Fietsen met thema’s (2) - Herfstkleuren



Dit is het 5e stuk over mijn omzwervingen per elektrische fiets in Leiden en omstreken. Eerder verschenen op het Web:

Altijd wind mee!; ervaringen met de elektrische fiets (juli 2020)
Fietsen tijdens de Tweede (Hitte)Golf, ofwel: Plakboek van een plakzomer (juli / augustus 2020)
SLOW! Foto-fietsvakantie in Zuid-Holland (september 2020)
Fietsen met thema’s (1) (oktober / november 2020)


Het eerste thema van dit 5e fietsstuk luidt: herfsttinten. Lezers vragen mij wel, hoe ik altijd weer op die originele ideeën kom; nu weer herfstkleuren in de herfst! Nou, ik kan je zeggen dat daar heel wat creatieve denkarbeid aan vooraf is gegaan. Wil je wel geloven, dat ik er deze keer nachten van heb wakker gelegen?

Het voordeel van het thema herfsttinten is wel, dat je er niet ver voor hoeft te fietsen. In heel Nederland en wijde omstreken kleuren de bomen rood, geel en bruin in de loop van november, om vervolgens hun bladeren slordig op de bodem te deponeren.

Om echt mooie herfstplaatjes te maken, moet je wel het bos in. Dat is in de omgeving van Leiden wat minder dik gezaaid dan het 1000 jaar geleden was.

Holland dankt zijn naam niet aan het holle, waanwijze gekakel dat je hier alom hoort, noch aan het feit dat iedereen er zichzelf voorbij holt. Nee, het heet Holland omdat het een holt-land was, een houtland. Natuurhistorici hebben uitgeknobbeld dat een eekhoorntje toen van Den Haag naar Haarlem kon hippen van boomtop tot boomtop, zonder ooit maar één keer een poot aan de grond te hoeven zetten.

Wat er van die wouden over is: wat verspreide perceeltjes, een landgoedje hier en daar, ‘Een stukje bos, ter grootte van een krant’, met dank aan J.C. Bloem. Een Fin of Canadees zou het niet eens bossen noemen, wat er hier voor door moet gaan, en zou ze zien als een beetje ruim plantsoen.

De bomen die er staan, zijn vast niet meer de nazaten van die in de wouden van weleer. Vaak is de familie Zocher eraan te pas gekomen om een stuk bos om te zetten in een park. Waar nu dan soms weer het streven is om de boel er weer wat meer ‘oer’ te laten uitzien.




Door de bomen de stad zien. Bos van Wijckerslooth, Oegstgeest

Neemt allemaal niet weg dat ik de afgelopen weken veel bossen befietst en belopen heb; fiets vastgeketend aan een paal of brug bij de ingang en verder aan de wandel. Een kompas is niet altijd nodig. Zelfs ik slaag er niet in om er te verdwalen. Bijna overal zie je door de bomen heen het steen van de stad, en alom klinkt het gedruis van autowegen. Geruststelling voor de stadsmens die ik ben: ik ben nog niet verloren in de wildernis.

We gaan ze langs. Wassenaar en Oegstgeest zijn echt de hofleveranciers in deze omgeving. Maar ik begin bij de Leidse Hout op de grens van Leiden en Oegstgeest.



Leidse Hout: ‘pret van het volk’

De Leidse Hout is aangelegd tijdens een vorige crisis, in 1930 / 1931, door arme, werkeloze sloebers. Ze moesten hier scheppende arbeid verrichten voor een homp brood, en zo een tegenprestatie leveren voor hun schamele steungeld. Het park van 29 ha. (inclusief tennis- en atletiekbanen en voetbalvelden) aan de noordrand van Leiden is ontworpen ‘Ter verheffing en passende pret voor het volk’.

Die verheffende pret bestaat in de zomer onder andere uit concerten in de kiosk (zie dit FHM’etje uit 2010), voorstellingen in het openluchttheater en popfestivals op het grote grasveld. In deze barre tijden, met het bezoekerscentrum en het gezellige theehuis gesloten, kun je er niet veel meer doen dan wandelen.

Wat wel fraaie plaatjes oplevert, zeker in het bosgedeelte, met vooral inheemse bomen. Uitkijken op die smalle bruggetjes en niet doen wat een fotograaf geneigd is te doen: een stapje naar voren of naar achteren zetten, om alles iets beter in beeld te krijgen. Ik dacht er nog net op tijd aan.












Ik heb geloof ik wel eens verteld dat ik zo rond 1966 lid was een jongensclubje voor pedagogische probleemgevallen. Elke woensdagmiddag kwamen we bijeen om door middel van handenarbeid en wandelingen in de vrije natuur te werken aan onze sociale vaardigheden en oog- handcoördinatie. Op dagen met acceptabel weer werden we wel losgelaten hier in de Leidse Hout.

De juf van de club was een enigszins kakkineuze pedagoge, die niet zo gek veel van kinderen begreep. Ze had een keer op een dinsdagavond een speurtocht uitgezet in de Leidse Hout, met linten aan bomen, en in die linten briefjes met speuropdrachten. Maar alle linten bleken gestolen, weggewaaid of als nestmateriaal gebruikt te zijn, toen we de volgende middag die speurtocht gingen doen.

‘Wat vind ik dít nou misselijk’, zei de juf boos. Maar wij hadden natuurlijk dolle pret. Ik opnieuw, nu ik hier loop. Waarom kan ik me 55 jaar later nog steeds niet in de Leidse Hout vertonen zonder aan die woensdagmiddagclub te denken?

Als we bos en beemd niet onveilig maakten, brachten we de woensdagmiddag door in een klaslokaal in het Pedologisch Instituut aan de Langebrug (later goddank afgebroken en vervangen door appartementen). Daar beleefde onze rebellenclub een roemloos einde nadat de juf door een paar van die schoffies bekogeld was met blokken uit de blokkendoos. Ook dat vond zij nogal misselijk. Maar daar heb IK niet aan meegedaan. Ook niet aan het beurs schoppen van dat ene verwende ventje, wat altijd geschiedde als de juf even niet keek. Zo zat ik echt niet in elkaar.

Ik werk niet graag met open einden in mijn verhalen. Is het ooit nog goed gekomen met mijn oog-handcoördinatie? Nou, die is in ieder geval toereikend om op een toetsenbord te kunnen rammelen.

En voor wat betreft de sociale vaardigheden? Ik geloof echt niet dat ik nou zo’n verschrikkelijk moeilijk joch was. Nee, nee, nu ik er goed over nadenk: het punt was juist, dat ik te stíl was. Te timide. Oók weer niet goed! Tegenwoordige ouders van zo’n modern opgefokt ADHD-geval zouden dolblij zijn met zo’n kind als ik was.

Die club was achteraf bekeken ergens best wel goed om meer assertiviteit te ontwikkelen. Ik hield me de pestkoppen van het lijf met gevatte opmerkingen, waar ze niet van terug hadden. Zo zijn dingen gekomen. Ik dwaal weer af, zonder kompas.

 



Het Pedologisch Instituut was hier

Bos van Wijckerslooth, Oegstgeest; dominee en baron








Hier ravotte ik vroeger ook wel, maar dan met broertje en onder begeleiding van moeder, wier roots in Oegstgeest lagen. De oppervlakte van dit woud kan ik beter opgeven in centiaren in plaats van hectaren, dan lijkt het nog wat. En dat zijn er dan 54.000.

Het ligt ingeklemd tussen de Rhijngeesterstraatweg en de achtertuinen van de Louise de Colignylaan en de Oranjelaan. Het landgoed heette Duinzigt toen het nog uitzicht bood op de duinen, is een jaar of 300 oud en was het eigendom van een dominee. Hij bewoonde Klein-Curium, dat nog steeds aan de Rhijngeesterstraatweg staat (en dat ik vergat te fotograferen, maar ik ben ervoor teruggekomen rond het spookuur).

In de 19e eeuw zette de toenmalige eigenaar tuinarchitect J.D. Zocher sr. aan het werk om het bos om te toveren in een wandelpark. Die eigenaar was Cornelius Lodovicus baron van Wijckerslooth, die het landgoed in 1835 kocht.


Rhijngeest, Oegstgeest: Drakenbrug





Wat pedaalslagen verder ligt aan de Endegeesterstraatweg het niet veel grotere Rhijngeest, met de Drakenbrug als meest fotograferenswaardige object. Die 4 draken stonden vroeger verankerd in de grond en droegen zitjes waar de wandelaar met zijn kont boven het water kon balanceren.  

Het landgoed is eigendom van de Stichting Het Zuid-Hollands Landschap. Die het omgekeerde doet van wat ik net zei, de boel laten verwilderen tot oer. Nee, dit stuk bos wordt juist teruggebracht tot het wat het was: een bospark in Engelse landschapsstijl, met ronde waterpartijen, doorkijkjes en gevarieerde begroeiing.



Rhijngeest, hier op een ook al nachtelijke archieffoto van eerder dit jaar, was oorspronkelijk een psychiatrisch ziekenhuis, maar tegenwoordig gemeentehuis van Oegstgeest. Een van de fraaiste monumenten van het dorp.

 

 Poelgeest, Oegstgeest; Boerhaave en Wolkers

Dit landgoed heb ik wel eens eerder op de foto gehad, en er toen ongetwijfeld bij verteld dat de befaamde arts Herman Boerhaave in het huis gewoond heeft, en dat Jan Wolkers er altijd rondzwierf. Het huis is nu conferentieoord, en het bos toegankelijk voor wandelaars.

 

De Horsten, Wassenaar / Voorschoten; dras en plas

Ja, voor een wandeling op landgoed De Horsten kun je je fonkelnieuwe, peperdure pipo-schoenen à la Hugo de Jonge beter thuislaten. De modderigheid heeft te maken met de aard van dit strandwallenlandschap. Strandwallen zijn harde, droge stroken grond, parallel aan de kust.  Onze verre voorvaderen gebruikten ze al als wegen. De laaggelegen stukken land tussen de strandwallen in zijn altijd erg drassig en plassig.

Oude stappers aan, dus. Ik héb ook geen andere meer. Sinds maart van dit jaar heb ik geen schoenenzaak meer betreden, evenmin als een kledingwinkel en coiffeurssalon. Maar de lichte verslonzing die van dat alles het gevolg is, valt ook niemand op, nu ik mijn leven grotendeels doorbreng in isolement.

Ook nu loop ik hier vrijwel alleen. Op een mooie herfstzondag een paar weken geleden moesten de parkeerplekken afgesloten worden voor dagjesmensen die geen afstand wilden houden. Ik kom hier dus het liefst op een doordeweekse dag in het laatste uurtje voor zonsondergang.

In de wintermaanden sluiten om 17:00 uur de poorten. Er zijn 2 ingangen: aan de Papenweg, nabij verkeersplein Den Deijl in Wassenaar, en aan de Horstlaan in de buurt van de tunnel onder de spoorbaan Leiden – Den Haag.












Landgoed De Horsten vraagt van zijn bezoekers een alleszins schappelijk entreegeld van 1 euro. Dat moest je vroeger met klinkende munt voldoen in een automaat bij de ingang, en dan had je meestal net niet het juiste muntgeld bij je. Tegenwoordig gaat het met de telefoon via de officiële website van De Horsten. Je kunt de (digitale) kaartjes thuis al bestellen.

Naast de officiële website is er ook deze officieuze, met een overvloed aan informatie over de historie van De Horsten.

Een wandelaar kan hier best een hele middag zoekbrengen. Er zijn gemarkeerde wandelroutes van in totaal ruim 20 km lengte. Onderweg is een aangename afwisseling te zien van bossen, weiden en plassen.

Centiares, ares en hectares zijn veel te klein voor De Horsten. Dit kloeke landgoed wordt gemeten in vierkante kilometers, waarvan het er ruim 3 beslaat. Het hoort tot de gemeente Wassenaar, op een strook langs de spoorbaan na, die onder Voorschoten valt.


Prins Frederik der Nederlanden (1797-1881), voor intimi Frits, kocht het landgoed in 1838. Dat was toen nog groter dan tegenwoordig. Het omvatte ook stukken grond aan de overkant van het landweggetje dat nu bekend staat als de Rijksstraatweg, en een waar autoriool is.

Prins Frederik was de broer van koning Willem II en van Prinses Marianne. Hij hield nogal van pief-paf-poef, was vaak betrokken bij militaire acties, en was dol op jagen. Al in 1816 had hij afstand gedaan van het Groothertogdom Luxemburg in ruil voor jachtdomeinen bij Het Loo in Apeldoorn. En later versmaadde hij de kroon van Griekenland, vast en zeker mede omdat hij die jachtgebieden niet kon missen.

In De Horsten had hij dit schiethuis laten bouwen. Vanuit dat optrekje schoot hij met vrienden op doelen in de bossen. Tegenwoordig is het een theehuis annex lunchrestaurant. Maar thans alleen open voor afhaal. Weinig knus: een kartonnen bekertje thee en een plakje cake afhalen, en dat dan op een vochtig bankje buiten gaan zitten opdrinken. Ellendige tijden… Ik heb vanmiddag brood bij me.

De Horsten bleef na de dood van Frits, zoals ik hem ook maar zal noemen, in de familie. Het werd aan het begin van de 20ste eeuw eigendom van Wilhelmina, die er niet liep te schieten, maar wel op de top van de Seringenberg de schilderkunst beoefende. Later kwam het  landgoed achtereenvolgens in het bezit van Juliana, Beatrix en koning Willem-Alexander. Hij heeft er met zijn gezin gewoond van 2013-2019: in Villa Eikenhorst in de niet voor het publiek toegankelijke noordwesthoek van het park.




De Seringenberg, met zijn smal, kronkelend pad, is momenteel afgesloten. Ook het adembenemende uitzicht over het landgoed zal ik dus vanmiddag niet te zien krijgen. Ik fotografeerde het in de lente van 2018.

 



Koetshuis anno 1701 van het (niet meer bestaande) huize Ter Horst.

 

In de herhaling: Landgoederenroute Wassenaar

De Paauw aan de overkant van de Rijksstraatweg. Het was de woning van Prins Frits van 1838 tot zijn dood in 1881. Tot voor kort zat de gemeente Wassenaar erin, en nu is het het toneel van een grootscheepse opknapbeurt.




De Paauw ligt op de bewandel- en befietsbare Landgoederenroute Wassenaar, die ik van de zomer al eens deed. Landgoed Backershage met zijn vennen, noemde ik toen de parel aan de kroon van deze groenzone.


Singelpark Leiden tot slot

Een andere parel, of groeibriljant, heeft ook een paar keer centraal gestaan op mijn site. Het is Singelpark Leiden. Tot slot dit mooie herfstige plaatje, genomen in het Plantsoen aan de zuidkant van het park.

Dit fietsartikel krijgt volgens mijn planning nog een vervolg. Het thema voor deze winter luidt: winter. Met sneeuw en ijs??

Frans Mensonides
6 december 2020
Foto’s dateren van 31 oktober t/m 2 december 2020


Winter


Karakteristiek bruggetje dat de Jan van Goyenkade verbindt met de Schelpenkade. Als hij je bekend voorkomt (en je bent geen bewoner van de Leidse Vreewijk of Tuinstadwijk), dan heb je hem al eens eerder gezien op mijn site. Ik had hem overdag al een keer voor de lens.

Het laat zich aanzien dat ik nog wel een maand of wat door zal moeten brengen in betrekkelijke quarantaine in Leiden en directe omgeving. Onvermijdelijk dat ik zo nu en dan wel iets zal fotograferen dat al eens eerder op deze website is verschenen. Maar de trouwe lezer weet, wat ik nu ga schrijven: ‘Je maakt nooit 2 keer dezelfde foto´.

Het thema van mijn fotowandelingen en –fietstochten deze winter is: winter, en dat is dan het vervolg op het herfstthema: herfst (zie hierboven). We gaan achtereenvolgens in Leiden spookwandelen tegen het middernachtelijk uur, overdags de kou trotseren in de omgeving, en ten slotte uitgebreid op verkenning in Warmond, omdat we hun buurdorp Oegstgeest wel eens gezien hebben in de vorige afleveringen.

Onder het teken van Orion; spookwandelen in Leiden


Orion (als je heel goed kijkt)
archieffoto februari 2018

De winter van 2020 / 2021 heeft tot nu toe nog niet voor witte neerslag gezorgd, dus we zullen het zonder moeten doen op de foto´s. Volgens sommige weerprofeten gaat de temperatuur in februari kelderen tot waarden die we na 1963 niet meer gezien hebben. Maar aan dit soort voorspellingen over een periode van langer dan een week hecht ik evenveel waarde als aan de profetieën van een sterrenwichelaar.

Ik ben een rabiate hater van astrologie. Als iemand mij vraagt, wat mijn geboorteteken is, antwoord ik melig: Orion. Dat sterrenbeeld zal je niet aantreffen in horoscooprubrieken. Ik ben dan ook niet echt geboren onder Orion. Sterker nog: ik ben helemaal niet geboren onder de sterren. Ik kwam overdags ter wereld, en het was nog bewolkt, ook; geen ster te zien.

Maar ik wandel wel graag onder Orion. Dat kan alleen als de r in de maand zit, en bij heldere hemel.

Koude, heldere winternachten, ideale omstandigheden voor een verkwikkende wandeling. Zeker nu, onder het teken van corona (ook een sterrenbeeld!; Corona Borealis ofwel Noorderkroon), want er is vrijwel niemand op straat als Orion tegen middernacht aan de zuidelijke hemel staat. Afstand houden is dan gemakkelijk, net zo gemakkelijk als corona voor een uurtje vergeten.

Foto’s van wandelingen rond het spookuur in Leiden.



Winkelcentrum De Luifelbaan in Leiden Zuidwest. Mijn broertje Sjoerd heeft in deze Fotiek jarenlang fotocamera’s en videorecorders aan de man gebracht (en klaagt nog wel eens over de tientallen merken en types apparaten die hij moest kunnen demonstreren; elk met hun eigen gebruiksaanwijzing).

Bij de Fotiek kocht ik mijn eerste digitale fotocamera, waarmee ik mijn site geïllustreerd heb van 1997-2001. Hij leverde 36 fotootjes van 360K; dan was het geheugen vol en de batterij leeg.

De Fotiek is volgens een mededeling aan de deur momenteel alleen open voor reparaties en voor het maken van pasfoto’s (met mondkapje op??).

 

De Stadsmolensloot in de Professoren- en Burgemeesterswijk.


En om de hoek dit pandje aan de Coronasteinkade, sorry, slip of the pen: Cronesteinkade.

 

24 december, 23:20 uur: Sti-hille nacht in het Centrum van Leiden, een heel erg sti-hille nacht. Hoeveel effect zou een avondklok nog hebben? Stiller dan stil kan het niet worden.

 

Al even rustig is het tegen middernacht op de Breestraat, waar deze jongeman in een helverlichte etalage mooi staat te wezen voor helemaal niemand.

 

Als ik na bijna 58 jaar in Leiden toch nog iets nieuws wil fotograferen, moet ik soms een zijstraat van een zijstraat inslaan die ik tot dan toe altijd over het hoofd heb gezien, en vervolgens een hofje in een zijsteeg daarvan, dat hofje door de achteruitgang verlaten, bordjes ‘Alleen toegang voor bewoners’ negeren, en dan beland ik hier, ergens achter het Galgenwater.


Aan hetzelfde Galgenwater prijkt de fraaie trapgevel van de Stadstimmerwerf uit 1612, bij de historische haven.

 

Deze Kanaaltunnel, daar mag je nog doorheen zonder paspoort en zonder recente negatief-verklaring. De Kanaaltunnel heet zo omdat de Kanaalweg erdoorheen loopt, en die heet weer zo omdat hij langs Het Kanaal loopt.

   

De kou trotseren in de schemer en de blubber

En we vervolgen onze tocht bij (in deze tijd van het jaar vaak schaars) daglicht, en bezoeken de Heemtuin.

Deze ganzen lijken ontsnapt aan het kerstdiner, maar moeten niet te vroeg juichen. Het is pas tweede kerstdag als ik hier loop in de nattigheid en door de drek; het is nog niet helemaal achter de rug. Konijn is trouwens populairder met kerstmis, en gans schijnt niet te hachelen te zijn, heb ik me wel eens laten vertellen. Ik draai er dus geen een de nek om.


Het Heempark van de gemeente Leiden is tussen 1959 en 1963 aangelegd op een stukje grond dat tot dan toe vergeten was in de bestemmingsplannen. Het ligt ingeklemd tussen de verkeersader Oegstgeesterweg  die toen alleen nog maar op de planning stond, en de al veel langer bestaande Haarlemmertrekvaart. Ertegenover heb je sportpark Kikkerpolder, waar ik ooit met opa neutrale toeschouwer was bij de Leidse derby’s UVS – Roodenburg.

Het Heempark is een educatieve tuin, onderverdeeld in verschillende landschapjes met inheemse, dus in Nederland voorkomende planten. De ingang ligt aan het Bram Rombautpad, dat is genoemd naar een medewerker die van 1959-2003 in de tuin heeft gewerkt. Het park is de afgelopen jaren grondig opgeknapt, maar maakt in december toch een kale, wat troosteloze indruk.

Ik kom er in de zomer nog wel een keer fotograferend terug. Je kunt dan ook een rondleiding krijgen over alles wat er groeit en bloeit - en mij eerlijk gezegd meestal slechts een korte tijd boeit. Even wandelen, kijken en klikken, dat is voor deze verstokte stadsbewoner meestal wel genoeg. Maar wie meer wil weten over het Heempark: de wandelingen, nee, ik moet zeggen: excursies, vinden plaats van maart tot oktober op de laatste zondagmiddag van de maand en beginnen om 14:00 uur, onder voorbehoud van coronamaatregelen, vanzelfsprekend.


 

De zwarte schapen van Zoeterwoude. Net als het Heempark is ook het Molenpad mooier in de zomer, en in de winter voornamelijk blubberig. Het wandelpad langs weilanden loopt van Zoeterwoude Dorp naar de buurtschap Weipoort.

Een insectenhotel dient om verschillende soorten insecten te laten overwinteren en daardoor de insectenpopulatie in stand te houden. Het behoort tot de weinige vormen van horeca die momenteel nog geopend zijn.


Niet minder modderig is het naamloze bosje ten noordwesten van de spoorlijn Leiden – Den Haag, niet ver van het tunneltje dat naar de Noortheylaan in Leidschendam voert, onder het spoor door. Als je het bos echt helemaal wilt verkennen, kun je beter lieslaarzen aantrekken.

Is er toch een openbaar vervoermiddel in deze fotoreeks geslopen! Excuses voor het ongemak!

 


Aan de andere kant van het tunneltje word ik (op een heel andere dag dan daarnet) getrakteerd op een heldere, duidelijke regenboog van horizon tot horizon (en even later op de plensbui die ik vanzelfsprekend tegemoet kon zien).


Terug binnen de stadsmuren fotografeer ik Leiden in het stervende licht van 2020; het is oudejaarsdag, en avondschemering.


De Herengracht,


de Korenbeursbrug


en het v/m Kamerlingh Onneslaboratorium.


 Wederom het Galgewater, nu min of meer bij daglicht.

 

En hier is weer tweemaal het Kanaal, waar we het daarnet al over hadden. Het Kanaal vormt het eerste stuk van de vaarroute van Rijn naar Schie, waarlangs ik in de vakantie-editie van deze reeks al eens gefietst heb.

Op de laatste foto zie je in de verte de watertoren die aan de Hoge Rijndijk staat. Met watertorens heb ik meer dan met flora en fauna.

Ik kan het niet helemaal verklaren. Misschien is het omdat ze, net als kerkspitsen, deel uitmaken van de skyline van een dorp of stad, die je al van verre ziet vanuit de polder. Misschien is het omdat ze zó vormgegeven zijn dat ze niet lijken op wat het is: gewoon maar een waterreservoir. Het is niet voor niets dat Fransen het een Château d’Eau noemen, waterkasteel.

Ik zal nooit nalaten, het bouwjaar te vermelden, de hoogte, de inhoud van het waterreservoir en de huidige functie. Van deze watertoren is dat respectievelijk: 1908, 29½ meter, 1200 kuub (=1.200.000 liter) en woonhuis.





Op 12 januari is het 6 jaar geleden dat mijn moeder is overleden. Elk jaar bezoek ik op die dag, en op nog 3 andere van die herinneringsdagen, het graf van mijn ouders op de Oosterbegraafplaats aan de Rodelaan in Voorburg. Deze keer 3 dagen eerder, omdat het zaterdag de 9e mooi zonnig winterweer is.

Ik kwam er zelden of nooit toen alleen mijn veel te vroeg overleden vader er rustte, die ik niet goed gekend heb. Op 3 maart as. is zijn 60ste sterfdag. 

Door die bezoekjes sinds mijn moeders dood, ben ik gaandeweg van deze fraai aangelegde en goed onderhouden dodenakker gaan houden. Je hebt mensen die begraafplaatsen luguber en afstotelijk vinden. Maar ik voel altijd dat er rust en troost van uitgaat.

Dat je een keer dood gaat, dat wéét je. Door kerkhoven te mijden, zul je je daar niet aan kunnen onttrekken. En als je ergens een pandemie kunt vergeten, is het juist op een stil kerkhof, bedenk ik, waardoor ik er meteen weer aan denk.

 


Op woensdag 15 december, de eerste dag van de Heel Erg Strenge (maar in praktijk nogal losse en vrijblijvende) Lockdown reed ik naar de stad om eens te zien wat het gevolg van de winkelsluiting was voor de twee belangrijkste Leidse winkelstraten. Boven: de Breestraat, vrijwel leeg, en onder: de Haarlemmerstraat, idem dito.



Buitenmodel Leidse sleutels in de Oude Rijn, in plaats van de traditionele schaatsbaan en kerstmarkt.




Het Theehuis in de Leidse Hout, waar je nog wel een warm bakkie kunt afhalen.

 s

Weer warm worden in Warmond

Archieffoto zomer 2008

Het Warmonderhek, tolhek op de grens van Oegstgeest en Warmond, met de wapens van Warmond zelf (links) en van de familie Van Limburg - Stirum (rechts). Tot 1954 is hier nog écht tol geheven. Toen kon je dit dorpje in het zuiden van de Bollenstreek dus niet zomaar gratis binnenrijden.

Met de trein had je daar geen last van. In 1842 werd de spoorlijn Haarlem-Leiden geopend, 3 jaar na het beginnetje van het Nederlandse spoorwegnet: Amsterdam – Haarlem. De lijn scheerde en scheert rakelings langs de bebouwde kom van Warmond.

Op 10 maart 1843 vond in Warmond het eerste dodelijke spoorwegongeval plaats uit de vaderlandse geschiedenis. Tijdens een proefrit ontspoorde de locomotief Vesta op de spoorbrug over het riviertje de Warmonder Leede. De brug was niet goed gesloten. Bij dat ongeluk was één slachtoffer te betreuren.

Op 1 november 1843 kreeg Warmond een heus station aan de nieuwe spoorlijn.

Dit lijkt ineens wel een aflevering van v/h De digitale reiziger! Toen ik nog onder die naam Nederland en omstreken afreisde met het OV, heb ik me wel eens beklaagd over de teloorgang van het verschijnsel: stationsrestauratie; steeds meer stations zonder restauratie. Maar Warmond behoort tot de zeldzame oorden met een restauratie zonder station.

Station Warmond ging meteen na WO II dicht – al werd het tot/met 1956 op lente- en zomerzondagen nog wel eens incidenteel geopend voor bollen- en watersporttoeristen. In 1964 is het stationsgebouw afgebroken. Maar wat bleef was dit Stationskoffiehuis aan de overkant van de weg.

Het is gepromoveerd van veredelde wachtkamer in vooroorlogse tijden tot brasserie in de huidige eeuw. Ik zet het, na Deksels in het Morskwartier en Limes aan de limes, op de lijst van etablissementen die ik in lockdown gefotografeerd heb en in betere tijden wel eens klandizie wil aandoen.


Emilio Longoni, 'Overpeinzingen van een uitgehongerde', 1894
Overgenomen van WikiGallery

Ik was niet erg bedroefd over de horeca-sluiting op 14 oktober 2020. Al maanden durfde ik geen restaurant meer binnen te gaan uit vrees voor besmetting. Steeds vaker voelde ik me als de arme donder op dat schilderij dat ik in de zomer van 2019 zag op een tentoonstelling in Assen: jaloers naar binnen kijkend, naar mensen die zich te goed zaten te doen.

Verder zien mijn kloffie en schoeisel er zo langzamerhand ook uit als dat van die Italiaanse pauper. Kleding- en schoenenzaken betrad ik ook al lang voor de lockdown niet meer. En mijn kapsel gaat helaas steeds meer lijken op dat van Rikkert Zuiderveld.

Maar Rutte belooft op de dinsdagavond dat ik dit hoofdstuk kalligrafeer, dat er licht komt aan het eind van de tunnel. 3 of 4 keer gezegd! Eerst krijgen we alleen nog even een Derde Golf die, vrees ik, hoger zal zijn dan de Eerste en Tweede bij elkaar, dank zij die ‘Britse’ mutatie.

En ook voorlopig nog elke dag een nieuwe zeperd of gotspe op het gebied van vaccinaties. Die van vandaag houdt in, dat mensen uit de frontlinie van de zorg, de handjes-aan-het-bed, moesten vaststellen dat hun collega’s van de administratie hun vaccin gekaapt hadden. Die mensen zien nooit een zieke van dichtbij!

Dat is dan wel een kwestie van de pot verwijt de ketel. Eerst hadden de zorgmedewerkers zelf die vaccins al ingepikt, die voor kwetsbare bejaarden bestemd waren. Ja, in nood leer je de mensen kennen! Ik zou om zulke fiasco’s kunnen lachen als ze niet zouden leiden tot honderden of duizenden extra doden.

Terug naar Warmond. Als dit echt De digitale reiziger was, zou ik nu vermelden dat station Warmond op maaiveld lag, maar dat de spoorbaan in de 70’s, bij aanleg van de Schiphollijn omhoog is gebracht. Over het viaduct razen nu 28 treinen per uur, zonder dat er één stopt in Warmond.

 

Warmond, met nog geen 5000 inwoners, is een smal lint langs de al genoemde Warmonder Leede. In de zomer is het een geliefd watersportoord, maar het is nu winter.

Er was een tijd dat ik alleen op de fiets stapte als de zon scheen, het windstil was en de thermometer minstens 20 graden aanwees. Maar gedreven door de omstandigheden ben ik mooiweerfietser-af, en stap ik nu ook op de e-bike bij temperaturen rond het vriespunt. Het is dan best plezierig om de fiets vast te ketenen aan iets stevigs en immobiels, en een stuk bos te voet te gaan verkennen, om weer een beetje warm te worden.

Dat doe ik het liefst op een doordeweekse dag in het laatste uur voor zonsondergang. Dan heb je niet te vrezen van drukte in het bos. Wel drukte op de weg, want ondanks het advies om zoveel mogelijk thuis te werken, zijn de spitsfiles niet veel korter dan normaal. Vanwaar toch die gehechtheid aan de zaak? Ik ben blij dat ik van kantoor af ben.

Enfin, Warmond is een ideale bestemming, op 9 km van huis, net niet ver genoeg om compleet te bevriezen.

 

Het landgoed Huys te Warmont heeft bossen langs weilanden, zoals je zo vaak ziet in deze streek. Het Huys is in de late 18e eeuw gebouwd op fundamenten uit de 13e. In de middeleeuwse voorganger ervan resideerden de vrije hoge Heeren van Warmond. Tegenwoordig is het particulier bewoond.



Op een speelweitje op dit vredige landgoed een overblijfsel uit WO II. Op 28 februari 1945 waren de Duitsers nog begonnen met de bouw van een lanceerinrichting voor V1’s. Zo’n schuine ‘startbaan’ was 50 meter lang en maakte een helling van 6° met het grondoppervlak. De V1 werd met behulp van een soort katapult afgeschoten om dood en verwoesting te zaaien in Londen.

Deze installatie in Warmond is nooit voltooid. De bouw kwam niet verder dan de fundering: een paar betonplaten die nog steeds zichtbaar zijn.

 

Het parkje Groot Leerust met een theekoepel waar nog echt thee geschonken wordt. Ook op de horeca-lijst!


Deze stapel stenen was eens een RK-kerk plus klooster, maar nu al bijna 4½ eeuw een ruïne. In 1573 braken Leidenaren het complex preventief af. Dat deden ze niet alleen omdat in die tijd RK-gebouwen niet erg populair meer waren, maar vooral om de Spanjaarden te verhinderen, het als soldatenkwartier en uitvalsbasis te gebruiken.

 

Een paarhonderd meter verder, wat verscholen in de bossen, staat dit statige gebouw. Het was van 1799 tot 1967 het grootseminarie van het bisdom Haarlem, vervolgens een verzorgingstehuis en is kort geleden verkamerd tot appartementen.

 

Ik app via WhatsApp aan een paar vrienden de groeten van de Stad Rome, zoals ik nu ook doe aan de lezer. Een aardig internationaal fietstochtje, langs Rome en door de Kanaaltunnel! Dit pand in het hart van Warmond was tussen haakjes een hotel.

Frans Mensonides
15 januari 2021
Foto’s dateren van 15 december 2020 t/m 10 januari 2021


Warmond bij avond.
Archieffoto augustus 2020


Toegift: de winter van ’21 viel op een zaterdag




Schreef ik nou hierboven dat we het in deze winter-aflevering zonder sneeuw en ijs moesten stellen? De inkt van het artikel was nog niet droog, of het begon te sneeuwen.

Het was op 16 januari, op de late zaterdagmiddag, zo tegen donker. Ik was nog net op tijd om bij mij in de buurt deze ganzen te fotograferen, die ineens een ideale schutkleur hadden, en die 2 sneeuwpopjes. Een zielig beetje sneeuw vraagt om heel zielige sneeuwmannetjes.





Op de zondagmorgen was de sneeuw alweer van de straten, en vonden alle sneeuwmannen een wisse dood door wegsmelting.

Er circuleerden een paar weken geleden profetieën van een ijzige, helse winter. Maar voor de eerstkomende 14 dagen wordt zelfs geen nachtje nachtvorst meer voorspeld. Het kan dus heel goed zijn dat we achteraf zullen zeggen: de winter van ’21 viel op een zaterdag.

Frans Mensonides
24 januari 2021


© Frans Mensonides, Leiden, 2020