Vondels Faëton: echt waagstuk van Al Dente

Jupiter werpt zijn bliksem en Faëton stort met zonnewagen en al in de rivier.
Toneeldecor, geschilderd door Gerard de Lairesse (1640-1711), hier op een gravure door S. Fokke in 1774.


De Leidse toneelgroep Al Dente brengt deze maand de tragedie Faëton van Vondel. De voorstelling kreeg een treffende ondertitel: ‘Een wereldschokkend waagstuk’.

Dit stuk uit 1663, over de godenzoon die zo graag een dag de zonnewagen wilde mennen, is met recht een waagstuk, en niet alleen omdat het wordt opgevoerd in de Leidse Waag. Tijdens het leven van Vondel zelf waagde geen regisseur of theaterdirecteur zich aan het treurspel, dat toen al als hopeloos ouderwets werd beschouwd. Al Dente dreigde zich evenzeer te vertillen aan deze klus als Faëton aan het in de lucht houden van de zon. Toch wisten de acteurs veilig de westerkim te bereiken, waar een staande ovatie van het publiek op ze lag te wachten.

Faëton, voluit: Faëton Of Reuckeloze Stoutheit (roekeloze vermetelheid) is een verhaal van menselijke overmoed en goddelijk tekortschieten. Joost van den Vondel (1587-1679) dichtte dit treurspel in vijf bedrijven op de gevorderde leeftijd van 76 jaar.

De Amsterdamse tragediedichter nam deze keer bij wijze van grote uitzondering niet een bijbels thema tot onderwerp, maar één uit de klassieke oudheid. Het verhaal van Faëton ontleende hij aan de boeken I en II van de befaamde Metamorphoses van Publius Ovidius Naso ( een werk dat vorig jaar precies 2000 jaar oud was, zonder dat we grote jubileummanifestaties hebben kunnen bezoeken). Het toneelstuk is hier en daar opvallend licht van toets voor een tragedie, en veel minder loodzwaar dan Vondels bijbelse drama’s.

 

Plot

Faëton, een knappe jongeling, heeft ruzie met zijn oom Epafus, die hem uitscheldt voor bastaard (in de versie van Al Dente doen pestende klasgenoten dat). Zijn moeder Klymene besluit, Faëtons afkomst te onthullen en met hem zijn vader op te zoeken. Hij en zijn drie zusters, de ‘zonnelingen’, zijn inderdaad bastaardkinderen. Maar dan wel van de zonnegod Apollo (Vondel gebruikt diens Griekse naam: Febus), die zelf weer de zoon is van oppergod Jupiter.

De vijf stervelingen bezoeken het paleis van Apollo in het Verre Oosten, waar hij iedere morgen de zonnewagen inspant om die langs het zwerk naar het westen te kunnen rijden. De ontvangst is allerhartelijkst. Apollo bevestigt dat hij Faëtons vader is, een feit dat een overweldigend enthousiasme bij de jongen teweeg brengt.

Phaëton mag een wens doen en Apollo belooft die te vervullen, al wenste hij een compleet paleis. Tot Apollo’s schrik vraagt Faëton, de zonnewagen een dag te mogen besturen. Bekommerd wijst Apollo op de gevaren: de vier paarden, die soms zo slecht naar hun voerman luisteren; de stormen, veroorzaakt door de draaiende hemelsferen; gevaarlijke sterrenbeelden als de Schorpioen en de Kreeft die hem onderweg zouden kunnen bedreigen. Het werk van de zonnegod luistert bovendien nogal nauw. In zijn weg langs het uitspansel mag de zonnewagen niet te hoog vliegen, anders verbrandt de hemel, en ook niet te laag, anders is datzelfde lot de aarde beschoren.

Faëton laat zich ook door de smeekbeden van zijn moeder en zusters niet van zijn plan afbrengen; hij móét en zal zijn oom bewijzen dat hij een ware godenzoon is. Apollo wil zijn belofte niet breken, en staat de teugels node af.

Natuurlijk pakt het ritje met de zonnewagen faliekant uit. Faëton is de paarden niet meester. Die volgen een veel te lage koers, zodat grote delen van de aarde verbranden. Afrikanen danken hun donkere huidskleur aan Faëtons dollemansrit, en ook de Afrikaanse woestijnen zijn op deze boze dag ontstaan.

De Hemelraad der goden komt in spoedzitting bijeen. De mensheid dreigt ten onder te gaan. Op zich is dat misschien niet zo verschrikkelijk, maar dan wordt er ook niet meer geofferd!

Apollo bagatelliseert de toestand: mag hij misschien ook eens een dag vrijaf hebben? Juno, de jaloerse echtgenote van oppergod Jupiter, klaagt hem fel aan: dit soort ellende komt er nou van, als goden maar kinderen verwekken bij mensenvrouwen! Haar eigen middelen, de wolken en de regenboog waarvan zij de gebiedster is, kunnen niets meer uitrichten tegen de immense hitte.

Juno raadt Jupiter aan, de zonnewagen neer te bliksemen uit de hemel, zodat er niet nog meer schade wordt aangericht op aarde. Apollo is natuurlijk fel gekant tegen dit voorstel, dat zal leiden tot de dood van zijn zoon. Jupiter blijft tot ergernis van Juno aarzelen om een besluit te nemen. Hij voelt wel dat er iets gebeuren moet, maar durft zijn zoon Apollo niet voor het hoofd te stoten.

Dan loopt Apollo weg uit de vergadering. De anderen vatten dat op als blijk van instemming met Juno’s plan, waarna dit wordt uitgevoerd. De onfortuinlijke Faëton verdrinkt in de hemelrivier Eridanus (geïdentificeerd met de Po op aarde); zijn drie zusters, de zonnelingen, veranderen van de schrik in de populieren die zijn graf zullen beschaduwen. Al Dente voorziet overigens in slechts één zonneling, en dat is in wezen ook wel voldoende.

Apollo en Klymene zijn in diepe rouw gedompeld. De eerste vervloekt zijn lot, weigert aanvankelijk nog te vertrekken met de zonnewagen voor een nieuwe dag, maar wordt er uiteindelijk door Jupiter toe overgehaald, zijn belangrijke plicht te vervullen.

 

Vondel in 1653 op het toppunt van zijn roem gehuldigd door leden van het Amsterdamse Sint-Lucasgilde,
die hem een lauwerkrans opzetten. Gildebroeder Jan Lievens legde het tafereel vast.

 

Emoties

De kern van Vondels Faëton wordt gevormd door de discussies in de hemel, die het halve derde en gehele vierde bedrijf in beslag nemen. Vondel, die in sommige passages de Metamorphoses nauwgezet volgt, heeft deze uitvoerige beraadslagingen nu juist niet aan Ovidius ontleend. Hij heeft ze ingevoegd om de dramatiek van het stuk te verhogen.

Emoties, daar draaide bij Vondel een tragedie om. In Faëton voert Vondel zijn toeschouwers naar de hoogste toppen en de diepste dalen. De vreugde van de titelheld in het eerste bedrijf, als hij verneemt dat hij een godenzoon is, slaat spoedig om in overmoed wanneer hij een te groot waagstuk gaat ondernemen. De godendiscussie in de hemel houdt de spanning er lang in bij het publiek: gaat de gehele mensheid te gronde of alleen Faëton? Aan het eind is er diepe rouw, en nog een beetje hoop voor de toekomst, als Apollo besluit, toch de zonnewagen maar weer te beklimmen.

Vondel volgde met zijn aanpak de toneelwetten van Aristoteles. Zijn toneelfiguren, mensen en goden, zijn geen verheven helden en geen loepzuivere schurken, maar iets ertussenin, net als de meeste schouwburgbezoekers. Misschien zijn zijn karakters in beginsel wel van goede wil. Maar ze zijn o zo gemakkelijk over te halen tot domme of slechte streken: Phaëton die zijn oom graag een poepje wil laten ruiken, Apollo, die natuurlijk die dwaze belofte nooit had moeten doen, de jaloerse Juno, de aarts-aarzelaar die Vondel van oppergod Jupiter maakt. Door schade en schande komen ze uiteindelijk tot inzicht. Met zulke (anti-)helden kon het publiek zich gemakkelijk identificeren.

Een les moest er natuurlijk ook van geleerd worden. Vondel noemt die in feite expliciet:

Bedien geen lastigh ampt, dat gy niet maghtigh zijt.
(Apollo tegen zijn zoon, r. 450)

De middelwegh alleen is veiligh, hoe men rijde
(Idem, r. 491)

‘Ouderwets’

Anno 1663 leek Vondel zichzelf enigszins overleefd te hebben. In de decennia daarvoor had hij, met zijn Aristotelische toneelopvattingen, nog gegolden als vernieuwer. Maar zijn stukken werden nu ervaren als ietwat statisch. De nieuwe generatie verlangde meer reuring op de bühne. Men ging liever naar zo’n modern, spectaculair toneelstuk, waarbij op het toneel naar hartelust gevochten, gemoord en geëxecuteerd werd. Bij Vondel werd over zulke schokkende gebeurtenissen altijd achteraf verhaald door bijvoorbeeld een bode (in Faëton vertelt de hemelbode Faem over de noodtoestand op aarde).

Onder het bewind van theaterdirecteur Jan Vos (afbeelding hiernaast) werden op de Amsterdamse Schouwburg vooral stukken opgevoerd vol shockeffecten. Het toneelbloed gulpte daarbij rijkelijk. Vondel had een conflict met Vos. Dit had tot gevolg, dat hij Faëton nooit opgevoerd heeft zien worden. Het ging pas in 1685, zes jaar na zijn dood, in première onder regie van Govert Bidloo. In de 18e eeuw werd dit stuk van de toen onaantastbare Vondel vaak gespeeld, daarna voornamelijk in Vondel-herdenkingsjaren.

 

Voor een verwend publiek

Hoe zou Al Dente een nog veel verwender 21ste-eeuws publiek boeien met dit stuk? Evenals hun Warenar, dat ik drie jaar geleden zag, hebben zij Faëton vertaald in modern proza. Dat is niet onverstandig. Ik heb dat voor mijn Huygens-site zelf ook gedaan, omdat het Nederlands uit de 17e eeuw nou eenmaal moeilijk te begrijpen is voor de moderne lezer, en ik zelf al een te beroerde Sinterklaasdichter ben om me aan echte poëzie te wagen.

Voor de kenners van vroegmodern Nederlands gaat de sjeu wel een beetje van een toneelstuk af als je het in modern proza brengt, maar voor de meerderheid van het publiek is het een voorwaarde om er nog iets van te kunnen begrijpen.

De prozatekst van regisseur / bewerker Jos Nijhof volgt Vondel op de voet en steekt goed in elkaar. Nijhof veroorlooft zich een toespeling op de toestand van heden; er is sprake van opwarming van de aarde, dank zij Faëtons rampzalige rit.

Natuurlijk associeer je het drama van Faëton gemakkelijk met de actualiteit. Dat was ook al zo bij de vorige opvoering, in 1987 door het Appeltheater in Scheveningen, toen iedereen de vergelijking trok met de Koude Oorlog en de Bom. Tijdgenoten van Vondel zullen Faëton wel vergeleken hebben met prins Willem III. Hij werd naar voren geschoven als kandidaat voor het stadhoudersschap, maar velen vonden hem daarvoor veel te jong en onervaren. Faëton, een stuk van alle tijden!

Al Dente maakt in sommige passages gebruik van een hypermodern middel: een videoscherm. Maar men buit dit minder knap uit dan ik laatst zag bij Nomade. Er verschijnen voornamelijk acteurs op het scherm, die je ook gewoon op de planken had kunnen laten lopen. Ik zat twee uur lang te wachten op een animatie van de zonnewagen die de onfortuinlijke jongeman Faëton naar zijn ondergang voerde, maar helaas vergeefs. In 18e-eeuwse schouwburgen zag je tenminste nog ‘kunst- en vliegwerk’ of een fraaie decorwand met uitbeelding van wat je niet op het toneel kon brengen.

Meer te spreken was ik over het muzikale gedeelte. Nijhof heeft er volgens mij verstandig aan gedaan, de reizangen van de ‘uren’ weg te laten, waarmee Vondel het eerste tot/met vierde bedrijf besloot; anders had het stuk wel kunnen duren tot het krieken van alweer een nieuwe dag. Men had deze reien vervangen door fragmenten uit die mooie, nieuwe, geremasterde CD-Box met het complete oeuvre van de Beatles.

Het viertal uit Liverpool heeft, als je er even over nadenkt, veel gemaakt dat slaat op Faëtons verhaal: Drive my Car, Not Guilty, Here Comes the Sun, Sun King, het werd allemaal ten gehore gebracht in de Waag (ik miste Good Morning, om van Carry That Weight maar te zwijgen). Ik ben – het is raar maar waar - fan van zowel Vondel als de Beatles, en kan muziek uit de 17e eeuw eerlijk gezegd niet langdurig verdragen. Voor mij was de gekozen muzikale omlijsting een magistrale vondst.

Dan datgene waar het natuurlijk in de eerste plaats om gaat: het spel. Al Dentes versie van Faëton ging gepaard met de continue overacting waar zo’n licht tragikomische tragedie om vraagt. Faëton (Bart Verschoor) deed het met veel overtuigingskracht: zijn doorgedraaid enthousiasme in het begin; zijn ontreddering in de slotscène, toen hij geblakerd en met gescheurd hemd naar beneden aan het storten was. Ook Apollo (Kees van Egmond, met fraai gouden pak) maakte een metamorfose door, van een trotse vader naar een diepbedroefde. Verder zette Jasper Groos een knappe, ontredderde Jupiter neer; geen krachtige oppergod, maar een mismanager die in het directieteam van een hedendaagse ambtelijke organisatie niet zou misstaan.

Het spel van Juno (Marije Gamers) was helaas een beetje té. Het bij haar verontwaardiging passende stemvolume was te veel voor die kleine Waag, en haar tekst bleef - althans voor mij, met slechts anderhalf goed functionerend oor - zo goed als onverstaanbaar. Een van de belangrijkste rollen in dit stuk viel daardoor evenzeer in het water als Faëton letterlijk deed.

Ondanks zulke onvolkomenheden kreeg deze opvoering van Al Dente de zaal in zijn greep. Dat neemt niet weg, dat tegen elven, na twee lange bedrijven, ook aardig wat toeschouwers begonnen te schuifelen en draaien; de opvoering was toch aan de lange kant voor de moderne kijker.

 

Komeet

Al Dente’s Faëton valt niet alleen mooi samen met de Kopenhaagse conferentie waar men de (vermeende) klimaatverandering hoopt aan te pakken, maar ook met een andere opmerkelijke gebeurtenis. De aarde trekt deze dagen door de stofwolk van een uitgebluste komeet met de naam… Phaeton. Dat gaat een spectaculaire meteorenregen opleveren.

Na het verlaten van de Waag keek ik naar boven of er iets van te zien was. Maar helaas, motregen drensde in mijn gezicht vanuit een ondoordringbaar wolkenpak. Had die Juno toch weer het laatste woord!

Faëton is nog tot 19 december te zien in de Waag van Leiden.

Frans Mensonides
12 december 2009; laatste aanvulling 29/12/2009
Gezien: 10 december 2009 (première)


Eerder verschenen in dit reeksje over de Gouden Eeuw:

* Pestkoekjes, Theriakel en Scordium; Johan van Beverwijcks Bericht van de pest (1636) (november 2009)
* ‘Voor het verkeerde publiek’: Neerlands Trots in Barre Tijden van Nomade (oktober 2009)
* ‘Brand je niet!’; Quincampoix en Arlequyn actionist (1720) van Pieter Langendijk (september 2009)
* David Beck: verliefdheid en pest in 1624 (augustus 2009)
* Ondergedoken in Beverwijk: Vondels Beeckzang en Palamedes (augustus 2009)
* De echo van P.C. Hooft Deel 1 (Geeraerdt van Velsen) en deel 2 (Warenar) (juni / juli 2009)
* Calvijn, laat-ie fijn zijn! Imago van kerkhervormer opgepoetst (mei 2009)


LITERATUUR:
J. van den Vondel, Faëton Of Reuckeloze Stoutheit. In: Het leven van Vondel door J.F.M. Sterck 1663-1679. Amsterdam 1937. Vondels Werken tiende deel. p. 29-93. webeditie DBNL.
J. van den Vondel, Jeptha of offerbelofte; Koning David hersteld; Faëton of roekeloze stoutheid, bezorgd door J.W.H. Konst. Amsterdam 2004. Deltareeks.
Het Appeltheater, Faëton. Vondel. Regie: Hans Croiset. Scheveningen 1987.
Ovid's Metamorphoses, tr. Anthony S. Kline. A complete English translation and Mythological index.

VERANTWOORDING AFBEELDINGEN:
Gelauwerde Vondel en toneeldecor Faëton overgenomen uit programmaboekje Het Appeltheater
Ovidius overgenomen van Wikipedia D, Ovid
Jan Vos overgenomen van DBNL-pagina Jan Vos ca. 1610-1667
Cast Faëton van Al Dente
Beatles in 1968 overgenomen van Wikipedia (Engels), The Beatles


© Frans Mensonides, Leiden, 2009.