Nr. 192 - zondag 22 februari 2015
Vergeten slaven: Nederlandse zeelieden




LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

191. LEVENSVERHAAL IN FOTO'S; UIT MIJN MOEDERS ALBUM (15/02/2015)
190. 'BEDIENDEN, VERBREEKT UW BANDEN'; 'MENS EN WERK'IN HELMOND (08/02/2015)
189. IN PLAATS VAN TOESPRAKEN - IN MEMORIAM VOOR MOEDER (01/02/2015)
188. AFTELLEN VAN 40 NAAR 1: VERONICA TOP 40 50 JAAR (05/01/2015)
187. REPRISE: KERSTDINER (28/12/2014)
186. (THE MAKING OF) MIDWINTERFOTO 2014 (21/12/2014)







Michiel de Ruyter op 100-guldenbiljet.
100 gulden was nog niet genoeg om een slaaf vrij te kopen.
Overgenomen van: Entoen.nu


Ik moet bekennen dat ik de film ‘Michiel de Ruyter’ niet gezien heb. Ik zie eigenlijk nooit films, afgezien van zappenderwijze om half twee ‘s nachts; ze zijn vaak te lang voor mijn concentratieboog. De actievoerders tegen de film over Nederlands grootste zeeheld hadden hem ook nog niet gezien; op voorhand protesteerden zij al tegen het verheerlijken van een man die zich onder meer had beziggehouden met het transport van slaven.

Wonderlijk genoeg werden in de uitvoerige mediadiscussies die daarop volgden, een paar feiten genegeerd over slavernij in het tijdperk van De Ruyter (1607-1676). De zeeheld zelf is in zijn jonge jaren ontsnapt aan een carrière als galeislaaf. Duizenden Nederlandse zeelieden werden in die tijd gevangengenomen door kapers en door hen tewerkgesteld. Miljoenen guldens losgeld zijn in totaal betaald om deze mensen weer vrij te kopen. Maar vele zeevaarders zagen hun vaderland nooit meer terug. En zeehelden als De Ruyter besteedden het grootste gedeelte van hun tijd om Nederlandse zeevarenden uit handen van kapers en slavenhandelaren te houden.

Hoe zat dat precies? Ik stuitte in 2007 op deze vergeten episode uit de geschiedenis, toen ik mijn educatieve website aan het samenstellen was over de ‘Zedeprinten’ (karakterschetsen) van Constantijn Huygens; het was mijn universitaire meesterproef. Aan de hand van het dichtwerk van de jonge Hagenaar uit 1623 / 1624 legde ik zo ongeveer de complete Gouden Eeuw uit die, hoe meer ik me er in verdiepte, steeds meer ging lijken op een kluit drek met hooguit een gouden randje.

In zijn karakterschets ‘De Matroos’ beschrijft  Huygens een onverschrokken zeeman, een rauwe zeebonk die talloze gevaren trotseert en opklimt van scheepsjongen tot admiraal. Ik stelde die site net samen in het jaar waarin de 400ste geboortedag van Michiel de Ruyter gevierd werd. Het verhaal van diens loopbaan leek erg op wat Huygens geschetst had in zijn zedeprint. Ik besloot, De Ruyters levensverhaal te gebruiken als illustratie bij Huygens’ ’De Matroos’.

Als ik die geschiedenis(deel 1, deel 2, deel 3 en deel 4) teruglees, heb ik me ook wel enigszins schuldig gemaakt aan de door actievoerders zo verfoeide heldenverering rond De Ruyter. Maar ik heb eerlijkheidshalve wel vermeld dat het meeste wat we over hem weten, afkomstig is uit zijn biografie door Geeraardt Brandt. Die schrijver kreeg door de nazaten van De Ruyter dik betaald voor een mooi en niet al te objectief verhaal.

En ook op De Ruyters bekendste heldendaad, de tocht naar Chatham in 1666, heb ik wel het nodige afgedongen. Het was niet zijn idee om de Thames op te varen; dat was het idee van de gebroeders Johan en Cornelis de Witt, die toen leiding gaven aan ons land. De Ruyter vond het plan gekkenwerk, en wilde er niet aan. Dat siert hem eigenlijk. Maar de De Witts gaven hem opdracht, de missie uit te voeren. De Ruyter zelf moest tijdens die aanval het bed houden met een lichte ongesteldheid, en was er dus niet eens bij.

In de film schijnt dat feit onbelicht te zijn gebleven; daarop is veel kritiek gekomen door historici. Maar een rolprent stelt natuurlijk andere eisen dan een geschiedenisboek. Beelden van een grieperige admiraal, die op zijn ziekbed met angst en beven de afloop afwacht van een door hem niet gewenste zeeslag…, nee.

Maar hoe zat het nu met zijn rol als slaaf? Nog in zijn puberteitsjaren had de Ruyter aangemonsterd op een koopvaardijschip. In de Middellandse Zee werden hij en een aantal van zijn maten gevangen genomen door zeerovers, die hen te werk wilden stellen als galeislaaf. De Ruyter en zijn kompanen wisten echter te ontsnappen en in Spanje aan land te komen. Ze liepen (!) vervolgens terug naar hun thuishaven, Vlissingen.

Kapers vormden een groter gevaar voor de zeeman dan oorlogen, stormen en scheurbuik bij elkaar. Iedereen die de steven naar het zuiden wendde, kon ermee geconfronteerd worden. Zeer berucht waren zeerovers uit Duinkerken, Oostende en Nieuwpoort. Maar als je daar zonder kleerscheuren langsheen was gekomen, kon je meteen al voorbij het Kanaal stuiten op Spaanse kapers. Tot 1648 waren we in oorlog met Spanje, dat geen genade kende met Nederlandse schepen en hun opvarenden. En als je de Middellandse Zee wist te bereiken, stonden daar de ‘Barbarijse’ kapers uit Noord-Afrika je naar het leven.

Het was een gesel voor de scheepvaart. In de periode 1621-1648 werden alleen al 300 schepen uit Maassluis geënterd door piraten. Duizenden en duizenden schepelingen uit heel Nederland werden gevangen genomen en tot dwangarbeider gemaakt. Op hun hoofd stond een ‘rantsoen’, een losgeld. Dat kon uitleenlopen van enkele honderden guldens voor een gewone matroos, tot meer dan duizend voor officieren. Een groot kapitaal; een gulden van toen vertegenwoordigde ongeveer de koopkracht van 100 gulden (45 euro) nu. 

Hun radeloze familieleden hoefden meestal niet aan te kloppen bij de reder of de overheid. Ja, men wilde nog wel eens een loterij organiseren om het losgeld bijeen te krijgen. Verder konden sommigen profiteren van een gevangenenruil: Spaanse of Vlaamse krijgsgevangen tegen Nederlandse slaven.

Maar doorgaans was men afhankelijk van particulier initiatief om het losgeld los te peuteren. Vaak werd er een collecte gehouden onder familieleden, vrienden en plaatsgenoten. Zo werd de ‘Christen-slaaf’ J. Jansz uit Hoorn in 1696 vrijgekocht uit Noord-Afrika voor de kapitale som van 1620 gulden. 

In veel zeevarende steden, onder andere in Zeeland, zette men verzekeringsmaatschappijen op voor geval van kaping. ‘Beurzen’ of ‘buidels’ werden zulke fondsen genoemd, ook wel ‘budels van asserantie’. 

Voorkomen was natuurlijk beter dan genezen. Koopvaardijschepen gingen varen in konvooi, en werden begeleid door goed bewapende marineschepen. De admiraals die thans de zeeheldenbuurten in onze steden en dorpen van straatnamen voorzien, waren het grootse gedeelte van hun tijd bezig met dit ‘konvooieren’; meer dan met het verrichten van de oorlogsheldendaden die wél de geschiedeniscanon zouden halen. Continu waren er zo’n 10.000 mariniers, verdeeld over honderden schepen, betrokken bij die konvooien. 

Ondanks al die inspanningen stierven vele gevangengenomen zeelieden in den vreemde, en zagen hun familie nooit meer terug. 

Vergeten slaven. Terecht wordt de betrokkenheid van Nederlanders bij de slavenhandel gehekeld. Maar waar in Nederland vind je een slavenmonument voor alle onfortuinlijke schippers die het slachtoffer werden van mensenhandel? Waar is de website van het actiecomité die zich inzet voor hun rehabilitatie?

Het is tegenwoordig erg in de mode om excuses te maken voor zaken die gebeurd zijn in een grijs verleden. Waar blijven de excuses uit Duinkerken, Spanje en Noord-Afrika??

FHM
22 februari 2015




VOLGENDE AFLEVERING: MOSKEE EN ROC: MIJN BUURTJE WEDEROM IN HET NIEUWS (01/03/2015)

© Frans Mensonides, Leiden, 2015