LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
260. BILABIAAL; OF: HOE KLONKEN DE GEBROEDERS DE WITT? (18/04/2021)
259. UITSLAG; ZURE DRUIVEN EN WAT ECHT PIJN DEED
(21/03/2021)
258. HET
GAAT ECHT NERGENS OVER! TWEEDE KAMERVERKIEZINGEN (14/03/2021)
257. GEZICHTEN
OP JE SCHERM: BEWEGENDE PORTRETTEN
EN NIET-BESTAANDE PERSONEN (07/03/2021)
256. 'ZE
HEEFT HAAR BROOD NIET IN LEDIGHEID
GEGETEN'; OUD BIDPRENTJE (31/01/2021)
255. CORONAJAAR
IN MOMENTEN (03/01/2021)
De rubriek FHM's A-viertjes
verschijnt onregelmatig. Maar als hij verschijnt, doet hij dat op
zondag.
Deze week presenteer ik opnieuw een dieptepunt in de
geschiedenis van mijn Thuispagina, en ook deze keer is de misère te wijten aan
de corona-pandemie. Vorige week plaatste ik op mijn OV-rubriek De digitale
reiziger een rapportage over een nieuwe busverbinding, zonder dat ik daarvoor zelf
in een bus ben gaan zitten. En op deze culturele rubriek FHM’s nu een
bespreking van een tentoonstelling die ik niet kan bezoeken.
Des te treuriger, gezien het feit dat die tentoonstelling
uitgerekend over een pandemie gaat. Hij loopt momenteel (niet) in museum Het
Valkhof in Nijmegen - waar ik in 2016 voor deze rubriek al eens was voor gladiatoren -, en heet kortweg: De Pest.
Dat wil ik zien, daar moet ik heen!, dacht ik toen ik eind
vorig jaar de aankondiging las. Gladiatoren en de pest; waar mijn
belangstelling juist voor de allerzwartste bladzijden uit het geschiedenisboek
uit voortkomt, daarvoor zou ik eens in zelfanalyse moeten.
We zaten toen in de tijdelijke halfslachtige verstrenging
van de eeuwigdurende vrijblijvende lockdown, of hoe het ook genoemd werd. Maar
de tentoonstelling zou lopen van januari tot/met 31 mei 2021. Eind mei, dan zou
die pandemie toch wel eens over zijn, ik als kwetsbare senior gevaccineerd zijn,
en de trein zijn deuren weer geopend hebben voor pretreizigers? Het werd voor
mij een lichtpunt aan het eind van de tunnel, in een beroerde winter: ooit
wordt het mei, en dan fijn naar die tentoonstelling over de pest, en daarna
even lekker uitwaaien op Veur-Lent of in het Kronenburg(er)park!
Maar het liep anders. Musea gingen dicht, en zijn dat nog
steeds. Dat de bordelen van de week wel open zijn gegaan, zette kwaad bloed bij
vele cultuurliefhebbers.
Het was aanleiding voor een oproep op Twitter om alternatieve
namen te bedenken voor musea, zodat ze wel open zouden mogen als hoerenkast.
Dat leverde honderden even amusante als ranzige woordspelingen op, zoals Museum
Hoerbaave, het Rijksmuseum van Stoutheden, de Hortus bot-anuskus en de
Tussen-de-Lakenshal, om het te beperken tot musea in mijn woonplaats, die zich
ook wel Museumstad noemt. Op de naam Valkhof wist niemand iets lolligs te
bedenken.
Maar zou die tentoonstelling in Nijmegen niet verlengd
worden, nu niemand hem heeft kunnen zien? Vol hoop keek ik op de site van Museum
Het Valkhof. Jawel! Hoi, hoi, hoi! Maar één seconde later kon ik een kreet van ontzetting
niet onderdrukken. Verlengd tot 11 juli. En laat ik nou uitgerekend pas op 12
juli mijn 2e prik krijgen!
Zonder die prik ga ik echt niet in een trein naar Nijmegen
zitten, of de coronacijfers zouden de komende weken ineens heel diep door de
vloer moeten zakken. En op de elektrische fiets is het ook niet haalbaar; dan doe ik 6¾ uur over die 124 km, en
ik moet ook weer een keer terug.
Ik kan wel zeggen dat ik erg de pest in heb over deze
ontwikkelingen; echt zwaar de péé in!
Gelukkig biedt Het Valkhof een fraaie pagina Pestparels met
voorproefjes (of in dit geval: proefjes zonder meer) van kunstwerken die op de
tentoonstelling te zien zijn. Ook zijn er 2 podcasts te beluisteren.
Hieronder 3 van die pestparels. Ook hedendaagse kunstenaars
hebben zich door de Zwarte Dood laten inspireren. Maar hier 3 schilderijen uit de harde tijden
dat die ziekte de wereld teisterde.
Deze onbekende schilder uit Leuven heeft alle
verschrikkingen van een pestuitbraak in één groots tafereel gevangen.
Tientallen en tientallen begrafenisstoeten en lijkkisten zijn er te zien. Een Leuvenaar
schreef (ze de link hieronder) dat de rouwstoeten dag en nacht af en aan
liepen.
Links op de voorgrond een vrouw die een doodzieke pestlijder
een drinknap aanbiedt. Rechts daarvan een bezweken man naast zijn rouwende
vrouw en een hond, zinnebeeld van trouw.
Tegen de pest was in de 16e eeuw letterlijk geen kruid
gewassen. Veel meer dan bidden kon je niet doen, en dat gebeurt dan ook bij
meerdere kapelletjes.
Och, zo’n groot doek in het echt te kunnen zien, er minstens
een half uur voorstaan, en alle details kunnen bekijken die nu wel wat verloren
gaan in de pixels van het plaatje! Op de Vlaamse site Museum dicht, Collectie
open, speciaal gewijd aan dichtzittende musea, worden nog wat details belicht.
Gabriël Metsu, Het zieke kind, (ca. 1665)
Rijksmuseum Amsterdam
Overgenomen van Wikipedia – Het zieke kind
Het schilderij van
Metsu (1629-1667) is realistisch en symbolisch tegelijk. Het lijkt, met die
liggende figuur in de moederschoot, op een piëta, een afbeelding van Christus,
beweend door Maria. Aan de muur, al is het moeilijk te zien, hangt een
schilderij van Christus aan het kruis, als extra vingerwijzing.
Maar afgezien van deze
religieuze connotaties is het natuurlijk ook gewoon een schilderij van een ziek
kind. Wat het jongetje(?) nu eigenlijk precies hééft, is bij mijn weten nooit
duidelijk geworden. Metsu schilderde het in de jaren 60 van de 17e eeuw, toen
er pestepidemieën rondwaarden door Nederland; de laatste uit de vaderlandse
geschiedenis die ons zouden teisteren. Maar als schilders uit die tijd
pestlijders op het doek wilden zetten, vergaten ze nooit de zwarte karbonkels:
de builen.
Dat het ernstiger is
dan een simpel griepje, dat is ook wel te zien. Maar het schilderij lijkt ons
zonder woorden mede te delen dat we ons geen zorgen hoeven te maken, dat dit
allemaal wel weer goed zal komen.
Als ik nu een rondje google over dit schilderij, zou ik
kunnen denken dat ik in 2011 de plank aardig heb misgeslagen. Vrijwel alle
exegeten zijn het er nu wel over eens dat het een meisje is, en geen jongetje,
en dat zij wel degelijk aan de pest lijst. Anders zou het schilderij ook niet
op een pesttentoonstelling te zien zijn, toch? Er is dus - in tegenstelling tot
wat ik luchtigjes beweerde - alle, álle reden om ons zorgen te maken over het
lot van het kind.
Iemand met een scherpere blik dan ik wees erop dat er op het
schilderij toch twee pestbuiltjes te zien zijn: naast de neus en naast de enkel.
Maar ik blijf twijfelen. Is dat niet gewoon schaduw? De vermeende builen zitten
aan de rechterkant, en het licht komt schuin van linksboven.
Ook las ik ergens de suggestie van mazelen. Dat kon er ook aardig
inhakken, en daar kon je, als je erg veel pech had, ook aan overlijden, al wist
ik dat gelukkig nog niet in 1962, toen ik zelf de mazelen had.
De pappot links, om niet te zeggen: de lepel in de brijpot,
daarover wordt ook geschreven. Volgens mij accentueert hij de goede zorgen waarmee
de moeder het kind omringt. Maar in de ogen van een andere interpreet is het
kind te ziek om haar pap nog te kunnen verdragen. Een paar uur geleden – zo laat
een andere scribent zich door zijn fantasie meeslepen – speelde ze nog lustig
op straat met haar vriendinnetjes, toen zij plotseling overvallen werd door
koude koortsrillingen. Zo’n schilderij nodigt wel uit om er een verhaal bij te
verzinnen.
Volgens sommigen heeft de Leidse schilder zijn eigen vrouw
en dochter afgebeeld. Uit een notariële akte uit 1667 blijkt dat het echtpaar
kinderloos was. Dus misschien hadden ze vroeger wel een kind gehad, dat helaas was
overleden aan de pest…
Wat mij er toch van overtuigt dat het kind iets minder
verschrikkelijks onder de leden had dan dat: het was niet erg verstandig om iemand
die de pest had, uitgebreid te gaan zitten knuffelen.
Maar dat is ook niet meer dan een speculatief schot voor de
boeg. Niet iedereen was er anno 1665 van overtuigd dat de ziekte besmettelijk
was. Wappies avant la lettre zagen in de pest een straf van God. Wie op goede
voet stond met de Heer, had niets te vrezen.
Theodoor van der Schuer, Pestlijders in een gasthuis (1682)
Overgenomen van Museum De Lakenhal Leiden
Maar doet het er eigenlijk wel iets toe, wat het zieke kind van
Metsu precies had?
De Haagse schilder Theodoor van der Schuer (1634-1707) zette
3 pestpatiënten op het doek, waarvan 2 in het halfduister achter de moeder waar
het volle licht op valt. Die enorme karbonkel boven de borsten van de vrouw
laat geen enkele ruimte voor twijfel aan de ziekte waaraan zij lijdt (als de
titel van het schilderij dat sowieso al niet verteld had).
Maar Metsu beeldde het allemaal toch net iets subtieler uit,
en daardoor veel ontroerender.
FHM
23 mei 2021
Er geweest: niet.
Wat ze vroeger niet wisten, maar nu in Nijmegen wel willen
weten: pest wordt in eerste instantie veroorzaakt door ratten (al zijn het de
vlooien die de pestbacterie overbrengen op de mens). Volg het rattenspoor voor
een pestwandeling door Nijmegen!
Hierboven mijn bespreking op afstand van de tentoonstelling De
Pest in het Nijmeegse museum Het Valkhof. Die tentoonstelling groeide
afgelopen winter voor mij bijna uit tot een obsessie. Ik moest en zou erheen.
Maar dank zij een andere besmettelijke ziekte was het museum maandenlang
gesloten en durfde ik me zelf niet of nauwelijks in het openbaar (vervoer) te
vertonen.
Op 12 juli mocht ik mijn 2e Astra-prik in ontvangst nemen.
Die moet je dan nog 2 weken laten inwerken of inweken. In die weken keek ik,
zonder veel hoop, toch nog een keer op de website van Het Valkhof, of die
tentoonstelling misschien opnieuw verlengd was. En ja hoor: tot en met zondag 22
augustus!
Half juli zaten we nog in de ‘Dansen met Janssen’-golf, met
dank aan Hugo de Jonge, maar die doofde aan het eind van de maand even abrupt uit
als hij begonnen was. En zo ben ik op maandag de 2e van die maand in Nijmegen om
die tentoonstelling toch nog te zien. Wat een geluk; de hele winter naar
uitgekeken, naar De Pest, en nu ben ik er!
Bij de ingang van de tentoonstelling worden we Dantiaans
gemaand om alle hoop te laten varen. Dat heb ik zelf al lang gedaan voor de
komende coronawinter.
Mondkapjes, om preciezer te zijn: mond- neusmaskers, zijn
niet verplicht in Het Valkhof. Verboden zijn ze ook weer niet. Ik draag er voor
de zekerheid een, en ben vrijwel de enige. Het liefst had ik, gezien het
onderwerp van de expositie, zo’n pestsnavel opgezet. Maar die weet Mondkapjes.nl
niet te leveren. Dat is mijn hofleverancier, al heb ik van de winter één keer
een doos FFP2-maskers besteld bij Sywert. Ik wist het niet…
Een tentoonstelling bezoeken gaat gepaard met hindernissen,
in coronatijden. Het werkt vanzelfsprekend met tijdslots; ik heb geboekt voor
15:00 uur. En als je eenmaal binnen bent, moet je in elke zaal rekening houden met
het maximale aantal bezoekers, met de afstand van 1½ meter, met de aanbevolen
looproute.
Rustig naar een audiotour luisteren is er niet bij, en dat
doe ik dan ook niet. Op je schreden terugkeren, om nog eens een extra blik op een
bijzonder stuk te werpen, dat is ook niet doenlijk. En mijn voornemen om minstens
een half uur naar het pesttafereel van de onbekende Leuvense meester te kijken,
kan ik evenmin uitvoeren; er ontstaat meteen een rij van ongeduldige bezoekers
die het ook willen zien.
Die 3 schilderijen die ik hierboven al besproken heb, hangen
helemaal aan het begin van de expositie, en vormen er beslist de topstukken
van. De verdere contemporaine kunstwerken uit pest-tijden kunnen me niet
allemaal boeien. Veel memento mori’s: schedels, skeletten, duivels, dan wel
engelen, die de zielen van aan de pest bezweken patiënten komen halen. Veel
heiligenbeelden ook, van St. Sebastiaan, St. Rochus, St. Job en St. Antonius, pestheiligen
die je kon aanroepen om je te beschermen tegen de ziekte.
Verder wat moderne kunstwerken waar ik niet erg van onder de
indruk ben. Ach, Ik heb me er gewoonweg teveel van voorgesteld, de afgelopen
winter.
Een paar dingen die me opvallen:
Ernst van Schayck (1567-1631?), Sint Sebastiaan en
Sint-Rochus. 1600. Centraal Museum Utrecht.
Sebastiaan was volgens de overlevering een christelijke
Romeinse soldaat uit de 3e eeuw. Hij werd om zijn geloof doorzeefd met pijlen, wat
hij overleefd zou hebben.
Rochus van Montpellier, die leefde aan het begin van de 14e eeuw,
zou pestlijders genezen hebben, louter door een kruisteken te maken. Zelf zou
hij van de pest genezen zijn door een engel. Hij wordt meestal afgebeeld met
een wond aan zijn been, gevolg van een pestbuil.
Anoniem, Brabant, 17e eeuw. Museum Crona, Oss
Ook Job uit het gelijknamige Bijbelboek was een van de
pestheiligen die tijdens pestepidemieën veelvuldig werden aangeroepen. Bij
alles wat Job al te verstouwen had, kreeg hij ook nog de pest, maar genas
ervan. Dit eikenhouten beeld van een onbekende houwer valt op door de enorme,
duidelijk zichtbare builen.
Johannes Glauber (1646-1726), Smeekbede van Sint Rochus, Jaar
onbekend. Rijksmuseum Amsterdam. Fragment. Voor het geheel, zie de site van Rijksmuseum
Op dit fragment nu eens geen heiligen (op het totaalplaatje
wel), maar een realistische weergave van pestlijders.
Cornelis Jonson van Ceulen (1593-1661), Portret van IJsbrand
van Diemerbroeck. 1657. Museum Het Valkhof, Nijmegen.
De arts IJsbrand van Diemerbroeck zag helemaal niets in heiligenverering
en in wondermiddeltjes. Hij zwoer bij elke avond een goede pijp, en hield daarmee
de ziekte buiten de deur.
Van Diemerbroeck schreef een wetenschappelijke verhandeling
over de pest. Die ziekte was volgens hem een straf van God, die een wolk vol
bedorven lucht naar de steden en dorpen zond. Daardoor brak de pest uit. De
eerste zieken besmetten vervolgens hun medeburgers, als het ware in een Tweede Golf.
Hij besteedde ruime aandacht aan preventie van besmettingen.
Echter, hij zag niets in beperking van het handelsverkeer tussen steden: dat
zou de economie schaden. Ook het sluiten van de stadspoorten hielp in zijn ogen
niet; die pestwolk dreef daar toch wel overheen.
Van Diemerbroeck was tijdens de pestepidemie van 1636 stadsgeneesheer
van Nijmegen. Later zou hij rector magnificus worden van de Universiteit
Utrecht. In de huidige tijd zou hij een gooi kunnen doen naar de functie van minister
van volksgezondheid…
Laten we redelijk blijven over hem en zijn collega’s. In
zijn tijd kende geen enkele geleerde de ware oorzaak van de pest. De
pestbacterie zou pas in 1894 ontdekt worden.
Iedereen in Het Valkhof komt voor De Pest; bij de vaste museumcollectie
hoef je niet te letten op bordjes met het maximale bezoekersaantal per zaal. Om
halfvijf ga ik voor de tweede keer de tentoonstellingsruimte binnen, waar het
nu erg rustig is. En nu kan ik nog eens echt goed kijken naar die 3
schilderijen (afbeeldingen: op de bovenste helft deze pagina).
Nu ik ervoor sta: Het zieke kind van Gabriël Metsu heeft echt beginnende
pestkarbonkels op haar neus en voet. Ik twijfel er nu niet meer aan. Het zijn
geen schaduwen. Het ziet er niet best voor haar uit.
Op het schilderij van Theodoor Cornelisz van der Schuer valt
me nu goed de donkere wolk op die boven het tafereel hangt.
En ik kan nu inderdaad alle details in me opnemen van het schilderij
van de onbekende Leuvense meester, die volgens mij niet echt een grote meester was.
Vooral zijn doodskisten maken een onbeholpen indruk, ongeveer zoals ík ze zou
tekenen, terwijl het hem niet ontbrak aan voorbeelden. Een vrouw draagt er
zelfs een op haar hoofd, lijkt het wel.
Misschien geen artiest met een grote ambitie, reputatie en
klantenkring, maar een amateurkunstenaar die slechts de verschrikkingen wilde
uitbeelden van de pestepidemie in zijn stad. Het maakt dit schilderij des te treffender.
Frans Mensonides
8 augustus 2021
Er toch nog geweest: maandag 2 augustus 2021