LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
156. DAGBOEK VAN EEN KERSTWEEK: DICTEE EN DINER (29/12/2013)
155. DE BONNEFANTEN-TOP-5
(22/12/2013)
154. OPA's HONGERTOCHT, HET NOOIT
VERTELDE VERHAAL (08 en 15/12/2013)
153. HERKEN HET DIEDERIKJE:
ONZINNIG PSYCHOLOGISCH ONDERZOEK (01/12/2013)
152. DUIZENDEN
STROOIBILJETTEN; SINT EN SCEPSIS (24/11/2013)
151. IN DE RIJ BIJ HET RIJKS -
RIJKSMUSEUM AMSTERDAM HEROPEND (17/11/2013)
Oooh, the machine of a dream
Such a clean machine
With the pistons a-pumpin’
And the hub caps all gleam.
Ik snap niet, waarom ik elk jaar toch weer luister naar de
Radio 2-top-2000. Ik heb zelf een veelvoud van dat tweeduizendtal aan popnummers
op mijn computer staan, en daar staat geen enkele flop tussen; de flops heb ik
al lang gewist. En in de top-2000 heb je toch elk uur wel een paar nummers, waarvan
je je in gemoede afvraagt, hoe mensen erop hebben kunnen stemmen.
Dat aantal groeit en groeit van jaar tot jaar, met het
klimmen van mijn leeftijd en het verder in de vergetelheid raken van de sixties.
‘Lazy Sunday’ van The Small Faces bijvoorbeeld, mijn klasseavondfavoriet van
weleer - hier bejubeld in een voorloper van deze rubriek; zie rechtercolumn
onderaan- bungelt vervaarlijk boven de afgrond. Hij is gezakt naar 1968, maar
is ook afkomstig uit dat jaar, wat ik dan wel weer een veelbetekenend toeval
vind.
De herinneringen, daarvoor luister je naar de top-2000; al
die herinneringen van jezelf, en die van luisteraars. Herinneringen aan songs
op de klanken waarvan zij bijvoorbeeld hun maagdelijkheid hebben verloren, of
hun geliefde de laatste adem uitblies. Het is allemaal heel erg persoonlijk.
De meest afgrijselijke plaat van die 2000 – afgezien van de tien hits van die zingende bierton
Hazes die er postuum nog steeds in staan – vind ik ‘Barcelona’ van Freddy
Mercury en Montserrat Kavalje. Er zijn heel geslaagde huwelijken geweest tussen
pop en klassiek, maar dit meer dan pretentieuze gegier en geblčr… hoort er nu
eenmaal ook bij, omdat dit nu eenmaal de top-2000 is. Eén keer per jaar is hij
nog wel te harden.
Herken je trouwens de onvergetelijke woorden boven dit
FHM’etje? Waarschijnlijk niet. Of je moet, zoals mijn broertje deed, in 1976
het singletje ‘Bohemian Rhapsody’ van Queen gekocht hebben. Op de B-kant
daarvan stond namelijk ‘I’m In Love With My Car’ en daar is dit citaat uit.
‘I’m In Love With My Car’ is een stevig rocknummer, begeleid
door motorgeluiden, zonder ook alweer die operette-pretenties die ‘Bohemian Rhapsody’
uitstraalt. Het gaat ook nog ergens over, nl. over een fetisjist die op auto’s valt
in plaats van op meisjes (‘Told my girl I have to forget her/ Rather buy me a
new carburetor’). Een raar onderwerp voor op de site van een OV-adept, maar het
gáát tenminste ergens over.
‘Bohemian Rhapsody’ heb ik ook al eens besproken, in een
vroeg FHM’s A-viertje. Ik vraag me af wat er gebeurd zou zijn als de radio-dj’s
dit plaatje indertijd nou allemaal eens té raar hadden gevonden, en het
omgedraaid hadden. Zou ‘I’m In Love With My Car’ dan een nummer-1-hit geworden
zijn in de UK en bij ons? En nu ook op 1 gestaan hebben in de Radio 2-top-2000?
Maar de geschiedenis kent geen ‘als’…
*
Aan de Nationale Wetenschapsquiz heb ik net zo’n hekel als
aan het Groot Dictee (zie de aflevering van vorige week), en ook exact om
dezelfde reden: hij roept herinneringen op aan mijn schooljaren. Wetenschap
omvat nogal het één en ander; je kunt aan de Nederlandse universiteiten in
tientallen takken van wetenschap afstuderen (in Groningen zelfs in de
psychiatrische kwakzalverij). Maar de Nationale Wetenschapsquiz drijft toch wel
heel sterk op natuurkunde. En die weer op het drijven van voorwerpen in water.
Natuurkunde leek me heel erg interessant toen ik het nog
niet had. Maar mijn successieve docenten op de middelbare school hebben mijn interesse
ervoor doen omslaan in haat. Natuurkunde, het was een moeilijk vervulbare
vacature. Afgestudeerde fysici gingen allemaal leukere en lucratievere dingen
doen dan voor de klas staan.
De eerste van een lange reeks docenten heb ik al eens
geďntroduceerd. Hij was heel knap, maar kon zijn kennis niet overbrengen; een
eigenschap, waarop een docent toch in de eerste plaats beoordeeld wordt. ‘In
goed overleg’ met de rector werd hij uiteindelijk ontslagen.
Nummer twee was een hypernerveuze jongejuffrouw, aan wie je
ook al op een hectometer afstand afzag dat ze het gewoon weg niet hád. Slechts
één lesuur hebben wij haar voor de klas mogen hebben. In de pauze daarop legden
twee leerlingen uit de derde klas een gedicht op haar bureau dat handelde over
een klein lichamelijk gebrek, dat geen bezwaar had gevormd bij haar
aanstelling. Ze had een hazenlip, maar volgens de dichteressen een ‘lijpe bek’
en was daarenboven ‘knettergek’.
Ontsteld toog de lerares met dit gedicht naar de rector. Die
schorste beide leerlingen, die elkaar het auteurschap in de schoenen schoven.
De ouders van een van beiden maakten bezwaar, haalden de lokale kranten erbij,
en het werd een geweldige rel, tot in de landelijke media aan toe. In het
tumult vertrok de lerares, na een dienstverband van slechts drie dagen – en na
goed overleg, uiteraard.
De rector is nog alle klassen langs geweest om het gewraakte
gedicht voor te dragen, zodat wij ons een mening konden vormen over hoe erg het
was. Hij declameerde het met een ernst en een galm alsof het van Horatius was; veel
en veel te veel eer, werkelijk waar.
Toen kregen we een jonge, vroegoude lerares die veelvuldig
moest verzuimen wegens migraine. Zij was nog een graadje erger dan wat we tot
dan toe gehad hadden. Niet alleen begreep ze niets van de pubers die haar
auditorium vormden; ook van natuurkunde snapte ze onder ons gezegd niet veel.
Proeven die zij voor de klas deed, mislukten steevast;
stroomkringen tartten alle elektrische wetten, als zij de volt- en de weerstandsmeter
hanteerde. In een proefwerk dat zij eens gaf, zat een opgave die niet klopte. Het
ging over een kurk die op water dreef (daar ging het vaak over). Als je alles volgens
de regels der kunst uitrekende, was de uitkomst van de som, dat de kurk boven
het water zweefde, zodat je wel moest aannemen dat hij een negatieve massa had.
In opgaven die zij voormaakte op het bord, raakte zij
doorgaans hopeloos verstrikt. Als goede leerlingen (ik dus niet) dan zo behulpzaam
waren om aanwijzingen door de klas te gaan roepen, dan brandden haar eigen weerstanden
door. Ze kreeg dan voor de klas een hevige drift- en gilaanval, waarbij haar
gelaat een dieppaarse teint aannam en tot angstwekkende proporties opzwol. Dat
was dan weer helemaal niet goed voor haar migraine.
Er was niet veel beters beschikbaar in de
kaartenbak van het
arbeidsbureau. Daardoor heeft het nog een paar jaar geduurd, voordat
ook zij
het goede exitgesprek kreeg, waarmee vele dienstverbanden op die school
eindigden. Er moet daar veel verbeterd zijn, de afgelopen 40 jaar;
tegenwoordig mogen ze zich tooien met het etiket 'Excellente
school'.
Toen kregen we een leraar, waarop nu eens weinig was aan te
merken – behalve dan dat hij sprak met een opvallend nasaal, slepend, saai
stemgeluid, tráááág, let-ter-greep voor let-ter-greep. Als hij het had over ‘longitudinale
en transversale harmonische trillingen’ en ‘centrifugale en centripetale
krachten’, viel ik subiet in slaap.
Met zo weinig bagage als ik heb opgedaan, hoef je voor de Nationale
Wetenschapsquiz de tv niet eens aan te zetten. Dat heb ik dan ook niet gedaan.
FHM
5 januari 2014
© Frans Mensonides, Leiden, 2014