Afgelopen voorjaar raakte streekvervoerder Syntus, die met bus en trein rijdt in grote delen van Gelderland en Overijssel, in ernstige financiële moeilijkheden. De oorzaak was gelegen in een te lage bieding in 2009 op het Veluwse busvervoer. Als je je huid te goedkoop verkoopt, krijg je de concessie wel, maar hangt die verder als een molensteen om je nek.
Gevolg: onzekerheid bij het personeel, of men zijn vakantiegeld wel zou krijgen, en of men na de vakantie nog wel welkom zou zijn bij deze werkgever. Onzekerheid ook onder de OV-gebruikers in de regio: zou er nog wel iets vóór komen rijden bij de halte en langs het perron?
Syntus wist zijn kont te redden met een aandelentransactie. NS trok zich terug en verkocht zijn belangen aan Keolis, het Franse moederbedrijf van Syntus. Die beloofde een flinke miljoeneninjectie in het noodlijdende bedrijf. En daarmee werden de banen van de meeste medewerkers en de mobiliteit van de streekbewoners gered.
In de rubriek ‘Uit de oude modem’ gaan we deze keer terug naar de oertijd van Syntus. Anno 1999 was het allemaal nog heel nieuw: zowel Internet als het concessiegedoe in het OV. Dat laatste heeft veel weg van het oorlogsbordspel Risk, waarmee we onze vervelende zondagmiddagen nog vervelender maakten, in de tijd dat de spelcomputer nog niet was uitgevonden. Je veroverde sommige gebieden; je raakte andere weer kwijt. En dat allemaal door het blinde noodlot van de geworpen teerling.
Syntus, dat een afkorting is van ‘SYNthese tussen Trein en bUS’, begon in mei 1999 met busvervoer in de vierhoek Deventer - Doetinchem - Winterswijk – Enschede. Tegelijkertijd ging Syntus ook op zeer bescheiden schaal met treinen rijden: Doetinchem – Winterswijk, Winterswijk – Zutphen en Almelo - Mariënberg.
Tot een echt net wist Syntus zijn spoorlijnen niet uit te breiden, maar wel tot feitelijk één heel lange lijn: Tiel – Bad Bentheim. Waarvan het middenstuk, Arnhem – Winterswijk – Zutphen, komende winter overgaat naar Arriva.
Op busgebied slaagde Syntus erin, de Veluwe te veroveren, wat dus bijna leidde tot hun faillissement. Ook leidde het tot de wantoestanden die ik vorig jaar beschreef in mijn stuk over de Veluwelijn Apeldoorn-Zwolle. Daar ga ik binnenkort weer eens kijken, of alles nu echt wel in orde is gekomen, na protesten van vele reizigers, waaronder ik zelf.
In de zomer van 1999 reisde ik twee dagen rond over het Syntus-net. Daarbij kwam ik door het diep in de Achterhoek weggestoken Halle, waar we 33 jaar daarvoor een vakantie hadden doorgebracht. Ik delibereerde met een buurtbuschauffeur over de vraag of we nu wel wijzer zouden worden van aanbesteding. Dat wist ik toen niet, en nu nog steeds niet, eigenlijk. Het heeft voors en tegens. Ik heb zo de indruk dat de streektrein er beter van is geworden dan de streekbus.
Nu dan de twee stukken uit 1999, met uniek origineel fotomateriaal!
Frans Mensonides
4 september 2012.
Aalten
Sedert 30 mei 1999 verzorgt vervoersmaatschappij Syntus het openbaar vervoer binnen (zo ongeveer) de vierhoek Deventer - Doetinchem - Winterswijk - Enschede. Het bedrijf exploiteert enkele tientallen streek- en buurtbuslijnen. Daarnaast is Syntus ook op het spoor te vinden. Op drie regionale spoortrajecten mogen de treinen zich sinds 30 mei tooien met het kleurrijke Syntus-logo: Doetinchem - Winterswijk; Winterswijk - Zutphen en Almelo - Mariënberg. De laatste lijn werd overgenomen van Oostnet, die hem in de lente van 1998 op zijn beurt overnam van NS.
Syntus is een fusie tussen een afsplitsing van NS en een afsplitsing van busmaatschappij Oostnet, die zelf onlangs is opgegaan in het mega-busconcern Connexxion (ik hoop dat de geschiedschrijvers hier over een jaar of 50 nog uitkomen; wie maakt er eens een mooi schemaatje met de voornaamste fusies van de afgelopen eeuw?). De naam van de concurrent wordt in de Syntus-dienstregeling overigens gespeld als "Connectus". Syntus en Connectus, dat rijmt min of meer, moet met gedacht hebben.
De website van Syntus bezit een eigenschap die op De digitale reiziger week-in-week-uit op opvallende wijze ontbreekt: bondigheid. De bedrijfsfilosofie van het nieuwe vervoersbedrijf kan in een paar honderd woorden worden samengevat. Daarbij moet opgemerkt worden, dat de site van Syntus viertalig is; een service die door De Digitale reiziger nog steeds niet geboden wordt. Schrijver dezes heeft nl. met de Nederlandse taal al moeite genoeg.
Hoe luidt dan wel de filosofie van Syntus? Samenwerking is hét buzz-word op de Syntus-burelen. Synergie; synthese. Dat laatste woord spel je met de letter h, die je in Syntus toch mist. Als je Synthus vlug schrijft, schrijf je het met een h, heb ik nu al 11 keer gemerkt.
Synthese: dat moeten we opvatten als integratie tussen bus en trein. Het bijzondere van Synthus is het feit, dat ze zowel spoor- als buslijnen exploiteren. Die hebben een vrijwel perfecte onderlinge aansluiting.
Deze vorm van Integratie is niet door Syntus uitgevonden; die bestond al veel langer in de Achterhoek. Zo'n jaar of tien geleden werd het IGO-project in het leven geroepen; het project Integratie Gelderland-Oost. Beide noodlijdende spoorlijntjes in dit gebied, Arnhem - Winterswijk en Winterswijk - Zutphen, werden al enige tijd bedreigd met opheffing vanwege telkens afnemende passagiersaantallen. Met uitgekiende trein-bus aansluitingen kon men deze ramp afwenden.
Bovendien werd tariefintegratie geïntroduceerd. De strippenkaart was geldig in de treinen; plaatsen die alleen per bus bereikbaar waren, werden gepromoveerd tot NS-tariefpunt. Je kon bijvoorbeeld een retourtje Amsterdam - Gendringen kopen.
Merkwaardig genoeg wordt die laatste integratie te niet gedaan in het Syntus-tijdperk. De reiziger kan nog wel in de trein plaatsnemen met een gestempelde strippenkaart, maar niet meer met een NS-kaartje in de bus.
Alle NS-kaartjes zijn nu nog geldig in de Syntus-treinen. De tariefintegratie tussen NS en Syntus geldt voorlopig slechts tot 1 januari 2000 (de dag die al in de geschiedenisboeken staat gegrift voordat hij is aangebroken). Er wordt nog onderhandeld over de voortzetting van het contract in het derde millennium. Lukt dat niet, dan moet de NS-reiziger straks een nieuw kaartje kopen voor een Syntus-ritje.
Op de spoorlijn Arnhem - Winterswijk is nog een andere vorm van desintegratie ontstaan. Alleen het gedeelte ten oosten van Doetinchem is in Syntus-handen overgegaan; tussen Arnhem en Doetinchem rijden nog steeds de Nederlandse Spoorwegen. De reiziger moet in Doetinchem dus overstappen. De aansluitingstijd bedraagt één minuut; volgens berichten die ons via E-mail bereikt hebben, wordt deze aansluiting regelmatig gemist.
Toch heeft de knip in Doetinchem een
voordeel: het trajectgedeelte Doetinchem - Winterswijk kan
geëxploiteerd worden met enkele dieseltreinstellen (hier: "buffels").
NS moet het veel drukkere traject Arnhem - Doetinchem exploiteren met
strengen van twee a drie buffels.
Verder heeft Syntus de vaste
conducteur vervangen door ambulante controleploegen. Door de besparing
op materieel en personeel kan Syntus een halfuurdienst bieden tussen
Doetinchem en Winterswijk, waar de NS dit traject slechts eens per uur
aflegde. De Winterswijker kan de bewoonde wereld nu dus twee keer zo
vaak bereiken, met wel het nadeel van een overstap met eventuele
gemiste aansluiting.
Een geheel nieuwe vorm van synthese in het OV moet nog genoemd worden: Syntus werkt met gecombineerde functies. Personeel doet zowel dienst op de bus als op de trein, iets dat door vakbondslieden altijd voor onmogelijk is gehouden. Ik heb geen protesten gehoord uit die kringen; blijkbaar zijn ze nog steeds niet bijgekomen van de verbazing.
Deze inleiding is nu al langer dan de complete Syntus-site. Daarom gaan we nu snel op pad. Op maandag 14 juni stap ik in Zevenaar in de trein naar Doetinchem, om de overstap NS-Syntus met eigen ogen mee te kunnen maken. De middag is al aardig op streek als ik instap. Het eerste gedeelte van de dag heb ik besteed aan een speurtocht naar de bronnen van de rivier de Rijn, als deel van de Rijn-reeks.
Voorbij Zevenaar splitst het spoor zich in tweeën. De rechtertak is dubbelspoor, kent de luxe van bovenleiding en leidt richting Emmerich en verder de Bondsrepubliek in. De linkertak is enkelsporig en is alleen bestemd voor dieseltreinen. De trein stopt in het oer-Nederlandse Didam, het Duits klinkende Wehl en op Doetinchem De Huet, dat je uitspreekt als "Huut". Nu wordt het spannend: het moment van overstappen nadert.
Doetinchem Centraal wordt bereikt met twee minuten vertraging. Ik vrees hier 28 minuten te moeten doorbrengen, maar aan de overkant van het perron staat de Syntus-buffel nog gereed. De streekbewoners zijn de afgelopen weken al aan gewend geraakt aan de overstap, maar op buitenlanders (mogelijk aangelokt door die Engels- Duits- Franse website) moet het een wonderlijke indruk maken. Je wordt de trein uitgejaagd en aan de overkant van het perron staat precies zo'n zelfde trein klaar, zij het met een ander logo.
In de geschetste situatie zal in 2001 verandering komen; dan gaat Syntus rijden met Lint-treinen, diesels die er nog futuristischer uitzien dan de buffels.
De trein naar Winterswijk heeft nog gewoon een conducteur. We vertrekken. Meteen zie ik al een voordeel van de overname door Syntus: de korte trein zit nu goed vol, terwijl de lange treinen van NS voorbij Doetinchem altijd een lege indruk maakten.
Aan de overkant van het gangpad zitten twee zakenlieden. De een praat de ander bij over de Griekse mythologie, waarin hij hobbymatig is geïnteresseerd. "De Grieken hebben ongelooflijk veel goden overgenomen uit andere culturen" doceert hij. "Neem bijvoorbeeld Poseidon. Dat hoor je al aan de naam. Daar is niets Grieks aan!"
Zulke verhalen kunnen mij wel boeien; ik ben altijd bereid iets bij te leren, waarover dan ook. Maar de andere zakenman kijkt met troebele ogen uit het raam. Hij onderdrukt een geeuw.
We stoppen achtereenvolgens in Terborg en in Varsseveld. "Ze zegg'n dat ik mie overal met bemoei", hoor ik een vrouw zeggen, "maar ik wil de mens'n alleen maar help'n". Ook in de Achterhoek is dit een dilemma.
De trein bereikt Aalten, het voorlopige doel van mijn reis. Op het laatste stuk van de rit kijk ik mee over de schouder van de treinmachinist. Een fascinerende ervaring, die in NS-treinen niet geboden wordt. Ik zie de trein met een kalm gangetje door de bocht gaan. Station Aalten komt in zicht. Hier passeert de buffel zijn tegenligger.
Aalten is een gemeente met 16.000 inwoners, waar men zich o.a. onledig houdt met het weven van tapijten en het vervaardigen van landbouwwerktuigen en klompen. Meldt mijn Winkler Prins uit 1970; er kan inmiddels wel iets veranderd zijn. Wat niet is veranderd: Aalten wordt nog steeds gedomineerd door een laat-gotische 12e-eeuwse kerk met tufstenen toren, die zich bevindt op een terpje.
De belangrijkste bezienswaardige panden liggen allen binnen een straal van 250 meter van deze kerk. Dat is wel prettig, want het is warm en drukkend weer, en de Rijn-wandeling van vanmorgen zit nog in mijn benen. Midden in de stad staat een oude boerderij, die deel uitmaakt van een streekmuseum (zie foto).
Bij de VVV koop ik een Syntus-dienstregeling. Ik
vraag me opeens af, of Oostnet mijn onbeantwoorde klachtenbrief van een
half jaar geleden wel netjes heeft overgedragen aan Syntus; die brief
over dat ritje met bus 27 (Arnhem - Enschede) waarbij het soms een beetje tegenzat.
Om vijf uur ben ik terug bij Aalten-NS, dat nu natuurlijk Aalten-Syntus heet.
Tijdens het ritje naar Winterswijk sta ik achterin de trein en zie door het cabineraam het typische Achterhoeklandschap (bomen en weilanden, in een plezierige afwisseling) achter me verdwijnen. Blijkens een bordje in de cabine mag met de buffel niet harder gereden worden dan 140 kilometer per uur, maar dat halen we op geen stukken na; de wijzer van de snelheidsmeter komt niet boven de 100. Snelheidsbeperking. De Buffels moeten zich op dit traject inhouden.
Op de lijn Winterswijk - Zutphen heerst nog steeds uurdienst. Meer kan ook Syntus er niet van maken in deze voor Nederlandse begrippen verlaten streek. De trein naar Zutphen vertrekt pas om 17.51; ik moet ruim een half uur doorbrengen in Winterswijk, en neem plaats op een bankje op het perron.
Een penetrante dieselstank kondigt de komst aan van de trein naar Zutphen. Geen Buffel, geen Syntuslogo. Nog altijd die stinkende ouwe barrels van NS. Het enige Syntus-element is het uniform van de conducteur. En het feit, dat deze functionaris langskomt. Bij Syntus, dat de conducteur heeft afgeschaft, is mijn kaartje vandaag in elke trein gecontroleerd. Bij NS, met wie ik vandaag 6 ritten gemaakt heb, viel slechts twee maal de aanwezigheid van een kaartjesknipper te constateren. Voor Syntus is het allemaal nog nieuw. Ik vraag me af, hoelang het in de Achterhoek duurt totdat de dienstverlening weer zakt naar het gebruikelijke NS-peil.
Winterswijk - Zutphen; in een lege trein door een leeg land. Wij stoppen te Lichtenvoorde-Groenlo, Ruurlo en Vorden. Eind vorig jaar heb ik dit ritje gemaakt in gezelschap van een ROVER-lid uit Amsterdam. De tocht was georganiseerd in het kader van een nogal vaag kwaliteitsproject, gesubsidieerd door het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Het was een genoeglijke zwerfdag, betaald door haar van Netelenbos. Mijn medereizigster, die zich nog nooit per OV in de Achterhoek had gewaagd, verbaasde zich over de smerigheid van de treinen, die ik, als meer ervaren reiziger, heel normaal vond.
Dat
is het voordeel van het uitvoeren van zo'n onderzoek met twee personen:
iedereen let weer op iets anders. De vette dieselkoek op de ramen van
de dieseltrein kon bij de Amsterdamse even weinig genade vinden als de
kleurstelling van de dubbeldekker waarin wij eerder op de dag hadden
gezeten. Op zulke dingen let ik nooit; ik begeef me gerust op straat in
een kleurcombinatie die alle natuurwetten met voeten treedt.
Ook
over de rit Mariënberg - Almelo (indertijd Oostnet) verschilden onze
bevindingen. Waar ik vooral enthousiast was over de mogelijkheid, mee
te kijken met de bestuurder, verbaasde zij zich over de ouderdom van
het treinstel.
Heb ik ooit wel een eindrapport gezien van dit project?, vraag ik me nu ineens af. Hoe dan ook, de trein nadert Zutphen en mijn reis door Syntusland zit erop. In de loop van het jaar zal ik nog een keer terugkeren om ook de Syntus-bus aan een onderzoek te onderwerpen.
Frans Mensonides
16 juni 1999
Enkele weken geleden "deed" De digitale reiziger het spoornet van Syntus. Nu al keren wij terug naar Syntusland; eerder dan de bedoeling was, want binnen de kortste keren bestaat Syntus niet meer. Volgens hardnekkige geruchten zal Syntus binnenkort worden overgenomen door Connexxion, dat momenteel al 33% van de aandelen in zijn bezit heeft. Ik moet er niet aan denken. Alweer een overname, en dat op een moment dat nog niet eens alle treinen en bussen voorzien zijn van de nieuwe Syntus-kleuren. Op bussen en bushaltes van Syntus zijn sporen te zien van drie voorgangers: Oostnet, GSM en GVM. De fusiegekte ten voeten uit.
Op deze regenachtige junidag staat een busreis op het programma van Deventer naar Varsseveld, diagonaal door het vervoersgebied van Syntus. Dit gebied is een witte vlek op mijn persoonlijke landkaart. Hoe klein Nederland ook is; er zijn altijd landstreken waar je vrijwel nooit komt. Lochem is geheel nieuw voor me; in de omgeving van Zelhem en Halle ben ik in een vorig leven voor het laatst geweest. In juni 1966, om nauwkeurig te zijn. Het was precies zo'n miezerige maand als deze. Wij zaten in een bungalowparkje annex camping in Halle; mijn opa en oma logeerden in een pension bij Zelhem, waarvan de naam me op mijn tong ligt.
Mijn DDR-trip van vandaag is niet alleen een busreis, maar bovendien een sentimental journey én een experiment: hoeveel herinnert een mens zich van een omgeving, waar hij 33 jaar geleden voor het laatst heeft rondgelopen?
In de trein naar Deventer denk ik terug aan 1966. In het bungalowpark in Halle was alleen buiten het hoogseizoen nog een plekje vrij. Wij, dat wil zeggen mijn broer Sjoerd en ik, werden twee weken voor het begin van de vakantie van school gehaald. Sjoerd was toen nog niet leerplichtig. Ik zat in de vierde klas van wat in die dagen de "lagere school" heette. Het schoolhoofd ging akkoord met mijn vroegtijdige vakantie. Aan mijn eindrapport viel in twee weken tijd toch niets meer op te kalefateren. Voor alle vakken, behalve aardrijkskunde, stond ik onvoldoende. Uit medelijden werd ik voorwaardelijk bevorderd naar de vijfde klasse, met niet veel betere vooruitzichten dan dat ik met kerstmis zou worden "teruggezet", een term die mij angst en schrik aanjoeg.
Het verblijf in de Achterhoekse bossen was een
echt avontuur voor ons, stadskinderen. Alles was er anders dan thuis.
De mensen praatten er raar, vonden wij. Vergeefs probeerden wij het
accent na te doen, met van inspanning vertrokken kaken. Bijna elke
avond viel de stroom uit; erg spannend. Een vriendelijke campinggast
kwam dan kaarsen ronddelen, waaruit wel blijkt dat de mensheid toen nog
veel minder verdorven was dan nu. "Ik zou het in de tegenwoordige tijd
niet meer durven", zegt mijn moeder, "als vrouw alleen met twee kleine
kinderen in zo'n donker bos".
Op het busstation van Deventer neem ik lijn 56 richting Borculo. Lochem is mijn eerste reisdoel van vandaag. De bus is nog niet ver-Syntust, al is het GSM-logo verwijderd. Het is een stokoude kar, die al heel wat heren heeft gediend.
Het centrum van Deventer bestaat al jaren uit een weinig geslaagde combinatie van slooppanden en nieuwbouw. Op de Pikeursbaan, zo'n 500 meter voorbij het station, komen we vast te staan achter een vuilniskar. Ruim drie minuten duurt het oponthoud, maar daarna gaan we met gezwinde spoed verder naar Lochem. We hebben 13 passagiers aan boord, waarvan de helft al uitstapt op een industrieterrein aan de rand van Deventer.
In de bus hangt een bakje met - vermoedelijk enigszins verouderde - GVM-reisinfo. Bij een omleiding wijzen Oostnet-bordjes ons de weg. Logo's te kust en te keur.
Tussen Epse en Lochem hoeft de bus nergens te stoppen. Die drie minuten halen we gemakkelijk in. Als ik uitstap in Lochem, ligt de bus zelfs al weer twee minuten voor op het schema.
Lochem heeft ook een station. Dit is gelegen aan de spoorlijn Zutphen - Hengelo, die - volkomen onlogisch - niet in handen is gekomen van Syntus. Lijn 56 stopt niet bij dit station. Hoe moet het dan met de beloofde naadloze bus- treinaansluiting?
Dé attractie van Lochem is een museum dat gewijd is aan Oranje Borden. Ik moet denken aan het ooit door Koot&Bie gecreëerde "Tukkers Pannenlapmuseum", in de bijkeuken van mevrouw Hessels-Nerveus. Geen stad of dorp zo klein, of er is wel een museumpje. Hoewel wij toch geen overdreven leergierig volk vormen, heeft Nederland de grootste museumdichtheid ter wereld. Ik ga ervan uit, dat het Oranje Bordenmuseum op maandag dicht is. Nooit zal ik weten, of er oranje borden te zien zijn, of anderskleurige borden die ooit behoord hebben tot het bezit van onze koninklijke familie. Of is dat hele museum misschien oranje?
Een
poster in het centrum kondigt een optreden aan van de rock-formatie
"Jovink en de Voederbietels". Een intrigerende naam. Het moet wel een
populaire groep zijn, als ik mag afgaan op de bezoekerscijfers van hun
website. "Zoep'n" is het belangrijkste thema in hun songs.
In 1966
bestonden de echte Beatles nog. Gedurende de weken die wij doorbrachten
in Halle, stonden zij op één in de hitlijst met "Paperback Writer". Zo
bleek achteraf: in Halle zaten we te ver van de zee af om radio
Veronica te kunnen ontvangen op ons transistorradiootje. Dit betekende
een gat in mijn administratie. In Leiden luisterde ik elke
zaterdagmiddag van twee tot vier naar de Veronica Top 40. De mutaties
hield ik nauwgezet bij in een schrift, waarbij ik de Engelse titels
fonetisch opschreef.
-"Wat betekent dat, mam, Paperback writer?"
-"Dat
is een schrijver van pocketboekjes. Het gaat over iemand, die
pocketboekjes wil schrijven. Waarom nou per se pocketboekjes?"
Paperback writer worden, dat leek me niet zo moeilijk. Zelf maakte ik regelmatig pocketboeken. Ik trok twintig blaadjes van een kladblok en vouwde die doormidden. Dan had ik ineens een piepklein boekje met wel 80 pagina's. Daarin kon je een verhaal schrijven. Dat probeerde ik welgemoed, maar ik kwam zelden verder dan de inleiding. Na een paar blaadjes gevuld te hebben, smeet ik zo'n proto-roman in een hoek en keek er nooit meer naar om.
In de zomer van 1966 werkte ik aan een meerbelovend project. Met Pinksteren was ik begonnen aan een verhaal, getiteld "Peter en de Schat". Het begin had ik op een nacht gedroomd. In Halle was het boekje al half gevuld. Bovendien had ik het zelf voorzien van illustraties, in grenzeloze overschatting van mijn tekentalent. Ook voor dat vak had ik altijd een onvoldoende.
Op het busstation van Lochem neem ik opnieuw lijn 56. Dit is een echte Syntus-bus, een nieuwe, met zachtblauwe fauteuils. Enkele daarvan zijn al opengereten met een mes; ook in deze landstreken floreert het vandalisme. In sommige bussen hangen camera's, maar die zien eruit alsof ze vals zijn, wat vermoedelijk ook het geval is.
In Borculo stap ik over op lijn 27 naar Doetinchem. Zelhem is mijn doel. Ik weet nog steeds de naam niet van dat hotel. Wel kan ik me herinneren dat het ligt aan de provinciale weg Ruurlo - Doetinchem, ongeveer 4 kilometer vóór Zelhem. Het hotel lag ook 4 kilometer van onze vakantiebungalow; die lag op zijn beurt weer 4 kilometer van het dorp Halle. Ik had een echte kilometerteller op mijn fiets en noteerde elke dag het aantal verreden kilometers in een zakboekje.
De bus arriveert enkele minuten te laat bij station Ruurlo, maar de overstap op de trein naar Zutphen komt er niet door in gevaar. Hier is wel de beloofde goede aansluiting. Ik blijf zitten in de bus die nu op Zelhem afkoerst, via plaatsjes die zelfs niet eens op de routekaart van Syntus vermeld staan.
Waar moet ik er nu uit? Plotseling zie ik een bord: "Wolfersveen". Zo heette dat pension! Ik druk op de knop en stap even later uit bij de halte voor het etablissement. Vaag herken ik het nog, maar ocharm, wat is het gekrompen! En bovendien gedegradeerd, want het is nu nog maar restaurant. Dat aardige beheerdersechtpaar zal er wel niet meer zitten. Mijn opa en oma werden er veertien dagen lang behandeld als vorsten. Als wij met z'n drieën in Wolfersveen kwamen eten, dan mochten Sjoerd en ik op het biljart spelen. Er werd niet geknord als de ballen dan door de hele gelagkamer rolden. Behalve door mijn oma. "Jongens, denk aan het laken! Als je daar doorheen gaat! Dat kost wel tweehonderd gulden!"
Ongetwijfeld wordt het restaurant nu geëxploiteerd door een geestverwant van Basil Fawlty, de weinig klantvriendelijke hôtelier uit "Fawlty towers". Ik keer het de rug toe en sla de vermoedelijke richting van Halle in. Een boer rijdt me tegemoet op zijn trekker. Ik groet joviaal, want dat was in 1966 een attractie in de Achterhoek. Je kon mensen groeten op straat, en dan zeiden ze echt wat terug. Deze boer doet dat niet. Wezenloos staart hij mij aan, met domme ogen onder een vaalblauwe pet. Nescio, die ook een paperback writer was, placht zo'n soort boer een "imbeciel op ijzer" te noemen.
Het begint te regenen, te storten, zelfs. Ik loop terug naar de halte vóór het voormalige hotel. In 1966 stond hier zo'n geelzwart bord van de GTW, de Geldersche Tramwegen, al was de tram allang afgeschaft in deze streek.
Ik neem de bus naar Zelhem, een ritje van nog geen vijf minuten. Daar het nog steeds regent, blijf ik in Zelhem staan in de abri. Over een half uur wil ik verder reizen met de buurtbus naar Varsseveld.
Behalve de streekbus en de buurtbus stopt hier ook de Mobi Max. Die heeft zelfs een apart haltebord. Groen is de kleur. De Mobi Max, zo staat uiteengezet op een eveneens groen informatiebord, kan - mits een uur van tevoren ontboden - gebruikt worden voor ritten van maximaal twee zones. Je kunt reizen van halte tot halte, maar ook van deur tot deur. Dat laatste is wel wat duurder. Het strippentarief is so wie so niet geldig op de Mobi Max.
Het wordt droog en ik ga aan de
wandel. In Zelhem herken ik helemaal niets. Er is een stationsplein en
een oud tramstation, waarin nu de VVV gevestigd is. De Mobi Max komt
aanrijden over het plein. Hij halteert bij het buurtcentrum. Enkele
rolstoelers worden naar buiten gereden. "Ie het 'e band lek", zegt één
van hen tegen de buschauffeur. "Oeh nieh, toch", kreunt deze. De man
kijkt verschrikt naar beneden, maar de melding blijkt te berusten op
gezichtsbedrog.
Ik ga terug naar de halte, waar de buurtbus spoedig arriveert. Mijn kaartje (f 2,75, eenheidstarief) moet ik betalen met een biljet van 25 gulden. Schroomvallig beken ik dit feit aan de chauffeur, een kwieke zestiger (de streekbus wordt gereden door vrijwilligers; vrijwel allen VUT-ters). Bij Connexxion-Leiden is zo'n feit meestal voldoende voor een hoefijzerbek en de opmerking "Juh, hèbbie 't niet grrroterrr, dan?", maar in een Achterhoekse buurtbus is zoiets geen probleem. Er komt een sigarenkist te voorschijn voor het wisselgeld; mijn briefje van 25 verdwijnt in een plastic zak met verfomfaaide bankbiljetten. De chauffeur haalt een rittenstaat te voorschijn om het feit van mijn aanwezigheid te registreren. Ik ben de enige passagier. Met de reizigersstatistiek ben je op deze lijn heel gauw klaar, vrees ik.
Dan zet de chauffeur zet de versnellingspook met een krak in zijn één en we vertrekken. De bestuurder is van het spraakzame type. We praten over het weer, dat deze maand bitter tegenvalt.
De bus rijdt in de richting van Halle. Ik geef een korte uiteenzetting van het doel van mijn reis, en noem de naam van het bungalowparkje waar we 33 jaar geleden de vakantie doorbrachten, "De Kappenbulten". De hand van de chauffeur wijst naar buiten. "Dat was hier. We rijden er net langs. Hier links".
Geen spoor van herkenning. De chauffeur vertelt, dat de camping een paar jaar geleden is opgedoekt. De bungalows waren al eerder afgebroken. "Het was best wel een mooi kampeerterrein. Een van de grootste hier in de buurt. Maar de klad kwam erin. Dat beheerdersechtpaar, dat lag in een scheiding. Dat is slecht, meneer, ook voor de zaken. De kampwinkel was al jaren dicht en de boel ging vervallen. Maar nu zijn ze er vakantiehuisjes aan het bouwen".
Voorbij het kamp houdt de weg op en er begint een
grindpad. Het is een tijdelijk ongemak, begrijp ik. Er wordt aan de weg
gewerkt.
Even later rijden wij het dorpje Halle binnen. Ik zeg dat
ik niets meer herken. "Heeft u hier vroeger gewoond?", vraagt de
chauffeur. Nee, vakantie, herhaal ik. Ik kan het de man niet kwalijk
nemen. De hele dag doet hij niets anders dan geouwehoer aanhoren. Er
hangt hier geen bordje "niet spreken met de bestuurder". Wel heeft
iemand met beverige ballpointletters een slogan aangebracht: "De hele
buurt reist met de buurtbus. Altijd een bus in de buurt". Woorden, die
op deze maandagmiddag gelogenstraft worden. Na Halle ben ik nog steeds
de enige passagier.
"Als je hier in Halle geen auto hebt,
zit je slecht", raadt de buurtbusbestuurder mijn gedachten. "Wij rijden
maar zes keer per dag; 's avonds niets."
-"En de Mobi Max dan?" vraag ik. "Dat is toch ook wel een mooi systeem, dacht ik zo".
-"Och
meneer, die Mobi Max, dat is een soort taxi. Die komt bij je aan de
deur. Maar dat is veel te prijzig voor de meeste mensen".
We rijden richting Varsseveld en ik denk terug aan mijn prille literaire activiteiten. "Peter en de Schat" was een titel die de lading perfect dekte. De roman handelde over een jongen, Peter, die op zekere dag een schatkaart vond. "Aanwijzigingen voor de schat te vinden", schreef ik boven die kaart; dat leek me wel aardig officieel. Naarstig ging Peter op zoek, daarbij in niet geringe mate gehinderd door zijn bloedeigen vader, die lucht had gekregen van zijn onderneming.
De vader speelde vals. Peter kon pas om vier uur, na schooltijd, beginnen aan zijn speurtocht, maar vader verliet het kantoor waar hij werkte al om drie uur, gesteund door een smoes van tandheelkundige aard. Hij wilde Peter vóór zijn. De moeder van Peter, op haar beurt ook niet op haar achterhoofd gevallen, kreeg verdenkingen tegen haar echtgenoot, onder meer door zijn frequente tandartsbezoek. "Argwaan", schreef ik; dat woord had ik eens ergens gelezen.
Nog veel meer mensen waren op zoek naar de schat. Volgens aanwijzingen op de schatkaart - valse aanwijzingen! - bevond deze zich op het toilet van een flatje, en wel in de stortbak. Deze flat werd bewoond door ene juffrouw Dribbel. Juffrouw Dribbel kreeg op den duur schoon genoeg van alle schatzoekers die een ongezonde belangstelling aan den dag legden voor haar WC, en had de gewoonte ontwikkeld, deze lieden met een welgemikte schop onder het achterwerk uit haar flat te verwijderen.
"Peter en de Schat" had een spannend jongensboek moeten worden, maar groeide in de loop van de weken uit tot een slapstick. Ik herinner me nog een dolle achtervolging door een stelsel van rioolbuizen.
Een kinderpsychiater moet hier wel van smullen, van zo'n plot, maar die vertelde ik er nooit over, al hengelde hij er wel naar.
Ik zit al meer dan een halfuur in de buurtbus, en nog steeds heb ik geen medepassagiers. De chauffeur zegt, dat het normaal drukker is, vooral op het traject tussen Varsseveld en Dinxperlo. Maar de schoolvakanties zijn begonnen. De buurtbus vervoert buiten de vakantieperioden ook nogal wat scholieren, vooral als het slecht weer is.
Ik vraag, of het makkelijk is om vrijwilligers te vinden voor zo'n buurtbuslijn. Dat is wisselend, zegt de chauffeur, al wordt het wel moeilijker dan vroeger. "Zo'n jaar of tien geleden, toen ging de VUT-leeftijd steeds naar beneden. Toen hadden we vrijwilligers genoeg. Maar nu wordt het allemaal moeilijker. Die VUT, dat is ook niet zo makkelijk meer. En tussen nu en februari 2000 raken we vijf chauffeurs kwijt. Die worden 70. Als je 70 bent, dan mag je niet meer".
We naderen station Varsseveld. "Het is hier nu allemaal Syntus", zegt de buurtbusbestuurder. "Ze gaan eens in het half uur. Da's mooi en aardig, maar zo gauw als het wat slechter gaat, dan heffen ze de hele boel op. Ik weet het nog niet, met die privatisering, of we daar nou echt wijzer van worden."
Nee, ik weet dat ook niet. Ernstiger is het feit, dat niemand het weet, ook de mensen niet, die het verzonnen hebben.
Ik neem afscheid van de chauffeur, die met een lege bus verder rijdt naar Dinxperlo. Even later stap ik op de Syntustrein naar Doetinchem, waar mijn aansluiting op de NS-trein opnieuw lukt.
Hiermee komt een einde aan een verhaal dat zich afspeelt in twee tijdperken: '66 en '99. De uitslag van mijn geheugenexperiment is duidelijk. Ik herinner me na 33 jaar zo goed als niets van de omgeving, maar kan me diverse voorvallen nog nauwkeurig voor de geest halen.
Ik behoor tot de schrijvers, die niet graag losse eindjes laten liggen. Hoe liep het af met Peter en de Schat? Helaas moet ik melden, dat de paperback kort na terugkomst uit Halle onvoltooid in de kast werd gegooid (ik heb daar nog steeds een handje van; dat verhaal over de Rijn wil ook maar niet afkomen).
Waar zat precies de crux in "Peter en de Schat"? Ik kon wel een bevredigend slot verzinnen voor de queeste, maar geen begin. Wie had die schat verborgen, en waarom liet hij zijn schatkaart zo slordig slingeren? Zo'n schat moet natuurlijk ergens vandaan komen; dat voelde ik haarfijn aan.
Niet lang daarna ging ik alvast maar werken aan het vervolg - dat begon met het verdelen van de schat - maar het zou nog 31 jaar duren voordat ik eindelijk eens iets zou voltooien.
Oh ja. Na de vakantie ging het op
school een stuk beter. De dreiging van het woord "terugzetten" had zijn
uitwerking niet gemist.
Frans Mensonides
Internet writer
5 juli 1999
Deel 0: Gecensureerd:
aan het
ziekbed van een wethouder (1998, 2001) - 15 jaar thuispagina
Deel 1: Nunc est bulborum; langs
de Geestlijn (2003)
Deel 2: Opkomst en ondergang van
Lovers Rail (1996-1998)
Deel 3: Twee
(mis)managersportretten: Zich
installeren (2002) en Wereld
op Wielen (2000)
Deel 4: Spoorrampjaar 2001
Deel 5: Het hoofdstuk Horeca: een paar eet- en drinkervaringen (1999, 2000)
© Frans Mensonides, Leiden, 2012.