Dit is
het laatste
deel van een serie van drie over mijn vakantie van evenzoveel dagen aan
de
Vlaamse Kust. Aflevering 1, die ik drie weken geleden plaatste op het
Web, gaat
over de Kusttram.
Deel 2, anderhalve week geleden gepubliceerd, over Oostende
en Brugge. Deze kortste aflevering handelt over de (Slag bij)
Nieuwpoort.
Die Slag is onder Nederlanders de
bekendste en tevens meest
onbekende uit de vaderlandse geschiedenis. Iedereen weet dat hij
plaatsvond in
1600, maar vrijwel niemand kan een antwoord geven op niet onbelangrijke
vragen
als: waarom werd hij gevoerd, tussen wie, wie waren de
legeraanvoerders, wie
won hem en wat waren de gevolgen ervan?
Is dat erg? Er is een online-krant,
ik weet even niet welke,
die koppen produceert als: ’Wat u moet weten over…’ Zo’n kop zie je mij
niet
gebruiken. Die zou suggereren dat ik er zelf alles van afweet, terwijl
ik de
details ook maar ergens opgezocht heb. En ik vind hem nogal
aanmatigend. Een
lezer ‘moet’ natuurlijk helemaal niets; hij hoeft zelfs een stukje met
zo’n kop
niet eens te lezen. Mij vergaat de lust tot lezen meestal meteen al.
Dat vroegen we op school altijd: ‘Wat
moet ik hiervan weten
voor het proefwerk / schoolonderzoek / examen? (en wat mag ik meteen
vergeten
zodra ik mijn hielen uit de klas gelicht heb?)’ Maar als volwassene
hoef je
gelukkig helemaal niets meer te weten van geschiedenis. Je kunt een
perfect
gelukkig mens zijn als je volkomen onwetend bent over het verleden. We
leven
ten slotte nú, en wat geweest is, is geweest.
Geschiedenis, daar word je door
gegrepen, of niet. Het hangt
er heel sterk vanaf van hoe het gebracht wordt. Ik kreeg er in de
vijfde klas
van de lagere school interesse voor omdat ik toen een onderwijzer had
die over
de Tachtigjarige Oorlog kon vertellen alsof hij hem zelf meegemaakt
had.
Maar op de middelbare school stonden
alleen Droogstoppels
voor de klas te oreren die me elke lust ontnamen. Ik heb er eens een
paar de
revue laten passeren op FHM’s.
Maar ik
ben er toen toch nog een vergeten te noemen, die laatst ineens kwam
bovendrijven in mijn memorie. In de brugklas had ik les van wie later
zou
uitgroeien tot de historicus nummer één van ons vaderland: niemand
minder dan Hans
Blom. Voor de klas een grijze, volkomen nietszeggende figuur. En tussen
haakjes
erelid van dat clubje
dat de bus uit de Leidse binnenstad wil hebben; ik maakte
er vorig jaar een kolom aan vuil.
Ik d(w)aal alweer af. Maar goed, als
ik dan toch zelf over
geschiedenis ga schrijven, niet gehinderd door veel kennis, hoe zal ik dit hoofdstuk dan noemen?
FAQ’s,
‘Veel gestelde vragen over de Slag bij Nieuwpoort?’ Nee, er worden bij
mijn
weten nooit vragen over gesteld. Nee, ik noem het dan ook:
*1*
Nieuwpoort, lag dat niet in Zuid-Holland?
Jazeker, en daar ligt het nog steeds.
Het is een alleraardigst
stadje aan de Lek, ongeveer halverwege Utrecht en Rotterdam,
binnen een enorme
vesting. Ik zette het in 2013 op de foto. Er heeft nooit een
veldslag
plaatsgevonden. Het Nieuwpoort van de Slag is toevallig een naamgenoot.
Die
stad ligt aan Vlaamse kust, 15 km ten zuidwesten van Oostende,
en aan de
monding van de rivier de IJzer die daar een diepe kloof in het
landschap heeft
geslagen.
*2*
Wanneer vond de Slag plaats?
In het mooie ronde jaar MDC dus, en
nog wel midden in dat
jaar: op 2 juli, dat exact de middelste dag geweest zou zijn, als 1600
geen
schrikkeljaar geweest zou zijn. De veldslag was kort maar hevig. Hij
woedde
gedurende een uur of vier, en begon na het middaguur.
*3*
In het kader van welke oorlog werd de Slag gevoerd?
Hij maakte deel uit van de Opstand
der Nederlanden, ofwel de
Tachtigjarige Oorlog, die in 1568 begonnen was met
de Slag bij Heiligerlee, maar verder
betrekkelijk weinig veldslagen kende. Na 32 jaar strijd tegen de koning
van
Hispanje waren ‘we’ er inmiddels in geslaagd, de Spanjaarden uit de
Noordelijke
Nederlanden, boven de grote rivieren, te verdrijven. Maar in het zuiden
ging de
strijd onverdroten voort.
Oostende was anno 1600 in handen van
de Nederlanders, en een
uitvalsbasis voor de Slag. De rest van de kuststreek was bezet door
Spaanse troepen.
Vier jaar later zou ook Oostende heroverd worden door de Spanjaarden.
*4*
Wie waren de legeraanvoerders?
Aan Hollandse zijde was prins Maurits
van Nassau het
opperhoofd, de stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelre en
Overijssel.
Hij werd bijgestaan door onder anderen zijn halfbroertje Frederik
Hendrik, die
pas 16 jaar oud was en het vak van veldheer nog moest leren.
Het Spaanse leger werd aangevoerd
door Albrecht van
Oostenrijk. Die was sinds twee jaar vorst over de Nederlanden beneden
de grote
rivieren.
*5* Wat
wilden de Nederlanders bereiken met de Slag?
De veldtocht die zou leiden tot de
Slag bij Nieuwpoort, was
gericht tegen het kapersnest Duinkerken, dat 30 km meer naar het westen
ligt
aan de Noordzeekust. Het kapersnest Nieuwpoort – Duinkerken, moet ik
zeggen;
Nieuwpoort was al bijna even berucht bij Nederlandse zeelieden. Ook in
Oostende
konden ze er wat van, maar die stad was, zoals gezegd, in 1600 op de
hand van
de prins.
Duinkerken, al doet de naam anders
vermoeden, ligt in Noord-Frankrijk,
waar ze tot ca. 1800 Vlaams spraken, en heet tegenwoordig Dunkerque.
Duizenden
Nederlandse schepen hebben ze daar buitgemaakt in de loop der eeuwen,
en
misschien wel tienduizenden zeelieden gevangengenomen voor losgeld.
Ik schreef
er van de winter over, ook alweer op FHM’s.
Het idee voor deze expeditie was
afkomstig van Johan van
Oldenbarnevelt, raadspensionaris van Holland. Hij wilde Duinkerken
veroveren en
uitleveren aan de Engelsen, die toen onze bondgenoten waren en bij wie
wij in
het krijt stonden. Legeraanvoerder Maurits was sterk gekant tegen deze
veldtocht in vijandelijk gebied, die hij veel te riskant achtte. Maar
hij kreeg
door toedoen van Van Oldenbarnevelt toch opdracht van de Staten
Generaal om dat
waagstuk uit te voeren. En wat doe je dan, als goed militair? Je gaat.
*6*
Eigenlijk meer bij Lombardsijde dan
bij Nieuwpoort. De slag
werd gestreden op het strand en in de duinen ten oosten van de
IJzermond. Het
moet dringen geweest zijn, met de 21.000 man die de belligerenten in
totaal in
het strijdperk brachten. En het liep dan ook uit op een complete
slachting; 3000
Spanjaarden en 1700
Nederlanders lieten het leven.
*7*
Wie heeft er gewonnen?
Wij, Nederlanders, ternauwernood, bij
wijze van spreken in
de laatste minuut van de verlenging. We verloren een voorpostengevecht
in de
buurt van Oostende. Tijdens de middag waarop de Slag plaatsvond, stond
het
Spaanse leger ten noordoosten opgesteld van het Nederlandse, zodat ze
tegen de
zon inkeken en door de harde wind gezandstraald werden. Bovendien
raakte de
legeraanvoerder, Albrecht van Oostenrijk, gewond door een lans, waarna
de
Spanjolen de moed er niet meer in wisten te houden. Dat alles liet de
balans
net doorslaan in het voordeel van Maurits.
*8*
Zijn de overwinnaars er nou eigenlijk beter van
geworden?
Nee, integendeel. Het is een
schoolvoorbeeld van een
Pyrrusoverwinning, misschien wel de grootste Pyrrusoverwinning sinds
Pyrrus
zelf. Er waren aanzienlijke verliezen. Maurits was er niet in geslaagd,
Nieuwpoort te bezetten, laat staan om door te stoten naar Duinkerken,
het
eigenlijke doel van de missie.
*9*
Wat waren de gevolgen ervan op de langere termijn?
Maurits, die tot dan toe uitstekend
had kunnen samenwerken
met Johan van Oldenbarnevelt, ontwikkelde een wrok tegen hem, en een
diep
wantrouwen. Hun steeds verslechterende verhouding leidde er
uiteindelijk toe
dat Maurits de raadspensionaris liet onthoofden – je weet wel, het
saillante
verhaal van het stockske, waarmee de 72-jarige in 1619 het schavot
beklom, om
te voorkomen dat hij zou struikelen en een doodsmak zou maken. Ik
schreef
erover op mijn site over Constantijn Huygens.
Verder had men na die zeperd in
Nieuwpoort schoon genoeg van
veldslagen. Daarna ging men over op kat- en muistactiek: steden
belegeren,
langzaam uithongeren, totdat ze zich overgaven. Frederik Hendrik, die
zijn
halfbroer in 1625 zou opvolgen als stadhouder, ging de geschiedenis in
als de
Stedendwinger, niet als de Stedenveroveraar of de Stedenverwoester. Hij
kijkt
op portretten altijd, vind ik, alsof hij er zelf helemaal geen lol meer
in
heeft, in die hele Tachtigjarige Oorlog. Maar die zou na Nieuwpoort nog
decennia en decennia duren (om precies te zijn: 48 jaar). De vrede werd
uiteindelijk getekend in Münster, waar ik van de zomer ook
al was.
Aan de ontbijttafel van de B&B aan de oesterplas van
Oostende (zie het vorige deel) begin ik alvast met
mijn eigen missie: kennis doorgeven
over de Slag bij Nieuwpoort. Op de dag dat ik naar Nieuwpoort wil,
spreek ik
daar een echtpaar uit Nederland. Dan komt het gesprek al gauw op: wat
ga je
vandaag doen? Zij: fietsen in duinen en polders; het zal tot 15:30 uur
droog
blijven, volgens de radar. En ik: naar Nieuwpoort.
Beiden blijken over die Slag precies
te weten wat iedereen
weet, namelijk dat die in 1600 heeft plaatsgevonden. Ik vertel in het
kort het
hele verhaal van zie hierboven. En spreek daarbij met een aplomb alsof
ik er
een standaardwerk over heb geschreven met het gewicht van een
stoeptegel; je
bent al gauw deskundige over een Slag die niemand kent.
Van de vrouw valt me haar
onwetendheid wel wat tegen, want
ze is onderwijzeres, invalkracht op basisscholen. Als ze komend
schooljaar net
moet invallen als 1600 aan de beurt is in de tijdlijn der historie,
weet ze
dank zij mij nu gelukkig nog iets te vertellen.
De volgende morgen, mijn laatste in
Oostende, spreek ik een
man uit Antwerpen, die de avond daarvoor na een late vergadering geen
zin
meer had om terug te rijden, en hier bij deze oesterput terecht kwam.
Niet voor
herhaling vatbaar, vindt hij; veel te duur, en het stelt niet zo gek
veel voor.
Ik val hem bij. En hij vindt het maar een vreemd volkje, hier aan de
kust, met
dat rare koeterwaals van ze; de mensen zijn bijna niet te verstaan. Oh,
gelukkig, nu hoor ik het eens van een Vlaming; het ligt dus niet aan
mij.
Ja, die Slag bij Nieuwpoort,
verschrikkelijk is er gevochten
bij de IJzer, in WO I; oktober 1914. De bodem kleurde rood van het
bloed, en er
kwamen de volgende lente alleen maar rode bloemen op, volgens de
verhalen.
Oh, nu is het mijn beurt om met een
mond vol tanden te
staan. WO I, die oorlog hadden we ook nog. Ja, ik zag gisteren wel een
oorlogsmonument in Nieuwpoort - dat ik niet eens op de foto heb, maar
heb
overgekopieerd van Google Street View.
Nee, maar die slag van 1600, daar
heeft hij nooit iets over
gehoord op school. Wel alles natuurlijk over de Belgische Opstand en de
Tiendaagse Veldtocht. Maar die wordt in Nederland nou weer wat minder
prominent
naar voren geschoven in de canon, vertel ik. Logisch, wij verloren hem,
en
daarmee België. De aandacht aan veldslagen in de geschiedenisboekjes is
toch
sterk afhankelijk van wie ze gewonnen heeft.
Ja, dat België; deze Vlaming is er
uiteindelijk toch niet zo
mee ingenomen. Het heeft zich in 1831 dan wel bevrijd van d’n
‘Ollanders, maar
ze kregen de Walen er op de koop bij toe. Valt niet mee te werken, met
Walen;
hij ziet het bij hem op de zaak. Oh, aardige kerels hoor, doodgoeie
mensen,
privé, tenminste, plezant om eens een avond mee te gaan pintelieren.
Maar
werken? Geen tempo, hè. En altijd is Kortjakje ziek. En veel…, hoe
zeggen
jullie ‘Ollanders dat ook alweer? Gekanker. En altijd meteen de vakbond
erbij,
als er wat is. Walen!
Maar ook diene n’Ollanders, daar
heeft hij een hoop mee uit
te staan. Ze hebben nooit kennis van zaken, maar altijd wel de grootste
mond!
Ik voel geen enkele neiging om hem op
bewogen toon tegen te
spreken; hij heeft ongetwijfeld gelijk.
‘Maar van ons mensen uit Antwerp
zeggen ze ook vaak dat we
een te dikke nek hebben. Het is allemaal maar betrekkelijk…’
Verder klaagt hij nog even over de
beroerde
pensioenvoorzieningen in België en rept hij van een soort kleine
beurskrach, de
laatste dagen. Krachje? Ik heb ook
vakantie genomen van het nieuws, en weet van niets. ‘Ja, China, hè’,
zegt hij, alsof
dat me veel wijzer maakt.
Verder geeft hij gedurende de rest
van het ontbijt een
uitputtend overzicht van zijn financiële situatie:
hypothecaire
verplichtingen, pensioenaanspraken, dienstjaren, opgespaarde potjes
voor de
oude dag. Thuis zal hij vanavond ongetwijfeld tegen zijn madam
vertellen dat
diene n’Ollanders altijd alleen maar over geld praten...
Nieuwpoort, Markt, met links het belfort
Tussen beide ontbijtgesprekken in doe
ik dus Nieuwpoort. Ik
stap uit de tram waar die schuin links een drukke provinciale weg, de
Kustweg,
oversteekt en het dorp Lombardsijde binnenrijdt over de Zeelaan (hoe
bedenken
ze toch zulke namen?). Op dit gevaarlijke punt zagen we in 1999 een
baanwachter
met een spiegelei. Maar de tijd heeft ook aan de Vlaamse Kust niet
stilgestaan,
en nu gaat het met verkeerslichten.
Ik loop wat rond in een polder- en
akkerbouwgebied waar het blonde
koren (?) wuift. Niets doet hier denken
aan een veldslag, in welke eeuw dan ook. Deze strook land achter de –
hier ook
weer niet erg indrukwekkende en brede – duinen, daar vocht de cavalerie
van
Maurits met die van Albrecht. Hier was die beroemde Slag bij
Lombardsijde dus.
Waarom worden veldslagen altijd naar de verkeerde plaats genoemd?
Ik wil nu de weg naar strand en duinen inslaan, waar het voetvolk elkaar afslachtte. Maar schijn toch weer verkeerd gelopen te zijn, want even later sta ik in de dorpskern van Lombardsijde. Het zij zo; veel tijd heb ik toch niet voor deze expeditie. Die regenbui van half vier komt er heus wel aan, al schijnt de zon nog flauwtjes. En ik wil ook nog naar Ensor.
De tram zal verdwijnen uit het centrum van Lombardsijde. De
trambaan wordt volgens plannen rechtdoor getrokken langs die Kustweg.
Dan is
hij weliswaar een paar minuten eerder in De Panne, maar voor de
tramreizigers uit
Lombardsijde is het een achteruitgang.
Het zal te maken hebben met de krappe
ruimte in het dorp.
Langs de Zeelaan rijdt de tram nu op een vrije baan in de middenberm,
die aan
weerszijden weinig ruimte overlaat voor autoverkeer. En in het dorp
rijdt hij met
de auto´s mee door een smal asfaltstraatje. Even verderop gaat hij naar
de
westkant van de weg en scheert hij rakelings langs tuinen.
Of is het iets anders dan
verkeersveiligheid, en zijn ook
hier, net als in Leiden, comités aan het werk geweest die de tram (in
Leiden:
de bus) niet vinden passen bij de straatlantaarns?
Hoe dan ook, ik pak de tram naar
Nieuwpoort, dat een paar
kilometer verderop ligt, en ook een paar kilometer van zee. De
eerstvolgende
halte in Lombardsijde heet YMCA, waarna verder een groot deel van de
dag de
gelijknamige disco-hit uit 1978 in mijn hoofd zit. Ik bedenk spontaan
een
Nederlandse tekst: ‘Het is O.K. in de B (béé-héé) & B, het is
O.K. in de B
& B’, maar dat helpt me er niet vanaf. Verder dan die ene regel
kom ik ook
niet. Tekstdichten is moeilijker dan je denkt. Je had vroeger The
Strangers uit
Antwerpen, die grote buitenlandse hits vervlaamsten: ‘Schele
Vandelinden’
(‘Gigi l’amoroso’), ‘Bij d’n Rijkswacht’ (‘In the Navy’).
Vlak voor de brug over de IJzer stopt
de tram bij het Koning
Albert Monument. Ja, wat moet ik er van zeggen? Spotten met een
oorlogsmonument
is niet gepast. Laat ik het er op houden, dat de grootte van het
gevaarte meer
opvalt dan de schoonheid ervan.
Het stadje Nieuwpoort heeft gemeen
met zijn
naamgenoot in ZH
dat het erg klein is, maar ook heel fotogeniek. De stad heeft in 1988
een opknapbuurt ondergaan, zo lees ik op een plaquette. Het heeft een
belfort en een marktplein,
maar ik mis het Begijnhof; het is er niet of ik zie het niet.
Wel zie ik een monument voor alle Belgische vissers die ooit
verdronken zijn. Je hebt monumenten voor dode soldaten, voor dode
vissers en
voor slaven. Maar bij mijn weten niet voor vissers die gevangen zijn
genomen
door piraten en moesten leven in slavernij. Ik schreef er eerder dit
jaar een FHM-metje
over, zoals gezegd. Maar ik had het ruimer moeten opzetten;
ingezonden stukken in landelijke opiniebladen, of zo. Dan had ik
misschien olie
op het vuur kunnen gooien in de toch al zo felle slavernijdiscussie –
en me
daar dan verder niet meer mee bemoeid, natuurlijk.
In deze streek zal niemand het
betreurd hebben dat Maurits in
1600 niet kon doorstoten naar Duinkerken. Zo’n beetje de hele bevolking
van de
kuststreek zal gegeten hebben van de piraterij; niemand had belang bij
de
beëindiging ervan.
Ik neem de tram bij een gecombineerd tram-busstation aan de rand van de binnenstad. Daar hangt een rijmpje: ‘Een goeiendag voor uw chauffeur doet wonderen voor zijn humeur’. Ook in Vlaanderen is de reiziger er blijkbaar voor het OV-bedrijf, in plaats van andersom.
Nu rijd ik met de tram in één ruk door naar De Panne, langs
onder andere Nieuwpoort-aan-Zee, dat veel nieuwer is dan Nieuwpoort
Stad. Dat
laatste restje van de tramrit duurt nog bijna drie kwartier.
In De Panne geniet ik de
standaardlunch op Vlaamse bodem: de
croque monsieur. Voordat ik het restaurant binnenga, vergewis ik me er
wel even
van dat dit niet dezelfde tent is waar we in 1999
bijna vergiftigd zijn. Maar
nee, die lag aan een winkelstraat en deze heeft uitzicht op zee.
Vlaamse bodem? Ik word aanvankelijk
in het Frans
toegesproken, en hoor overal Frans om me heen. Zes uitgelaten bejaarde
dames
uit Frankrijk zitten helemaal te krijsen en te gillen in die zo
moeilijk
leerbare taal.
Ook Fransen, die zelf duizenden
kilometers kust hebben, zijn
dol op de Vlaamse. Frankrijk begint 3 kilometer van hier. Op het strand
- waar
nog mensen liggen te zonnen onder de inmiddels zwaar bewolkte hemel
–zie ik in
de verte Duinkerken, dat Maurits had willen uitroken. De Franse stad
houdt zich
al lang niet meer bezig met kaperij maar is nu, gezien het silhouet dat
ik zie,
een bloeiende zeehaven.
Daarmee heb ik het verste punt
bereikt van mijn reis, verder
dan Maurits kon zeggen, en tevens het eind van deze trits verhalen.
Frans Mensonides
4 oktober 2015
Er geweest: dinsdag 25 augustus 2015
©
Frans Mensonides, Leiden, 2015