Jaargang 5 Aflevering 16 ZONDAG 7 JULI 2002
Deze column is afkomstig uit het archief van REFLEXXIONZZ! Klik hier voor de meest recente aflevering. Door onze consultancy-poot In loondienst
Zie wel, en doe niet dom Deze rubriek, geschreven door een jeugdige grijsaard van middelbare leeftijd, wordt gelezen door vele talentrijke jongeren die studeren aan universitaire- en HBO-instellingen, en popelen van verlangen om carrière te maken. Laatst vroeg een van hen me, of ik niet een paar tips had voor een talentrijke jongere als hij, om later succesvol te zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt. Nu had hij deze vraag beter aan ieder ander kunnen stellen dan aan mij. Eens was ook ik een TJ. Ik heb 28 jaar geleden de middelbare school voortijdig verlaten om “ergens onderaan te beginnen”, zoals ik dat toen uitdrukte, ben inderdaad onderaan begonnen, en verricht nu, ruim een kwart eeuw later, in grote lijnen nog steeds hetzelfde werk als toen. Daarmee verdien ik- na correctie voor inflatie en omrekening in euro - nog steeds ongeveer hetzelfde uurloon. Hier is iets misgelopen, en ik begrijp niet eens precies wat. Toch wil ik mijn lezer, en andere jonge werklustigen, niet afschepen met defaitistische praat. Ik bedacht daarom een lijstje met adviezen, die er in het kort op neer komen, te doen wat ik heb nagelaten, en vice versa. Het zijn er zeven. Ik zal ze hieronder opsommen, en vervolgens toelichten met een verhaal uit mijn lange praktijk van kantoorklerk.
-Wees niet talentrijk. Tien jaar geleden werkte ik bij een grote inspectie-, certificatie-, onderzoeks- en adviesinstelling, en wel bij een afdeling die overal in den lande inspecties verrichtte aan ondergrondse opslagtanks en pijpleidingen. Wat ze precies uitspookten, is me nooit helemaal duidelijk geworden; het was allemaal erg technisch, maar het leverde in ieder geval inspectierapporten op, die ik uiteindelijk moest archiveren. In wezen vormde zo’n rapport het eindproduct van de inspectie. Pas als het rapport naar de opdrachtgever en de controlerende overheidsinstanties verzonden was, kon er een factuur geschreven worden. Je zou kunnen beweren dat het bedrijf handelde in bedrukt papier, net als het Wereldtijdschrift uit een op deze site vaak geciteerde Vlaamse roman. De technici zagen dat natuurlijk anders. Zij hadden nauwelijks oog voor dit eindproduct, en het viel hun dus ook niet op, dat het er werkelijk afschuwelijk uitzag. Het rolde als kettingformulier uit een tot de draad versleten regeldrukker, die door een toen al ouderwetse IBM-36 computer gevoed werd met gegevens. De O’s leken op nullen, de nullen leken op D’s, de D’s hadden veel weg van B’s, die op hun beurt niet te onderscheiden waren van achten. Ik herinner het me nog precies: de sliert rapporten moest door een formulierenscheider, of hoe het ook heette.Klèts-kláts, Klèts-kláts, Klèts-kláts, hoorde je dan door het hele gebouw. Tekstueel deugde er weinig van die rapporten. Ze bestonden grotendeels uit standaardteksten, geschreven door een hoogbegaafd technicus, die van taal echter even weinig begreep als ik van zijn geheimzinnige metingen aan ondergrondse voorwerpen die je niet eens kon zien. Die standaardteksten stonden vol taalkundige enormiteiten, maar werden jaar-in-jaar-uit klakkeloos in honderden rapporten herdrukt. Rond 1988 had de eerste PC bij ons bedrijf zijn intrede gedaan. Sedertdien werd enthousiast gewerkt met WordPerfect 4.2, en later 5.0 en 5.1. Wat uit de laserprinter rolde zag er een stuk fraaier uit dan die tankrapporten uit de regeldrukker. Toen moet iemand op het idee gekomen zijn, de inspectierapporten voortaan met WordPerfect te maken. Wat mij er vervolgens toe gebracht heeft, me daarmee te bemoeien, kan ik me niet meer herinneren. Verstandig was het zeker niet; zelden heb ik een beslissing dieper betreurd. Feit is, dat ik in 1991 een voorontwerp voor een inspectierapport in WP heb gemaakt. Dat was het enige praktische werk dat ik dat jaar op automatiseringsgebied ondernomen heb. Daarna trad stagnatie in. Er was namelijk een probleem: we konden weliswaar een mooi rapport uit de PC laten komen, maar sommige gegevens die erin vermeld moesten worden, bevonden zich niet in die PC, maar in die oude IBM. Nu waren er ook in de oertijd van de automatisering wel mogelijkheden om een en ander van A naar B te transporteren. Ingehuurde deskundigen spraken over downloaden van gegevens naar een fileserver in een LAN, dat via de backbone verbonden zou worden met het mainframe (met excuses aan de Bond tegen Leenwoorden); voor mij toen allemaal nog nieuwe barbarismen. Voor zulke praktische operaties gaf het management echter geen toestemming. Er diende eerst een bedrijfsbreed informatiseringsplaatje ontwikkeld te worden; daarna konden ze altijd nog verder zien. Een heel jaar ging verloren met het schetsen van dit plaatje. Ik voelde enige trots, dat ik, als eenvoudige archiefmedewerker door mijn afdeling werd afgevaardigd naar de projectvergaderingen, maar achteraf denk ik, dat verder niemand er zin in had. Het inspectierapport kwam nauwelijks ter sprake. Aan die vergaderingen denk ik met afgrijzen terug. Ze duurden een halve, of soms een volle dag, maar er werd nooit iets besloten. Een keer ben ik er, zonder geldige reden, en zonder toestemming, uit weggeslopen. Toen ik na anderhalf uur voldoende moed had verzameld om in de vergaderzaal terug te keren, verkeerde het debat nog in exact hetzelfde stadium als op het moment van mijn vertrek; ik had niets gemist (en zij mij ook niet). Uiteindelijk besloot ik het dan maar helemaal zelf te doen. Ik voelde me enigszins gesteund door een vage, halfslachtige opdracht van een leidinggevende op mijn afdeling (“kijk maar een keertje of je iets nuttigs kan doen aan dat inspectierapport”). WordPerfect 5.1 was een ideaal tekstverwerkingspakket; misschien wel het beste dat ooit op de markt verschenen is. Iedereen was wild enthousiast over wat er allemaal mee mogelijk was. Er zat een uitgebreide macrotaal bij, waarmee elke knoeier prachtig kon programmeren, zonder erg veel elementaire kennis van dat metier te hebben. Een paar vruchtbare maanden braken aan. Urenlang zat ik te pielen met lettertypen, lijntjes en tabelletjes. Ik ontwierp een lange, ingewikkelde macro waarmee het rapport binnen een ommezien geproduceerd kon worden. Voor de koppeling met de gegevens uit het mainframe had ik geen oplossing paraat; ik kon niet voorkomen dat enkele gegevens dubbel ingevoerd moesten worden. Maar het resultaat was zo verbluffend, dat men dat graag voor lief zou nemen. Terwijl ik bezig was met mijn ontwerpwerkzaamheden, kwam ik in conflict met vrijwel alle afdelingen en instanties binnen het bedrijf. De externe automatiseringsdeskundigen spraken van een “ad-hoc oplossing” (wat altijd nog beter was dan helemaal geen oplossing, vond ik). De interne automatiseringsafdeling vond dat ik onder hun duiven schoot. Ook kwam er een medewerker van de afdeling Public Relations op mijn weg, die belast was met het ontwerpen van formulieren. Zo maar zelf een inspectierapport ontwerpen, dat kon niet! Hijzelf had daar diploma’s voor (hij heeft ze me nog laten zien); een amateur als ik had zich daar niet mee te bemoeien. “Krijg ik nou strafregels?”, probeerde ik me er met een kwinkslag vanaf te maken, “dan schrijf ik daar ook wel een macro voor, hoor!” Maar nee, deze zaak ging hogerop, naar directieniveau. Daar ook alle overige conflicten gigantisch escaleerden, zat ik bijna iedere avond met vibrerende handen en bonzende slapen in de bus naar huis. Waar ik dan meestal weer achter de PC kroop om de godganse avond te werken aan dat rapport. Want aangezien op kantoor het gewone werk ook doorging, kwam ik aan pionieren vaak pas toe in de avonduren. Wat er allemaal bij te pas kwam, je hebt er geen voorstelling van. Standaardteksten herschrijven, invulformulieren maken voor de buitendienstmedewerkers; teveel op hier op te sommen. Niet zelden zat ik tot twee uur in de nacht gevangen in de kwalijke gloed van mijn zwart-witte 14-inch-beeldschermpje, maar het resultaat zou er dan ook naar zijn. Nu ik dit alles opschrijf, vraag ik me wel af, waaruit nu precies mijn talent blijkt. Als ik alles zo op een rijtje zet, heb ik eigenlijk niet veel bijzonders gedaan. Ik heb niet de PC uitgevonden, noch WordPerfect; dan was ik een waar genie geweest. Nee, ik had alleen ingezien dat er een probleem was, en het opgelost door gebruik te maken van de middelen die me ten dienste stonden. Iedereen in mijn plaats had hetzelfde gekund; het was vooral een kwestie van (om voor het eerst en laatst in deze rubriek Henk Westbroek te citeren): “iemand moet het doen”. Het door mij ontwikkelde rapportagesysteem is uiteindelijk officieel in gebruik genomen, na lange vergaderingen van het binnendienstoverleg, het buitendienstoverleg, het coördinatorenoverleg, en het afdelingsstafoverleg. Ik heb er enige eer mee ingelegd: de datatypistes vonden het een wonder van gebruikersvriendelijkheid, de medewekers in het veld konden er ook goed mee uit de voeten, en we kregen zelfs een paar gunstige reacties van opdrachtgevers, die onze rapporten voor het eerst sedert tien jaar zonder vergrootglas konden lezen. Toen ik in december van dat jaar bij het afdelingshoofd geroepen werd, meende ik dan ook, dat mij grote lof ten deel zou vallen, tegelijk met een flinke promotie. Niets bleek echter minder waar. Ik kreeg een lange, uitputtende reprimande voor alle conflicten die ik gaandeweg had veroorzaakt. Mijn reputatie als querulant en ruziemaker was daarmee definitief gevestigd. Ik zou er de jaren daarop niet meer vanaf komen, tot de dag dat ik mijn eerste verstandige beslissing nam sinds lange tijd: dit bedrijf te verlaten. Tegenwoordig ruim ik voor mijn brood oude archieven op. Daar kom ik nog wel eens zo’n inspectierapport tegen van eigen makelij. Het is allang vervangen door iets nog mooiers, maar er moeten er in de loop der jaren duizenden verzonden zijn, naar alle hoeken en gaten van ons koninkrijk. En iedere keer als ik zo’n verrekkeling zie, denk ik weer terug aan het verhaal dat ik zojuist verteld heb, dat welbeschouwd helemaal niet leuk is, en waar niemand iets mee opschiet. Dat brengt me op regel acht, die ik zojuist bedacht heb, en de andere zeven voor die talentvolle jongeling gemakkelijk had kunnen vervangen: -Doe wél, zie niet om, verwacht nooit ‘dank je wel’, en hoop er verder maar het beste van! Frans Mensonides
Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom. Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts. |
Uw loopbaanconsultant:
foto: Wim Scherpenisse Colofon
REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen. Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger. Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post. Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!
Klantenbarometer Een nieuw meetsysteem voor OV-kwaliteit, waar niets van klopt - Do 04.07.2002 De uitsmijter, door Fris Spr!ts Wachten op een telefoontje van de formateur Ach, ik ben al jaren een MINI- STER! Daar zeg je een waar woord, Spr!ts; Eigenlijk vind ik je helemaal geen ster; nergens in. © 2002, Frans Mensonides, Leiden 28/165/297/20,2 |