Toeren met Twents (2)
Singraven; Haaksbergen aan zee


Meindert Hobbema, ‘De Watermolen’. 1692.
Overgenomen van Inkling

 

< < < LEES OOK DEEL 1

Dit is deel twee van de lente- en zomerreeks die gewijd is aan Twente en de Syntus-bussen van Twents. In deze aflevering bezoek ik landgoed Singraven in Denekamp en kijk ik aan het eind van de middag even rond in Haaksbergen, waarvan je bijna zou veronderstellen, dat het aan zee lag.

 

Stremmingen en spreekwoorden – Twents-LINT Enschede-Oldenzaal – Lijn 62 naar Denekamp – Singraven – Watermolen: luiwerk in De Hel Denekamp (revisited na 6389 dagen) – Bus 62 naar Haaksbergen – G.O.L.S. – Haaksbergen aan Zee



Stremmingen en spreekwoorden


Denekamp bereik je per bus vanaf station Enschede of Oldenzaal. Ook deze zaterdag is het, om in Twente terecht te komen, weer laveren tussen de stremmingen door, op een spoorwegnet dat na 175 jaar blijkbaar nog steeds niet voltooid is. Deze keer is er geen of beperkt treinverkeer op de trajecten Utrecht – Amersfoort, Deventer – Zutphen – Arnhem en Zutphen – Hengelo – Oldenzaal. En dan noem ik alleen de trajecten tussen het westen en het oosten.  

Op Zutphen – Oldenzaal, het enige spoorlijntje dat valt onder de concessieTwents, rijden de treinen dit weekend in uur-, in plaats van halfuurdienst. Volgens de reisplanner kan ik ondanks dit alles toch in 2:41 uur van Leiden in Oldenzaal komen, met krappe aansluitingen in Zwolle en Hengelo.

Het lukt, ternauwernood; op beide overstapstations trek ik een sprint. In Zwolle blijkt die dan wel overbodig, wat ik eigenlijk wel had kunnen weten. De aansluitende Sprinter Zwolle – Enschede moet toch wachten op vertrek van de vertraagde Hanzelijntrein (Den Haag – Groningen) waar ik uit ben gekomen.

Die trein - ik had opnieuw die van 8:47 uit Leiden Centraal - was deze keer een IRM-zes, en iets minder overvol dan twee weken geleden, toen ik hem ook had, op weg naar wat er boven Groningen ging.

In de stoptrein Zwolle – Enschede (door die tunnel van Nijverdal, die ik dit weekend precies een jaar geleden fotografeerde) raak ik aan de praat met een Marokkaan. Ik weet niet hoe; normaliter ben ik niet zo praterig, onderweg. Hij heeft een boekje bij zich met Nederlandse spreekwoorden en zegswijzen, en vraagt aan medepassagiers – oh ja, zó kom ik met hem aan de praat – of verschillende uitdrukkingen in werkelijkheid nog wel gebruikt worden.

Hij is nu 12 jaar in Nederland, en heeft zich altijd ingespannen om goed Nederlands te leren (met succes, zo te beluisteren). Want anders raak je in een geïsoleerde positie in de maatschappij. ‘Ja, dan beland je op een zijspoor’, vind ik, en neem het spreekwoordenboekje even van hem over om op te zoeken of ‘op een zijspoor raken’ er wel instaat. Dat is niet het geval. Onder ‘spoor’ misschien? Nee, daar staat alleen ‘op het goede spoor zijn’, ‘zijn sporen verdiend hebben’ en ‘het spoor bijster zijn’. Geen van die drie uitdrukkingen is volgens mij ontleend aan het treinenwezen, al doen ze er wel aan denken, vooral de laatste.

Het Marokkaans kent ook zegswijzen, vertelt hij, vaak voor dezelfde soort situaties als de onze, maar je kunt ze toch niet zonder meer vertalen. Nee, Vergelijk het maar met het beruchte ‘I’ve got my little sheep on the dry’ of ‘I took a lawyer in the arm’ in het Dunglish.

‘Maar hoe komt het nou dat de Nederlandse jeugd nog maar zo weinig spreekwoorden kent?’, vraagt hij. Een lastige. Ik heb er nooit zo over nagedacht, maar een beredeneerde gok wil ik wel wagen. Spreekwoorden zijn geworteld in de statische maatschappij van weleer, waar de decennia voortgleden en de generaties elkaar opvolgden zonder dat er veel wezenlijks veranderde. In zo’n maatschappij moeten de jongen piepen zoals de ouden zongen (die uitdrukking staat wél in het boekje). Maar tegenwoordig snappen kinderen van 8 meer van de digitale wereld waarin we terecht zijn gekomen, dan hun grootouders van 68. Waarom zouden ze al die oudbakken oubolligheden dan nog overnemen van de oudere generaties?

De Marokkaan vertelt nog dat hij maar moeilijk kan wennen aan het snel veranderende weer in Nederland. Eergisteren, op Hemelvaartsdag, vroor het nog net niet, en vandaag: zomerzon en warmte. Ook zegt hij, voordat hij afscheid neemt in Almelo (zijn kostbare boek met Hollandse zegswijsheden in de hand geklemd) dat Marokko erg groot is en dus ook verschillende klimaten kent. Het kost je er per auto wel 24 uur om van west naar oost te komen.

Nederland is gelukkig kleiner; Leiden – Denekamp moet met de privé-benzinedrinker in ruim twee uur kunnen. Ik doe er, mede door al die stremmingen, per OV wat langer over. Maar je hebt soms nog eens interessante discussies, onderweg.




Twents-LINT Zutphen - Oldenzaal

Tijdens de overstapsprint in Hengelo moet ik ook mijn Blokker-kaartje nog stempelen; bij NS moet je in- en uitchecken met zo’n kaartje, maar bij de regionalen ouderwets stempelen. Jemig, ik heb deze site nu 17½ jaar, maar durf niet te garanderen dat ik dit over nog eens 17½ jaar nog opbreng; de ene trein uit en de andere inrennen.

Elk halfuur, vandaag elk uur, is Oldenzaal het eindpunt van de LINT-diesel van Syntus. Die hebben een efficiënte opstelling van stoeltjes; zelfs de trede wordt nog benut als zitruimte, een bankje voor iemand met heel korte beentjes. De Twents-treinen zijn uitgerust met toilet, WiFi, nieuwe stoelbekleding en informatieschermen, lees ik ergens. Dat is toch allemaal wel het minste wat een treinreiziger mag verwachten, al biedt NS het in lang niet alle treinen.

Er hangt wel een draad boven het 11 kilometer lange traject Hengelo – Oldenzaal, maar die is er alleen voor de treinen van en naar Berlijn. De boemel Hengelo - Bad Bentheim die ik in 2011 nam, daarmee is gebeurd wat Ik al vreesde: ter ziele gegaan.

 



Lijn 62 naar Denekamp

Bij het busstation stap ik over op lijn 62: Borculo – Denekamp. Ik heb me wel eens verdrietig lopen maken om de teloorgang van de ‘lange lijn’, de streekbuslijn met een rijtijd van minimaal 100 minuten tussen begin- en eindpunt. Maar deze lijn 62 is er nog zo een: 105 minuten, 7 kwartier duurt de reis van Borculo naar Denekamp, een rit van ca. 55 km.

Vroeger reed deze bus nog door naar het Duitse Nordhorn, dat een kilometer of 7 voorbij Denekamp ligt. Maar die internationale verbinding onderging hetzelfde lot als het treintje naar Bad Bentheim. Per OV een grens overschrijden is niet altijd eenvoudig in een verenigd Europa. Ik merkte het kort geleden nog tussen het Belgische Hamont en het Nederlandse Budel-Schoot; één kilometer van elkaar, maar geen verbinding. 

We nemen een laan langs een watertoren en langs een oud ziekenhuis met de tekst ‘Heil der Kranken’ op de gevel. 4 reizigers bevat deze bus, waaronder een vrouw met een rollator. Je ziet ze zelden in een bus. Maar deze nog aardig kwieke bejaarde zet het loophulpmiddel met een zwaai buiten de deur, als ze bij de laatste halte van Oldenzaal gaat uitstappen, en loopt met vlotte pas weg. Misschien doe ik deze site over 17½ jaar ook wel per rollator.

Een lange, rechte weg voert ons naar Denekamp. Ik heb dit in een uithoek van ons koninkrijk gelegen villadorp één keer eerder in mijn leven bezocht, en dat was op dinsdag 2 juli 1991. Nou mag Joost weten, waarom ik me nog precies de datum kan herinneren. Gewoonlijk heb ik dat alleen met hoogtijdagen of dieptepunten in mijn leven, en dit was een gewone OV-reisdag, die ik ook al maakte voordat ik er verslag over kon doen op Internet. Meestal kom ik dan niet verder dan ‘Eind jaren 80, begin jaren 90’.

Die dag was het zompig heet, broeierig, bijna 30 graden. Eerst maakte ik in Oldenzaal de merkwaardigste stadswandeling van mijn leven (heb ik het dáárom onthouden?), uit een VVV-boekje. Die voerde langs allerlei lelijke nieuwbouwpanden, waarvoor bezienswaardige, historische gebouwen hadden moeten wijken, zodat ik het gevoel kreeg dat ik een paar 2 juli’s te laat naar Oldenzaal was gekomen. Vervolgens deed ik in Denekamp museum Natura Docet (wat Latijn is voor: De natuur is de leermeester). Daar was iets over dinosaurussen. Het museum is nu verplaatst en gemoderniseerd. Singraven, even ten westen van het dorp, zag ik uit de verte; ik nam me heilig voor, dat te bezoeken bij een volgend bezoek aan Denekamp. Bij dezen! Die avond at ik op een terras spareribs, omdat ik een keer spareribs wilde proberen. Maar dat beviel me niet; een half, taai varken om af te kluiven op mijn bord, met bloemkool erbij in dikke, vieze, groene saus, gatverdamme! Ik zette spareribs meteen op het lijstje waarop later ook sushi zou prijken. Op de terugreis bladerde ik in lessen van de LOI-cursus Informatica, dat ik toen net was begonnen te studeren. Onderweg braken slagregens los die weken zouden aanhouden. Misschien heb ik die datum daarom onthouden, omdat de zomer van 1991 op die dag viel.

Je hebt mensen die werkelijk nooit iets vergeten; die van letterlijk elke dag sinds ze een jaar of 12 waren, nog weten wat ze deden, wat voor weer het was en wat er op het journaal was. Dat is het hoogst zeldzame hyperthymesia-syndroom. Ik slaag er al niet in, die naam te onthouden. Het wordt gezien als een stoornis, eerder dan als een gave, en het is soms knap lastig voor wie eraan lijdt.

 



Singraven

Ik stap uit bij de eerste halte in Denekamp en loop naar het landgoed Singraven. Dat is een halve vierkante kilometer groot en het fanatiek slingerende riviertje de Dinkel stroomt erdoorheen. De Dinkel stroomt écht; zichtbaar met het blote oog, hoewel het landschap hier volmaakt vlak lijkt. Het landgoed heeft enkele boerderijen, waar duurzaam geboerd wordt, en waar ouwe, taaie koeienrassen grazen.

Het landschap herken ik nu zo langzamerhand als typisch Twents, met een afwisseling van weiden en bosjes. Huize Singraven zelf, dat kraakhelderwit tussen de bomen doorschemert, dateert in oorsprong van rond 1400 en was toen een havezate, wat hetzelfde is als een borg in Groningen: een versterkt huis. Wat je nu ziet is een betrekkelijk recente verbouwing: van nog geen eeuw geleden. In 1966 overleed Willem Laan, de laatste telg van de laatste der dynastieën die hier generaties lang gewoond hebben. Al tien jaar vóór het verscheiden van Laan was het kasteeltje overgedragen aan de in kasteelgeschiedenissen onvermijdelijke stichting.

Hé, de hoeve Hoog Ende had ik toch al gezien? Jazeker, een half uur geleden, en beslist niet op die tweede juli. Ik loop ook op Singraven weer eens in een kringetje rond. Hoog tijd, nu, om de tuin te bezoeken, die 8 hectare meet en dus minder gelegenheid biedt tot verdwalen dan de bushbush eromheen.

De tuin is toegankelijk tegen betaling van 3 euro, te voldoen in het informatiecentrum. Hetzelfde geldt voor het arboretum aan de overkant van de weg. Maar de dame achter de kassa raadt me een bezoek aan de bomentuin af, met een blik op mijn gemakkelijk zittende en lopende wandelschoenen. Lieslaarzen zouden momenteel passender schoeisel zijn. Ook in Twente heeft het eerder deze week 72 uur lang onophoudelijk geregend.

Ook de tuin is hier en daar knap drassig, merk ik; diversen paden staan onder water. De hof is in zijn huidige gedaante het werk van Willem Laan, de laatste bewoner van Singraven, en tuinarchitect Leonard Springer. Hij is aangelegd in een mengeling van stijlen: stijfjes, formeel Frans, en wat losser Engels. Laan had ongetwijfeld in zijn jeugd een gymnasiumopleiding genoten, want er staan een hoop Grieks-Romeinse goden en godinnen in het park.

Een ideale tuin om te panoramaaien, zoals ik dat al noem: een panoramafoto maken met een zwaaiende, maaiende beweging van links naar rechts. Als je een vloeiende beweging maakt, en een niet te ernstige tremor hebt, corrigeert de camera kleine onregelmatigheden.

In huize Singraven zelf kun je op sommige dagen een rondleiding krijgen die anderhalf uur duurt. Zaterdag behoort niet tot die dagen. Het spijt me niet verschrikkelijk; anderhalf uur door een kasteel slenteren achter een gids aan is een uitputtingsslag; feitelijk te lang, naar mijn ruime kastelenervaring.





Watermolen: luiwerk in De Hel

Wel open op zaterdagmiddag - alléén open op zaterdagmiddag zelfs, ik kom precies op het juiste moment - is de watermolen. De rest van de week zie je slechts aan de buitenkant de schoepen draaien, in beweging gebracht door de Dinkel. Binnen is een complete waterkrachtcentrale, zou je kunnen zeggen.

Een vrijwillige molenaar, een gepensioneerde, neemt ons mee naar dit wonderwerk. De beweging van het verticale rad buiten wordt via een ingenieus stelsel van ijzeren spillen en houten raderen overgebracht op een horizontaal draaiende maalsteen van 1500 kg.

Er wordt hier nog echt gemalen (wát is me helaas ontschoten), er is een oliemolen en er wordt in een andere afdeling van de molen nog echt hout gezaagd. Daar is de cirkelgang van het rad omgezet in een op- en neergaande zaagbeweging.

Ook op en neer gaat het ‘luiwerk’, een hijskraan voor bijvoorbeeld balen meel en graan, alles aangedreven door die waterraderen. Volgens de molenaar verwijst het woord ‘luiwerk’ naar de luiheid van de mens, die het werk liever door machines liet doen dan er zelf moe van te worden. Die uitleg klopt vast niet. Als ik het thuis nasla, blijkt ‘luiwerk’ afkomstig van het werkwoord ‘luien’, dat betekende: het ophijsen van dingen in molens. Etymologie is een verneukeratief vak; je slaat de plank er meestal mee mis, en voor de hand liggende verklaringen kloppen zelden.

Dat zagen is indrukwekkend. Er is zojuist een boomstam van ongeveer 12 meter lengte in het zaagtoestel aangebracht. Grote, ijzeren zaagbladen jagen op en neer. Na elke haal, zaagslag, zaging, hoe noem je dat, schuift de boom een heel klein stukje op, met het blote oog nauwelijks waarneembaar; zo’n 3 à 4 millimeter. Het zagen van die hele boom zal zo wel een stijf uurtje duren. Arbeidsintensief werk; drie onverstaanbaar Twents sprekende mannen houden zich ermee onledig. Je kunt hier een zelf medegebrachte boomstam laten zagen; voor twee euro de meter.

Beneden in de watermolen is De Hel. Die heet zo, omdat er in vroeger eeuwen nog wel eens molenaars beklemd raakten in het radarwerk, en doodgedrukt werden; de ARBO-wet was toen nog niet ingevoerd, zegt onze rondleider.

Over dat raderwerk weet de molenaar nog twee frappante feiten op te dissen. Het geheel dient om de trage beweging van het rad om te zetten in de veel snellere rotatie die nodig is voor malen en zagen. Raderen met veel tanden grijpen in raderen met minder tanden. Maar je mag zulke in elkaar grijpende raderen niet vervaardigen van dezelfde houtsoort, want dan slijten beide zienderogen.

En waar je ook op moet letten: het aantal tanden van zo’n rad. Het grote rad heeft er 90. Dan moet het volgende rad 29 of 31 tanden hebben. Niet 30, niet precies 1 op 3. Dan zou elke tand van het buitenrad steeds grijpen in dezelfde tand van het binnenrad. Als die buitenste tand wat versleten is, slijt die ene tand van het binnenrad ook sneller dan de rest, en dan raakt het hele gevaarte in onbalans.

‘Wat vernunftig!’, vindt een Twentse in het gezelschap.’Vernunft’; Twents leunt aan tegen Duits. Trouwens: de naam ‘Singraven’ is ook half Duits. Hij heeft niets te maken met zingende raven. ‘Graven’ betekende: gracht, en ‘sin-‘ was een Duits voorvoegsel dat ‘groot’ betekende; grote gracht, dus.

Deze rondleiding lijkt me ideaal voor een teambuildingsdag. Uit dat raderwerk kun je toch wel een wijze les puren, als je het doortrekt naar de menselijke samenwerking in een bedrijf. Mensen moeten nooit precies hetzelfde zijn, en de één mag nooit een veelvoud zijn van de ander. Zoiets kun je gemakkelijk beweren; terug op kantoor is iedereen dat maandagmorgen na de koffie toch al lang weer vergeten.

De molen is vervuld van geknars, gepiep en gebonk, eerlijke geluiden, een eerlijk analoog werktuig, waarvan je met je beide ogen precies kunt zien hoe het functioneert. Niet de black box die je computer of camera feitelijk is; je mag als eigenaar op de knoppen drukken, maar hebt geen idee hoe hij exact werkt. Een mens zou bijna terugverlangen naar de tijd dat arbeiders hier bloed zweet en tranen plengden voor hun brood; geen gepensioneerde hobbyisten. Maar de bijnaam ‘De Hel’ voor zo’n mechaniek zou je toch weer kunnen verzoenen met het digitale tijdperk.

Die watermolen is eeuwenoud genoeg om al in de 16e eeuw genoemd te zijn, en in 17e geschilderd te zijn door zowel Meindert Hobbema als Jacob Ruysdael. Het is de enige nog werkende houtzaagwatermolen van Nederland. Een van de weinige nog functionerende houtzaagwindmolens staat bij mij in de buurt, aan de Haagweg in Leiden. Ertegenover komt op een braakliggend terreintje een grote moskee. De te hoop lopende tegenstanders ervan beweren dat de minaretten daarvan de molen de wind uit de zeilen zullen nemen, maar dat lijkt me een erbij gesleept gelegenheidsargument. Maar watermolens doen het in ieder geval altijd, al zet je er 100 moskeeën tegenover.

 


Denekamp (revisited na 8369 dagen)

Ik loop naar het dorpshart van Denekamp. Die dag in 1991 ben ik toch goeddeels vergeten; in Denekamp herken ik niets meer. Behalve de kerk, die je in elk dorp en elke stad ziet in deze streek. Ik ga een pannenkoek zonder sparerib eten op een terrasje bij de kerk. Er staat een radio aan, waarop regionale popmuziek te horen is, o.a. een nummer met het tot in het oneindige herhaalde refrein ‘Regionaole pop, hé, hé, hóóóóó’.

Vandaag veel solexen en ouderwetse scooters onderweg in en om Denekamp; er is een toerrit voor nostalgische gemotoriseerde tweewielers. Om Denekamp heen loopt de Scandinaviëroute. Het Kulturhus in het dorp neemt alvast een voorschot op de Noordse landen die je vanuit hier kunt bereiken; het klinkt knap Scandinavisch in de oren. Maar de naam Denekamp heeft dan weer niets te maken met Denen, die komt van iemand die Dano heette.

Wat is er nog meer te zien? De obligate molen, en een tandarts die zijn instrumentarium afbeeldt op zijn naamplaat; realistischer dan die eeuwige lachende kiesjes die je vaak ziet.

 



Bus 62 naar Haaksbergen



Haaksbergen

Terug met bus 62. Ook deze keer niet meer dan een handjevol passagiers aan boord. Hij rijdt om het halfuur. Dat doet hij ook in de ochtendspits, althans zo staat het op de vertrekstaat van de halte waar ik opstap. Daaruit maak ik op dat het OV niet erg populair is onder de Denekampers. Maar een lezer zal me melden, dat er in de ochtendspits elke 10 minuten een bus vertrekt uit het dorp. Die extra bussen zijn snelbussen naar Enschede, die niet overal stoppen. Op de terugweg, in de middagspits, rijden ze niet. 

‘Met de bus altijd op tijd op je werk’, is een Twents-slogan die ik over een paar kilometer langs de weg zal zien staan. Maar of die kreet nou veel forenzen zal trekken… Die vermaledijde klote-chipkaart stoot vanzelfsprekend ook veel mensen af.

Chipkaart... Verroest, nu schiet me te binnen dat ik uren geleden in Hengelo wel mijn Blokker-kaartje gestempeld heb voor de rit met Twents, maar in de haast vergeten ben, uit te checken bij NS.

Wat voor gevolgen zal dit hebben? Ik kan vier dingen bedenken:
1) Ik kan straks gewoon nog uitchecken, bij elk willekeurig NS-station, op elk willekeurig tijdstip.
2) Die mogelijkheid vervalt na zoveel uur, en ik kan daarna gewoon weer inchecken.
3) Die mogelijkheid vervalt ook na zoveel uur; het kaartje is nu verder ongeldig, en ik moet de terugreis betalen van mijn persoonlijke chipkaart.
4) idem als 3), maar ik heb dat pas in de gaten als de conducteur een boete van 35 euro uitschrijft. Dan wordt dit dagje onaangenaam duur; ik kan boetes niet declareren bij De digitale reiziger.

Afwachten. Voorbij Oldenzaal koerst de bus op Enschede aan. We passeren Lonneker, een dorpje als een meisjesnaam, en komen in Enschede terecht op die busbaan langs de Lonnekerspoorlaan, die ik in deel 1 fotografeerde, tot ongenoegen van een gesluierde vrouw.

 




G.O.L.S.


RET-bus met aanhangwagen. Foto overgenomen van ROVM.

Ja, deze lange buslijn 62 heeft een railverleden, zoals veel streeklijnen in het noorden en oosten van het land. Het traject Denekamp – Oldenzaal werd van 1903-1936 gereden met een stoomtram. Oldenzaal – Enschede ging per lokaalspoor. De EO was hier actief; niet de Evangelische Omroep, maar wel de Lokaalspoorwegmaatschappij Enschede – Oldenzaal.

G.O.L.S. had in de periode 1881-1928 een magische klank voor iedereen die meer van de wereld wilde zien dan zijn geboortedorp. Het stond voor Geldersch- Overijsselsche Lokaalspoorweg-Maatschappij.  G.O.L.S. had een lijn van Hengelo helemaal naar Doetinchem, via Boekelo, Haaksbergen, Neede, Borculo, Ruurlo en Zelhem. De regionale spoorwegmaatschappij ging op in de H.S.M., en de lijnen werden in de jaren 30 gesloten.

In Haaksbergen is een rijdend lokaalspoorwegmuseum, het Museum Buurtspoorweg. Het oude station Haaksbergen is ingericht als tentoonstellingsruimte, en je kunt op (in het voorseizoen helaas vrij dun gezaaide) rijdagen een stoomtreinrit maken naar Boekelo. Ik wijd er een aparte aflevering van deze reeks aan. Nu pak ik even de bus naar Haaksbergen omdat ik nog een stuk middag over heb. Ik zou ook kunnen blijven zitten tot Borculo, het eindpunt van die lange lijn, maar dan moet ik weer helemaal uitzoeken, hoe ik daarvandaan dan weer thuis kom, met al die stremmingen.

Het centrum van Enschede verlaten we met 18 passagiers aan boord, het grootste aantal dat ik tot dusverre heb gezien in de Twente-reeks. Maar die is pas twee zonnige zaterdagen lang.

Komende week zal in de krant staan dat de spitsritten van lijn 74 van Arriva, de sneldienst Winterswijk  – Haaksbergen  – Enschede, wegens grote drukte gereden gaan worden met een aanhangwagen. Geen grap! En ook niet weer zo nieuw, revolutionair en innovatief als de krant denkt; de RET had zulke bussen in de jaren 50 rijden op een drukke lijn naar Rotterdam Zuid. Innovatie is vaak iets heel ouds, dat iedereen vergeten was.

 



Haaksbergen aan Zee

Op het busstation van Haaksbergen geven diverse lijnen aansluiting op elkaar. Ik ga het dorp bekijken, dat een Zeedijk heeft en een café dat zich Zeezicht noemt. Zijn Haaksbergenaren mensen die continu naar de zilte zee haken, of is dit een vorm van Twentse humor? Nee, geen van beide. Zee komt in dit geval van ’side’, wat ‘laaggelegen’ betekende; dijk langs laagland.

Haaksbergen is een gezellig streekcentrum voor iedereen die niet helemaal naar Hengelo of Enschede wil. Raar is die kloof tussen twee huizen op het marktplein, die uitzicht biedt op groene weiden. Komt hier een randweg, of is dit het Haaksbergse-gat-in-de-markt?

Het loopt tegen vijven. In het winkelhart worden de vlaggen aan de winkelgevels gestreken en reclameborden met veel gebolder binnengehaald. De ijskraam is gelukkig nog open. Ik mag van mijn diabetesdieet helemaal geen ijs hebben; één bolletje is al een ernstige overtreding, en omdat dat toch al zo is, neem er daarom maar een met drie bolletjes, als ik dan toch eenmaal zondig. Ze kunnen me wat met dat dieet. De enige periode dat ik me er echt 100% aan gehouden heb, bleef ik honger lijden en afvallen. Mensen, die me een paar maanden niet gezien hadden, schrokken van mijn hol-ogigheid.

Opvallend hoe snel de stilte neergedaald is over Haaksbergen, nu de winkels dicht zijn. Ik pak, na wat rondgefotografeer, op het busstation bus 53 naar Hengelo. Onderweg daarheen passeren we het oude G.O.L.S.-station van Haaksbergen, een kliniek waar je je blubberpoten kunt laten ontdoen van spataderen, één waar je een complete bodsyscan kunt ondergaan om nu al te weten waar je over 20 jaar aan zult sterven, het kleine dorpje Beckum als enige nederzetting tussen Haaksbergen en Hengelo, en ten slotte Thales, fabriek van militair moordtuig en chipkaartlezers. De rit van ongeveer een half uur verloopt non-stop; niemand wil erin of eruit tussen Haaksbergen en Hengelo.

Tijd om Twente te verlaten. Ik check met mijn Blokker-kaartje in op station Hengelo – denk ik, maar in werkelijkheid uit; ik was alweer vergeten dat ik dat vanmorgen vergeten was. Goed, ik heb volgens het chipsysteem dus 10 uur gedaan over een reis van Leiden naar Hengelo. Heel onwaarschijnlijk, maar de kaart is daardoor niet ongeldig geworden. Na een paar minuten kan ik gewoon weer inchecken. Ik ga terug met de IC naar Schiphol, met een overstap op Duivendrecht op de Hanzetrein Groningen – Den Haag, die daar een paar minuten achteraan rijdt; ook op dagen zonder stremming de snelste route.

Haaksbergen, tot later; ik kom zeker terug voor de lokaaltreinen!

Frans Mensonides
15 juni 2014
Er geweest: dinsdag 2 juli 1991 en zaterdag 31 mei 2014

LEES VERDER IN DEEL 3 > > >


 

© Frans Mensonides, Leiden, 2014