Nr. 221 - zondag 13 maart 2016
Het circus Jeroen Bosch (1): Time slot

LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

220. 'LOPEND BUFFET'; DE MYSTERIEUZE HYPALLAGE (06/03/2016)
219. 'HUPPAKEE!'; EUTHANASIE OP DEMENTERENDEN (28/02/2016)
218. LOCATION TRACKING APP; OF: HET RECHT OP ZWERVEN (21/02/2016)
217. 'WE ZITTEN ER MOOI TUSSCHEN', OORLOGSBRIEVEN UIT APELDOORN (14/02/2016)
216. NUMMERTJES TREKKEN BIJ HET ARTSENLAB (07/02/2016)
215. STROOMLOOS, EN METEEN STROMENLOOS (31/01/2016)








Ik begin een hekel te ontwikkelen aan tentoonstellingen met een ‘time slot’, waar je alleen binnen mag op het uur en de dag waarvoor je – vaak al weken van tevoren – gereserveerd hebt. De voorpret duurt dan zo lang, dat alle pret al op is als je voor de poorten van het museum staat. De tentoonstelling kan dan alleen nog maar tegenvallen, en doet dat dan meestal ook.

Ik had het vorig jaar in het Rijks Museum bij die ‘once in a lifetime’-expositie van Rembrandt. En ik had het weer afgelopen zaterdag bij Jeroen Bosch in het Noord-Brabants Museum in Den Bosch.

Het zal vrijwel niemand ontgaan zijn: we herdenken dit jaar de 500ste sterfdag van de Bossche schilder die leefde op de grens van middeleeuwen en renaissance (en op die van de waanzin, naar te vrezen valt). Ter gelegenheid van dat jubileum zijn een twintigtal van zijn schilderwerken en enkele tientallen tekeningen uit alle hoeken van de aardkorst teruggeroepen naar Den Bosch. Dat ging en gaat gepaard met een ongekend mediacircus, talloze manifestaties, diverse tv-documentaires en de koning die de expositie in een live-tv-uitzending opende.

Die publiciteit lokt stromen bezoekers naar het museum. Dat moet ook, want de aanzienlijke kosten voor de tentoonstelling moeten terugverdiend worden in de korte tijd dat de schilderstukken in Bosch’ geboortestad mogen logeren. Daarom laten ze veel te veel mensen toe tijdens zo’n time slot, zodat je in het museum toch nog voor elk schilderij moet dringen, stompen en elleboogwerken, om er iets van te zien.

Als je eenmaal binnen bent, mag je wel zo lang blijven als je wilt; dat nog wel. Ik spendeerde er 9 kwartier om ruim 100 museumstukken (min of meer) te bekijken en te eindigen met wat ik ‘museumpoten’ noem; stalbenen. 100 kunstwerken; naast die van Bosch zelf hangen er ook veel van navolgers, tijdgenoten en kopieerders.

En dan had ik nog wel tactisch een time slot gekozen aan het eind van de middag. Ik speculeerde erop dat het museum tegen sluitingstijd uiteindelijk langzamerhand wel iets leger zou raken en het zicht op de schilderijen iets zou opklaren. Wat heet trouwens: ’tactisch’: er was, toen ik reserveerde, geen ander time slot meer beschikbaar dan dat op het bitteruur. Ik mocht binnenkomen tussen 16:00 en 17:00 uur. Het museum sloot om 19:00 uur. Op de dag dat ik dit schrijf, is heel maart al bijna volgeboekt en zijn er extra time slots bijgekomen in de nog latere avonduren.

Al even teleurstellend: ik had de ijdele hoop, op die expositie Bosch eindelijk te doorgronden. Ik dacht: als ik maar eenmaal tegenover zijn werken sta, dan doorschouw ik ineens bij intuďtie, waarom hij toch al die vreemde wezens schilderde waar hij nu wereldberoemd om is. Was het louter om zijn waarschuwing voor de hel kracht bij te zetten, gebruikte hij bedwelmende middelen die visioenen veroorzaakten, wilde hij lollig zijn, was hij gewoon gek, of bezat hij alleen maar een ongebreidelde fantasie? We weten het niet; er is te weinig bekend over zijn leven. En de tentoonstelling helderde het ook niet op.

Al met al had de expositie ‘Van Bosch tot Bruegel’, die ik laatst zag in Boijmans van Beuningen, toch een grotere amusementswaarde, hoewel die maar bedoeld was als voorproefje van deze.

Maar goed, ondanks al dit inleidende gemopper, toch een Jeroen Bosch-top-4.




Op nummer 4: ‘Het laatste oordeel’ (1486 of later). Dit triptiek is normaliter te zien in het Groeningemuseum in Brugge, dat ik afgelopen zomer voorbijliep, omdat ik liever ging wandelen. Rechts op de afbeelding hierboven één van de gruwelijke details waarmee het gevuld is en die je achter je computer pas echt goed in je kunt opnemen. Het volledige drieluik, inclusief de dichtgeklapte versie, zie je in de Wikipedia.

Dit Laatste Oordeel zou heel goed tot inspiratie kunnen hebben gediend voor het gelijknamige werk van Lucas van Leyden, dat het pronkstuk vormt van De Lakenhal in Leiden. Van Leyden kan er ook wat van, als het gaat om infernale taferelen, maar Bosch wist hij toch niet te overtreffen in helse horror.

Jeroen Bosch zou voor zijn afbeeldingen van de hel geďnspireerd zijn door een grote stadsbrand die hij als kind gezien had. Uit de tunnel naar het hemelse licht, die afgebeeld staat op de buitenzijde van het triptiek, zou je kunnen opmaken dat Bosch ook bijna-doodervaringen heeft gehad; wie zal het zeggen?

 



Nummer 3: ‘De heilige Hiëronymus in gebed’ (na 1482), uit het Museum voor Schone Kunsten in Gent; ook overgenomen uit de Wikipedia.

Een verstild, contemplatief tafereel. Geen monsterlijke wezens, deze keer. Maar de plantengroei en het landschap maken wel een heel psychedelische indruk.

De kluizenaar Hiëronymus van Stridon is de naamheilige van Jheronimus (Jeroen) Bosch. De heilige stelde menselijke misstanden aan de kaak, en was daardoor misschien wel het grote voorbeeld voor de schilder - zegt de gesproken toelichting van mijn audiotour, maar alles rond Bosch blijft giswerk.

 



Op 2: ‘De Hooiwagen’ (in of zelfs ná 1516, en in het laatste geval dus postuum geschilderd door Bosch, vanuit de hemel, of liever gezegd: een kopie). Dit schilderij is uitgeleend door het Prado in Madrid.

Het goudgele hooi op deze hoog opgetaste wagen staat voor het goud, het slijk der aarde. Letterlijk iedereen, tot koningen en keizers aan toe, loopt achter het goud aan of laat zich erdoor vermorzelen. Geldzucht voert in Bosch’ opvatting onherroepelijk tot de hel.

Ook hier heb ik er een gruwelijk detail uitgeknipt, rechts op de afbeelding. Voordat ik het te zien kreeg, moest ik wachten tot halfzeven, ver na het sluiten van het laatste time slot (17:00-18:00) van de dag. Ik liep helemaal terug naar het begin van de expositie en kon me eindelijk als enige aan De Hooiwagen vergapen.

Voordien had ik al een paar vergeefse pogingen ondernomen om er meer van op te vangen dan een glimp. Die dichte drom mensen die ik toen om het schilderij heen zag, liep voor mijn kippige ogen langzaam over in de kluit mensen eróp.

De onbetwiste nummer 1 op Bosch’ hitparade is ‘De tuin der lusten’. Die hangt hier niet, die schittert op deze expositie door afwezigheid. Het Prado in Madrid was zo flauw om hem niet uit te lenen; met ‘De Hooiwagen’ had Den Bosch al genoeg Bosch, vond men.

Des te beter, dan kan ik doen wat ik met alle andere schilderijen ook had moeten doen: ze googelen en ze thuis rustig in mijn stoel op mijn beeldscherm zitten bekijken. In de volgende aflevering  meer over ‘De tuin der lusten’.

FHM
13 maart 2016
Er geweest: zaterdag 5 maart 2016

 

 


VOLGENDE  AFLEVERING: HET CIRCUS JEROEN BOSCH (2): 'DE TUIN DER LUSTEN' (27/03/2016)

 

© Frans Mensonides, Leiden, 2016.