaaltoren

 

Zijn die Broeltorens uniek, een belfort en een begijnhof tref je in iedere Vlaamse stad wel aan.

Het 700 jaar oude belfort stond ooit op de hoek van alweer een lakenhal, maar moet nu zichzelf verticaal zien te houden, wat niet helemaal lijkt te lukken; hij staat enigszins uit het lood. De functie van de toren was tweeledig: er stond een brandwacht op en er was een klok aan bevestigd.

 

 

Op het marktplein bij het belfort is (buiten beeld) een speeltuintje dat op mijn dag van aankomst tot ’s avonds laat in gebruik is. De kinderen hoeven morgen nog niet naar school. In België hebben ze altijd vakantie in juli en augustus; twee hele maanden. Donderdag 1 september is het uit met de pret; ´zwarte donderdag´ zullen de kinderen het hier al weken van tevoren gedoopt hebben.

 

 

Het begijnhof is zo goed verscholen dat ik het op mijn eerste dag tweemaal ben voorbijgelopen en ik het pas de volgende ochtend, voor vertrek naar Ieper, zal weten te vinden. Het dateert uit de 13e eeuw maar de witte huisjes zijn gebouwd in de 17e, nadat het hofje in de zoveelste oorlog vernield was.

Momenteel worden de huisjes gerenoveerd en moet ik fotograferen om bouwstellingen, bouwladders en bouwvakkers heen. Een deel van de huisraad staat bovendien op straat en te koop. Ik kan eigenaar worden van een oude, houten linnenkast, maar hoe krijg ik die mee in de trein naar Holland?

Er is een standbeeld ter ere van Marcella Pattyn, ’s werelds laatste begijn, die in 2013 op 92-jarige leeftijd overleed. Nu wonen er in de hof volgens een briefje bij de ingang ‘mensen op wenselijke leeftijd’ (ouw peekes en ouw moekes, in sappiger Vlaams) die graag met rust gelaten worden.

In het begijnhof staat een boom die zijn eerste herfstblad laat vallen; tersluiks, maar ik heb het toch gezien

Behalve een begijn- telt Kortrijk ook nog een baggaertshof, op veilige afstand ervan. Begarden waren mannelijke begijnen. Hun hof is al afgesloten als ik er na zessen langskom. Wat ik gemist heb, zie je HIER.

 


Op 11 juli 1302 vond op de Groeningekouter even ten oosten van de stad de Guldensporenslag plaats. Die is in Vlaanderen even vermaard als de Slag bij Nieuwpoort bij ons; 1302 is een jaartal dat ieder kind kent.

Engeland was in die tijd nogal fel aan het bakkeleien met Frankrijk. Kortrijk koos de kant van de Engelsen, waarmee zij goede handelsbetrekkingen onderhielden. Dat leidde tot een veldslag Frankrijk - Vlaanderen. Het was een David-Goliath-verhaal. De Fransozen brachten hun cavalerie in de strijd; de Vlamingen beschikten slechts over infanterie, gewapend met stokken, lansen en speren.

Vlaanderen won desondanks, een feit dat tot de dag van heden herdacht wordt. 11 juli is de Feestdag van de Vlaamse Gemeenschap. Dichters, zowel contemporaine als uit later eeuwen, hebben de heldendaden in de Guldensporenslag bezongen. De plek van handeling is nu een stadspark, met twee monumenten ter herdenking van de Slag.

Niet alles is mooi hier. In sommige buurtjes lijkt Kortrijk wel Krotrijk. Maar er wordt aan gewerkt. De stad krijgt een opknapbeurt. Overal zie je sloop- en wederopbouwwerken, ‘werven’ (bouwplaatsen) die niet betreden mogen worden en plakkaten met mededelingen omtrent aangevraagde en verleende bouwvergunningen. In 2025 moet het allemaal af zijn.



Rond de eeuwwisseling zijn de Leiewerken al uitgevoerd, die verbreding, uitdieping en rechttrekking van de rivier behelsden, zodat zware binnenvaartschepen er nu gebruik van kunnen maken. Het gebied rond de Broeltorens bleef daarbij onaangetast. De Leie heeft zich hier gesplitst in twee takken die een eiland omarmen. Aan de andere kant van dat eiland is de Leie verbreed en zijn er diverse bruggen over de rivier aangelegd met een erg Hollands voorkomen.

Dat eiland is eeuwen geleden Buda genoemd, naar analogie van Buda in de Hongaarse hoofdstad, dat ook aan de overzijde van een rivier ligt, althans gezien vanuit Pest. Op het Kortrijkse Buda wonen vooral artsen en architecten, althans in het stuk dat ik ervan zie. Er is ook een stadspark met een strandje. Voorbij Buda ligt nog een park. Ze zijn hier allemaal gek op oranje leeuwen.

Ik let op vakantie altijd meer op gebouwen dan op mensen. Neemt niet weg dat de doorsnee-Kortrijkzaan(se) me opvalt door zijn / haar onverwoestbare kalmte en stoïcisme. Tussen haakjes: iemand uit Kortrijk heet een Kortrijkzaan, maar geen Kortrijk-Zaankanter, dat nou ook weer niet.

De Kortrijkzaan is relaxed op het slome af. Rijen schieten hier nooit op. In winkelstraten haal ik hele volksstammen in, gewoon door mijn eigen tempo aan te houden. Auto’s scheuren hier niet, en stoppen netjes als je een zebra wilt oversteken; dat is alleen maar prettig.

Kinderen zijn, zeker vergeleken met die losgeslagen Hollandse monsters, toonbeelden van braafheid en rust. In het speeltuintje bij het belfort wordt nooit gegild en gevochten. Op een van de avonden zit ik te dineren op het terras bij een Chinees restaurant. Links van mij zit een gezin met twee zoons van 10 à 12, die hun stem nauwelijks verheffen onder de maaltijd, en al die tijd als een wassen beeld blijven zitten. En rechts van me is een ouder echtpaar genoeglijk rijstkorreltjes naar binnen aan het lepelen, één voor één, zwijgend.

Ik krijg er lichte jeuk van als ik het observeer. Ik hanteer in mijn vakanties een strak tijdschema; ze zijn altijd helemaal volgepropt, en van uur tot uur gepland. Een uur vertraging, zoals gisteren, voelt als een persoonlijke belediging. Rust verveelt me al snel; rust roest. Als ik me metterwoon zou vestigen in West-Vlaanderen, zou ik heel wat Randstedelijke gewoontes moeten afleren…

 

Het is altijd weer een probleem, wat doe je ‘s avonds op zo’n hotelkamer? Het hotel verlaten om ergens wat te eten, en voor een avondwandeling langs die vooral na donker feeërieke Broeltorens. Maar op avond twee of drie? Is er voor de komende avonden niks in de schouwburg, die om de hoek is? Desnoods zo’n platte Vlaamse klucht, om te zien hoe erg? Staat Wendy van Wanten hier toevallig niet op de billboards? Helaas, het theaterseizoen is nog niet begonnen.

Weet je wat? Ik heb mijn laptop meegenomen; ik begin alvast aan dit verhaal!

 

 

Scholierenabonnementen

Waarin ook aandacht besteed moet worden aan een vloek van de Belgische spoorwegen, uitgerekend in de week dat ik hier kom. Het gaat om de jaarabonnementen voor scholieren en studenten. Zoals gezegd begint het schooljaar immer op 1 september, want dat staat zo in de grondwet. Op de allerlaatste dag daarvoor, woensdag 31 augustus, moeten duizenden forenzende scholieren nog een OV-kaart aanschaffen voor het gehele komende schooljaar.

Dat kan bij een NMBS-loket en gaat volgens een heel ingewikkelde procedure. Omdat die zo ingewikkeld is, stelt iedereen het uit tot het allerlaatste moment - sommigen zelfs tot 1 of 2 september. Het werkt ongeveer als volgt (bij mijn beste weten, volgens zorgvuldige observaties mijnerzijds):

Niet alleen de scholier, maar de hele familie meldt zich in het station aan het loket. De kinderen moeten mee omdat ze moeten laten zien dat ze werkelijk op de ingeleverde pasfoto lijken, en de ouders omdat zij het hele feest mogen betalen. Maar ik krijg de indruk dat sommigen er een familie-uitje van maken. Complete dynastieën verdringen zich aan het loket, met opa´s, oma´s en met baby´s, die nog lang niet naar school hoeven, in buggy´s. De hele hal staat vol met Vlaamse gezinnen.

Er worden paspoorten en pasfoto´s overhandigd aan de lokettist. Die gaat nu de toetsen van zijn ´klavier´, zoals dat hier heet, beroeren. Omdat deze handelingen alleen rond 31 augustus verricht worden, weet de spoorwegmedewerker niet meer hoe het moet, want de vorige keer dat hij het deed, was rond 31 augustus 2015, al een jaar geleden. Aarzelend en tastend typt hij op het toetsenbord, waarbij hij gepuzzeld en gepijnigd naar het beeldscherm blijft kijken.

Als zijn werk toch nog gereed is gekomen, loopt hij naar een printer, helemaal aan de andere kant van het station (slof-slof-slof). Dat apparaat is een pak formulieren aan het uitkotsen. Die worden dan ter hand gesteld aan de ouders van het te vervoeren kind. Deze paperassen moeten dan nog vanwege de schoolleiding geëpibreerd worden, anders is de hele zojuist doorlopen procedure met terugwerkende kracht ongeldig. Tot slot krijgt de leerling het felbegeerde abonnement aangereikt.

Als je daar achter staat in de rij, ben je zó 10 minuten à een kwartier verder. Het overkwam mij een paar keer in die vier dagen sporen in België. Ik stond me helemaal op te vreten. Ja, een keer probeerde ik een kaartje te trekken uit een automatische ‘verdeler’, maar mijn bankpasje wilde daar niet mee samenwerken. Vreemd, je zou toch verwachten dat die oranje Hollandse leeuw alle deuren opent, ook in het land van de Vlaamse leeuwen.

 

Delhaize

In Kortrijk wil ik eindelijk eens een Delhaize binnenlopen. Die supermarktketen is de tegenpool van Colruyt, waar ik in Antwerpen was toen vorig jaar die Reuzen-tramtunnel openging.

Bij Colruyt is alles zo goedkoop mogelijk en is elk winkelgenot opgeofferd aan efficiëntie. Maar Delhaize is bedoeld voor de ruime beurs van de bon vivant, die hard werkt voor de centen en er wil van genieten, ook. Het blijkt uit alles: de inrichting, de ambiance.

´Goedgevulde kreeften´ kosten 33 euro de kilo en zijn te bewonderen in een groot glazen aquarium. Er zitten inderdaad vette exemplaren in, maar met heel enge knipscharen. Moet je die beesten er zelf uitvissen, met risico dat hij je een vinger afbijt voordat je hem in de kookpot kunt onderdompelen?

Eén overeenkomst met Colruyt: de onafzienbare schappen met alcoholhoudende drank. De nationale dronk Jupiler is vanzelfsprekend ook verkrijgbaar, maar je ziet hier vooral dure drankjes met luxe namen, in feestverpakking.

Overal in de zaak zijn ´ontsmettingsstations´ waar je je handen niet alleen kunt wassen maar ook desinfecteren. Vergelijk dat eens met die groezelige hallen van Colruyt, met tot het plafond opgetaste schappen, waar je bij moet klimmen met een opstapje. Bij Delhaize staat het meest begeerde op grijphoogte.

Er zijn hier ook Bongo-verwenmomenten te koop, waaronder ze onder meer verstaan: Wellness-cadeaubonnen of speciale arrangementen, zoals een sauna-relaxweekend. Ongelooflijk dat Delhaize onlangs gefuseerd is met onze eigen kruienier die op de kleintjes let. Maar Delhaize doet dat op zijn manier ook. Ze ronden niet af, en je krijgt nog 1- en 2-centstukken terug. Wat moet ik daar nou mee? Bewaren voor op kantoor, voor als ze geld komen ophalen voor het afscheidscadeau van een impopulair persoon.

En dan tot slot nog die prachtige boodschappentassen. Voor 80 cent extra wordt ik eigenaar van een kleurige draagtas met een foto van een quiche met prei erop, waar je zo het mes en je tanden in zou zetten. Op de zijkant staat een recept hoe je het zelf maakt. Met ingrediënten van Delhaize, ‘Vers van het veld, vers op je bord’; ‘Goed kopen, goed eten’.

 

 

Terugreis

Op vrijdag, de laatste dag van mijn korte doe-vakantie, verlaat ik Kortrijk in de morgen, net op het moment dat daar een braderie van start gaat die tot de late zondagavond zal gaan duren. Nog juist op tijd ontsnapt! De braderie staat dit jaar in het teken van Lucky Luke en de hele stad is nu één grote saloon.

De eenzame cowboy die sneller kan schieten dan zijn schaduw, viert dit jaar zijn 70ste verjaardag, al is het hem beslist niet aan te zien. Dat zit zo: in 1946 verscheen de eerste Lucky-Luke-strip. En zijn geestelijke vader, Morris, was een Kortrijkzaan.

Ik maak een ommetje via Brugge, en wil daar de stadswandeling afmaken die ik vorig jaar begon op mijn terugreis uit Oostende; een wandeling waarbij ik nog meer versteld stond van de toeristische toestanden dan van het stadsschoon.

Bij het loket sta ik deze keer maar achter één scholier die alsnog door de molen wil gaan voor een jaarkaart. Ruim op tijd neem ik nu met een enkeltje Brugge plaats op het perron. Maar daar zie ik de aankondiging van een schilderijententoonstelling in het Caermersklooster in Gent: ´Voor God & Geld´. Zoiets wil ik zien, dus ik gooi mijn hele, weken van tevoren zorgvuldig samengestelde reisschema, spontaan om.

Maar dat kaartje Brugge heb ik nu eenmaal, en ik ga niet weer in de rij staan om hem om te ruilen, dus eerst naar Brugge. Je wilt op vakantie toch iedere dag iets nieuws zien en Ik heb dat ritje Kortrijk – Brugge nog nooit eerder gedaan. Toch komen sommige stationsnamen me bekend voor op die route. Torhout, bijvoorbeeld, daar is dat popfestival. Het complete rijtje tussenstations: Ingelmunster, Izegem, Roeselare, Lichtervelde, Torhout en Zedelgem.

Er rijden per uur twee treinen over dit traject, beide gereden met dubbeldekkers. Je hebt de lijn Brussel – Denderleeuw - Oudenaarde – Kortrijk – Brugge – Oostende en de stoptrein Kortrijk – Brugge. In Lichtervelde (wat dan een plaats is waar ik helemaal nog nooit van gehoord heb) is er eens per uur aansluiting op de lijn De Panne - Brussel - Landen.

Een rit van 50 minuten door laagland. In Izegem ‘val je met je gat in de margarine’, zoals op een reclamebord te lezen staat. Roeselare heeft een modern station, terwijl het verder langs deze lijn het gebruikelijke werk is met lage perronnetjes en afgetrapte abri’s.

Na aankomst in Brugge opnieuw de gang naar het loket. Deze keer sluit ik me in de rij aan achter enkele ouw peekes die vast geen scholierenkaart willen hebben. Daarna reis ik door naar Gent Sint Pieter. Ik neem een IC die een hele resem dorpsstationnetjes overslaat en alleen stopt in Aalter.

In Gent kost het me ongeveer drie kwartier fotowandelen om bij die tentoonstelling te komen; het Caermersklooster is nog voorbij het Gravensteen. Ik ben eeuwenlang niet in Gent geweest. In 1997 deed ik op één dagtocht vanuit Nederland het complete (vrij bescheiden) tramnet, de enige trolleybuslijn – die inmiddels is opgeheven -, het belfort, de Sint Baafs, het Gravensteen, het winkelhart, een lunchcafé en een copieuze waterzooimaaltijd. Wel een aardig stukje uit de oertijd van deze site, zij het aan de melige kant.

Vier jaar later kwam ik nog een keer terug voor de doortrekking van tramlijn 21-22 naar de Zwijnaardse Brug. Inmiddels is die lijn nog weer verder doorgetrokken, en wel naar Zwijnaarde zelf. Ook lijn 1, Ekeren - Gent Sint kreeg een verlenging: naar Flanders Expo.

Achteraf krijg ik spijt dat ik die tentoonstelling bezocht heb en niet die nieuwe tramtrajecten ben gaan doen. Die expositie ligt me zwaar op de maag. Ik vertel op FHM´s nog wel een keer hoezo.

Terug naar het station neem ik zo’n lange sliert; zo’n nieuwe Albatros-tram. Die trams lijken sprekend op de iets oudere Hermelijnen, alleen zijn ze nog langer (7 tegen 5 geledingen). De oude PCC-wagentjes uit 1971 rijden ook nog rond, terwijl ze in 1997 al de indruk maakten dat ze op punt stonden van uiteenvallen. Het is een koddig contrast: een PCC naast een Albatros.

Aan het eind van de middag sta ik me alweer op te vreten in een rij bij het loket. Ik wil een kaartje naar Roosendaal, waarvandaan ik op vrijdagavond verder kan reizen met mijn Weekend Vrij. Had ik dat kaartje niet meteen in Brugge kunnen kopen, of had ik dan mijn reis niet mogen onderbreken in Gent??

Er staan weer twee studenten voor me. Zij zijn ouder dan 18 jaar en hoeven hun pa en ma niet meer mee te nemen. Nu zijn ze dan maar getweeën naar het loket gegaan om bij elkaar steun te vinden voor die ingewikkelde operatie om een jaarkaart te verkrijgen.

Op dit moment krijg ik een heel sterke déjà-vu-ervaring. Ik heb me vaker in een lange rij staan verbijten, ook op Gent/Sint-Pieters, precies op dezelfde plek. Dat is ook echt zo, dat wil dus zeggen: het is helemaal geen déjà-vu-ervaring, want het is echt gebeurd, in dat stuk van 15 jaar geleden. Ik stond te wachten, inderdaad voor precies hetzelfde loket, achter iemand die een groepsretour naar Ulaanbaatar kocht en dat meteen inruilde voor een enkeltje.

Ik ben aan de beurt en er wordt een kaartje naar Roosendaal geprint. Maar ik krijg het nog niet in handen. Waar is het wachten nu nog op? Oh, er moet nog zo’n papieren hoesje omheen; het is een internationaal biljet en dat mag niet geleverd worden zonder hoesje, waar de lokettist nu fanatiek naar aan het zoeken is. ‘Laat dat hoesje nou maar’, zeg ik, ‘als het nou Vladivostok was, maar het is Roosendaal maar…’

Goed, ik krijg uiteindelijk dat kaartje, mét hoesje. Mijn terugreis vanuit Antwerpen met de Beneluxtrein verloopt ook deze keer niet zonder strubbelingen, of liever: verloopt helemaal niet. Hij staat aangekondigd met 20 minuten vertraging. Ik neem in plaats daarvan de stoptrein Puurs – Roosendaal, met het donkerbruine vermoeden dat die ergens halverwege wel voorbij gestoken zal worden door de vertraagde Benelux.

Dat gebeurt ook; in Kalmthout. Tot ziens, Beneluxtrein! Ik ben benieuwd hoe een reis met die trein vanaf volgend jaar april zal verlopen. Maar beroerder dan nu kan het niet meer worden.

Frans Mensonides
14 september 2016
Geweest in Kortrijk : dinsdag 30 augustus t/m vrijdag 2 september 2016



Belgicismen, ontrukt aan de 'vergetelheid'


© Frans Mensonides, Leiden, 2016