Jaargang 5 Aflevering 26 WOENSDAG 7 AUGUSTUS 2002
Deze column is afkomstig uit het archief van REFLEXXIONZZ! Klik hier voor de meest recente aflevering. Column Papierkunst
Triomf, triomf! God dank ervoor, Op den eersten tand van mijn jongstgeboren zoontje [fragment] - - - De trotse huisvader die deze woorden schreef, was Hendrik F. Tollens Czn. (1780-1856). Laatst was ik bij hem op de thee; hij sleet zijn levensavond in een statig herenhuis in Rijswijk, dat tegenwoordig Tollenshuis heet en het Museum Rijswijk herbergt. Vorige week, op een regenachtige zomermiddag, liep ik er binnen. God, vaderland, huis en haard, zo zou je Tollens’ oeuvre kunnen samenvatten, en hij stond daarin in de 19e eeuw niet alleen. God, die was in die tijd natuurlijk verplichte kost. Ook het vaderland ging vele poëten en prozaïsten ter harte, want het verkeerde in deplorabele staat. Na de Franse tijd was Nederland sterk verpauperd; niet veel meer dan een derde wereldnatie. De faam, de macht, de bloei en de rijkdom van de Gouden Eeuw waren wel zeer definitief voorbij. Veel schrijvers en dichters lieten het roemruchte verleden graag herleven in hun werken, louter om het volk voor te houden dat het niet mocht berusten in armoe en achteruitgang. Tollens droeg onder meer een epos over de overwintering op Nova Zembla bij aan dit nationalistische genre, en was de tekstdichter van “Wien Neêrlandsch bloed” dat jarenlang de status had van volkslied, totdat het in 1932 werd opgevolgd door het Wilhelmus. De Rijswijkse koopman-dichter is echter vooral bekend om zijn gedichten over huiselijk geluk, waarvan het geciteerde over die tand een van de meest beruchte voorbeelden is. Al dat bazuingeschal voor één zo’n tandje, denk je als moderne lezer. Dit is kitsch; dit is met een emotioneel kanon schieten op een mug; dit is schaamteloze bombast! De eerste keer dat ik het gedicht las, kreeg ik een heftige lachstuip, die zich telkens opnieuw voordoet wanneer ik het herlees. Ik heb me zelfs afgevraagd of de dichter niet bewust heeft zitten te schmieren, in een poging tot auto-satire. “Eens kijken hoe ver ik kan gaan”; hij was de populairste dichter van zijn dagen. Het zou best kunnen dat het zo gegaan is; tenslotte ontbrak het Tollens niet aan zelfkritiek; hij heeft met schrijver dezes gemeen dat hij “zelf ook overtuigd [was] van de bescheidenheid van zijn talent”. Althans, zo formuleert de Winkler Prins het, die de eens zo bewonderde dichter in hooguit 12 regels afserveert, zich beroepend op de felle criticus Conrad Busken Huet (1826-1886), die thans even volkomen vergeten is als het voorwerp van zijn spot. Ik, dwars als altijd, voel sterk de neiging, het voor Tollens op te nemen. Mag een vader misschien trots zijn op zijn jongstgeboren zoontje?? Zeker in een eeuw waarin de zuigelingschap de gevaarlijkste tijd was in het leven van een mens, en de eerste tand het einde markeerde van die voor de ouders angstige periode; veel, zeer veel vroeg-19e eeuwse baby’s haalden dat moment niet. Nou, dan! - - - - Het Museum Rijswijk biedt deze zomer plaats aan de Holland Papier Biënnale, een tweejaarlijkse tentoonstelling van papieren kunstvoorwerpen. Ik liep erlangs met de gemoedsrust van iemand die geen verstajem heeft van beeldende kunst, en zich kan beperken tot dingen op naïeve wijze mooi of lelijk vinden. Er was papier en karton in allerlei soorten en maten, met een veelzijdigheid van technieken bewerkt. Een boek met dikke, onleesbare “letters” van papier-maché zag er zo levensecht uit, dat ik de neiging kreeg, de pagina’s om te slaan. Dat mocht niet; bordjes “niet aanraken” alom. “Niet blazen” had er ook wel bij mogen staan; zonder aanraking heb ik, met getuite lippen, diverse frêle papierconstructies in heftige beroering gebracht. Als iedereen dat gaat doen, halen ze het einde niet van de Biënnale, die op 8 september 2002 haar poorten sluit. Uit de overal op de tentoonstelling ruim voorradige uitleg maakte ik op, dat je van papierkunstenaars, globaal gezien, twee soorten hebt. De eerste maakt gewoon dingen van papier, zoals andere kunstenaars werken met linnen, brons of wat voor materiaal dan ook. De tweede soort heeft iets strijdbaars; ze zijn zich er scherp van bewust dat papier normaliter de drager is van tekst, en hebben nu toevallig eens een keertje schijt aan al die woorden. Een van de kunstenaars stal mijn hart met zijn kunstvoorwerpen, vervaardigd van samengeperste ministeriele beleidsnota’s; vooral omdat hij er ook nog precies bij vermeldde, welke nota’s hij ervoor gebruikt had. Maar bij een ander, ene Mathijs Stegink, verbijsterde me een zin uit de toelichting: “Wanneer we naar het papier willen kijken, geldt de tekst als een lastig raster”. (De complete beginselverklaring die Stegink schreef, of liet noteren, vind je hier. Wie er een touw aan kan vastknopen, kan meer dan ik; wat een woorden verspild, door / aan iemand die gelovik überhaupt tegen tekst is.) Nu hoef ik me niet aangesproken te voelen, want mijn teksten verschijnen niet op papier, doch slechts in cyberspace. Maar in het huis van een degelijke, ouderwetse dichter is een visie als die van Stegink vloeken in de kerk: een tekst alleen beschouwen als iets wat je het zicht op het papier ontneemt. Als ik de directeur was van dit museum, dan zou ik een gedicht van Tollens, desnoods dat over die tand, op perkament laten kalligraferen, het laten inlijsten en het pontificaal op de Biënnale hangen, om het publiek in te scherpen, dat alleen dichters de ware papierkunstenaars zijn. Frans Mensonides Hzn. - - - - Tollens woont op de Herenstraat nummer 67; zijn woning is geopend van dinsdag tot en met vrijdag en zondag van 14.00 - 17.00 uur, op zaterdag van 11.00 - 17.00 uur, en is gesloten op maan- en feestdagen. De vaste collectie bestaat uit een zeer beperkte hoeveelheid “Tollensiana”, benevens werken van Rijswijkse kunstenaars en in die gemeente opgedolven archeologische voorwerpen. Hoogtepunt van de kunstcollectie vind ik het kerkinterieur van de schilder Abraham Calissendorff, welk schilderij bekend staat als ‘de Nachtwacht van Rijswijk’. PS: Waar ik in dit stukje Rijswijk geschreven heb, bedoel ik Rijswijk Zuid-Holland, voor de duidelijkheid. As. maandag weer een OV-reisverslag in REFLEXXIONZZ! Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom. Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts. |
Pasfoto:
foto: Wim Scherpenisse Colofon
REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen. Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger. Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post. Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!
Niet naar de tuinen van Appeltern (OV-reisverhaal) Buurtbus en bloedhitte langs de Maas - Zo 04.08.2002 De uitsmijter, door Fris Spr!ts Treinreizigers worden hoorndol van optredens Roemeense muzikanten: MuZIEKmakend! Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts. © 2002, Frans Mensonides, Leiden 32/175/307/34,3 |