LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
259. UITSLAG; ZURE DRUIVEN EN WAT ECHT PIJN DEED (21/03/2021)
258. HET GAAT ECHT NERGENS OVER! TWEEDE KAMERVERKIEZINGEN (14/03/2021)
257. GEZICHTEN
OP JE SCHERM: BEWEGENDE PORTRETTEN
EN NIET-BESTAANDE PERSONEN (07/03/2021)
256. 'ZE
HEEFT HAAR BROOD NIET IN LEDIGHEID
GEGETEN'; OUD BIDPRENTJE (31/01/2021)
255. CORONAJAAR
IN MOMENTEN (03/01/2021)
254. BEMINDE
ZATERDAG VOOR DE BUIS
(20/12/2020)
De rubriek FHM's A-viertjes
verschijnt onregelmatig. Maar als hij verschijnt, doet hij dat op
zondag.
Het betreft een reconstructie door Dr. Peter-Alexander
Kerkhof van de Universiteit Leiden. Vorig jaar tekende hij al voor het YouTube-filmpje
over de uitspraak van het Oudnederlands van rond het jaar 1000. Die video werd
maar liefst 300.000 maal bekeken en vooral beluisterd. Ik besprak hem in deel
245 van deze langzaam maar gestaag groeiende reeks FHM’etjes.
Als Kerkhofs reconstructie klopt, spraken Cornelis en Johan
de Witt (1623-1672, resp. 1625-1672), met wat taalkundigen een bilabiale w
noemen. Dat is een met twee lippen op elkaar uitgesproken w-klank, die daardoor
wel lijkt voorafgegaan door een oe-klank.
Een Vlaamse of Surinaamse w, noemen Ineke Huysman (Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis) en Peter-Alexander Kerkhof het in deze podcast. Maar mij, als bewoner van de Kop van Zuid-Holland, doet het vooral Katwijks aan. In het vissersdorp waait het vrijwel altijd, en vinden de autochtonen het dan ook vaak ‘oe-wel oe-wat oe-winderig’.
De gebroeders de Witt (wiens naam je tussen twee haakjes
niet kunt noemen zonder aan hun afschuwelijke dood te denken), kwamen niet uit
Vlaanderen, Suriname of Katwijk, maar uit Dordrecht. Kerkhof gaat ervan uit,
dat in heel Holland het Hollands werd uitgesproken zoals hij het voorleest in de
YouTube-video.
Hij heeft die tekstfragmenten gekozen uit het reisverslag
dat de broers maakten van hun 2 jaar durende grand tour in 1645/1647. Dat was
een buitenlandse reis, in hun geval door Frankrijk en Engeland, die jonge
mannen uit de hogere kringen moesten ondernemen als deel van hun opvoeding. Meer
over hun omzwervingen op de site Johandewitt.nl.
De de Witten hebben een overvloed aan teksten nagelaten in
de kwart eeuw tussen hun grand tour en die beruchte lynchpartij in 1672.
Kerkhof koos fragmenten uit hun reisverslag omdat de taal daarin minder formeel
is dan in hun latere ambtelijke correspondentie, en daardoor dichter bij de
spreektaal zal hebben gelegen.
Een andere opmerkelijke klank in hun relaas behalve die bilabiale oe: de lange ij. Die werd uitgesproken als ‘íej’. Dat in tegenstelling tot de korte ei, die als ‘ai’ klonk (wat aan het begin van de 21ste eeuw in sommige kringen weer aardig in zwang is geraakt voor álle ei/ij-klanken. Taalverandering verloopt soms in een kringetje).
Verder valt op: de lange ee als in steen, een woord dat
klonk als ‘stèèn’, terwijl de e in open lettergrepen gewoon klonk zoals wij het
gewend zijn (‘eten’). Met de lange oo is iets vergelijkbaars aan de hand.
Maar waarom kwam dat allemaal nu als een soort schok voor me?
Niet omdat het Nederlands van de 2 broers zo anders klonk dan het huidige ABN.
Taal verandert nou eenmaal. Voor een andere uitspraak hoef je echt niet helemaal
terug te gaan tot de 17e eeuw. Luister bijvoorbeeld maar eens naar liedjes en
geluidsfragmenten die zijn opgenomen in de jaren 50 van de 20e eeuw. Dat
Nederlands zal toch ook al aardig antiek klinken in de oren van de huidige
jongeren.
Nee, het was vooral omdat ik als student Nederlands in de
loop van jaren honderden, zo niet duizenden pagina’s vroegmoderne Nederlandse
literatuur gelezen heb, zonder me ook maar één moment te realiseren dat de taal
in de 17e eeuw heel anders geklonken heeft dan mijn interne stem het me voorlas.
Veel aandacht werd tijdens mijn studie niet besteed aan
uitspraak. Ja, dat de ij in het Middelnederlands als langgerekte i heeft
geklonken, was wel algemeen bekend. Ware connaisseurs van de Middelnederlandse
letteren spreken liever over de ‘Beatries’ dan de Beatrijs. Maar er werd altijd
aangenomen dat die ie-klank ergens in de 16e eeuw geëvolueerd is tot ij. Wat
dus volgens onderzoekingen van Kerkhof pas veel later gebeurd moet zijn.
Kerkhof wil het met zijn uitspraak-reconstructies allemaal overbrengen
aan een breed publiek van leken, zoals hij zegt in de podcast. Maar ook voor veel
afgestudeerde neerlandici vertelt hij iets geheel nieuws.
Kerkhof zet ook uiteen, hoe wij überhaupt kunnen weten hoe
het Nederlands werd uitgesproken in een tijd dat je niet even een
bandrecordertje onder de neus kon houden van een spreker. Een belangrijke bron:
taalgeleerden uit die tijd die in hun verhandelingen uitspraken deden over de
uitspraak. Zo schreef Erasmus in een Latijns traktaat, hoe de klanken in het
Nederlands zich verhielden tot die in het Frans, Italiaans, Spaans, Duits…
Ook verloopt klankverandering in een taal volgens bepaalde wetten. Daardoor is het mogelijk, de klanken van heden als het ware terug te ‘rekenen’ naar die in vervlogen eeuwen.
De taalgeleerden van weleer besteedden ook aandacht aan de stads-
en streekdialecten in hun tijd. Maar ook de dichters uit de 17e eeuw voerden,
vooral in humoristische poëzie, vaak dialectsprekers ten tonele, van wie de uitspraak
dan fonetisch werd weergegeven. Dank zij schrijvers als Huygens, Vondel, Bredero
en bijvoorbeeld de anonieme pamflettisten over de tulpenwindhandel weten we
daardoor nu nog hoe Brabants, Vlaams, Zaans, Amsterdams… geklonken heeft in de
17e eeuw.
Dat wil nog wel eens hemelsbreed verschillen van de
dialecten van nu. Veel is er veranderd door de industriële revolutie in de 19e
eeuw, toen hele volksstammen van het platteland naar de stad trokken.
Ik hoop ooit mijn petit tours door
de gewesten van Nederland te kunnen hervatten. In mijn reisverslagen probeer(de)
ik de spraak van de inboorlingen ook altijd fonetisch weer te geven. Ik neem
dan maar voor lief, dat ik een doodenkele keer een boze reactie krijg van
iemand uit die regio die denkt dat ik de mensen daar afzeik – wat ook wel zo
is. En die niet snapt dat ik handel vanuit een eeuwenoude literaire traditie.
Zoals die Rotterdammer die laatst nogal aangebrand reageerde
op een stukje over een stadgenoot van hem. Alsof het mijn schuld is dat in Roffa
het woord ‘over’ wordt uitgesproken als ‘euwverr’ en kroten (bieten) als
‘krreuwte’. Toch zijn dat misschien wel observaties waarvoor in het jaar 2525 een
taalvorser me nog dankbaar zal zijn.
FHM
18 april 2021