LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
138. ORANJE BOVEN? LEVE DE REPUBLIEK? (28/04/2013)
137. DRIE HOERA'TJES VOOR HET
BLAUWE BEEST: THATCHER (21/04/2013)
136. 50
JAAR LEIDENAAR(DRIELUIK) (07, 10 en 14/04/2013)
135. CLAUDIUS EN NYBORG: MACHT, MACHT EN NOG
EENS MACHT (31/03/2013)
134. CARMIGGELT-ADEPT
(24/03/2013)
133. 85!
MOEDERS VERJAARDAG
(17/03/2013)
‘God schiep de wereld, en de Hollanders schiepen Holland.
Nadat ze het land eerst in de kachel hadden opgestookt’. Het eerste deel van
deze uitspraak is ontleend aan de Franse schrijver Voltaire, het tweede een
toevoeging van mijn gids in Museum De Cruquius. Het gemaal droeg medio de 19e
eeuw bij aan het droogmalen van het Haarlemmermeer, en is nu een museum over
dit huzarenstukje van ons, laaglandbewoners.
De rondleider heeft beslist een punt met zijn opmerking.
Nederland is sinds de 16e eeuw wereldberoemd met het droogmalen van meren en
plassen. Maar veel van die plassen -
Voltaire wist dat misschien niet - zijn ontstaan door al te enthousiast turfsteken
in nog eerdere eeuwen.
Zo was het ook gesteld met de Haarlemmermeer, de ‘waterwolf’
die Amsterdam, Haarlem en Leiden voortdurend bedreigde met overstromingen. Het
meer was ontstaan uit drie kleinere plassen die zich aaneengordden tot één
grote. Die grote plas werd bij elke storm ook weer een stuk groter, en rukte
steeds verder op naar de omliggende steden.
De watermanagers Jan Adriaaanszoon Leeghwater (1575-1650) en
Cruquius (Nicolaas Kruik, 1678-1754) maakten zich, elk in hun eigen eeuw, sterk
voor het temmen van die wolf. Met een molen of 160, in 40 molengangen van elk
4, moest het toch wel te doen zijn. Maar hun plannen stuitten, behalve op de
hoge kosten, ook af op tegenstand van vissers en beurtschippers die hun
boterham verdienden op die 170 km2 grote vijver.
Beroepsactiviteiten die lang niet zonder gevaar waren. Al
was de Haarlemmermeer dan maar een plas, hooguit 4 tot 5 meter diep, het kon er
verschrikkelijk spoken. Je ziet het aan een naam als Schiphol, dat volgens
sommige etymologen ‘scheepshel’ of ‘scheepsgraf’ betekende. Ook Den Ruyghen Hoek,
de pleisterplaats bij het brugrestaurant langs de A4, heet niet voor niks zo.
Leeghwater en Cruquius stierven als verbitterde mannen,
omdat zij hun plannen niet gerealiseerd zagen. In de jaren 40 van de 19e eeuw
besloot men het karwei uiteindelijk toch nog aan te vatten, maar dan met
modernere middelen: stoom in plaats van wind. Er werden drie stoommachines
geïmporteerd uit Engeland; de grootste aller tijden. Zij dreven de gemalen Cruquius,
Leeghwater en Lijnden aan, en slaagden er binnen een jaar of twee, drie in, die
plas met een slordige biljoen liter water leeg te pompen. Op 1 juli 1852 was de
klus geklaard; de waterwolf was niet meer!
Gemaal Cruquius werd in 1932 buiten dienst gesteld. Sindsdien
heeft het fraaie neogotische gebouwtje bij het gelijknamige dorp een museumfunctie.
Zijn twee collega’s doen op de dag van heden nog steeds hun werk, al gaat dat tegenwoordig
natuurlijk niet meer met stoom.
Maar waarom bezoek ik dit museumpje eigenlijk, uitgerekend nu
alle media vol zijn van het nieuwe Rijks Museum? Wel, om drie redenen. In de
eerste plaats ben ik hier op 29 maart, goede vrijdag, en is het Rijks Museum nog
niet open (dit stukje bleef erg lang op de plank liggen, omdat er actualiteiten
tussendoor kwamen). In de tweede plaats word ik doodmoe van die hype rond dat
museum, dat tien jaar heeft gedaan over zijn verbouwing, en zijn eigen naam
niet eens correct kan spellen. Ten derde ben ik er pas nog geweest, toen het nog
in verbouwing was.
En in de vierde plaats (vier redenen dus, in totaal): als je
echt iets wilt weten over hoe Nederland in elkaar steekt, moet je niet daar
zijn, maar hier, in dit gemaal achter de ringdijk. Zonder gemalen zou er
nauwelijks een Nederland bestaan, en helemaal geen Holland. Het wordt hier
vertoond met een schaalmodel in reliëf van ons land, dat om de vijf minuten
onder water loopt. Stel, dat er niets werd gedaan aan waterbeheer, dan liep globaal
gezien de westelijke helft van het land om de haverklap onder water, met het
Rijks Museum en al.
Wat zie je hier nog meer? Onder meer modellen van
watermolens. Maar feitelijk vormt De Cruquius een 1:1-schaalmodel van zichzelf.
Die machtige gietijzeren armen gaan nog steeds op en neer. Maar niet meer door
stoomkracht. Met een druk op de knop wordt een hydraulisch systeem in werking
gesteld dat de zaak in beweging brengt. Per ‘slag’ pompt De Cruquius 64.000
liter water uit de boezem van het Haarlemmermeer. Maar het wordt niet meer door
het gebouw heen in de ringvaart gekieperd, zoals vóór 1932; het is maar voor
het idee. Die ringvaart stond via-via weer in verbinding met de zee. Op deze website wordt de werking van het gemaal nog eens in detail uitgelegd.
Je verwacht hier Japanners en Amerikanen op paasreces, maar
die zijn er niet. Ze lopen zich in de Keukenhof vermoedelijk te verbijten van
de kou en te vergapen aan die ene narcis die zijn kopje boven het maaiveld
heeft gestoken , na die lange winter. Wel worden er diverse schoolklassen
rondgeleid, aan wie ze dit jaar geen vrije goede vrijdag gegund hebben.
De rondleiding boeit de jongedames en –heren maar matig. Ze
vinden het doodnormaal dat ze elke dag droge voeten houden, en niet naar school
hoeven te roeien. Nederlandse kindertjes maken zich nooit dik om water, zoals
Oostenrijkse zich waarschijnlijk niet elke dag dik maken om lawinegevaar.
‘Als jullie toch alleen maar lopen te klieren, dan gaan
jullie maar naar buiten’, bijt een onderwijzeres twee tienjarige jongetjes toe,
die stompen en schoppen aan het uitwisselen zijn. ‘Dit is echt de laatste
waarschuwing, nog één keer en je gaat eruit!’
Intussen vertelt de rondleider over het lot van hun
leeftijdgenoten uit de 19e eeuw die wat minder verwend waren dan zij. Hij is aangekomen
bij de stookplaats, als dat zo heet, waar stokers dag en nacht tonnen en tonnen
kolen naar binnen schepten. Tienjarige jongetjes moesten bij onderhoudsbeurten
de kleinere onderdelen van de installatie reinigen, omdat volwassenen er niet
in konden kruipen.
Buiten maak ik nog een foto van het gemaal naast een modern flatgebouw, dat ze ook maar rond gemaakt hebben, om er niet te zeer bij uit de toon te vallen. Die mensen wonen daar bij gratie van De Cruquius, zoals alle 144.000 Haarlemmermeerders. Ik deed daarbij vandaag eens, wat De Cruquius zelden deed: stilstaan.
FHM
5 mei 2013
© Frans Mensonides, Leiden, 2013