LAATSTE ZES AFLEVERINGEN
264. DOORGEZAAGD EN GEPHOTOSHOPT: AELBERT CUYP IN DORDRECHTS MUSEUM (07/11/2021)
263. ONTMOETING MET KRIJN, NEANDERTHALER
IN DOGGERLAND (03/10/2021)
262. HERMAN
STOK, DE EERSTE ECHTE DJ; OF: WAAR IS GUNDRUN JANKIS GEBLEVEN?
(06/06/2021)
261. DE PEST
(IN); TENTOONSTELLING IN
HET
VALKHOF, NIJMEGEN (23/05/2021 en 08/08/2021))
260. BILABIAAL;
OF: HOE KLONKEN DE GEBROEDERS DE WITT? (18/04/2021)
De rubriek FHM's A-viertjes
verschijnt onregelmatig. Maar als hij verschijnt, doet hij dat op
zondag.
Afbeeldingen in dit artikel heb ik geknipt uit de
schoolplaat waar ik jaren tegenaan heb zitten kijken in de biologieles:
‘Een
gezond en sterk gebit …. is een waardevol bezit’, uitgegeven door Prodenta N.V.
in 1969, collectie Museon, Den Haag.
Hervonden op Collectie Nederland, Musea, Monumenten en Archeologie van de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Ken je die mop van die chirurg? Vast wel, hij heeft een
‘baard’ van hier tot ginder, en ik schaam me er eigenlijk voor om hem te
debiteren. Maar hij gaat als volgt:
Zegt die patiënt tegen de chirurg: ‘Ik ben best wel zenuwachtig, dokter. Want
ziet u, dit is namelijk mijn eerste operatie’.
Zegt die chirurg: ‘Ik voel helemaal met u mee. Ik ben zelf ook echt
bloednerveus. Het is ook MIJN eerste
operatie!’
Ik moest aan deze flauwe ouwe denken toen ik me een jaar of
wat geleden bij mijn tandarts, de heer Lutser, moest melden voor een nogal
ingewikkelde wortelkanaalontsteking-behandeling. Een paar jaar daarvoor, zo had
hij mij verteld, zou hij me daarvoor absoluut hebben moeten doorverwijzen naar
de kaakchirurg. Maar nu had zijn praktijk, als een van de eerste in de stad, de
know how om zulke ingrepen zelf uit te voeren.
Lutser zei niet expliciet dat ik de eerste van zijn
patiënten was die deze behandeling onderging, maar dat bleek uit alles. ‘Hebben
jullie nog een beetje geslapen vannacht?’, vroeg hij met onvaste stem aan zijn
2 assistentes, die als zenuwachtige kippen door de praktijkruimte liepen. Zelf
was zijn normaal zo blozende gelaat wit weggetrokken.
De operatie slaagde, eigenlijk tegen mijn
verwachting in, want ik had zijn gestumper toen toch al jaren aangezien en verdragen.
Wat me ook die dag weer niet echt voor hem innam: hij maakte over mijn hoofd
heen high fives met zijn assistentes, dat ze het waagstuk tot een goed einde
gebracht hadden.
Het is een feit dat ik daarna nooit meer last heb gehad van
die wortel. Wonder boven wonder, want al jarenlang was vrijwel alles wat hij in mijn
gebit had aanbracht, me binnen 2 maanden alweer uit de bek geflikkerd. Hij weet
dat niet aan eigen tekortkomingen, maar aan het feit dat ik een ‘lastig gebit’
had. Ooit noemde hij mij zelfs, joviaal lachend: mijn ‘horror-patiënt’. Maar
hij zag het als een uitdaging om ook mij de deur uit te laten gaan met het
soort gave, complete, blinkende fotomodellengebitten dat bij hem op de gevel
prijkte.
Hij schoof me in de schoenen dat ik ’s nachts onbewust met
mijn tanden knarste en dat dat de schade aan mijn gebit had veroorzaakt. Dat
kunnen ze je altijd aanwrijven, dat je dingen onbewust doet. Je kunt je er
moeilijk tegen verdedigen, alleen maar zeggen: ‘Daar weet ik dan niks van’,
maar daarmee beken je juist het ten laste gelegde.
Goed, ik kreeg een mondplaatje, een paardenbit zoals ik het
zelf noem, tegen nachtelijk knarsen. Dat had echter niet tot gevolg dat de gebitsproblemen
afnamen.
Van de 28 ‘ivoren wachters van het maagdarmkanaal’ (met dank
aan Simon Vestdijk) die een volwassen mens hoort te hebben, ontbreken er bij
mij 3; kronen die ooit gesneuveld zijn. Ik had bij Lutser al eens een balletje
opgegooid over implantaten. Ik had er al een, de hoektand linksboven, die er al
een jaar of 15 inzat. Maar de tandarts gaf er de voorkeur aan om tot in het
oneindige te werken met ‘semipermanente oplossingen’, zoals hij het noemde, wat
ik steeds meer ging zien als eufemisme voor noodverbandjes.
Die het niet lang uithielden. Maar de redding was nabij: als
enige tandarts in de hele streek had Lutser een revolutionair apparaat in
gebruik genomen om de kauwdruk te meten. Hij vermoedde dat ik niet alleen ’s
nachts knarste met mijn tanden, maar er overdag ook scheef en raar mee kauwde.
Dit was nu eens een behandeling die geen pijn deed. Ik moest
bijten op een plaatje van zacht plastic. Uit het apparaat rolde een seismogram
waar Oost-Groningen bang van zou worden. De tandarts ging dit met een geleerd gezicht
staan bekijken en gaf mij enige uitleg over de verschillende kleuren die erop
te zien waren. Het bevestigde al zijn vermoedens, zei hij.
Goed, dat wisten we dan, maar wat was er nou uiteindelijk
aan te dóén? Ik verwachtte dat hij me nu kauwtherapie zou voorschrijven bij een
orthodontist-orthopedagoog, of zoiets modieus, een soort bekkenbodemtherapeut,
maar dan voor kiezen en kaken, maar niets daarvan.
Die twee ontbrekende kiezen rechtsonder, och, dat zag je
niet, en met was er over was, kon ik mijn boterhammen nog wel kauwen, vond
Lutser. Eerst moest er iets gedaan worden aan dat ontsierende gat linksboven
(voor de kijker rechts) waar ooit de kroon van een snijtand had gezeten.
Daar kon hij nog best een keer een noodkroon opzetten. Maar
daarvoor moest hij de wortelrest die nog aanwezig was, wel een beetje oprekken.
En dan een stiftje erin. ‘Dan heb ik meer houvast, ziet u wel?’ Dat oprekken
zou geschieden met een constructie van trekdaden in de kaak – die gelukkig van
buitenaf niet zichtbaar zouden zijn. Als ik daarmee 2 maanden zou hebben rondgelopen,
dan kon het stiftje erin en de noodkroon erop.
Als ik dit stukje tot hiertoe overlees, schaam ik me, dat ik
Lutser al niet veel eerder de bons heb gegeven. Hoe kon ik akkoord gaan met een
methode waarvan ik met mijn lekenverstand al kon bevroeden dat ook die voor
geen meter zou werken?
Het komt doordat ik een alfa ben die doorgeleerd heeft in
dooie dichters. Ik heb altijd een heilig ontzag gehad voor mensen, vooral
medici, die op de universiteit iets nuttigers hebben geleerd dan de kwintessens
van de ridder-epiek en de vijftigerpoëzie.
Dank zij die constructie van trekdaden kreeg ik nu toch
eindelijk twijfel aan Lutsers bekwaamheid. Niet eens zozeer door wat hij deed,
maar wel door wat hij zei toen hij het werk voltooid had. ‘Maak hier even een
foto van’, gebood hij op afgemeten toon zijn assistente, ‘want ik kén collega’s
die dit niet begrijpen zonder een plaatje erbij!’
De arrogantie! God-zal-me-lazeren, wat een zelfingenomen zak
hooi, en wat een dedain ten opzichte van zijn vakgenoten! Plotseling keek ik
hem tot op de bodem van de ziel. Mensen die echt wat voorstellen op hun
vakgebied, hebben meestal de bescheidenheid die ook het ware genie kenmerkt. Maar
arrogante blaaskaken presteren doorgaans niets.
Desondanks liet ik Lutser 2 maanden later de zoveelste
noodkroon zetten op die nu zogenaamd opgerekte wortel. 3 weken later moest ik bij
hem terugkomen om een en ander te laten controleren. Tot mijn verbazing was die
kroon al die 3 weken lang blijven zitten. ‘Prima, prima’, bromde hij toen hij
er met een haakje in had zitten poeren, ‘nu zit het allemaal goed vast’.
Hoe vast het zat merkte ik een halfuur later toen ik was
thuisgekomen en een boterham met pindakaas gesmeerd had. Daarin bleef die
noodkroon hangen, meteen nadat ik de eerste hap had genomen.
Er knapte iets in me, meer dan die kroon alleen. Nu was het echt
afgelopen, fini, basta. Ik besloot dat ik nooit meer iets met Lutser te maken wilde
hebben en zelfs zijn stemgeluid nooit meer zou willen horen. Hij zocht maar een
ander proefkonijn voor zijn dubieuze experimenten!
Nog dezelfde dag ging ik op zoek naar een andere tandarts. En
hoe dat afliep… lees je in deze aflevering van bijna een jaar later > > >
FHM
12 december 2021
25 jaar
De thuispagina van Frans Mensonides: hoe het begon
VOLGENDE AFLEVERING: 266: HET GAAT NIET EXPONENTIEEL, MAAR MET EEN KLOKCURVE;
CORONA-GRAFIEKEN (26/12/2021)