Nr. 154a - zondag 8 december 2013
Opa's hongertocht; het nooit vertelde verhaal (1)





LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

153. HERKEN HET DIEDERIKJE: ONZINNIG PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK (01/12/2013)
152. DUIZENDEN STROOIBILJETTEN; SINT EN SCEPSIS (24/11/2013)
151. IN DE RIJ BIJ HET RIJKS - RIJKSMUSEUM AMSTERDAM HEROPEND (17/11/2013)
150. THIS WAS YOUR LIFE 2.0; DE GEEST IN DE COMPUTER (11/11/2013)
149. EEN KLEIN NAGELTJE AAN HITLERS DOODSKIST; HET OORLOGSDAGBOEK VAN MIJN OMA (03/11/2013)
148. NATIONAAL SCHANDAAL: CARMIGGELT LEEK NIET OP ZICHZELF (27/10/2013)





Op hongertocht. Overgenomen van Clubs. Nederland in Oorlog (in foto’s)


In december 1944, hartje Hongerwinter, ondernam mijn grootvader vanuit Leiden een hongertocht naar Heerhugowaard. 2½ hongertocht, zou ik eigenlijk moeten schrijven; in totaal een kilometer of 400. Eén keer legde hij het traject af op de fiets, in het gezelschap van zijn buurman, om aardappelen te bestellen. De tweede keer maakte hij de tocht met drie collega’s en een handkar, om ze op te halen.

De oogst bedroeg 4 mud, ofwel 280 kilo; 56 kilo per deelnemend gezin. In het driepersoonshuishouden van mijn moeder, oma en opa betekende dat een voorraad voor 2 of hooguit 3 weken. Oneindig lang kon je die aardappelen vanzelfsprekend ook niet bewaren.

Tijdens de tweede tocht reed opa (niet erg goed ter been) op zijn fiets voor de troepen uit. Daarbij liet hij zijn kompanen om de beurt ook wel een stukje fietsen, om eens een andere beweging te hebben dan het trekken of duwen van die kar. Bovendien maakte hij op de terugweg een extra slag Uitgeest – Leiden. Die kar vol aardappelen was bezweken, en mijn opa reed ‘even’ op en neer naar Leiden om nog wat eten te halen, en alvast wat aardappelen te brengen - vermoedelijk.

De eerst tocht duurde van dinsdag 5 tot / met donderdag 7 december 1944, de tweede van zondag 10 tot / met vrijdag 15 december. Alles wat ik erover weet, staat al vermeld op de webpagina die ik onlangs publiceerde over mijn grootmoeders hongerwinterdagboek. Daarin staan enkele zeer summiere aantekeningen over de tocht, die ik aanvulde met wat mij mondeling is overgeleverd – bijvoorbeeld het feit dat opa en de buurman sinterklaasavond doorbrachten in een stal in Heerhugowaard, een verhaal dat bij elk sinterklaasfeest wel even werd opgehaald.

Maar dat dan door mijn oma, die het natuurlijk ook maar had van horen zeggen, en niet door mijn opa zelf. Hij sprak niet graag over zaken uit het verleden, ongeacht of die aangenaam waren of niet. ‘Vroeger is nu niet’, luidde zijn adagium.

Met zo’n houding ben je natuurlijk wel de dood in de pot voor historieschrijvers. Ik had een pakkend verhaal willen schrijven over de hongertocht, alsof ik er zelf was bijgeweest, ‘gebaseerd op ware feiten’, zoals dat heet (alsof je ook onware feiten zou hebben). In de bibliotheek en op het web sloeg ik allerlei gegevens na over hongertochten in het algemeen, om die van mijn opa te kunnen reconstrueren.

Maar ik bezit te weinig fantasie om de gaten in het verhaal te kunnen dichten, een ernstig gebrek voor een schrijver, en dat ben ik dan ook niet. Het voelt ook aan als geschiedvervalsing, als je allerlei dingen erbij verzint. Ik heb ervan afgezien, en dis nu dan maar wat gegevens over hongertochten op, die ik verzameld heb. Nog steeds met het doel, iets meer te snappen van die tocht van mijn opa, waar ik niet bij was, en niets meer over kan vragen.

Ik heb voldoende materiaal vergaard voor twee afleveringen van FHM’s. De tweede verschijnt op 15 december, de dag van opa’s thuiskomt met de aardappelen, 69 jaar geleden.



In de loop van de herfst van 1944 werd de voedselsituatie in het westen van Nederland steeds nijpender. Wat je nog op je bonkaarten kon krijgen, was te veel om van te sterven en te weinig om van te leven: 2 kilo aardappelen en 1 kilo brood per persoon per week.

Mijn oma pakte, ondanks haar wankele gezondheid, eind november twee maal de fiets om aardappelen te kopen in de Haarlemmermeerpolder. De eerste keer was zij 5 uur onderweg voor 10 kilo, de tweede nog een uur langer voor slechts 5 kilo; amper genoeg voor 2 dagen.

Aardappelen waren letterlijk goud waard in die tijd. Zij vormden vrijwel de enige bron van koolhydraten, onmisbaar in je voeding. Alle reden om ze te proberen te bemachtigen. Veel mensen hadden ook in jaren zonder schaarste al de gewoonte om in november een wintervoorraad voedsel, waaronder aardappelen, aan te leggen. 

Je moest steeds verder weg om aardappelen te kunnen kopen. De Haarlemmermeer was spoedig leeggevist door hongerigen uit Amsterdam, Haarlem en Leiden. Ook in de omgeving van Purmerend werd al steeds vaker nee verkocht. In de Kop van Noord-Holland moest je wezen! In december volstond nog een tocht naar de omgeving van Alkmaar; na de jaarwisseling werd het doel van de meeste hongertrekkers: de Wieringerwaard.

De routes naar het noorden vertoonden het beeld van een onafzienbare stoet trekkers, over polderwegen, in gure wind, langs kale winterbomen. Naar schatting waren er die winter elke dag 50.000 hongertrekkers tegelijk onderweg in heel Nederland, waaronder ongeveer evenveel mannen als vrouwen. Als transportmiddel voor het voedsel kon alles dienen wat wielen bezat: fietsen met houten of helemaal geen banden, handkarren in alle soorten en maten, kinder-, poppen- en wandelwagens…

Hoe de handkar van mijn opa en zijn collega’s eruit heeft gezien, weet ik niet. Bij de verhalen die ik als kind hoorde, zag ik altijd een soort bolderkar voor ogen met een houten trekker. Maar nu denk ik meer aan zo’n lang, hoog geval met twee grote wielen. Gewoon om er iets bij te zien. Als ik op de foto boven dit stukje de twee trekkende vrouwen even omdenk tot mannen, en mijn opa in gedachten op die fiets plaats, is mijn beeld compleet.

De vraag kwam bij me op of opa en de buurman – die in het dagboekfragment over de tweede tocht niet meer genoemd wordt – die aardappels niet beter met de fiets hadden kunnen ophalen. Maar 4 mud was bij nader inzien toch meer dan ik dacht. Hoeveel is een mud? Je hoort het woord zelden meer. In mijn zeer prille jeugd werden kolen per mud besteld en geleverd. Een mud was oorspronkelijk een inhoudsmaat: 100 liter. Maar bij aardappels en kolen rekende men liever met gewicht: 70 kilo.

Ik koop in mijn eenpersoonshuishouden aardappels altijd per kilo (en schil ze veel dunner, sinds ik dat dagboek heb gelezen). De grootste voordeelzak in de supermarkt bevat 10 kilo. Als je probeert, 28 van die enorme, nauwelijks te verplaatsen balen voor ogen te zien, zie je dat het onmogelijk is, die hoeveelheid te vervoeren met twee fietsen.

De handkar dus. Toch was het handig om ook een fiets bij de hand te hebben. Bijvoorbeeld om even de weg vóór je te verkennen. Gevaren loerden alom: razzia’s op mannen voor de Arbeitseinsatz; inbeslagname van het ten koste van zoveel ontberingen veroverde voedsel.

De nazi’ s waren tegen de zwarthandel waarmee de hongertochten gepaard gingen. Zij vonden dat Nederland de honger aan zichzelf en aan de geallieerden te wijten had. Door de militaire acties van de laatsten was het verstedelijkte westen gescheiden van de voorraadschuren in het noorden en oosten van het land. Bovendien was als gevolg van de spoorwegstaking de distributie van voedsel vrijwel tot stilstand gekomen. Men moest het dus maar doen met wat verkrijgbaar was op de bon. Maar hoe meer van hun oogst de boeren zwart verkochten, hoe schameler de rantsoenen werden. Waardoor weer steeds meer mensen de boer op gingen.

De overheid in Noord-Holland gedoogde het vervoeren van een half mud aardappelen per persoon; grotere voorraden konden in beslag worden genomen. Vooral bij de ponten over het Noordzeekanaal en het IJ werden hongertrekkers staande gehouden. Maar dat gebeurde lang niet altijd; er was een groot gebrek aan mankracht. Echt berucht waren de Landwachters, foute Nederlanders met een uniform en een ‘spuit’ (geweer), die de machteloze trekkers van hun aardappelen beroofden, en die ongetwijfeld zelf opaten.

Aardappelen die meestal voor grof geld gekocht waren. Vele gezinnen spendeerden er hun complete financiële reserves aan, hun potje voor de oude dag. Oma schreef in november in haar dagboek dat een mud aardappelen op de zwarte markt 150 gulden kostte. De aardappels waren toen al 30 keer zo duur als vóór de oorlog, maar helemaal aan het eind van de Hongerwinter was de prijs wel 100 keer of meer over de kop gegaan. Behalve de spaarduiten van de stedelingen, accepteerden de boeren ook sieraden en kleding.

Wat dat alles betekende voor het imago van de boeren? Lees hieronder verder!

FHM
8 december 2013

VOLGENDE AFLEVERING: HIERONDER


 

Nr. 154b - zondag 15 december 2013
Opa's hongertocht; het nooit vertelde verhaal (2)


VORIGE AFLEVERING: HIERBOVEN




Hongertocht per fiets

Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam. Overgenomen van: D. Barnouw, De hongerwinter. Hilversum 1999 p.47


De boeren maakten zich niet altijd populair in de Hongerwinter. Mijn moeder heeft het nog wel eens over ‘die stinkboer’ die haar ruilwaren te min vond voor een liter melk, en haar afscheepte met een halve. Maar die kwalificatie was zeker niet van toepassing op de boer die haar een bord pap gaf. Ook dat zal zij nooit vergeten.

De boer als boeman of als redder. Dat wisselende beeld komt naar voren uit verhalen over de hongertochten. Afwijzende of soms ronduit hatelijke bordjes lazen de hongertrekkers langs de weg: ‘De linnenkasten zijn vol, we ruilen niet meer’, of zelfs: ‘Ruilen tegen eten’. Op sommige erven kon de uitgemergelde hongertrekker ook nog een bijtgrage hond achter zich aan krijgen.

Maar er waren ook behulpzame boeren, die hun aardappels voor een zacht prijsje verkochten, of de trekkers gratis logies verschaften. Mensenmassa’s in een stal; omstandigheden die helaas bijdroegen aan de verspreiding van besmettelijke ziekten.  Zulke gastvrije boeren namen dan soms wel de Ausweis van hun gasten in bewaring. Al te vaak was het hun al overkomen, dat de logees ‘s nachts voedsel stalen, en ’s morgens gevlogen bleken.

Een boer uit Santpoort zag per dag soms meer dan duizend mensen langs zijn hoeve trekken en gaf per nacht zo’n 15 mensen gratis onderdak. Zelf kon hij ook geen eten meer missen. Maar zijn gasten vertrokken de volgende ochtend niet voordat zijn moeder een kop warme koffie voor hun had ingeschonken.

Dat vertrek vond meestal plaats om 4:00 uur, meteen bij het einde van de spertijd. Tot zonsopkomst liepen de trekkers zeker vier uur lang in een zo goed als volledig duister; hoe hebben zij hun weg nog kunnen vinden?

Mijn opa’s tweede tocht, die met de kar, ging vermoedelijk in twee dagmarsen. Het zou me niets verbazen als hij en zijn metgezellen uitgerekend bij deze boer uit Santpoort overnacht hebben; zijn hoeve lag zo ongeveer halverwege Leiden en Heerhugowaard.

Dat brengt me bij de route die zij afgelegd hebben. Heerhugowaard ligt zo’n 70 kilometer ten noorden van Leiden. Tien tegen een hebben zij door de Bollenstreek het spoor gevolgd van de Blauwe Tram, de Bollentram, die de dienst al veel eerder in de Hongerwinter gestaakt had. Ik liep dat stuk in 2010, en werd overmand door valse nostalgie naar het sombere tijdperk (1932-1949) dat die tram daar reed. En ik dacht toen nog niet eens aan die hongertocht; geen woord erover, in dat artikel.

Op de Rijksstraatweg in Haarlem Noord moet opa zijn voormalige werkplek gepasseerd zijn, het Raadhuis van de (in de tussentijd opgeheven) gemeente Schoten. Ook kon hij enkele van zijn eigen creaties begroeten, huizen aan onder andere het Raadhuisplein en de Zaanenlaan; zie dit stukje. Daarna misschien die overnachting in Santpoort. Het Noordzeekanaal zullen ze zijn overgestoken met de Velserpont. Die voer indertijd nog, en de sluizen van IJmuiden waren afgesloten; die behoorden tot het Sperrgebiet van de Atlantikwall.

Vervolgens zullen ze via Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest, Akersloot en De Boekel langs Alkmaar naar Heerhugowaard getrokken zijn, de kortste weg.

Bij de fietstocht moesten ze op de terugweg daarvan afwijken. Mijn opa en zijn buurman werden geconfronteerd met berichten over een razzia in Haarlem. Die is bekend komen te staan als de ‘Sinterklaasrazzia’. Mannen van 16 tot 40 jaar oud waren vogelvrij; ze hadden zich al lang moeten melden voor de Arbeitseinsatz. Velen doken onder, maar brachten de sinterklaasavond door bij hun gezin. De Duitsers hadden ze maar voor het ophalen, deur na deur. De gearresteerden werden in Rees bij Kleve ingezet voor onder meer het graven van schuttersputjes. Bijna 100 mannen zouden omkomen.

Ook hongertrekkers die toevallig in Haarlem verbleven, waren de pineut. Mijn opa was met zijn 49 jaar te oud voor dwangarbeid. Zijn buurman misschien niet. Maar je zocht de confrontatie met de Duitsers so wie so liever niet op. De twee buren reden om via Amsterdam, hebben de nacht vermoedelijk doorgebracht bij mijn grootvaders broer die daar woonde, en liepen een dag vertraging op.

Nog moeilijker is de tijdlijn te reconstrueren van de tweede tocht die, inclusief vertrek- en aankomstdag, zes dagen duurde. Op de pagina over mijn oma’s dagboek kwam ik er niet helemaal uit.

Over één ding bestaat echter geen greintje onzekerheid: de weersomstandigheden tijdens de tocht. Het KNMI ging in de oorlogsjaren onverdroten door met het bijhouden van de weerstatistieken. Via hun site zijn alle dagelijkse weerrapporten sinds 1 januari 1901 te raadplegen, inclusief die uit de Hongerwinter.

In januari 1945 was een hongertocht bijna ondoenlijk, met aanhoudende strenge vorst en sneeuw. Het weer in de eerste helft van december 1944 was echter niet ongelijk aan dat van herfst 2013: guurheid, veel wind en vooral heel erg veel regen.

Op de eerste tocht, de driedaagse fietstocht, moet de laatste dag de meest barre geweest zijn: langdurige regenval en een straffe ZZW-wind pal tegen, op de terugweg uit Amsterdam. Op de andere twee fietsdagen was het overwegend droog.

Ook de zesdaagse tocht met de kar kent zo’n tweedeling. De eerste drie dagen overvloedige regenval, die de trekkers toch wel ontzaglijk moet zijn gaan vervelen. De laatste drie dagen was het iets vriendelijker weer. Het kwik schommelde tijdens beide tochten rond de 5 graden, normaal voor de tijd van het jaar, en eigenlijk nog een meevaller: in ieder geval geen sneeuw of ijzel.

Onder zulke redelijk gunstige omstandigheden liepen de trekkers op de laatste dag van hun expeditie, vandaag 69 jaar geleden, in één ruk van Uitgeest naar Leiden, 50 kilometer in 11½ uur. Dat komt neer op bijna 4½ km/uur, met een gerepareerde kar met een kwart ton aardappelen erop. Het is mogelijk, als je de stal ruikt, en je je beloning voor ogen houdt: de vreugde van je gezin, bij het zien van die berg voedsel.

De ergste vijand van de hongertrekkers, erger nog dan Landwachters en onbehulpzame boeren, was de honger zelf. Achterblijvende gezinsleden spaarden eten uit hun mond om de trekkers te kunnen voorzien van proviand. Hongerende mensen kunnen ongekende krachtenreserves aanboren voor het zoeken naar eten. Toch overleefden velen hun tocht niet. Hun lichamen lagen langs de trekroutes, naast de primitieve vervoermiddelen waarmee zij voedsel naar huis hadden willen vervoeren.

‘Mijn man heeft zijn leven gewaagd voor die aardappelen’, zei mijn oma tegen een deftige dame die haar bontmantel ervoor wilde ruilen. En zo was het.

FHM
15 december 2013
Laatste aanvulling: 16 juli 2018

 


Bronnen (onder andere):

D. Barnouw, De hongerwinter. Hilversum 1999.
Gonny Bontje-Schuit, Hongerwinter 1945, reis naar de Noord, dagboek van twee hongertochten van Leidschendam naar Noord-Holland. Alphen a/d Rijn 2005.
G.J. Kruijer, Hongertochten; Amsterdam tijdens de hongerwinter, Meppel  1951.
Alphons Siebelt, De Leidse voedselvoorziening in de Hongerwinter. Leiden 2018.langzaam
Dick Verkijk,
  De Sinterklaasrazzia van 1944. Soesterberg 2004.



VOLGENDE AFLEVERING:
DE BONNEFANTEN-TOP-5 (22/12/2013)


© Frans Mensonides, Leiden, 2013


<< naar thuispagina Frans Mensonides