Opnieuw bereisde ik
de Veluwelijn, Apeldoorn – Zwolle, 405 dagen na mijn eerste bezoek. Dat
‘hoogwaardige’ busconcept lag me toen nogal zwaar op de maag. Maar intussen
zijn er – mede op aandringen van ondergetekende! – veranderingen doorgevoerd
die wellicht verbeteringen zijn. Alle reden om de Veluwelijn te gaan revisiteren.
Om ook nog wat nieuws
te zien, ging ik onderweg winkelen in Epe, dat ik vorige keer had overgeslagen,
en bezocht ik het Voermanmuseum in Hattem, waaraan ik vorige keer haastig
voorbij was gelopen. De dag: woensdag 10 oktober 2012.
Veluwelijn in Apeldoorn, Epe (2x) en Hattem
De Veluwelijn was en is meer dan één lijn. Het begrip stond
en staat voor het nieuwe paradepaardje van twee provincies en Syntus. Vermoedelijk
vormde de Veluwelijn ook het grootste gat in de schatkist van de
streekvervoerder. Syntus won in 2009 de concessie voor het busvervoer op de Veluwe
dank zij een te laag inschrijfbedrag, en raakte daardoor afgelopen zomer bijna
aan de bedelstaf.
De Veluwelijn was en is een hoogwaardig bedoeld netje van
buslijnen op het traject Apeldoorn NS – Vaassen – Epe – Heerde – Hattem –
Zwolle NS, om me te beperken tot de voornaamste plaatsen. Die lijnen hadden de
automobilist uit de streek de bus in moeten lokken, met comfortabel geleed
materieel, herkenbare haltes en wat al niet.
Wat ik vorig jaar aantrof was niet om over naar huis te
schrijven, maar meer om er thuis een kritisch stukje over te schrijven. Het
busnet in deze streek bestond voornamelijk uit één lange, gestrekte lijn
Apeldoorn - Zwolle, lijn 90, met grote halteafstanden en een hoge frequentie
van 10 minuten gedurende een groot deel van de dag. Die frequentie kwam in
praktijk vaak neer op twee bussen vlak achterelkaar, elke 20 minuten. De punctualiteit
is op zo’n lange, hoogfrequente lijn niet goed beheersbaar.
Verder reed er nog een sneldienst Apeldoorn – Zwolle via de
A50, die niet stopte in de tussengelegen dorpen, en voor de inwoners daarvan dan
ook maar een beperkt nut had. Weliswaar konden ze erop overstappen bij het
Transferium Horstenhoek halverwege, verrezen op de meest onherbergzame plek op
de Veluwe, ver buiten de bebouwde kom. De beloofde aansluitingen bij die halte werden
in de praktijk echter zelden gehaald.
Ronduit een aanfluiting, in plaats van een aansluiting, vormden
de ‘feeder-lijnen’ in de wat grotere plaatsen Vaassen en Hattem. Die hadden
voorheen rechtstreekse busverbindingen vanuit alle wijken met Apeldoorn, resp.
Zwolle. Die waren deels vervangen door een overstap van lijn 90 op een
taxibusje. Ik nam in Hattem een onder die naam rijdend pieremachochel dat de
kwalificatie ‘hoogwaardig’ echt in geen geval verdiende.
Een onvoldoende voor de Veluwelijn, kortom. De
streekbewoners, voor zover afhankelijk van het OV, liepen er dan ook tegen te
hoop. Van een moeder uit Hattem, met twee in Zwolle schoolgaande kinderen,
kreeg ik het verzoek om er een inspraakreactie over te schrijven naar de
provincie Gelderland. Vele streekbewoners hadden dat ook al gedaan, maar als
‘objectieve, deskundige buitenstaander’ (zo wordt ik gezien in Veluwse
regionen) kon ik wellicht meer gewicht in de schaal werpen.
Ik kweet me van die taak, simpelweg door alles uit mijn
stukje te schrappen dat niet rechtstreeks betrekking had op de Veluwelijn. Wat
overbleef (altijd nog zo’n 40%) stuurde ik in, met een korte introductie van
wie ik was. Ik liet het epistel vergezeld gaan van het advies, de hele
santenkraam maar op te heffen en de oude toestand, van voordat de
hoogwaardigheid had toegeslagen, te herstellen.
Dat doen ze natuurlijk nooit; dan moeten ze toegeven dat ze
gefaald hebben. Wel werd in het voorjaar van 2012 een compleet nieuwe opzet van
de dienstregeling van kracht. Hoe zit die in elkaar? Plaatjes zeggen soms meer
dan woorden.
Lijn 202 en 203 rijden elk in de brede spits om het kwartier
en daarbuiten om het half uur. ’s Avonds en zondags vervallen de trajectgedeelten
via de snelweg; er rijden dan als vanouds doorgaande bussen door alle dorpen.
Daarnaast bestaat de directe snelbus Apeldoorn – Zwolle ook
nog steeds; nu onder nummer 201. Die rijdt alleen overdag, maandag / vrijdag,
en wel in halfuursdienst. Hij stopt niet meer op Transferium Horstenhoek, en
dat hoeft ook niet meer, omdat lijnen 202 / 203 nu zelf zijn gepromoveerd tot
gedeeltelijke sneldienst.
De feeder van Vaassen bestaat nog steeds; lijn 96. Die van
Hattem sneuvelde. Ik kan me niet voorstellen dat tegen die opheffing
protestdemonstraties, rellen en Facebook-feestjes georganiseerd zijn in het
normaliter zo rustige IJsselstadje.
Heeft dat allemaal nu geleid tot meer kwaliteit? Dit onderzoek
ga ik nu eens echt grondig aanpakken, om mijn reputatie op de Veluwe niet te
grabbel te gooien. Voor mijn vertrek print ik de complete dienstregeling van
vandaag uit; beide richtingen. De hele dag ga ik aantekenen of de bussen wel op
tijd rijden, en dat dan liefst ook nog doen met een groot aantal passagiers. En
dat niet alleen voor de bussen waarin ik zelf zit, maar ook die me tegemoet
komen en die ik, zelf wandelend, zie rijden. Conclusies aan de voet van dit
stukje. Eerst het met illustraties verluchte reisverslag.
Te snelle
passage om het aantal passagiers te kunnen tellen
Apeldoorn NS, een gerenoveerd station dat de stoomtrein nog
heeft zien passeren, met een wijd, modern wandel- en busplein ervoor. Nee, deze
keer zal ik niet meer beginnen over de logeerpartijen uit mijn moeders jeugd of
de in 1950 opgeheven Baronnenlijn. Die uitweidingen hebben we gehad in deel 1.
Dit tweede bezoek zou in principe een heel kort verhaal kunnen opleveren.
Ik heb bus 202 net gemist, maar ben zeer ruim op tijd voor
203. Die is de langste van de drie lijnen: 46 km, af te leggen in 70 minuten. Tot
voorbij de markt volgt hij de route die ik vorig jaar aflegde met lijn 90.
Daarna slaan we rechtsaf en nemen die van de snelbus 201, via bijna de kortste
weg deze uitgestrekte stad uit en de snelweg op. De bus verlaat Apeldoorn langs
scholen en bedrijven.
We komen deze keer dus ook niet langs paleis het Loo en de
gedenknaald van Wilhelmina, Hendrik en Karst. Het is daarom geen wonder dat
deze bus een stuk minder goed bezet is dan die van vorig jaar. Ik voel me
gewoonweg verloren, met een man of zes, zeven in zo’n lange, gelede jetser. Vandaag
zal ik ook een paar ongelede bussen tegenkomen, zonder dat er echt veel systeem
in zit, wanneer de ene en wanneer de andere.
Deze gaat zoals gezegd meteen naar Epe, en niet door
Wenum-Wiesel en Vaassen. Net zijn we op de snelweg A50 of de halte Epe Haverkamp
wordt al afgeroepen. Maar het zal wel niet gewaardeerd worden als ik nu alvast
uitcheck; we zijn nog 14 busminuten en evenzoveel kilometers van die halte
verwijderd. Een kilometer reizen kost met de chipkaart 13,2 cent op de Veluwe;
wel aan de dure kant.
Na een poosje verlaat de Veluwelijner de snelweg en koerst
via de provinciale weg N-zoveel aan op het dorp dat niet verward mag worden met
Ede op dezelfde Veluwe. ‘Ik verklaar het onder Ede, en desnoods ook nog onder Lunteren
en Wageningen’, is een flauwe woordspeling die ik wel eens maak. Maar op Epe
weet ik niets. Behalve dat Epe Centrum natuurlijk het epicentrum is; van wat,
dat staat nog te bezien.
Dat dorp heeft zich bijna net zo ver uitgestrekt als Vaassen, maar heeft toch geen feeder. De haltes van lijnen 202 / 203 liggen toch wel erg ver uiteen. Na halte Hendrik Haverkamp (met dank aan Normaal) zie ik het winkelhart van Epe al opdoemen, maar de bus maakt in mijn idee een omweg van vele kilometers door villa-lanen alvorens te stoppen bij de halte Centrum. Die ligt dan juist een beetje buiten het centrum, bij een plantsoen met een vijver en een geinig standbeeld van twee mensen die een nat pak gehaald hebben.
Ik loop terug naar de winkels. Net als de Veluwelijn wil ik
ook Epe een rapportcijfer geven. Hoewel dat moment nog 10 jaar en 20 dagen in
het verschiet ligt, stel ik nu alvast een klassement samen van oorden waar ik
na mijn pensionering wel zou willen wonen. Dat vereist enig optimisme; er kan
tenslotte een hoop gebeuren in 20 dagen.
Epe haalt het linker rijtje van mijn klassement, maar blijft
wel hangen aan de onderkant daarvan. Helemaal geen naar dorp, maar
bereikbaarheid per OV speelt natuurlijk een grote rol in mijn waardering. Of ik
nou elke reis zou willen beginnen met de Veluwelijn, ik weet het niet. De kerk,
daar is niks mis mee, maar ik vind wel dat deze erg lijkt op vele andere kerken
op de Veluwe, dus waarom zou ik juist deze kiezen, als uitzicht?
Wel aantrekkelijk zou het vooruitzicht zijn, mij met steeds
grotere tussenpozen te laten knippen bij de stokoude herenkapper achter de
kerk. Iedere keer plaatsnemen in die versleten stoel die ik door zijn ruiten
zie, die erg lijkt op die van kapper Bomers uit Voorburg, uit mijn vroege
kinderjaren.
Bij deze Epense haarsnijder vindt ‘behandeling’ plaats op
afspraak, en die behandeling kost dan een 20ste-eeuws bedragje. Tussen de
middag is hij dicht, zoals veel meer zaken hier. Ik schreef vorige keer over de
zeeniveau-grens, maar vandaag ben ik ook over een andere gegaan: de winkels-
tussen-de-middag-dicht-grens.
Vlak bij de kapperszaak murmelt een Veluws beekje – dat wil
zeggen, als er even een toevallige stilte wil vallen in het geraas van het
wegverkeer. Anders murmelt hij ook wel, maar is er geen mens die het hoort.
Hoeveel Epenaren zouden dit beekje nog nooit gezien hebben, dat mij meteen
opviel?
Aardig zijn hier de beelden met bijbehorende gedichten. Dat
van de fietsster is in 2010 gestolen (het beeld, niet het gedicht). Het beeld
moest geheel opnieuw gehouwen worden. Waarom hebben ze er dan geen afgietsel
van gemaakt, denk ik dommig, maar dat is vrij lastig, als het weg is. Er is ingezameld
voor een nieuw beeld: gemansd op straat en opgehaald in de kerk, denk ik. Nu staat
het weer op zijn plek.
En inderdaad, deze dichter, Lenny Stelwagen, spreekt een
waar woord: weinig dingen zijn mooier dan zo maar een kubus (met het Went-gebouw misschien als enige uitzondering). Die dingen intrigeren
gewoonweg. Als je er langer dan tien seconden naar kijkt, dan klappen ze om.
Dan worden ze Escheriaans, dan weet je niet meer wat voor en achter is, dan
wordt de voorkant tevens de achterkant. En de schaduw van een kubus is per
definitie Escheriaans.
De Grill- en maaltijdenwinkel Kippie heeft zijn poorten
definitief gesloten. Gek, Epe lijkt me typisch zo’n dorp van: Veluwelijn
gemist, laat thuis, geen zin om te koken, even een maaltijd halen bij Kippie.
Zo stond het vast ook in het business- en marketingplan.
Even onvermijdelijk als treinvertraging in de herfst, is het
overdekte winkelcentrum in een zichzelf respecterend dorp. Hier heet het Veluwepoort,
en is er niets bijzonders over te melden. Het gaat gieten, woensdagmiddag, zo
staat groots aangekondigd. Jammer dat ik hier nou net op woensdagmiddag moet
rondlopen. Het ziet helemaal niet uit naar regen. Maar het slaat op het gieten
van herfstchocolade(?) door een plaatselijke patisserie. Sorry hoor, maar vandaag
even geen tijd voor.
Wat kun je zeggen over een plaats waar je een uurtje hebt
rondgewandeld? Ik pak de bus naar Hattem; 203 opnieuw, en niet 202, want die
komt er niet. Vele nietsvermoedende busreizigers zullen na introductie van de
nieuwe dienstregeling eerst wel een paar keer in de verkeerde bus gestapt zijn.
Op Transferium Horstenhoek staat, in het voorbijgaan geteld,
3½
auto te wachten op de terugkomst van zijn eigenaar. Een grote sof, dit
transferium.
Welbeschouwd hoef ik de busritten vandaag niet
meer te
beschrijven, daar ik dat de vorige keer al heb gedaan. Na een half uur
zie ik
de halte Hattem Zuid terug, waar ik vorig jaar die zeperd had met dat
taxibusje dat niet aansloot op de blauwe Veluwelijn. Een dikke
kilometer verder stap ik
uit bij de halte Centrum.
Hattem is de enige echte stad tussen Apeldoorn en Zwolle,
compleet met singels, muren en een stadspoort uit 1400. Naast de poort staat
een banketbakkerswinkel waar je door het raam kunt zien, hoe ze bonbons en
chocolaadjes maken, uit pruttelende potten met dampende, vloeibare chocolade.
Wederom chocolade gieten. Ik weersta de verleiding, en eet even verderop een broodje bij een eetcafé waar het op het terras nog net uit te houden is in een heel bleek zonnetje. Eigenlijk niet, maar de toeristen trotseren de killige wind, want het is vast de laatste mooie dag, dit jaar.
Over Hattem ligt het patina der eeuwen. Als de stenen hier
konden spreken… Het is een heuse stad, in tegenstelling tot Heusden, dat ik
een Madurodam op ware grootte vond. Hattem telt 100 rijksmonumenten binnen de
hooguit 7 hectaren van haar oppervlak, plus maar liefst drie musea, het Bakkerij-, het Voerman- en het Anton Pieck Museum. Het eerste bezocht ik op
die gedenkwaardige dag in 1991 of 1992 toen ik op het idee kwam, mijn
reisverhalen op te schrijven. Ik herinner me bakkersovens met grote kratermonden,
en een lange onderaardse gang; het museum zit aan twee kanten van een straat.
Jan Voerman sr. (1857-1941) werd vooral bekend van zijn
vergezichten op de IJssel, die langs Hattem stroomt; zijn zoon (1890-1976)
vooral als illustrator van de beroemde Verkade-albums, waarover ik het een paar
jaar geleden had in Thijsse’s hof.
Vader Voermans IJsseltaferelen zijn soms vredig, met grazend
vee, maar meestal somber en dreigend, vol zwarte wolken. Een ervan laat de
IJssel zien tijdens noodweer. Een laatste zonnestraal beschijnt de huizen van Hattem.
‘De wolken zijn in werkelijkheid nooit zo, zo ben ik van
binnen’, liet de schilder een keer aantekenen. Hij zat uren met een schetsboek aan
de boorden van de IJssel , ging alle elementen die hij zag ‘innerlijk
verwerken, en maakte daarvan een samenvatting’, zoals hij het verwoordt, ‘in
een gekozen compositie’.
Zo werkt het natuurlijk met alle realistische kunst, of het nou een schilderij, collage of
literair verhaal is. De werkelijkheid kopiëren is geen kunst; het gaat erom,
wat je er als kunstenaar zelf aan toevoegt en uit weglaat. Daarom sla ik vader
Voermans IJssels hoger aan dan zoonliefs minutieuze illustraties naar de
natuur.
Het mooiste schilderij uit de collectie vind ik toch een levendig
stadstafereeltje uit Amsterdam: de Noordermarkt. Voerman sr. genoot zijn
schilderopleiding in Amsterdam, maar voelde zich er niet thuis. Ik ben toch
meer een stadsmens dan een buitenman, en plaats Hattem dan maar hoog op het
lijstje van plaatsen om te rentenieren. Een mini-stadje met een diameter van
300 meter is tenslotte ook een stad, en aan de foto’s zie je de kleinheid niet
af.
Als ik het museum verlaat, is het weer omgeslagen. Het giet
weliswaar niet op deze woensdagmiddag, ondanks de voorspelling in Epe, maar
Voermans wolken zijn op komen zetten en een fijne, bijna onmerkbare motregen
daalt neer op het plaveisel.
Ik loop naar de halte voor mijn laatste stukje met lijn 203.
De veelgeschilderde IJssel stroomt niet rakelings langs de wallen, maar ligt
aan gene zijde van groene uiterwaarden.
Zwolle NS ligt er komend weekend drie dagen uit, in verband
met de verbouwing voor de Hanzelijn. Het begint al op vrijdag de 12e.
Maar ik ga deze keer niet kijken, zo’n stremming op een doordeweekse dag kan
alleen mijn goede indruk tijdens het weekend maar verpesten, van afgelopen
augustus.
Ik neem lijn 202 terug. Hij neemt tot Heerde de snelweg. We
zitten nu aan het begin van de avondspits. Dit is de enige volle bus die ik
vandaag zal nemen; 45 man aan boord als we de hoofdstad van Overijssel verlaten
via de IJsselbrug. Het zijn bijna allemaal HBO’ers, schat ik. Je zou op
woensdag moeders met kinderen verwachten die terugkomen van een middag
winkelen, maar ook die hebben de auto genomen.
Als ik uitstap in Vaassen, om de feeder nu eens vast te
leggen, is de schemering al begonnen; vroeg donker, vandaag. Die feeder komt er
vaag op, een veeg teken; hij passeert me leeg en rijdt door. Niemand wil er in
of uit bij de aansluitende halte op lijn 202, niemand, zelfs in de avondspits
niet. Die feeder is volgend jaar hoogstwaarschijnlijk verdwenen uit de
dienstregeling; het verbaast me, dat hij de reorganisatie overleefd heeft.
In Vaassen, een kwartier wachtend op de volgende 202,
fotografeer ik een paar details die me vorig jaar ontgaan zijn, zoals de
antenne bij de displays, die wel wat lijkt op die die je een halve eeuw geleden
trots op je dak zette als je al televisie had. Verder zag ik vandaag pas de
oncomfortabele zitrotsen bij de haltes (bij de drukkere wel geflankeerd door
echte zitbanken). En nu het wat donkerder wordt, ook de stemmige blauwe lampjes
langs de halteperrons.
Ik stap weer in. Deze rit voert wel langs Wenum-Wiesel, en
langs de Naald. We naderen het eind van de reis. Tijd voor mijn puntsgewijze bevindingen
over de ingrijpend verbouwde Veluwelijn.
De snelbus Apeldoorn – Zwolle, lijn 201, heb ik deze keer
niet genomen. Wel zag ik hem twee keer vrijwel leeg uit Apeldoorn vertrekken;
één keer aan het begin van mijn dag, 11:10, en één keer zal ik dat straks zien helemaal
aan het eind, om 17:40. Deze busverbinding is behouden, op sterk aandringen van
de wethouders van beide gemeenten, en heet in de spits een groot succes te zijn
(zo’n tochtje van mij is en blijft een momentopname). Hij mag van mij blijven, hoor; een keuzemogelijkheid is
altijd goed, en deze bus biedt een alternatief voor een treinreis met overstap
in Deventer.
Die drukte was natuurlijk wel te voorspellen: scholen beginnen nu eenmaal
ongeveer allemaal op dezelfde tijd, terwijl de middagspits veel meer gespreid
is. Als Syntus uit zijn lege schatkist één extra bus zou bekostigen, dan kon er
in het drukste halfuurtje van de ochtendspits een 10-minutendienst gereden
worden, en waren de problemen grotendeels voorbij, denk ik.
Er zitten een paar rare krommiteiten in de dienstregeling.
Vertrek je in de daluren vanuit Zwolle naar Heerde / Epe, dan kun je kiezen uit
lijn 202 en 203 die exact op hetzelfde tijdstip vertrekken, in plaats van met
een interval van een kwartier, zoals je zou hopen. Bus 202 is 5 minuten eerder
in Heerde, via de snelweg. Tussen Heerde en Epe lopen hun routes gelijk, maar
toch arriveren beide bussen op precies hetzelfde tijdstip in Epe, en is de
voorsprong van 202 op wonderbaarlijke wijze verdampt. Daardoor heb je ook in
Epe eens per halfuur twee bussen tegelijk naar Apeldoorn.
En zo zitten er vast wel meer rare dingetjes in, als je er met de fijne kam
doorheen gaat.
De tijdwinst van de snelbus is niet altijd spectaculair. In
het voorbeeld hierboven dus maar 5 minuten op Zwolle – Heerde in de daluren. Op
Apeldoorn – Epe scheelt het zelfs nog minder: slechts 3 minuten. Het voordeel
van die route via de snelweg is dan voornamelijk psychologisch; het maakt de
indruk van lekker opschieten.
Lijn 96, de feeder van Vaassen, is gedoemd, het lot van die
van Hattem te delen. Hij bedient een bedrijventerrein in het oosten van het dorp en een vrij
uitgestrekte nieuwbouwwijk ronde de Woestijnweg in het westen, die doorloopt tot
op 1500 meter van de route van lijn 202. Maar juist vanuit die wijk geeft de
feeder matige aansluitingen op lijn 202. De bewoners zullen liever de auto
pakken, indien voorhanden. Als ik de dienstregeling had mogen ontwerpen, had ik
lijn 202 toch een iets meer ontsluitende route door Vaassen laten rijden.
Passagiers die verder moeten, zullen in Apeldoorn toch lijn 203 wel nemen.
De punctualiteit is drastisch verbeterd met de nieuwe opzet
van de Veluwelijn. Ik zag de hele dag geen grotere vertragingen dan 5 minuten,
en erg weinig bussen die te vroeg vertrokken.
De haltedisplays deden het over het algemeen. Ze geven ook
de verwachte afwijking aan van de vertrektijd-volgens-dienstregeling. Behalve
die in Epe, althans tijdens mijn korte bezoek, die ‘geen actuele informatie
beschikbaar’ hadden.
Deze keer een voldoende voor de Veluwelijn, nog geen vette,
maar een magere; een 6½ of 7-min; vooruit! De Veluwelijn weet helaas (nog) niet
te doen waarvoor HOV-projecten mede worden uitgevoerd: de automobilist
verleiden, zijn vierwieler te verlaten. Maar zouden ze dat wel doen als de
Veluwelijn een 8 of 9 scoorde? De zee van lege stoelen die hij buiten de
schooluren vervoert, zou wel eens te maken kunnen hebben met de slechte reputatie
van de lijn, met jarenlange aanloopproblemen en veelvuldige wijzigingen. Een
klant kwijtraken is altijd veel gemakkelijker dan er één te winnen. Met die
waarheid-als-een-koe eindigt dit mini-reeksje over de Veluwelijn.
Frans Mensonides
25 oktober 2012
Er geweest: woensdag 10 oktober 2012
© Frans Mensonides, Leiden, 2012