De digitale reiziger (133a) 
Don’t mention the Brexit; 3 Britse hoofdsteden in één week



Ultrakort treintje op ultrakort lijntje. Cardiff (Wales)

Van de zomer deed ik 7 Engelse steden in evenzovele dagen. In deze vroege herfstvakantie ga ik voor het eerst de binnengrenzen van het VK (Veelgeplaagde Koninkrijk) overschrijden en bezoek ik de 3 hoofdsteden van Groot-Brittannië. De heenreis is op zaterdag 28 september en de terugkeer op vrijdag 4 oktober 2019.

Eerst 2 overnachtingen in Cardiff, de hoofdstad van Wales, dan 2 in Edinburgh, die van Schotland en dan nog 2 in de hoofdstad en het kloppend hart van het complete British Empire: Londen. Die nachten breng ik door in de zuidelijke ‘borough’ (gemeente binnen Greater London) Greenwich. Daar zitten de beide Maagdenburger Halve Bollen die samen moeder Aarde vormen, hermetisch aaneengeklonken; je kunt er met één been op het westelijk, en met het andere op het oostelijk halfrond staan.

Het gaat twee lange afleveringen opleveren van dit magazine. Hieronder de eerste, over Cardiff, Edinburgh en het treinreizen in GB. Later deel 2 over Greenwich en Londen. Zoals gewoonlijk op De digitale reiziger wordt het een mix van OV, cultuur en onzin die me overkomt of invalt.





Het eerste station op Britse bodem


 

Boris (1)

Ik heb geen idee hoe de vlag, The Union Jack, erbij hangt als je dit stukje leest. Maar tijdens mijn reis staat het VK nog steeds met één been in Europa en kan de beste waarzegster of piskijkster uit Blackpool niet voorspellen hoe het Brexit-proces gaat aflopen.

Ook wij aan de overkant van de Noordzee hebben de laatste 3 maanden de hele tragikomedie op de voet kunnen volgen in de media. Eerst werd Boris Johnson op het schild gehesen als MP, toen  verloor hij binnen de kortste keren de meerderheid in het parlement en daarna stuurde hij datzelfde parlement maar naar huis: geen last meer van. Maar daarvoor kreeg hij in de week vóór mijn vertrek een flinke schrobbering van die eerbiedwaardige bejaarde barones, alsof hij een kwajongen was.

Dé grap van de afgelopen dagen: Boris daagt de oppositie uit, vooral te doen wat de nachtmerrie is van elke normale minister-president op deze wereld: een motie van wantrouwen tegen hem in te dienen. Wat de oppositie niet gaat doen, omdat er dan nieuwe verkiezingen komen en zij die dreigen te verliezen.

Als Nederlander weet je niet goed wat je denken moet van Johnson. Mijn kapper heeft wel een uitgesproken mening over zijn kapsel.

Ik maak als ik over een paar dagen in Londen ben, wel even een wandeling door Downing Street en omgeving, waar het allemaal gebeurt. Dan kan ik later als ik naar het journaal kijk, zeggen: Héé, daar heb ik pas nog gelopen!

Maar ik heb me twee dingen heilig voorgenomen. Eén: bij eventuele demonstraties, rellen, plunderingen (en wat ze verder ook maar aan rampspoed verwachten) een straatje om te lopen. Twee: zelf tegenover niemand te beginnen over de toestanden die Brittannië teisteren. ‘Don’t mention the Brexit’, moet het devies wezen voor deze reis.

 

Thalys-misère




Gestrand in Brussel


In dat stukje over 7 steden in 7 dagen nam ik afscheid van de lezer op station London Paddington, met de belofte, daar de draad over bijna 3 maanden weer op te pakken. En daar sta ik nu weer. Nou had ik gehoopt dat er zowel op de terugreis Londen-Leiden als op de heenreis Leiden-Londen niets bijzonders zou voorvallen. Dan had ik zonder meer verder kunnen gaan met het verhaal. Op de eerstgenoemde rit gebeurde er inderdaad niets opmerkelijks. Maar vanmorgen des te meer. Dus dit begin op Paddington is een goed voorbeeld van een vertelwijze in medias res. Hè, laat ik nou niet meteen alweer met Engelse uitdrukkingen gaan strooien!

Ik had tot Londen hetzelfde reisschema gepland als in juni: om 9:58 vertrekken met de Thalys vanuit Rotterdam, een lange en vroege lunchpauze op Brussel Zuid en daarna de Eurostar van 12:56 naar Londen St Pancras. Vervolgens de Underground naar Paddington voor de trein naar Cardiff. Dan zou ik daar aankomen om 17:45 of, als ik een vrij krappe aansluiting nog zou halen, misschien zelfs al om 16:45 uur plaatselijke tijd. Waarna me nog een klein ritje zou resten met een boemel naar station Cardiff Queen Street.

Alles verliep volgens schema, totdat de Thalys tot stilstand kwam op station Antwerpen Luchtbal. Dat deed hij vorige reis, ook buiten het spoorboekje om, op Mechelen. Ook nu klonk uit de luidsprekers het verzoek in rad Frans en kreupel Engels en Hollands om hier de trein niet te verlaten.

Wat vervelend was: de trein kwam niet meer in beweging; 5 minuten, 10 minuten… Dan, opnieuw in correct Frans en nauwelijks verstaanbaar NL’s en Engels de mededeling dat de machinist zich aan het buigen was over een technische storing. Oh jee, oh jee, als machinisten er zelf aan gaan prutsen, berg je dan maar!

Er gebeurde dan ook een hele tijd helemaal niets meer. Ik zou in Brussel een overstap hebben van 1:45 uur. Daar zou al een minuut of 45 vanaf gaan omdat je ruim van te voren aanwezig moet zijn voor die gebruikelijke striptease met broekriemen, portemonnees enzovoorts bij Eurostar.  En de klok tikte door.

Een paar maal werd nog gemeld dat de machinist nog bezig was. Toen heette het dat er een storingsmonteur was opgetrommeld; vermoedelijk moest die van Antwerpen Centraal komen. Dat wekte weer even hoop. Maar de mededeling dat reizigers voor Antwerpen nu maar moesten uitstappen, sloeg die hoop weer de bodem in. Had ik maar naar Antwerpen gemoeten, dan had ik al lang in tram 6 gezeten!

Godverdorie, waarom had IK dit nou weer? En niet alleen ik, een paarhonderd anderen ook; je bent nooit alleen bij zoiets. Het leverde gespreksstof op met medereizigers die je normaal nauwelijks zou aankijken. Iedereen zit toch een beetje in zijn eigen bubbel in zo’n trein, verdiept in zijn eigen telefoon, zijn eigen biografie, zijn eigen gedachten, zijn eigen film op zijn eigen laptop. Mijn buurvrouw vertelde dat ze voor haar werk naar Parijs ging en gelukkig pas op zondag hoefde te beginnen. ‘Ach, ik blijf maar gewoon zitten; ik kom er wel een keer!’

Toen volgde de mededeling dat het probleem ook voor de storingsman onoplosbaar was. Er zou een andere Thalys aangekoppeld worden om ons naar Parijs te slepen.

Ik zat me helemaal op te vreten; daarvoor had ik nou een ruime marge gepland! Als ik de Thalys van een uur later had genomen, had ik de Eurostar in Brussel vast en zeker wél gehaald. Het is een zegen dat we met ingang van januari 2020 rechtstreeks van Nederland naar Londen kunnen en van dat Franse paradepaardje verlost zijn. Hij valt nog wel eens vaker stil. Ik lees wel berichten over mensen die er 4 uur in opgesloten zitten. Ik was nog spekkoper met anderhalf uur!

Want met zoveel vertraging reisden we verder. Die andere Thalys werd aangekoppeld en we kwamen in beweging. Mijn aansluiting zou ik niet meer halen, al zou de Thalys laag gaan vliegen, terwijl hij normaliter niet vooruit te branden is in België.

Ik belde Eurostar en vroeg wat ik nu doen moet, met Worst Case-visioenen voor ogen van de nacht doorbrengen onder een brug in Brussel, kapitalen bij moeten betalen… Maar niets van dat alles; ik kon me gewoon melden aan de balie en mijn ticket om laten boeken voor de volgende trein, en die ging vertrekken om 14:52. Zou ik dan toch Cardiff nog zien, vandaag, zij het niet meer bij daglicht?

In Brussel moest iedereen eruit, ook mijn buurvrouw die dacht dat ze kon blijven zitten. Maar het perron stond vol met boze passagiers die dachten dat ze er eindelijk in mochten. Wat een zooitje!

Het verkrijgen van een overboeking verliep zonder slag of stoot, en zonder dat ik hoefde te doen wat een Hollander haat: de beurs te moeten trekken voor bijbetaling. Erg soepel geregeld, allemaal, compliment voor Eurostar!



Dit is echte vakantie-onthaasting: een uur doen met een broodje en een cappuccino bij Panos. Eenmaal gezeten in de Eurostar, maakte ik een praatje met mijn nieuwe buurvrouw, die met haar zoontje van ca. 18 maanden op weg was naar Londen. Ze wonen daar en haar man werkt daar. ‘Goh, wordt dat straks dan geen probleem als de Brexit doorgaat’, ontsnapte bijna aan de haag mijner tanden. Maar ik wist nog net op tijd mijn tong af te bijten.

Deze keer slaagde ik er voor het eerst in, vanuit de trein de mond van de Kanaaltunnel te fotograferen. Maar die foto is mislukt. Verder doodde ik de tijd door alvast te beginnen met dit artikel. En ik zette de klok een uur terug; één uur teruggewonnen van de 2 die ik er verloren had. Spoiler: dat uur gaat straks weer verloren.


Ja, na zo´n lange reis wil je wel even wat strekoefeningen doen op het perron. Aankomst op het imposante station London Saint Pancras International, in 2009 door het Amerikaanse tijdschrift Newsweek uitgeroepen tot mooiste van de wereld. Maar let ooit iemand van de 100.000 haastige reizigers per dag wel eens op bijvoorbeeld de overkapping, die reusachtige klok en dat beeld van die gelieven die door de trein weer zijn samengebracht?

Behalve internationale, vertrekken van het station ook nationale en regionale treinen, onder andere naar de zuidkust van Engeland en naar de Midlands.

 





Als ik gedacht had dat mijn problemen nu voorbij waren, dan had ik buiten de waard gerekend. Ik had 40 minuten om over te stappen richting Cardiff. Binnen die tijd moest ik de metro nemen naar Paddington, en mijn papieren BritRailPass laten epibreren bij een loket alvorens ik had kunnen instappen.

De plattegrond van London Underground hangt bij mij thuis aan de muur in de vorm van een kleedje, dat ik kocht op onze eerste Engelandreis in 1975. Al een keer of ruim 16.000 heb ik me staan te scheren bij die wirwar van gekleurde lijnen. Ik ken het net nu bijna uit mijn hoofd, althans het net zoals dat er bij lag in 1975; op dat kleedje zoek je vergeefs naar de Jubilee Line, de Dockland’s Light Railway (DLR) en de Overground. Maar ik wist wel dat ik snel van St. Pancras naar Paddington zou kunnen komen met de gele Circle Line, linksom, richting Hammersmith.

Toen een tegenvaller: de trappen naar de Circle Line waren afgesloten. Stremming, uitgerekend dit weekend! Goed, die aansluiting op Paddington kon ik meteen ook wel op m’n buik schrijven; nóg een uur later in Wales! Ik pakte de Piccadilly Line tot Piccadilly Circus en daarvandaan de Bakerloo Line; achteraf ook niet de allerkortste omweg; ik kende dat kleedje toch uit mijn hoofd??

En zo belandde ik dus - veel te laat - op Paddington, en kan ik vanaf hier weer verder schrijven in de tegenwoordige tijd, zoals ik gewend ben.

 

Wales


Paddington, met zijn 14 sporen, dateert oorspronkelijk uit 1854. Het originele station is ontworpen door de befaamde ingenieur met de klinkende naam over wie ik het had bij mijn vorige reis: Isambard Kingdom Brunel.

In tegenstelling tot 3 maanden geleden, toen ik een BritRailPass had voor een aaneengesloten periode, heb ik er nu een voor 3 keuzedagen binnen een maand; de 3 dagen dat ik reis van hoofdstad naar hoofdstad. Dit is weer zo’n papieren vod waarop stempels moeten, en waarop je je reisdagen met ballpoint moet invullen. Dat verloopt dan gelukkig allemaal zonder strubbelingen.

Maar nu alweer een nieuw probleem: de trein naar Carmarthen, via Cardiff, staat al aangekondigd. Dat is die van 17:45. Maar daarvoor is reservering verplicht, zie ik uit mijn ooghoeken op een informatiebord. Voor die die ik gepland had, de trein van 14:45, was dat niet zo, en voor die van 15:45 (die ik voorzichtigheidshalve als plan-B achter de hand had) ook niet. Maar nu dus wel. Ja, heel Wales was vanmiddag op z’n zaterdags aan het shoppen in Londen en is nu op de terugweg, dat is begrijpelijk.

Hoe nu? Ik ga met die vraag naar een informatiebalie. Nee, ik kan nu niet meer reserveren; te laat! Maar volgens de dienstdoende informant is dat niet echt een probleem: stap maar in, en zoek maar een vrij plekje!

Nu komt het goed uit dat ik door het missen van de vorige trein ruim op tijd ben voor de deze. Ik stap als een van de eersten in de inmiddels vertrouwde bolides van GWR, Great Western Railway, en heb het voor het kiezen; veel groene lampjes boven de stoelen. Anderen zijn minder fortuinlijk en moeten staan tot de eerste stop: Reading of zelfs de tweede: Swindon.

Meer over de reserveringsperikelen in GB verderop in deze reeks; het is een van de zaken die voor de regelmatige Britse treinreiziger een weet zijn, maar voor de buitenlandse toerist een levensgroot raadsel.

 




We vertrekken. Tot de eerste stop, Reading, volgen we de route van de trein Plymouth – Paddington, vorige keer op de terugweg. Dan: waarvoor je het eigenlijk allemaal doet, reizen: de thrill van onbekende verten, nooit door jou bereisde gebieden. De trein buigt af voor zijn route via Swindon en Didcot naar Bristol Parkway. Daar ligt dan wel weer een stukje spoor dat ik al gedaan heb. Dat was op weg van Manchester naar Bristol Temple Meads.

We rijden met 200 km/uur door een licht heuvelend landschap. Ik had het graag bij vol daglicht gezien, dit (althans voor mij) nieuwe tracé, maar het begint al te schemeren.

En na Bristol dan eindelijk een echt doorbrekend vakantiegevoel, na dat gedoe vandaag. We nemen de tunnel onder de brede rivier of zeearm (estuarium is het goede woord) de Severn die de grens vormt tussen Engeland en Wales. Ook dit is weer een fraai staaltje Brits 19e-eeuws spoorwegingenieurswerk. De tunnel werd aangelegd door GWR en is voltooid in 1886. Indertijd was het met zijn lengte van 7 km verreweg de langste spoortunnel ter wereld onder water door.

Wales kan ik nu dus toevoegen aan het lijstje van landen waar ik geweest ben. Maar is Wales wel een land? Of is het niet meer dan een deelstaat van het VK, een soort provincie bijna? Er zijn een paar dingen die ervoor spreken, Wales, en ook Schotland, een land te noemen. Nationale trots (die volgens mij in Schotland veel en veel fanatieker beleden wordt dan in Wales). Een eigen officiële taal, naast Engels. Een eigen volkslied. Een eigen nationaal voetbalelftal. Een eigen regering. Een eigen parlement. Maar dan weer geen eigen Queen, geen eigen leger, geen eigen munt… Een grensgeval, achter binnengrenzen.

In de trein komt iemand langs met een kar vol verversingen en versnaperingen. We stoppen in Newport, de 3e stad van Wales, na Cardiff en Swansea. De trein heeft als eindbestemming Carmarthen, helemaal in het westen. Dat ligt zo´n 330 km van Paddington en de trein doet er ruim 4 uur over.

In Nederland is nu het 8 uur-journaal al aan de gang. Via WhatsApp (ja, ik ben nu ook eindelijk overgegaan op dit moderne communicatiemiddel: ook voor mij is de 21ste eeuw begonnen), via WhatsApp dus, krijg ik van twee kanten te horen dat momenteel de Hoekse Lijn op het journaal is.

Daarmee kon je vandaag ter introductie gratis pretritten maken tussen Schiedam Nieuwland en Hoek van Holland. Maandag in alle vroegte gaat hij open voor het echie.

Hoe kom ik nu op het belachelijke idee om juist mijn vakantie te plannen als eindelijk na een hoop gelazer de Hoekse Lijn open gaat? Die planning, dat is echt wel een probleem aan het worden op deze site; dat is toch beslist een verbeterpuntje voor de 24e jaargang. Ja, ik dacht dat die openingsdatum van 30 september toch wel weer naar achteren geschoven zou worden.

En oh ja, wat ook een rol speelde: ik wilde graag de 3 oktoberfeesten vermijden in Leiden; vooral met die verkeerschaos ieder jaar, niet alleen op 3 oktober, maar de godganse week lang. Ik kan tijdens die week beter lopen naar het station dan de bus nemen. Heerlijk om er een jaar geen last van te hebben.

 

Welsh

En dit is dan mijn eerste kennismaking met Welsh, dat je in Cardiff zelden hoort spreken op straat, maar dat wel op vrijwel elk bordje staat; tweetaligheid. Ze heten me Croeso (welkom) op Caerdydd  Canalog (Cardiff Centraal), waar de Pryfisgol (Universiteit) gevestigd is.

Ah ja, een sgol is natuurlijk een school, en Pryfis slaat vast op profs, een school met professoren, dat is wat een universiteit is. Ja, toch?

Tijdens mijn wandelingen in Cardiff probeer ik chocolade te maken van het Welsh. Sommige woorden lijken wel op de Engelse en zijn ongetwijfeld uit die taal overgenomen. Shiopa: winkel-; botwn knop, traffig verkeer. Ysmygu: iets moeilijker, maar roken is wel te herkennen. Stopio is stoppen, ymbarél paraplu, eglwys kerk, (eglise, ineens iets Frans ertussendoor),  bws (‘boes’) is bus, Bysaiu bussen. Meervouden eindigen op au, waarbij soms klinkerwisseling optreedt. Oed is leeftijd, om niet te zeggen: oud. Als je 16-21 oed bent, kun je In Cardiff voordelig met de bysiau, evenals wanneer je 50 oed bereikt heb. Liftiau liften, platformau perrons, beiciau fietsen en ga zo maar door. Perygl gevaar, ook nog wel te begrijpen. Hobbels op de weg zijn Twmpathau, ‘toempatau’, prachtig onomatopee! Ja en het gebod om je fietsbel te gebruiken in een onoverzichtelijke bocht in een fietspad, is ook wel helder, ook als je er geen plaatje bij zag. En dit heb je ook gauw in het snotje: dym betekent: niet, dat staat op vrijwel ieder verbodsbord.

Maar over het algemeen heb je toch verrekt weinig houvast aan Welsh. Het heeft met Fries gemeen, dat er nog heel wat mensen zijn die het als moedertaal spreken: 600.000 van de 3 miljoen Welshmen, vooral in de plattelandsgebieden. Die spreken daarnaast wel Engels, zoals de Friestaligen ook het Nederlands beheersen.

Maar wat het verschil is: Nederlands, Fries en Engels zijn Germaanse talen, maar Welsh is Keltisch. Fries is wel te volgen voor een Hollander, ook voor iemand bij wie niet, zoals bij mij, 50% van zijn bloedlichaampjes uit Friesland stamt. Maar Welsh is veel ondoorgrondelijker. Keltische en Germaanse talen hebben toch ook wel weer gemeenschappelijke roots, maar daarvoor moet je echt duizenden jaren teruggaan in de geschiedenis.

De uitspraak van Welsh is dan wel weer vrij overzichtelijk. w=oe, zoals al gezegd, dd is als th in het Engels (ook onuitspreekbaar voor ons, Nederlanders).

Alleen de dubbele ll, waarmee bijvoorbeeld die lange plaatsnaam Llanfairpwl… begint, is lastig. Het is een stemloze alveolaire laterale fricatief. Als ik wat beter had opgelet bij mijn colleges fonetiek op de Prifysgol, had ik nu kunnen vertellen wat dat is. Ik heb de ll in die plaatsnaam op internet horen uitspreken als slissende sffsjsjs, maar ook als zoiets als kgchchg; dat is dan meer een gutturaal dan een fricatief. Ze weten het zelf ook niet precies, denk ik. Maar het wordt in ieder geval niet uitgesproken zoals je denkt dat het wordt uitgesproken: een vette Amsterdamse l, dat zeker niet. En je schijnt ook niet dronken te hoeven zijn om het uit te spreken; geen dubbele tong.

Die Welshe plaatsnamen! Een lullig, denigrerend grapje schiet me te binnen dat ik eens gehoord heb in een komische show op de BBC: vraag de weg aan een Welshman en je zit meteen helemaal onder de spuug.

 

Wat zeg ik, en hoe zeg ik het in het Welsh?

 

 

Wandelen door Caerdydd

Cardiff verwelkomt me op zaterdagavond met hevige slagregens en windkracht 8 à 9. In totaal valt er jaarlijks een niet kinderachtige 1150 mm regen op de stad, waarbij de herfst voor uitschieters zorgt. Dat is nog weinig vergeleken bij wat er in de binnenlanden van Wales naar beneden komt.

Mijn hotel (Ibis, zoals overal in deze reeks) is slechts 200 meter verwijderd van station Cardiff Queen Street, waarover later meer. Maar als ik er binnenval heb ik geen droge draad meer aan mijn lijf en ligt zelfs mijn zogenaamd stormbestendige ymbarél half uit elkaar.

Al met al voldoende reden, na zo’n helse reisdag, om de rest van de avond binnen te blijven en een maaltijd te genieten in het hotel zelf. Mijn telefoon buzz’t; ik moet nu mijn verblijf in Ibis Cardiff al beoordelen, en ik heb eigenlijk nog maar net een voet over de drempel gezet. Ik negeer dit soort verzoeken consequent, de laatste tijd; ik verdom het om er nog langer aan mee te doen.

 
De volgende dag, zondag, op verkenning door het centrum van Wales. Het weer is wat opgeknapt, dat wil zeggen: weliswaar nog steeds gure regenvlagen, maar nu afgewisseld met overvloedige, zelfs vrij hete,  nazomerzon. Het noodweer is vannacht de Noordzee overgetrokken en Nederland kan er nu van lusten.

Cardiff telt ca. 350.000 inwoners en is daarmee verreweg de grootste stad van Wales en ook nog de 11e van het VK. Nou kan het kan zijn dat het ligt aan de zondagmorgen, maar het centrum komt toch niet over als dat van de hoofdstad van een rijk. Het lijkt eerder een rustig, gezapig provincieplaatsje, waar het leven kalm zijn gang gaat.

Ik kom ook maar een doodenkele stoepbewoner tegen; een handvol gedurende de hele dag. Een van hen, een vrouw, maakt wilde armgebaren en krijst elke voorbijganger zonder aanzien des persoons toe: ‘Fuck you, fuck you all’, maar dat is echt een uitzondering.

Cardiff is een winkelparadijs met betonnen overdekte winkelcentra, brede winkel-alleeën, twee grote passages en meer.

Het stadsvervoer wordt verzorgd door bussen; Wales kent geen trams. Ik heb deze morgen even genoeg van OV en doe alles te voet. Ik schuil alleen voor de zoveelste bui in een bus-abri tegenover het stadhuis. Als ik de abri binnenkom, zit er alleen een lichtelijk verwaaide juffrouw op het ongemakkelijke zitbankje. Daarna stromen de mensen ineens van alle kanten toe, reikhalzend uitkijkend naar de bus, die echter uitblijft en uitblijft. Die rijdt misschien niet eens op zondag. Maar ze dachten: er zitten mensen in de abri, dan zal er ook wel een bus komen. Ik laat die mensen achter en stap maar weer eens op: het is droog.

Een fotomapje van een aardige stad:

 




Winkelen, winkelen, winkelen



Station Cardiff Central verwerkt 40.000 passagiers per dag. Een vrij eenvoudig gebouw zonder veel opsmuk en grandeur.







Het Millennium Stadium aan de rivier de Taff heeft plek voor 75.000 toeschouwers en is het hoogste gebouw van heel Wales. Rugby trekt hier meer publiek dan voetbal. De snelstromende Taff voert de enorme watermassa die gisteren gevallen is, met veel gekolk af naar het Kanaal van Bristol, de zeearm waaraan Cardiff gelegen is. Welshmen worden naar de rivier wel Taffy’s genoemd. Langs de over van de rivier is de Riverside Market (rechtsboven op de winkelfoto) waar ze elke zondagmorgen lekker staan te kokkerellen.


Het kasteel van Wales dateert uit de late 11e eeuw en daarmee uit de tijd van Willem de Veroveraar. Achter het kasteel ligt Bute Parc Arboretum, een mooi, ruim aangelegd park langs de oevers van de Taff. Er kletst weer eens een bui neer en ik schuil onder een enorm dikke boom – totdat het water daaruit toch ook weer over me heen druipt en de zon trouwens weer gaat schijnen. Hee, verrek, dat Stonehenge, dat is HIER!; nooit geweten. Nee, nee, dit is maar een mini-stonehengeje (rechtsboven op de vorige foto).



En hier weer het stadhuis, waarvan de klok dezelfde pingel heeft als Big Ben in Londen.


 

Vlak bij het hotel ligt het uitgaanskwartier, waar je ’s avonds heel aparte types tegenkomt (maar nog net niet zo apart als die op de foto: die is van een Halloween-etalage). Er is ook een casino; als ik aan gokken deed, zou ik hier mijn vakantie terug gaan verdienen aan de roulettetafel. De bliksemschicht op de foto ergens hierboven lokt de mensen er bij dag en nacht naartoe.

 

Tot hier gepubliceerd op 9 oktober 2019



 

National Museum Cardiff


Zowel in Cardiff als Edinburgh staat het nationaal museum op mijn programma. Dat van Schotland, zal ik overmorgen merken, draait om alles waarop de Schotten trots zijn, en dat is nogal wat. Dat van Wales, National Museum Cardiff geheten, is veel internationaler georiënteerd.

De belangrijkste thema’s zijn natuurlijke historie en beeldende kunst. Voor wat dat laatste betreft: de galerijen met moderne kunst zijn gesloten – het gebouw is lijdend voorwerp van een grote renovatiebeurt. De directie biedt daarvoor duizendmaal excuses aan, maar ik vind het geen onoverkomelijk gemis.

Zoals vaker in GB heft het museum geen entree maar kun je een vrijwillige bijdrage storten in een doorzichtige box. Ze suggereren dan, 5 pond te geven, als je het tenminste kunt missen. Ik betaal dan altijd ruimhartig een tientje. Maar in dit museum staat in vrijwel elke zaal opnieuw zo’n geldton met een verzoek om een aanvullende bijdrage; dat vind ik toch een beetje te veel van het goede.

Ik dwaal een paar uur rond, en licht zoals gewoonlijk een museum-top-5 uit de overvloed. Daarin – op één na – allemaal dingen die ik ergens aan kan vastknopen; ik bedoel: vastlinken aan iets uit mijn eigen verhaal, mijn eigen site.



De eerste is op de afdeling nattehis. Leiden heeft zijn tyrannosaurus Rex, Trix, maar heeft die moeten aankopen in de USA. Maar Wales beschikt sinds kort over een eigen ‘deinosor’, zoals een dinosaurus heet in het Welsh. Hij is gevonden door twee archeologen, twee broers, in de rotsen van de kustplaats Penarth, een paar mijl van hier.

Het beestje, een Coelophysis, is een vleesetende dinosaurus van 2 meter lang, een jonkie; ze konden 5 meter worden. Hij leefde een jaar of pakweg 200 miljoen geleden, misschien een paar jaar meer of minder,  en is zoiets als de oud-oud-achter-achteroom van Trix. Het skelet zelf is nog niet te zien in dit museum, alleen een uitgebreide tentoonstelling erover.

Trix zelf kan sinds een paar weken ook weer bezocht worden in Leiden, na een wereldtournee. Ik was er vorige week. Zij heeft een plek gekregen in een verbouwd Naturalis. Maar je zou ook kunnen zeggen dat Naturalis om het monster is heengebouwd.

Dan langs de schilderijen.

Claude Monet, gezicht op de rivier de Thames in London, die we in een volgend hoofdstuk de nodige keren zullen kruisen. Het schilderij (links op de 2e rij ) dateert uit 1871. Monet was toen down & out in London, op de vlucht voor de Frans-Duitse oorlog die toen woedde.

Honoré Daumier, mensen in een 3e klascoupé (ca. 1865). Scène uit de tijd dat er in treinen nog een 3e Klasse bestond: paupers, die botje bij botje hebben moeten leggen om hun treinkaartje te kunnen kopen. Harde houten banken en er onder de roet uitkomen (rechts op de 2e rij).

Het internationale karakter van het museum blijkt wel uit het in hun collectie opnemen van veel schilderkunst uit Frankrijk (zie de 2 werken hierboven) en een zaal met 17e-eeuwse schilderijen uit Yr Iseldiroedd. Wat mag dat wel voor uitheems, afgelegen oord zijn? Ligt dat wel op het oppervlak van deze planeet? Nu betekent yr: de, isel: lage en diroedd: landen, dus met andere woorden, Yr Iseldiroedd staat eenvoudigweg voor Nederland, in de taal waarin Wales zelf Cymru heet. Holland is dan weer gewoon Holand in het Welsh.

Aelbert Cuyp, Landschap met kasteel Ubbergen. Ubbergen, daar kwam ik in mei van dit jaar nog met onverantwoordelijke snelheden van de heuvel af fietsen. In de gauwigheid zag ik dat kasteel zeker niet. Nee, dat is in de tijd van Napoleon al afgebroken. Het stond aan de Rijn, volgens de toelichting op het bordje in het museum, maar dat kan niet kloppen (3e rij).

Cedric Morris, ´Crickhowell´, 1933. Dit is wat je meestal ziet vanuit een Britse treincoupé (linksonder).

Carwyn Evans, ´Unlliw´(2002) Ja, en dit kunstwerk (rechtsonder), buiten mededinging voor de top 5, dat kan ik helemaal nergens aan vastknopen. De installatie, bestaande uit 6000 vogelhuisjes, is een protest tegen het feit dat er ergens in Wales 6000 huizen neer werden gezet, wat ten koste ging van de natuur. Maar er is in Wales daarna toch nog landschap genoeg over, zou je denken. De berg huisjes onttrekt wel een schilderij gedeeltelijk aan het oog van een kunstenaar die te dood is om ertegen te kunnen protesteren. Knap raar!

Een spichtig, roodharig jongetje staat midden in een zaal vol schilderijen en beelden gymnastische oefeningen te doen à la Olga Commandeur; je weet wel, dat idiote gespring, elke morgen op tv. Hij verveelt zich overduidelijk de kolere, maar zal morgen in de klas tijdens het kringgesprek mogelijk  hoog opgeven van het museum. Dat mij wel kon amuseren. Maar nu weer naar buiten! De regen heeft het voor vandaag toch verloren van de zon.

 


Transport for Wales



En dan toch weer: treinen. Vandaag 2 heel erg korte ritjes, na die moeizame 775 km van gisteren.

In het stuk over York schreef ik over de Beeching Axe, de botte bijl van de directeur van de spoorwegen in de 60´s, Dr. Robert Beeching. In het dunbevolkte Wales - 3 miljoen inwoners in een gebied, ruim half zo groot als Nederland - moet die bijl wel genadeloos toegeslagen hebben. Bekijk je de spoorkaart van GB, dan zie je in de binnenlanden van Wales maar een handjevol lijntjes. En daar rijden soms niet meer dan 4 treinen per richting per dag.

 Wat er nog over is van de spoorwegen in Wales, concentreert zich rond de hoofdstad. Valley Lines is de naam van een netwerk van sprinters binnen een straal van zo’n 35 kilometer rond Cardiff. Binnen dat gebied woont een derde van Wales’ bevolking.

Er zijn 9 Valley-lijnen, waarvan sommige met vertakkingen, en 7 daarvan doen station Cardiff Queen Street aan. Eén van die lijnen is zelfs gereactiveerd na eerder getroffen te zijn door de Bijl van Beeching. De valleitreinen worden, zoals de meerderheid van die in Wales, sinds kort gereden door Transport for Wales (TfW).

TfW van Keolis heeft deze franchise in 2018 overgenomen van Arriva. Ze beloven grote verbeteringen de komende jaren: nieuwe treinen, nieuwe verbindingen, opening van nieuwe stations, nieuwe apps, gunstige tarieven voor jongeren…

Ik kreeg bij Hotel Ibis een kamer met uitzicht op het spoor (zonder daar speciaal om gevraagd te hebben.  Maar zoals je in Torquay een kamer met uitzicht op zee kunt boeken, kun je dat in Cardiff misschien wel met uitzicht op treinen). Een grote vloot Valley-treinen paradeert langs mijn raam. Ze lopen uiteen in lengte van 6 bakken, tot maar één bak, een lange banketstaaf die ik de hele dag af en aan zie rijden. Dat alles tegen de achtergrond van de universiteit die wel de hofleverancier zal zijn van passagiers op Queen Street.

Dat treintje is het enige materieel van de op één na de kortste spoorlijn van het VK, een wormvormig aanhangsel van het valleinet. De kortste spoorlijn (1,3 km) ligt in de stad Stourbridge bij Birmingham. Deze in Cardiff is precies een mijl (1,6 km) lang en voert van Queen Street naar Cardiff Bay, zonder tussenstations. Hij vertrekt elke 12 minuten en dat zou best ook eens een unicum kunnen zijn; hoeveel 12-minutendiensten staan er in het spoorboekje?



Cardiff Bay Station

Op naar Cardiff Bay. Aan dit minimale ritje offer ik natuurlijk geen keuzedag op met mijn BritRailPass, dus ik trek een retourtje uit de automaat. Dat is een kartonnen kaartje, ter grootte van een bankpasje, met een magneetstrip aan de achterzijde. Die moet je door een leesapparaat halen om de toegangspoortjes open te krijgen.

Maar daar gaat iets fout. Het kaartje blijft steken. Een behulpzame Welshman, die dat ziet, zal even bijstand verlenen. Met zijn eigen kaartje probeert hij nu het mijne door het apparaat te duwen, maar dat lukt niet. Wacht even, met een muntje moet het wel gaan. Hij pakt een muntstuk van zoveel penny uit zijn portemonnee, peutert daarmee mijn kaartje uit de machine, en geeft me het verfomfaaide vervoersbewijs terug. De stationsfunctionaris opent nu het poortje voor me. Hij heeft het hele tafereel onbewogen staan gadeslaan; het is hier blijkbaar normaal dat het zo gaat.

Het treintje vertrekt van een kopspoor in een uithoek van het station. Daar rijden we al langs het hotel; welk raam is nou van mij? Een hectometer verder slaat de rest van de Valley-treinen rechtsaf naar Cardiff Central, maar dit pieremachochel rijdt rechtdoor naar het eindstation Cardiff Bay, waar geen enkele andere trein stopt, alleen deze pendel, die nog 4000 reizigers per dag trekt.

 

Cardiff Bay

Als je de vredesfakkel vasthoudt, draag je bij aan de wereldvrede. Hoe precies, dat staat niet vermeld. Maar ach, ik redeneer maar zo: baat het niet, schaadt het niet, zeg ik altijd maar.


Cardiff Bay ligt aan het Kanaal van Bristol, een zeearm die uitkomt in de Atlantische Oceaan. Het waterfront is rond de eeuwwisseling omgebouwd van vervallen haven tot een hypermodern regerings- en vermaakscentrum, met een groot theater, rondvaartboten en plenty bars en restaurants. Een bijzondere combinatie, maar wel met het gevolg dat hier 24/7 een grote levendigheid zal heersen. Dit is het ware hart van Cardiff en van heel Wales.

Het centrale plein heet Roald Dahlplass. De beroemde schrijver van fantasierijke boeken voor volwassenen en kinderen was een Welshman van Noorse afkomst. Hij is geboren in Cardiff en zijn ouders zijn hier bij Cardiff Bay getrouwd in de Noorse Kerk.

 



Wales Millennium Center, theater en muziektempel




De Senedd ofwel: het parlement.










Dit uit de late 19e eeuw daterende Pierhead was ooit een havenkantoor en behoort nu tot de Welshe regeringsgebouwen. Waarnaast het reuzenrad draait, als het rad van fortuin dat de Britse politiek is.

 
Tegen zessen keer ik terug naar het hotel. Station Cardiff Bay heeft gelukkig geen poortjes waarin mijn kaartje nog verder kan verkreukelen. De conducteur van de trein doet op dit ritje van 2,5 minuut wat conducteurs in NL tussen Heerlen en Enkhuizen vaak al niet lukt: alle plaatsbewijzen controleren.

Dit treintje moet je niet veel later dan zonsondergang nemen; op zondagavond geeft het er al om 19:00 uur de brui aan.

 

Splott!!


Nu vóór het diner in het hotel nog een avondwandeling in van die Victoriaanse wijken die je in vrijwel elke Britse stad om het centrum heen gedrapeerd vindt. Wijken met een herkenbare doch moeilijk te omschrijven architectuur. Voormalige grandeur, overgoten door een sausje mild verval; de sfeer ervan trekt me om een of andere reden wel aan.

Ik kan kiezen tussen de wijk Splott in het zuiden of Cathays meer naar het noorden. Waarom ik de laatste neem, weet ik eigenlijk niet; het blijft een gok in een stad die je niet kent.

Cathays heeft brede lanen met uitzicht op de heuvels buiten de stad in de verte. Ik doorkruis het studentenkwartier, waar de bewoners binnenstromen voor de komende studieweek en waar ze weekendervaringen uitwisselen. De cafeetjes en restaurantjes zitten vol en de pizzabezorgers rijden af en aan. De meesten van hen hebben knipperlichten op hun helm, wat niet verhindert dat ik één van hen rakelings gemist zie worden door een auto; nog net niet geplet (‘SPLOTT!!’).

Ikzelf kijk een week lang drie keer beide kanten op, alvorens ik oversteek. Met dat links rijden blijft het extra opletten.

Met een boog terug naar het centrum. Ik kom station Cathays tegen, het volgende station op de Valley Lines na Queen Street.

Morgen de verplaatsing van Wales naar Schotland; weer een nieuw land!

 



Abergavenny

A chase in the hills up to Abergavenny
I've got to get there and fast
If you can't go
Then I promise to show you a photograph
A little photograph, a little photograph
Up to Abergavenny

Abergavenny / Marty Wilde (1968). Deze geinponem met dat 100-koppige hoempaorkest achter zich,
maakte aan het eind van de jaren 50 in het VK furore als tienerster met covers van Amerikaanse
rock-’n-roll- nummers. Met Abergavenny tapt hij uit een ander vaatje. Het haalde in Nederland
de top-5, in het VK niet eens de top-40, maar was ongetwijfeld een lokaal succes bij de platenboer
in Abergavenny. Marty Wilde is de vader van Kim Wilde – en ze heten allebei in werkelijkheid Smith,
en geen Wilde. Weetjes, weetjes, weetjes.


Alvorens uit te checken uit het hotel, kijk ik nog een poosje naar de parade van Valley-treinen, die op deze maandagmorgen massa’s forenzen en studenten aanvoeren. Die treinen rijden op werkdagen in een strakke gecombineerde 5-minutendienst. Ik neem er zelf een totaan Cardiff Central, om daar de TfW-trein Milford-Manchester van 10:05 te halen. Die trein zal ik om 12:29 in Crewe verlaten om daar over te stappen op de Virgin Train van 13:09 op de West Coast Main Line naar Edinburgh.

De onvolprezen Hafas-planner, waar bijna alle treinen van Europa inzitten, meldde me dat reserveren voor de eerste trein verplicht was, en dat heb ik braafjes gedaan. Hoe dat dan moet, reserveren, is nog niet zo gauw ontdekt. Ik heb er de hele website van National Rail Enquiries voor moeten afgrazen en ik weet nu al niet meer waar ik het uiteindelijk gevonden heb.

Ik kon wel een raamplaats kiezen maar niet een stoel die vooruit reed. Die achteruitrijdende stoel heb ik gevonden in de trein. Maar gek, nu heb ik eens een keertje gereserveerd en nu zit ik juist in een trein waar geen enkele aanduiding van reservering bij de bankjes staat. Toch is mijn stoel nog vrij, en ik neem plaats tegenover een man die doet wat ik zelf doe als ik dit stukje schrijf: in een trein op een laptop zitten rammelen en niet naar buiten kijken.

In de loeihete trein (is het al midwinter??) is nog niet de helft van de stoeltjes bezet en ik weet niet waar het advies om te reserveren op gebaseerd is.

Mijn BritRailPass van 126 pond voor 3 dagen heb ik er met deze reis van vandaag alleen al uit. Ik zou 187 pond betaald hebben als ik vanmorgen een enkeltje gekocht had bij het loket of in de automaat. Bij de vorige reis had ik een England-pass, alleen geldig in Engeland zoals de naam al suggereert. En nu heb ik er een voor heel Groot-Brittannië, en die draagt dus de naam, je verwacht het niet… Euro Pass. Het Britse spoorwegwezen is soms volkomen ondoorgrondelijk.

Brom, brom, brom, doet de diesel. We rijden met zo´n 140 km per uur langs heuvels, waartussen dalen, waarin mistflarden. Tot Newport volgen we de route die ik eergisterenavond deed. Daarna buigen we af naar onder andere Abergavenny uit het liedje, dat dus hier ligt. Ook hier - maar dan weer heel wat mijlen verder -  ligt Hereford.

Mijn moeder nam in de zomer van 1950 - als het die van 1951 niet was; het was vóór mijn tijd – de nachtboot van Hoek van Holland naar Dover, en daarvandaan de trein via Londen helemaal naar Hereford. Zij ging een paar maanden in een hotel werken in een dorp hier in de buurt, op de grens van Engeland en Wales. Nogal een onderneming; de eerste keer dat ze in haar eentje zo ver van huis was.

Het was een soort stage die deel uitmaakte van haar opleiding tot lerares Engels. Het werd dringend aanbevolen om enkele maanden in GB in bijvoorbeeld de horeca te gaan werken, om de taal in het land zelf te leren spreken en te verstaan. Misschien heeft ze ook nog wel een paar woorden Welsh opgepakt, maar daar heb ik haar nooit over gehoord.

Wel vertelde ze altijd twee dingen over dat hotel. Als serveerster werd haar vanaf dag één ingescherpt dat ze eerst de melk in het kopje moest schenken en daarna pas de thee. ‘Ik snapte niet wat voor verschil dat nou maakte; als je roert, proef je het verschil echt niet meer. Maar dat hóórt daar nou eenmaal zo!’ En ze vertelde dat ze in dat hotel voor het eerst van haar leven televisie zag, wat in Nederland nog toekomstmuziek was. ‘Ik keek hele vrije middagen naar cricket. Ja, ik vond er niet veel aan, aan dat spel, maar ik zag iets bewegen; voor mij was het het achtste wereldwonder!’

Hereford ligt in Engeland, wat betekent dat we de grens Wales – Engeland al gepasseerd zijn. De conducteur komt na elk station opnieuw langs en weet precies wie er nieuw is bijgekomen. De luidspreker kondigt aan: ‘Leominster. Thank You!’ Elke aankondiging wordt beëindigd met ‘Thank you’. Waarom brult de hele trein dan niet in koor: ‘You’re welcome?’ Waar bedanken ze dan precies voor? Voor je aandacht voor het luisteren naar de mededeling?

In Shrewsbury (Shropshire), een verschrikkelijke tongbreker, maakt de laptopman tegenover me plaats voor een jonge vrouw die haar lange, roze nagels gaat zitten manicuren en vervolgens een grote zak chips ledigt. Ja, lunchuur, al weer bijna.




Shrewsbury (1x) en Crewe (3x)



See it, say it, sorted

En dan: Crewe, knooppunt van diverse spoorlijnen in Noord-Engeland. Ik noemde het eens het Zwolle van Engeland. Maar er is toch een verschil. In Zwolle komen alle treinen rond kwart voor en kwart over het uur in een slordig kluitje binnen. Dat geeft ook veel geren en gevlieg in de hal van reizigers die zich moeten haasten voor hun aansluiting. Maar in Crewe zijn de treinen keurig verdeeld over het uur, zodat ze elkaar nooit in de wielen kunnen rijden. Het betekent dat je, als je geluk hebt, 58 minuten moet wachten op je volgende trein, zodat je het station echt heel goed in je kunt opnemen. Ikzelf heb bijna net zoveel geluk: 40 minuten, wat ruim genoeg is om rustig te kunnen lunchen en te kort om me te gaan vervelen; het kon niet beter!

De waarschuwingen zijn weer overvloedig, zoals overal in Engeland. Neem toch vooral de lift als je niet 100% meer ter been bent, en worstel je de trap niet op!

Er is gedacht aan alle categorieën reizigers. Op het perron is er een waterbak voor de trouwe viervoeter. En fietsers kunnen niet alleen gratis gebruik maken van een fietspomp, maar ook van een complete set gereedschappen om de tweewieler indien nodig te repareren.

De zorg waarmee Britten hun medemens omringen, is roerend. Gedurende deze week in het VK word ik er 2 keer door een voorbijganger op gewezen dat de rits van mijn tas niet geheel dicht zit, waardoor de inhoud een gemakkelijke prooi is voor dieven. En als ik, moede van het wandelen, neerzijg op een bankje, is er altijd wel een passant die me vraagt of ik wel allright ben. Na de derde keer ben ik maar eens in de selfie-spiegel gaan kijken of ik er werkelijk zo vertieft uitzie, maar dat bleek toch erg mee te vallen.

Wat ik op het spoor ook vaak hoor of lees: het verhaal van ‘See it, say it, sorted’. Als je iets raars ziet in of om de trein, iets waar een luchtje aan zit, iets wat niet klopt, iets wat terreurverdenkingen wekt: aarzel dan niet om het te melden, dan wordt het uitgezocht.

Een lange, rode posttrein staat op het punt van vertrek. Dat ze nog bestaan! Wanneer heb ik er voor het laatst in NL een gezien? Ik app er een foto van naar een treinenkenner, die appt hem weer door naar een andere treinenkenner en ik krijg dan te horen dat ik een van de laatste van heel Europa voor de lens heb gehad.

In de kiosk op het perron dringt bij de kassa een verschrikkelijk boze man voor: hij heeft daarnet een broodje gekocht, en daar zit een HAAR in!! Een haar, die niet van hemzelf afkomstig is!

Man, als het erger niet is!  Ga je liever zorgen maken over de Br…t; oh nee, daar zou ik het niet meer over hebben.

In Nederland had ik de spanning van die haar wat proberen weg te nemen met een kwinkslag. Maar daar waag ik me niet aan. Nee, nee, doe dat nou niet; Engelsen zijn toch niet te overtreffen in gevatheid. En bovendien weet ik niet wat haarkloverijen zijn in het Engels.

Goed, de boze man wordt gesust met een nieuw broodje, hopelijk zonder ongerechtigheden. Ik vermaal het mijne, ongeacht wat erin zit wat ik niet besteld heb, en houd intussen het digitale scorebord in de gaten waarop mijn trein naar Edinburgh straks gaat verschijnen.

Die vertrekt van perron 11. Ik zit op perron 6, dus dat wordt klauteren over trappen, of die lift nemen. Maar nee, perron 11 blijkt de andere helft te zijn van perron 6. Ondoorgrondelijk, dat Britse railwezen. Maar dat zei ik daarnet al.

Wat voor komt rijden, is een Pendolino, zo’n in de bochten overhellende rein van Virgin Trains. De conducteur put zich via de luidspreker uit in excuses over de 7 minuten vertraging die de trein heeft opgelopen en belooft plechtig dat die in Edinburgh geheel ingelopen zal zijn. 7 minuten, noem je dat vertraging? Ik had eergisteren 180 minuten vertraging!




Het stuk van hier naar Carlisle ken ik al van vorig jaar. Onderweg zie ik hier en daar water op plekken waar het volgens mij niet hoort; overstromingen na het noodweer van eergisteren.

Voorbij Carlisle dus voor de tweede keer vandaag een grens over: Schotland. We razen langs Lockerbie waar op 21 december 1988 een vliegtuig neerstortte na een aanslag waar de toenmalige Libische leider Khadaffi achter zat. Een gril van het noodlot, dat het vliegtuig uitgerekend terecht kwam op het enige stuk bewoonde wereld in de zeer wijde omgeving.

De pendolino stuift voort met een snelheid van 200 km/uur. We rijden parallel aan een autosnelweg en doorkruisen een dunbevolkte streek met heuvels die onherbergzamer ogen dan in Engeland. Schotland is nog leger dan Wales: ruim 5 miljoen inwoners op bijna 2 maal de oppervlakte van Nederland. Na Lockerbie duurt het heel erg lang voordat we het volgende stoptreinstation  passeren. Dat ligt 110 km (!) verderop, en dan zitten we al bijna onder de rook van Edinburgh.

De driesprong Carstairs Junction zijn we dan al lang voorbij. Die ligt bij het onooglijke dorpje Carstairs. Sporen uit Carlisle, Glasgow en Edinburgh komen hier bijeen. Met niet meer dan bromfietstempo gaat de trein door de scherpe bocht. Carstairs heeft een station op de Glasgowse tak van het knooppunt.

Nu duurt het niet lang meer voordat we Edinburgh Waverley, het hoofdstation van Schotlands hoofdstad, binnenrijden.

Tot hier gepubliceerd op 20 oktober 2019





Carstairs Junction






Stad van (hoogte)verschillen







Waverley op het perron en van boven.
Station Waverley, dat van boven gezien wel wat op een kassencomplex lijkt. Het station is qua oppervlakte het 2e van het VK en verwerkt 70.000 passagiers per dag.


Station Edinburgh Waverley is een van de weinige spoorwegstations ter wereld die zijn genoemd naar een roman(figuur); ik zou zo gauw geen tweede weten. Een aardig idee: Amsterdam – Frits van Egters, Haarlem – Tienoppen, Den Haag - Eline Vere, Rotterdam- Bint en Lahringen – Meneer Visser; we zouden zulke dingen ook in Nederland graag op de stationsborden zien staan.

‘Waverley’ is een roman van de Schotse schrijver en dichter Sir Walter Scott (1771-1832), een lokale held die hier nog steeds verafgood wordt (en misschien zelfs nog wel gelezen). Hij was de grondlegger van het genre: historische roman en wordt geëerd met een wel erg groot en protserig monument langs Princes Street, de voornaamste winkelstraat In Edinburgh (welke naam uitgesproken wordt als Edenboroo of Edinbahrah, zoiets). Hij schreef ook Ivanhoe dat in de jaren 50 een film en een tv-serie opleverde: ‘Onvervaard gaan wij te paard met Ivanhoe’.


De stad is net als Rome en Nijmegen gebouwd op 7 heuvelen. Het winkelkwartier rond Princes Street ligt op één daarvan; de oude binnenstad op een andere. De spoorlijn en station Waverley liggen in een smalle vallei daar tussenin. Die heuvels zijn van huis uit vulkanen, maar voor uitbarstingen hoeven de Edinburgers niet te vrezen. De laatste was al lang achter de rug toen die dino van Cardiff nog vrij rondwandelde.

Edinburgh is een maatje groter dan Cardiff, en een stuk drukker en hectischer, ook. Zoiets merk je toch meteen na 5 minuten al in een stad, en zo’n eerste indruk hoef je bijna nooit bij te stellen. Dichte kluiten mensen bij de bushaltes; ik kom er bijna niet doorheen met mijn koffer.

Kantoorklerken haasten zich naar hun forenzentrein op Waverley. Eén van hen loopt in een kilt. Dat doen ze dus echt nog in Schotland; het is geen fabeltje. Dat moet in de zomer lekker koel zijn. Maar bij de temperaturen die er vandaag op deze Scandinavische breedtegraad heersen, lijkt zo’n kilt me toch knap kil aan de kloten.

 

 

Doedelzakken, dat doen ze ook echt in Schotland

Een van de eerste dingen die ik hier zelf ga doen, is in ieder geval een ijsmuts kopen bij Marks & Spencer op Princes Street. Toch weer iets vergeten, in te pakken, deze vakantie. Het is de laatste dag van september, maar het weer is decembers.

Opvallend veel bedelaars, stoepbewoners in Edinburgh; liefst met hun rug tegen de muur van een luxueuze winkel. Ik zie er op weg naar het hotel al meer dan in 2 dagen in Cardiff. Sommigen hebben een beknopte autobiografie op een kartonnen bord geschreven, hoe het zo ver is gekomen. Daarbij benadrukken ze altijd dat ze niet aan de drank of de drugs zijn; dat is niet de oorzaak.

Ik heb ook hier geboekt in het Ibis Hotel. Dat is wel even verneukeratief; er zijn er twee vlak bij elkaar, maar ik moet de tweede hebben. Mijn kamer is op de 7e etage. ‘Maar dat is eigenlijk de 3e’, zegt de receptionist. ‘Want waar we nu zijn, dat heet de 4e verdieping, maar is dus de parterre. En het ontbijt wordt geserveerd [van het holst van de nacht tot na de middag] op de etage hieronder; die noemen we de 3e, maar het is feitelijk de kelder’.
‘Oh, wat bijzonder! Hoe dat zo, allemaal?’
‘Ja ziet u, dit hotel ligt op een brug!’

En aan een straat die South Bridge heet, ook nog. Ik snap niets van dat etage- en bruggedoe, maar ik keur het goed.

Scandinavische breedte; daar zei ik zoiets. Mijn broertje Sjoerd feliciteerde me onderweg al per WhatsApp dat ik nu voor het eerst in mijn leven in een land ben dat hij nooit bezocht heeft. Hij is diverse malen de evenaar overgestoken en heeft op Vuurland tussen de pinguïns gestaan. Daar kan ik in zuidelijk opzicht niet meer tegenoverstellen dan een bezoek aan Ostia Antiqua, onder Rome, heel lang geleden, met de Romereis van school. 

Maar boreaal gesproken heb ik hem nu zowaar overtroffen. Hij kwam op het noordelijk halfrond nooit hoger dan Kopenhagen. De Deense hoofdstad ligt op 55 graden 40 minuten noorderbreedte, en de Schotse op 55 graden en 57 minuten. Twee broers die altijd verschillende wegen zijn gegaan…



Schotlands enige tramlijn


Die avond ga ik eten in het hotel, in die kelder die voor de 3e etage wil doorgaan; dat bespaart me een zoektocht in de regen naar een restaurant. Bovendien heb ik in Cardiff gemerkt dat de keuken van Ibis een betere uitwerking heeft op mijn ingewanden dan wat je normaliter in Britse eetgelegenheden krijgt voorgeschoteld.

Maar eerst een unicum: de enige tramlijn in heel Schotland, nog één meer dan in Wales. Ik neem hem op beide avonden dat ik hier ben.

Deze enige in zijn soort rijdt van York Place, niet ver van het winkelgebied, naar het vliegveld van Edinburgh. De lijn is 14 km lang en telt 16 haltes. Een rit duurt een heel stijf half uur. De lagevloertrams hebben een respectabele lengte: 43 meter, verdeeld over 7 geledingen. Het zijn Urbos 300-wagens van de Spaanse trambouwer CAF. Ze rijden in de spits om de 3 à 5 minuten, en ’s avonds altijd nog om de 10.

Een zeer karig tram’net’, als je Edinburgh vergelijkt met ongeveer even grote steden als Den Haag, Antwerpen en Bremen. Hoe komt een stad aan één lijn, die ik een vlag op een modderschuit genoemd zou hebben als ik een fanatieke railfan was, en niet tevens een busfan?




David Arthur. Overgenomen van Wikipedia (English), Edinburgh Trams


Ooit had Edinburgh - samen met de voorsteden aan de kust: Leith en Musselburgh - een tramnet van 75 km lengte. De trams werden aanvankelijk aangedreven door kabels in het wegdek, net als in San Franscisco. In de 1920’s kwamen de tramwagens onder de stroomdraad. Er reden toen dubbeldekkers, in dezelfde kleurstelling waarmee nu de stadsbussen van het ververvoerbedrijf Lothian nog rondrijden.

Maar zoals in veel steden in het VK, werd de tram in de jaren 50 om reden van bezuiniging opgedoekt. Decennia later ontstond er een roep om de terugkeer ervan; ook een scenario dat zich in meer steden ontrold heeft. In de jaren 00 verscheen een nieuw net met 3 lijnen op de tekentafel; naar het vliegveld en opnieuw naar Leith en Musselburgh. Zie het kaartje, waarop de dure, 10 km lange oostelijke tak naar Musselburgh echter al is uitgegumd.

Uiteindelijk werd alleen de donkerrode lijn gerealiseerd. Dat project gierde volkomen, maar dan ook volkomen uit de klauwen, qua tijd en kosten. Waar hebben we dat meer gehoord? De lijn had 375 miljoen pond moeten kosten, maar de eindafrekening vermeldde meer dan het dubbele bedrag: 776 miljoen. De Uithoflijn van Utrecht is onlangs uitgeroepen tot de duurste tramverbinding ter wereld, gerekend naar kosten per kilometer. Maar die van Edinburgh doet er beslist niet veel voor onder.

Het gemeentebestuur heeft zelfs in 2010 bijna de stekker uit het project getrokken, toen de aanleg al halverwege was. Maar op 31 mei 2014 konden de Edinburgers dan toch nog instappen. Als zo’n omstreden tram dan eindelijk rijdt, wordt hij vaak toch nog een succes. Dat was ook in Edinburgh het geval: 20.000 passagiers per dag is niet slecht.

Daarom heeft de gemeente eerder dit jaar alsnog besloten om de tramlijn via Leith door te trekken naar Newhaven, ook aan de kust van de Forth of Firth, sorry: de Firth of Forth, waarover straks meer. Die verlenging moet in 2023 gerealiseerd zijn.

Ik stel me op bij de halte schuin tegenover Marks & Spencer. Ik wil niet naar dat vliegveld; dat is de enige halte die buiten de tariefzone Edinburgh valt. Niet alleen Schotten zijn zuinig; ik ook. Bovendien boeien vliegvelden me nou niet zo.

Voor een rit binnen die ene zone trek ik een retourtje uit een automaat voor £ 3,20. Dat is een papieren kaartje, maar je kunt ook reizen op saldo met een chipkaart, waarbij je dan op het perron al moet inchecken. Ook in de tram kun je een kaartje kopen, bij de conducteur die altijd meereist. Maar daarvoor betaal je dan 10 pond, een soort boete.


Van die 20.000 passagiers zal een aanzienlijk percentage juist wél naar de luchthaven gaan, getuige de enorme bagagerekken in de tram. Een conducteur komt mijn retourtje visiteren. Hij plaatst met een ballpoint een vinkje in het vakje voor de heenreis. Ik krijg nu een nostalgisch Blauwe Tram-gevoel over me. Zo ging dat in mijn zeer prille jeugd ook, als ik me goed herinner. Nee, dat ging geloof ik met een kniptang, waarmee op bepaalde plaatsen gaatjes in kaartjes werden geprikt.

Op het eerste stuk van de route rijdt de tram door brede winkelstraten. Na station Edinburgh Haymarket, waar ik gisteren met de trein langsgereden moet zijn, rijdt de tram een stuk parallel aan een spoorbaan. Een van de volgende haltes is bij een rugby-stadion. Ik stap er een paar verder uit, halte Bankhead, bij een kantorenterrein waar de Bank of Scotland gevestigd is. Dat ga ik maar niet verkennen in de regen. Ik heb gedaan wat je in Schotland nooit moet doen: zonder paraplu de deur uitlopen.

Ik neem meteen een tram terug. Deze conducteur zet nu ook een vinkje in het tweede vakje op mijn kaart, waarmee dit retourtje geheel verbruikt ik.

De avond daarop stap ik in bij de beginhalte, York Place, waar ik 20 minuten op een tram moet wachten; er is er een uitgevallen. De eerstvolgende halte, St Andrew Square, ligt in de buurt van station Waverley maar niet echt voor de deur; het is nog een meter of 350 lopen.

Deze keer ga ik mee tot een van de laatste haltes vóór het vliegveld: Gyle Center, bij een groot winkelcentrum. Onderweg zie ik treinen rijden, en veel bedrijventerrein links en rechts, maar vrij weinig woonwijken. Dat kan liggen aan het donker. Maar als ik de route later opzoek op de kaart, wordt dit beeld wel bevestigd. Met deze tram ga je winkelen, vliegen, rugbyen en werken, maar niet naar huis, denk ik.

Al met al ben ik niet echt onder de indruk van de Edinburghse tram.

Royal Mile




Van kasteel naar paleis

Na het eten op verkenning door de monumentenrijke Old Town van Edinburgh. Als je er echt veel wilt fotograferen, kun je terecht op de Royal Mile. Dat is een opeenvolging van brede straten in elkaars verlengde. Van west naar oost zijn dat Castlehill, Lawnmarket, High Street en Canongate.

Die mijl loopt van het Kasteel van Edinburgh naar Holyrood Palace. In beide hebben in het verleden Schotse gekroonde hoofden domicilie gekozen, toen Schotland nog aparte vorsten had, anderen dan in Engeland. Dat is al sinds 1603 niet meer het geval.

Het kasteel lag al in de duistere, vroege middeleeuwen op die geweldige strategische plek op de oude, uitgewerkte vulkaan. De voorlopers van dat kasteel, moet ik zeggen, want het werd nog wel eens beschadigd of verwoest bij oorlogen. Wat er nu staat, dateert grotendeels uit de 17e eeuw.

In Holyrood Palace logeren nu nog maar één week per jaar royalty’s: de Queen en haar gemaal, aan het begin van de zomer, als tussenstop naar hun zomerhuisje Balmoral. Schuin tegenover Holyrood is het Schotse Parlement, een hypermodern gebouw.

Vanaf de Royal Mile kun je links en rechts via angstwekkend steile, smalle stegen en akelig lange trappen de diepte in lopen naar minder royale woonoorden die soms toch ook nog romantische plaatjes opleveren van knusse hoekjes.

Ik loop de Royal Mile op de avond van mijn aankomst, laat, in de regen en deze keer wel met paraplu. Fotograferen ondervandaan een paraplu is best te doen met enige oefening. The Royal Mile in de regen; Ik ben achteraf toch wel blij met de foto’s, die volgens mij nog een stuk sfeervoller zijn dan wanneer ik ze gemaakt had in overvloedig zonlicht.




Eerst loop ik van het hotel naar het paleis, en daarna helemaal naar de andere kant, het kasteel, dat overdag te bezichtigen is. Ik vind het een knap lange mijl. Achteraf lees ik dan ook dat het geen Britse Mijl is (1600 meter) maar een Schotse (1800 meter). 

Schotland heeft niet alleen eigen mijlen, maar ook 2 eigen talen, Scots en Gaelic, al spreekt vrijwel geen sterveling ze meer; bijna alle Schotten spreken gewoon onverstaanbaar Engels. Daarnaast heeft Schotland ook eigen geld. Uit een geldautomaat trek ik een biljet van 20 pond dat is uitgegeven door de Bank of Scotland waar ik daarnet langs reed met de tram. Het ziet er heel anders uit dan een Brits 20-je.

Dat Schotse geld wordt in Engeland niet eens door iedereen geaccepteerd. Maar ik zal er in Greenwich mee betalen bij een filiaal van Boots, de drogisterijketen, waar ik iets koop voor mijn arme, overbelaste voeten. Mijn Schotse bankje van 20 wordt in die winkel zonder protest aanvaard, al kijkt de kassabediende er wel even met een vies gezicht naar.

Ik neem een trap van 120 treden naar beneden en beland op de Cowgate die ik afloop in de richting van het hotel. Ik loop maar en ik loop maar, zonder het te zien. Zo lang is die Schotse mijl toch ook weer niet?

Als mijn schier feilloze oriëntatievermogen dan toch een keer blijkt te falen, de app er maar even bijgepakt. Ik ben het hotel al heel lang voorbij. Hoe kan dat nou? Oh ja, dat hoogteverschil. Ik keer op mijn schreden terug. Dan blijkt dat ik argeloos onder de brug ben doorgelopen waarop het hotel ligt (2e rij rechts op de foto). De 3e verdieping van de huizen op de Cowgate ligt op dezelfde hoogte als de kelder van het hotel, zie ik nu, en dat verklaart dan dat rare gedoe met die etagenummers.



Letter from Leith 

When you go will you send back
A letter from America?
Take a look up the rail track
From Miami to Canada

Broke off from my work the other day
I spent the evening thinking about
All the blood that flowed away
Across the ocean to the second chance

I wonder how it got on
When it reached the promised land?

Letter from America’, The Proclaimers (1987)
 

De volgende morgen op naar Leith, aan de kust, die van de Firth of Forth, ofwel het estuarium van de rivier de Forth. Dat doet in niets denken aan een rivier en in alles aan een zee. Ter hoogte van Edinburgh is hij 10 km breed. 20 km verder naar het oosten mondt hij bij Dunbar uit in de Noordzee. 

Leith ligt 3 km ten noorden van het centrum van Edinburgh. Het was ooit een zelfstandige stad maar is later ingelijfd bij de Schotse hoofdstad. Er rijdt voorlopig zoals gezegd nog geen tram heen, maar je kunt er wel komen met een stuk of 6 verschillende buslijnen. Ik noem het maar weer:  ‘de triomf van het rubber over het staal’. 

De stads- en streekbussen in en om Edinburgh worden gereden door de vervoermaatschappij Lothian, en Lothian is tevens de naam van de streek ten zuiden van de Firth of Forth. De meerderheid van de bussen is dubbeldekker. Ze rijden in hoge frequentie, maar met een lage gemiddelde snelheid door die drukke stad.

Ik neem bus 36 en klauter natuurlijk meteen de trap op naar de vorstelijke ereplaats achter de panoramaruit boven. Dubbeldekkers rijden in GB in elke stad van enige betekenis, ook in veel kleinere plaatsen dan Edinburgh. Er zou toch niemand in dit land het in z’n hoofd halen om een actiecomité tegen dubbeldekkers op te richten, zoals onlangs is gebeurd in Haarlem. Ik ga ze niet linken.

Ik heb uit een automaat bij de tramhalte een dagkaart getrokken voor tram en bus in de zone Edinburgh; 4 pond slechts. Alleen bus 36 geeft me al waar voor mijn geld: hij maakt een enorme omweg via een wijk die Restalrig heet, met huizen die eens statig waren en lelijke, hoge flats. Daarna laveren we door de smalle staten van Leith.

De meeste bussen hier hebben hun eindpunt bij Ocean Terminal, een enorm glazen winkel- en vermaakscentrum aan de Firth of Forth, die zoals gezegd helemaal geen oceaan is, maar in naam een heel breed uitgevallen rivier. Ja, wat is het nou eigenlijk? Firth is verwant aan fjord; het is een Noors Fjord op zijn Schots.

Wat me hier vooral heengelokt heeft, is het nummer ‘Letter from America’ van The Proclaimers, de gebroeders Charlie en Craig Reid, die geboren zijn in Leith, en dat beide op dezelfde dag, want het zijn tweelingen. 

Dit nummer verscheen in de hitlijsten, zowel in de UK als bij ons, in de herfst van 1987, toen ik al bijna afgehaakt was als luisteraar naar contemporaine popmuziek. Dat levendige countryrock / folkrocknummer van die twee frisse Schotse jongens met bijpassend accent sprong er echt uit tussen alle Amerikaanse bagger die over de luisteraar werd uitgestort.

Het nummer gáát ook nog ergens over. Het gaat over alle Schotten uit het verleden die hun heil gezocht hebben in Noord-Amerika, gedwongen door hongersnood of weggejaagd door vuige grootgrondbezitters; het is feitelijk een protestsong. Het Schotse bloed is weggevloeid over de oceaan, heet het plastisch. Wat is er van al die mensen geworden? 

Een groot aantal typisch Schotse namen vallen in het nummer; allemaal weggetrokken en nooit meer teruggekomen. Waaronder Sutherland. Maar de leden van die clan voeren een andere kant op dan Amerika. Aan de Hollandse zijde van de Noordzee hoor je die naam vaak, soms vernederlandst tot Sutterland en Sodderland. En is de Rijdende Rechter Reid misschien een achter-achterneef van die Schotse broertjes?

Oh ja, ik kwam ook naar Leith om mijn noordelijkheids-record nog weer iets scherper te stellen. Het bedraagt nu: 55 graden en 59 minuten.




De Shore langs de rivier Water of Leith, het hart van Leith, met veel horeca.


Op de terugweg stap ik in de eerste dubbeldekker die zich aandient, en dat is lijn 35. Die rijdt langs Holyrood Palace en pakt een heel stuk mee van de Royal Mile. Ik stap uit voor het volgende onderdeel: het National Museum of Scotland.
Voor het museum staat het verkeer, waaronder de dubbeldekkers, muur- en muurvast, aan het begin van de middag al.

Zou Edinburgh, behalve aan een tram, wel eens gedacht hebben aan een metro? Daar heeft Schotland er ook maar één van, maar die rijdt rond in Glasgow, letterlijk rond en rond en rond en rond. Dat is ook maar één lijn, een ringlijn. Dat wil ik toch ook nog eens meemaken.

Schotlands trots: National Museum

I'm on a party line
Wonderin' all the time,

Who's on the other end?
Is she big, is she small?
Is she a she at all?
Who's on my party line?

Party Line’, The Kinks (1965)

 

Dit is de vraag waarop ik vanmiddag een antwoord probeer te vinden in The National Museum of Scotland: hoe is het allemaal zo gekomen met de Schotten? Zij en de Engelsen hebben al vanaf de oertijd de pest aan elkaar. Maar dat neemt niet weg dat ze sinds 1603 leven in een persoonlijke unie met de Engelsen: geregeerd door één en dezelfde vorst(in). Bovendien heeft sinds 1705 het parlement in Londen ook zeggenschap over Schotland. In 1998 werd de Schotten na 3 eeuwen dan wel weer een eigen parlement gegund.  Maar dat heeft veel minder macht dan dat waarvan John – order, order! – Bercow de voorzitter is.

In de hoge galerijen achter akelig lage hekjes vind ik daar niet echt een duidelijk antwoord op. Op de argeloze bezoeker komt dit over als een Museum van Sinkel, alles ineen: Naturalis, Museum van Oudheden, Textielmuseum en iets wat lijkt op good old Evoluon, een zelfdoe-techniekmuseum. Er staat op die afdeling zelfs een voorwereldlijke spraakgenerator die coffee kan zeggen, net als indertijd die in Eindhoven, maar ook tea en vrijwel elk ander gangbaar Engels woord dat je op een toetsenbord kunt intypen.

Voor de rode draad van de Schotse geschiedenis kun je beter terecht in de zijvleugels. Klim je daar van de kelder naar de 6e etage, dan herbeleef je Schotlands historie compleet.

Maar de subtiliteiten van de politiek blijven voor een niet-Brit moeilijk te peilen. Volgens de toelichting in het museum is het Verenigd Koninkrijk juist opgericht om de tegenstellingen tussen de volkeren die verenigd werden, te overbruggen.

Dat werkte aanvankelijk niet. Jacobieten, groeperingen die weer een Schotse vorst op de troon wilden hebben, raakten regelmatig slaags met troepen uit Londen. Voor het laatst gebeurde dat in 1746, de Slag bij Culloden, in de Highlands bij Inverness. De Schotten leden een gevoelige nederlaag en hebben zich daarna maar geschikt in de Engelse hegemonie.

Daar kon de in 1934 opgerichte Scottish National Party niet veel aan veranderen. Hun doel was en is: Schotse onafhankelijkheid. In de jaren 70 en 80 kreeg Schotland mot met de rest van de UK over de olievoorraden die ontdekt waren in vooral het noordelijke gedeelte van de Noordzee. Die olie was van Schotland!! Nee, niks hoor, Schotland is geen land en kan dus ook geen aanspraak maken op een stuk zee, zo luidde de redenering in Londen.

Margaret Thatcher, premier van 1979-1990, was de kwaaie pier. Vergeten en vergeven is zij allerminst. Ik zag gisteren in de stad iemand lopen met een shirt:´ I still hate Thatcher´. Maar dat was een man van nog geen 30, dus waar práát zo’n snotneus over?



In het huidige decennium, de bijna voltooide jaren 10, begonnen de nationalisten ineens stemmen en terrein te winnen. Maar in 2014 bleek er bij een referendum geen meerderheid voorstander van een Schots vertrek uit de unie. Toch zou het me niet verbazen als ik voor een volgende vakantie in Schotland (en die staat nu eigenlijk al op mijn langetermijnplanning) twee maal door de douane zou moeten. Vier maal, bedoel ik, twee maal heen en twee maal terug.

Onderweg op al die etages kom je overal grote Schotten tegen, Schots trots. Bijvoorbeeld: Alexander Graham Bell, die het eerste telefoongesprek voerde, James Watt, die de stoommachine verbeterde, John Logie Baird die de eerste televisiebeelden overzond en Walter Scott die de eerste historische roman schreef. Schotten, die de hele wereld elk op hun eigen terrein een ander aanzien gegeven hebben.

Nog een aardig weetje uit dit museum, waar ik met gemak ook een hele dag had kunnen doorbrengen. Op de technische afdeling is er informatie over de ‘Party Line’, die bestond in een tijd dat de uitvinding van Alexander Graham Bell niet voor iedere beurs betaalbaar was. Een Party Line was een telefoonabonnement dat door twee of meer buren gedeeld werd. Lekker goedkoop, maar wel lastig.

Als iemand van die buren gebeld werd, ging bij alle abonnees de telefoon over. Iedereen kon stiekem meeluisteren met soms een heel intiem of vertrouwelijk gesprek. En zolang dat gesprek duurde, kon niemand anders bellen.

In Nederland heeft dat systeem bij mijn weten nooit bestaan. Toen wij in 1964 telefoon kregen, kwam gewoon ons hele rijtje plus het hele portiek tegenover ons, bij ons bellen. Het deed onze sociale status in de buurt beslist geen kwaad en we wisten ook van ieders wel en wee.

Intussen begrijp ik door de uitleg in het museum ineens het nummer ‘Party Line’ dat ik hierboven citeerde. Altijd gedacht: waar gáát dit over??



Olifant, Bell, Baird, Watt

Holyrood Park

Aan het eind van deze middag wil ik nog een ommetje maken vóór het eten. Het grote stadspark Holyrood Park, achter het paleis, lijkt me daar wel geschikt voor. Ik verwacht zoiets als het Vondelpark, met vijvers, volières, hondenuitlaters en hardlopers. Nou, die laatste twee lopen er wel. ‘Vijvers’ zijn er ook, grote natuurlijke vijvers; ze heten lochs, al duikt Nessie er niet uit op. Volières zie ik niet, maar wat ik wel zie, bij verrassing, is dit:





Een Alpenlandschap, bijna. Die gigantische puist in het midden torent niet minder dan 250 meter boven het zeeniveau uit. Hij heet Arthur’s Seat en het is ook alweer zo’n sinds eonen uitgebluste vulkaan. Zou hij in Nederland staan, dan zou hij de op een na de hoogste berg van het land zijn, en dat midden in een stad!

Zou je er ook tegenop kunnen klimmen, Arthur’s Seat? Blijkbaar wel; ik zie silhouetjes van mensen op de top staan. Er loopt een soort trap naar toe, maar die is afgesloten; er zijn de laatste tijd regelmatig grote rotsblokken naar beneden komen zetten. Ik neem een ander pad. Maar dat lijkt me toch ook erg gevaarlijk. Hyper-steil, met gladde graspollen en met stenen met scherpe punten, waarop ik dreig weg te glijden.

Daar zie ik wijselijk van af, dit is gekkenwerk, dat wordt een ongeluk! En dan kunnen voorbijgangers met recht aan me vragen of ik wel allright ben. Als ik überhaupt nog gevonden wordt, want de zon neigt al ter kimme en schaduwen beginnen zich al op te hopen in de dalen van Holyrood Park. ’s Avonds wil je hier echt niet ronddwalen.

Ik keer terug en besluit genoegen te nemen met de op een na de hoogste top van het park, nog een respectabele bult, waarbij de Amerongse Berg in het niet zou zinken. Ook vanaf die berg heb je een prachtig uitzicht op de Forth of Firth in de verte en de heuvels aan de overzijde daarvan. 

Die bij mijn weten naamloze berg is bereikbaar via een wat vriendelijker hellend pad. Aan de andere kant loop ik weer richting centrum langs een steile verkeersweg aan de rand van het park. Fietsers zie ik met idiote snelheden naar beneden razen, maar het autoverkeer staat ook hier vaster dan vast in de avondspits. 

Met de hierboven al beschreven avondlijke tramrit eindigt mijn bezoek aan Edinburgh. De rest is feitelijk terugweg, ca. 1125 kilometer spoor voordat ik weer in Leiden ben. Morgenochtend stap ik in de trein. Ik onderbreek die rit echter voor een verblijf van 48 uur in Greenwich, Londen. Ik beloof nog een aparte pagina over het OV in Brittannië’s hoofdstad.

Frans Mensonides
27 oktober 2019
Er geweest: zaterdag 28 september t/m woensdag 2 oktober 2019

Lees verder in deel 2 > > >


© Frans Mensonides, Leiden, 2019