LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
150. THIS WAS YOUR LIFE 2.0; DE GEEST IN DE COMPUTER (11/11/2013)
149. EEN KLEIN NAGELTJE AAN HITLERS
DOODSKIST; HET OORLOGSDAGBOEK VAN MIJN OMA (03/11/2013)
148. NATIONAAL SCHANDAAL:
CARMIGGELT LEEK NIET OP ZICHZELF (27/10/2013)
147. GEJEREMIEER TEGEN SJERREMIE /
CLUSTERENDE LIFTEN (20/10/2013)
146. ZAGEN EN MALEN; MOEDER IN HET
WOONNZORGCENTRUM (13/10/2013)
145. HET EI VAN ZWOLLE; OPNIEUW:
MUSEUM DE FUNDATIE (06/10/2013)
Rijks Museum, zoals ze zelf foutief spellen. En ik sta er al
een hele tijd voor in de rij, de Rij van het Rijks. Na een verbouwing die tien
jaar in beslag nam, is het Rijks Museum in Amsterdam afgelopen april weer
geopend voor naar schoonheid hakend publiek uit Nederland en de rest van onze
Aarde.
Van de zomer kon ik mijn nieuwsgierigheid naar het verbouwde
Rijks Museum niet opzouten tot de nieuwe jaargang van FHM’s. Ik bezocht het
alvast in het gezelschap van een Amsterdamse kennis. We deden de 17e, tevens
Gouden Eeuw en de eerste helft van de 20ste, het stuk van die eeuw dat we
beiden niet zelf meegemaakt hebben. Het was op een snikhete zondag in juli. Een
zeer geschikte dag, want niemand wilde met die hitte in een museum
rondbanjeren, en in die koele, hoge zalen was het zeer goed uit te houden.
Nu, op een regenachtige novemberzaterdag, mag ik vier keer
in de rij staan. Eerst alleen al om binnen te komen. Want de binnenplaats van
het Rijks Museum mag dan bij het gebouw zijn getrokken; het gebouw is naar de
smaak van de bewakers toch nog heel gauw te vol. 1500 bezoekers per dag, het is
niet niets!
Dan volgt de rij bij de kassa. Vervolgens sta je opnieuw in
de rij voor de balie van de garderobe, die ze best wat ruimer hadden mogen laten
uitvallen. Ben je, na je van jas en tas ontdaan te hebben, dan al zo uitgeput
en hongerig dat je meteen aan de koffie en de gevulde koek moet, dan vind je
een nieuwe deceptie op je pad. Ook voor het restaurant van het Rijks Museum staat
een lange sliert mensen. Een deftig etablissement, trouwens, met obers strak in
het pak, navenante prijzen en zonder gevulde koeken; ik was er van de zomer met
mijn Amsterdamse kennis.
Ik sta in totaal een kleine drie kwartier in de queue – en
dan heb ik het restaurant deze keer nog laten lopen, omdat ik al staande nog
een overgeschoten homp brood van mijn vrijdagse kantoorlunch uit mijn jaszak kon
opdelven. En al die tijd sta ik te denken aan het Hongerwinterdagboek van mijn
oma, dat ik onlangs publiceerde. In die tijd stonden in ze de rij voor een pannetje
halfbedorven koolstronkensoep of een half litertje melk. Eigenlijk zou een mens
zich alleen bij grote schaarste bij een rij moeten aansluiten. Niet voor
cultureel genot dat alleen maar een rol speelt in tijden van overvloed, omdat
de mens dan ineens niet bij brood alleen wil leven.
Binnen komt snel een eind aan mijn knorrige gedachten als ik
de donkere, stemmige afdeling 1100-1600 binnenloop. De kunstwerken van maar
liefst een half millennium staan fraai te pronken in mild verlichte vitrines.
Ik besluit mijn traditionele museum-top-3 vandaag samen te stellen op deze
afdeling. Daarover meer aan de voet van deze column.
Tijdens de verbouwing toonde het Rijks Museum alleen werken
uit de 17e eeuw; ik schreef erover in 2010. Die werken vormen ook nu nog de
hoofdmoot. Die afdeling is verreweg de grootste, en het is er onaangenaam druk.
Ja, de Nachtwacht kan het wel hebben. Die is groot genoeg; die zie je echt wel
hangen, ook al hebben ze er ooit een flinke strook afgesneden, omdat hij niet
paste. Maar een kleine schilder als Vermeer (kleine schilder? Ik bedoel: een
groot schilder van kleinere schilderijen) verzinkt helemaal in de drommen
mensen die ervoor staan.
Ik wijk uit naar de 18e eeuw. Die is veel rustiger, maar ook
veel minder boeiend. Degenen die er in
geleefd hebben, zijn niet te benijden. Zij kochten kunst in de stijl van hun
bet-overgrootouders, van het oude geld, vergaard door hun bet-bet-overgrootouders.
Uit pure verveling gaven zij zich onder het mom van Verlichting bij Felix
Merites over aan natuurwetenschappelijke experimenten. Protserige, buikende commodes
en sauskommen completeren het beeld van de vervelendste eeuw uit onze historie.
Dit is toch de verdienste van dit museum. Het is niet veel
groter dan het voor de verbouwing was. Geen honderden zalen, zoals in het
Louvre, waar de mensen toch ook alleen komen voor de Mona Lisa van Leonardo en
de Venus van Milo. In het Rijks beleef
je in een verloren uurtje een complete eeuw, met summier maar toereikend
commentaar. En als je er echt dieper in wilt duiken, wacht thuis altijd nog de website
op je, met tien keer zoveel werken als in het Louvre staan opgesteld.
Al een half uur voor sluitingstijd worden we door een
luidsprekerstem naar de uitgang gedirigeerd. Als ik in de hal aankom, zie ik
waarom: een werkelijk hectometers lange rij van mensen met hun jassennummertjes
in de hand.
Dit museum laat desondanks toch een positieve indruk achter.
Ach, als het niks voorstelde, stonden ze er niet voor in de rij, toch?
-
Echt een grote toer is het niet om een top-3 samen te
stellen op de afdeling van vóór 1600. Originaliteit was geen vereiste in die
lang vervlogen eeuwen. Alle annunciaties, driekoningen, kruiswegen,
kruisigingen, kruisafnamen en opstandingen lijken als broertjes en zusjes op
elkaar. Voor de top-3 kwamen als vanzelf de uitbijters bovendrijven, de
apartjes in de collectie.
Nummer één naar mijn smaak is de Kruisdraging van Quinten
Massijs, daterend van 1510 à 1515, en dus een half millennium oud (zie plaatje boven dit artikel). Deze is heel
anders dan andere kruisdragingen. De Jezus lijdt echt zichtbaar, waar hij op
andere werken meestal slechts duldt, met een weinigzeggende gelaatsuitdrukking.
En de bespotters bespotten hem echt, met groteske, bijna karikaturale koppen.
Zo’n schilderij waarnaar je nog even terugloopt voor je het museum verlaat, om
het nog één keer goed op je netvlies vast te hechten.
Op 3 het niet meer aan de romp vastzittende ‘Hoofd van
Johannes de Doper’, rond 1500 gehouwen door een anonymus. Dat zit ik op mijn
lijst omdat het knap (gruwelijk) gemaakt is, en ook omdat het me natuurlijk
meteen doet denken aan dat liedje van Drs. P.: ’Johannes de Doper’. Volgens de
oude boeken presenteerde koning Herodes Antipas het hoofd van Johannes aan zijn
dochter Salomé, op een schaal. Volgens
de doctorandus echter, belandde de kop van Antipas zelf op die schaal, in een
bedje van o.a. sassafras.
Raar einde, zowel van dat lied als van dit stukje!
FHM
18 november 2013
Er geweest: zondag 21 juli en zaterdag 9 november 2013.
© Frans Mensonides, Leiden, 2013